Regeling vervallen per 26-03-2020

Beleidsregels met betrekking tot de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

Geldend van 06-09-2013 t/m 25-03-2020

Intitulé

Beleidsregels met betrekking tot de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders stellen de volgende regeling vast.

Hoofdstuk 1 INLEIDING

De Wet BIBOB (Bevordering Integriteitsbeoordeling Openbaar Bestuur) stelt bestuursorganen in staat extra voorwaarden te stellen aan de integriteit van aanvragers van vergunningen en subsidies. De essentie van de Wet ligt in de extra weigerings- en intrekkingsgrond (artikel 3). Dit artikel is een aanvulling op bestaande wetgeving.

Bij ernstig gevaar van misbruik kan een bestuursorgaan een vergunning of subsidie weigeren of intrekken. Bureau BIBOB ondersteunt bestuursorganen desgewenst bij het vaststellen van dit gevaar. Dit gebeurt aan de hand van gesloten bronnenonderzoek. Het bronnenonderzoek resulteert in een BIBOB-advies.

Voor aanbestedingen biedt de Wet BIBOB géén weigeringsgrond. Wel kan Bureau BIBOB onderzoek doen of er sprake is van de uitsluitingsgronden uit de Europese richtlijnen Leveringen, Werken en Diensten.

Artikel 1.1 Toepassingsgebieden Wet BIBOB

Bij vergunningen kan de Wet BIBOB worden toegepast binnen de volgende branches:

  • .

    natte- en droge horeca,

  • .

    milieu (vergunningplichtige inrichtingen volgens de Wet milieubeheer),

  • .

    bouw (reguliere bouwvergunningen),

  • .

    transport (goederen- en personenvervoer),

  • .

    woningcorporaties en

  • .

    opiumverloven en

  • .

    vuurwerkverkooppunten.

Verder is de wet van toepassing op een aantal exploitatievergunningen voor bepaalde inrichtingen, zoals de coffeeshops, seksinrichtingen, speelautomatenhallen en de smart- en growshops. Ook de escortvergunningen worden genoemd. Voor wat betreft de aanbestedingen is de Wet BIBOB van toepassing binnen de sectoren bouw, milieu en ICT. Bij subsidies zijn er geen sectoren of branches aangewezen. In de betreffende subsidieregeling staat aangegeven of deze onder het BIBOB-instrumentarium valt.

Artikel 1.2 Proportionaliteit en subsidiariteit

Voordat een bestuursorgaan de Wet BIBOB toepast, raadt Bureau BIBOB aan om eerst een onderzoek te doen naar de huidige mogelijkheden op het gebied van de bestuurlijke aanpak en het screenen van de integriteit van aanvragers.

Pas wanneer de bestaande wetgeving geen uitkomst biedt bij het weigeren of intrekken van een vergunning en het belang aantoonbaar is, kan de Wet BIBOB toegepast worden. Bestuursorganen kunnen daarover advies vragen bij het Bureau BIBOB. Het toepassen van de Wet BIBOB moet gezien worden als laatste mogelijkheid. Dit volgt uit de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit

Artikel 1.3 Tipfunctie

Wanneer een officier van justitie beschikt over gegevens die erop wijzen dat er verband bestaat tussen een betrokkene en strafbare feiten die gepleegd zijn of gaan worden, kan hij een bestuursorgaan of een aanbestedende dienst adviseren een BIBOB-advies aan te vragen. Dit wordt tippen genoemd. (Artikel 26 Wet BIBOB).

Kan de politie een bestuursorgaan tippen?In de Wet BIBOB is niet voorzien in een tipfunctie voor de politie. De politie kan wel via de Officier van Justitie een bestuursorgaan tippen om een BIBOB-advies aan te vragen. Verder bestaat de mogelijkheid voor de politie om op basis van artikel 15, lid 1b, van de Wet Politieregisters in bepaalde gevallen (openbare orde) de burgemeester te informeren. In de praktijk komt het voor dat de politie uit eigen beweging de gemeente in kennis stelt van ondernemers of eigenaren waarbij bestuurlijk optreden in de vergunningensfeer passend is. Omgekeerd gebeurt het ook dat de gemeente de politie benadert met het verzoek tot informatie vanwege bepaalde vergunningen (exploitatievergunningen).

