Beleidsregel gebiedsontzeggingen artikel 2.49 APV Barendrecht

Geldend van 29-06-2012 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels gebiedsontzeggingen artikel 2.49 APV Barendrecht

Gelezen het voorstel van de afdeling Plan(openbare orde en veiligheid van 9 februari 2010; 166249

De Burgemeester van de gemeente Barendrecht,

Het navolgende overwegend:

Het gebiedsverbod is een maatregel om de openbare orde in het aangewezen gebied te handhaven, de criminaliteit en overlast terug te dringen en bewoners hun gevoel van veiligheid terug te geven. In de gemeente Barendrecht vindt regelmatig overlast plaats van personen die veelvuldig de openbare orde verstoren en/ of zich schuldig maken aan criminaliteit. Zij zijn hier al meerdere malen op aangesproken maar desondanks is het overlastgevend gedrag niet beëindigd. De gebiedsontzegging vormt een ultimum remedium.

Ondanks al deze maatregelen blijft de overlastsituatie in bepaalde wijken van Barendrecht aanhoudend aandacht vragen. Het gedrag van genoemde personen laat zich als volgt kenschetsen: samenscholing, intimiderend groepsgedrag, handel in drugs, openlijk drugsgebruik, geweldpleging, doelloos ophouden in portieken van woningen en/of winkels, belemmering van de vrije doorgang, schreeuwen, urineren, onvoorspelbare agressiviteit en het anderszins lastigvallen van burgers. Dit gedrag brengt bij bewoners en passanten reële en concrete gevoelens van onveiligheid teweeg en laat zich naar blijkt niet veranderen door middel van politieoptreden op basis van strafrechtelijke bepalingen dan wel de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV).

Daarom is in artikel 2.49 van de APV bepaald dat de burgemeester bevoegd is om een persoon een gebiedsontzegging op te leggen in het belang van:

  • -

    de openbare orde;

  • -

    het voorkomen of beperken van overlast;

  • -

    het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- en leefklimaat;

  • -

    de veiligheid van personen en goederen; of

  • -

    de gezondheid of zedelijkheid.

De gebiedsontzegging wordt opgelegd aan personen die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten en éénmaal gewaarschuwd zijn door de politie. De duur van de gebiedsontzegging bedraagt maximaal acht weken en cumulatie van gebiedsontzeggingen behoort tot de mogelijkheden.

In deze beleidsregel geeft de burgemeester aan op welke wijze hij of de door of namens hem gemandateerde ambtenaren van de bevoegdheid van artikel 2.49 APV gebruik kunnen maken.

Het opleggen van een gebiedsontzegging houdt niet in dat er geen strafrechtelijk vervolg door het Openbaar Ministerie plaatsvindt tegen de gepleegde strafbare feiten.

gelet op artikel 2.49 van de Algemene Plaatselijke Verordening Barendrecht;

Besluit vast te stellen:

Beleidsregel gebiedsontzeggingen artikel 2.49 APV Barendrecht

Artikel 1 Opleggen gebiedsontzegging

  • 1. De gedragingen waarvoor een gebiedsontzegging kan worden opgelegd, zijn opgenomen in onderdeel 20.

  • 2. Een gebiedsontzegging geldt voor het gebied dat begrensd wordt door de grenzen van de politie wijkteams waarbinnen de overtreding heeft plaatsgevonden. De gebieden worden in overleg met de politie vastgesteld.

  • 3. Voordat een gebiedsontzegging wordt opgelegd, ontvangt een persoon die zich voor de eerste keer schuldig heeft gemaakt aan een gedraging als genoemd in onderdeel 20, een waarschuwing. In deze waarschuwing staat het beleid ten aanzien van het gebiedsontzeggingen uitgelegd. De waarschuwing wordt één keer gegeven en geldt binnen de gehele gemeente Barendrecht. Het uitreiken van de waarschuwing wordt door de politie schriftelijk vastgelegd.

  • 4. Indien ten aanzien van een persoon voor de tweede maal een gedraging als bedoeld in onderdeel 20 wordt geconstateerd, wordt een verbod opgelegd om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van 24 uur te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgevonden. Bij overtreding van een gebiedsontzegging wordt een proces-verbaal op grond van artikel 2.49, eerste lid, APV opgemaakt.

  • 5. Aan een persoon die zich binnen 6 maanden na het opleggen van een gebiedsontzegging in hetzelfde gebied voor een volgende maal schuldig maakt aan een gedraging als genoemd in onderdeel 20 wordt - in overeenstemming met het tweede lid van artikel 2.49 APV - een verbod opgelegd, om zich gedurende het in onderdeel 22 genoemde tijdvak te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgevonden. Bij overtreding van een gebiedsontzegging wordt een proces-verbaal ter zake van artikel 2.49 tweede lid, APV opgemaakt.

  • 6. Als een gebiedsontzegging wordt opgelegd terwijl er al een gebiedsontzegging geldt, gaat de nieuwe gebiedsontzegging in na afloop van de eerder opgelegde gebiedsontzegging. Gedurende de looptijd van de gebiedsontzegging kan slechts één keer een nieuwe gebiedsontzegging worden opgelegd.

Artikel 2 Gebiedsontzegging tot en met twee weken

  • 7. Tot het geven van een gebiedsontzegging voor de duur van 24 uur of 48 uur namens de korpschef - één en ander in overeenstemming met het mandaatbesluit gebiedsontzeggingen Barendrecht - zijn bevoegd de ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van het Besluit algemene rechtspositie politie.

  • 8. Tot het geven van een gebiedsontzegging voor de duur van één of twee weken namens de korpschef - één en ander in overeenstemming met het mandaatbesluit gebiedsontzeggingen Barendrecht- zijn bevoegd de hulpofficieren van de politieregio Rotterdam-Rijnmond.

Artikel 3 Gebiedsontzegging vanaf vier weken

  • 9. Gebiedsontzeggingen voor vier, zes of acht weken worden door de burgemeester opgelegd.

Artikel 4 Zienswijzen

  • 10. De betrokkene aan wie een gebiedsontzegging in persoon wordt uitgereikt, wordt door degene die een gebiedsontzegging uitreikt of het voorstel daartoe doet aan de burgemeester, direct in de gelegenheid gesteld zijn zienswijzen kenbaar te maken. Indien de betrokkene van die gelegenheid gebruik maakt, wordt de afgelegde verklaring door de politie schriftelijk vastgelegd.

Artikel 5 Uitreiking gebiedsontzegging en waarschuwing

  • 11. Het besluit tot gebiedsontzegging wordt in persoon aan de betrokkene uitgereikt. De gedragingen waarop de gebiedsontzegging is gebaseerd, worden medegedeeld, alsmede voor welk tijdvak en gebied de ontzegging geldt. Tevens wordt een kaart uitgereikt van het gebied. Het bij het besluit behorende uitreikingsformulier wordt na uitreiking ingevuld aan de gemeente Barendrecht, afdeling Openbare orde & Veiligheid teruggestuurd.

  • 12. Indien de betrokkene kan aantonen dat hij een zwaarwegend belang heeft om zich op een bepaalde plaats in het gebied op te houden, dan wordt in het besluit tot oplegging van een gebiedsontzegging een looproute opgenomen. Het is de betrokkene in dat geval slechts toegestaan om de desbetreffende locatie via de aangegeven looproute te bereiken. Of iemand een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, zal door betrokkene zelf moeten worden aangetoond. Doorgaans zal het daarbij gaan om belangen in de persoonlijke sfeer, zoals wonen, werken, het bezoek aan een huisarts, advocaat of hulpverleningsinstantie.

Artikel 6 Inwerkingtreding en cumulatie

  • 13. Een gebiedsontzegging treedt in werking op het moment dat het besluit aan de betrokkene wordt uitgereikt. Als een gebiedsontzegging wordt uitgereikt terwijl er al een gebiedsontzegging geldt, gaat de termijn van de nieuwe gebiedsontzegging in na afloop van de eerder opgelegde gebiedsontzegging.

Artikel 7 Dossiervorming en verslaglegging

  • 14. Voor het opleggen van een gebiedontzegging voor vier, zes of acht weken levert de politie binnen twee weken na het gepleegde strafbare feit een dossier aan bij de gemeente Barendrecht, afdeling Openbare orde & Veiligheid. Dit dossier dient in ieder geval te bevatten:

    • -

      het voorblad met contactgegevens van de behandelend ambtenaar;

    • -

      het verzoek tot opleggen van een gebiedsontzegging;

    • -

      het gebied waarvoor een gebiedsontzegging dient te worden opgelegd;

    • -

      de waarschuwing en het onderliggende proces-verbaal van het strafbare feit;

    • -

      het verslag van het uitreiken van de waarschuwing;

    • -

      de na het uitreiken van de waarschuwing opgemaakte ondertekende processen-verbaal van de in onderdeel 20 genoemde strafbare feiten en openbare orde verstorende handelingen;

    • -

      de eerder opgelegde gebiedsontzeggingen;

    • -

      de opgemaakte registraties;

    • -

      de schriftelijke verslagen van de gegeven zienswijzen.

  • 15. De politie legt bij gebiedsontzeggingen middels een proces-verbaal van bevindingen alle bij de politie bekende en geregistreerde gedragingen van de verdachte vast. Dit met doel om een totaalbeeld van de gedragingen van de verdachte te schetsen en de rechtbank inzicht te geven in de wijze van totstandkoming van de bevelen.

  • 16. De politie houdt een registratie bij van de in onderdelen 14 en 15 genoemde documenten

  • 17. Een dossier dat bij de rechtbank wordt aangeleverd bevat naast de in onderdelen 14 en 15 genoemde documenten, een afschrift van deze beleidsregels, de bekendmaking van de APV en de publicatie van de mandatering aan de politie te bevatten, welke door het Openbaar Ministerie worden toegevoegd.

Artikel 8 Informatieplicht

  • 18. De korpschef informeert de burgemeester door middel van een jaarrapportage over het aantal uitgereikte gebiedsontzeggingen.

  • 19. Het Openbaar Ministerie informeert de burgemeester door middel van een kwartaalrapportage over het aantal veroordelingen ter zake overtreding van de gebiedsontzegging.

Artikel 9 Strafbare feiten en openbare orde verstorende handelingen

  • 20. Bij constatering van de volgende strafbare feiten wordt een gebiedsontzegging opgelegd.

    afbeelding binnen de regeling

Artikel 10 Duur van de gebiedsontzegging

  • 21. In het hiernavolgende wordt de duur van de op te leggen gebiedsontzegging aangegeven.

    afbeelding binnen de regeling

Artikel 11 Overgangsrecht

  • 22. Indien binnen een termijn van zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van de gewijzigde instructie een of meerdere gebiedsontzeggingen aan een persoon zijn opgelegd, dan is de duur van de volgende gebiedsontzegging afhankelijk van de langstdurende opgelegde gebiedsontzegging binnen die zes maanden.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 23. Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na publicatie.

Artikel 13 Citeertitel

  • 24. Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel gebiedsontzeggingen artikel 2.49 APV Barendrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op ………..2010.
De Burgemeester,
J.van Belzen.