Kan Bureau BIBOB een bestuursorgaan tippen?In de Wet BIBOB is niet voorzien in een rechtstreekse tipfunctie voor het Bureau BIBOB. Het Bureau kan eventueel wel, indien daartoe aanleiding bestaat, de Officier van Justitie berichten over een bepaald advies dat door het Bureau is uitgebracht. Deze bevoegdheid van het Bureau betreft uitsluitend de adviezen waarin wordt geconcludeerd dat er sprake is van gevaar.

Artikel 1.4 Privacy en geheimhouding

Als iemand onderwerp is van een BIBOB-onderzoek, zal het Bureau BIBOB een scala aan open en gesloten informatiebronnen raadplegen over deze persoon. Voorop staat dat de privacy van betrokkene zoveel als mogelijk wordt beschermd. Om dit te realiseren is in de Wet BIBOB een aantal artikelen opgenomen waarin de privacy van betrokkene wordt gewaarborgd.

De privacy van onderzochte personen is als volgt beschermd:

  • ·

    Het bureau verstrekt geen gegevens aan derden, behalve in die gevallen opgesomd in artikel 20, lid 3 Wet BIBOB;

  • ·

    Het bureau verzamelt uitsluitend gegevens ten behoeve van een advies;

  • ·

    Het bureau bewaart persoonsgegevens die zijn opgenomen in een advies, niet langer dan twee jaar (artikel 19 Wet BIBOB);

  • ·

    Voor iedereen die vanwege de Wet BIBOB de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, geldt een geheimhoudingsplicht.

Daarnaast moet het Bureau zich onder andere houden aan de Wet openbaarheid van bestuur (WOB), de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In deze wetten zijn regels opgenomen met betrekking tot het vergaren en verstrekken van (persoons)gegevens.

Artikel 1.5 Wet BIBOB en de Wet openbaarheid van bestuur

De Wet openbaarheid van bestuur (WOB) is niet van toepassing bij onderzoeken op grond van de Wet BIBOB. Hierop bestaan uitzonderingen. Deze zijn vastgelegd in artikel 3 van de Wet BIBOB.

Bureau BIBOB verstrekt geen persoonsgegevens aan derden

In artikel 20 van de Wet BIBOB wordt het volgende bepaald:'Voor zoveel nodig in afwijking van hetgeen in de WOB en andere wetten is bepaald ten aanzien van verstrekking van gegevens, verstrekt het Bureau aan derden geen persoonsgegevens die het heeft verkregen in het kader van zijn taak, bedoeld in artikel 9 (uitbrengen van advies).' In lid 3 staan de uitzonderingen vermeld.Hieruit blijkt duidelijk dat de Wet BIBOB de WOB derogeert. Dit betekent dat het advies niet onder het regime van de WOB valt.

Derden zijn verplicht tot geheimhouding

In artikel 28 van de Wet BIBOB wordt tot uitdrukking gebracht dat een ieder die op grond van deze wet de beschikking krijgt over gegevens over een derde, verplicht is tot geheimhouding daarvan. Tenzij sprake is van een van de gronden vermeld in lid 2. In bovenstaande artikelen komt het gesloten verstrekkingsregime van de Wet BIBOB tot uiting.

In sommige gevallen geldt de WOB welOp het moment dat het bestuursorgaan in de beschikking een deel van het BIBOB-advies opneemt ter onderbouwing van de door haar genomen beslissing, maakt deze informatie deel uit van de beschikking. In dat geval valt deze onder de Awb. Dit heeft tot gevolg dat de WOB van toepassing is. De enige uitweg om bepaalde informatie niet te verstrekken is dat het bestuursorgaan een beroep doet op een van de gronden uit artikel 10 van de WOB.

Als een derde in de beschikking wordt genoemd, kan hij de gegevens inzien uit het advies die op hem betrekking hebben.

Artikel 1.6 Preventieve werking Wet BIBOB

Het is gebleken dat van de Wet BIBOB een preventieve werking uitgaat. Bestuursorganen zijn zelf verantwoordelijk om een zorgvuldige invulling te geven aan de mogelijkheden die de wet biedt.

Beleidslijn

Dit begint al bij het vaststellen van een BIBOB-beleidslijn. In een beleidslijn kan een bestuursorgaan aangeven binnen welke branches de wet wordt toegepast en in welke gevallen (indicatoren) het daadwerkelijk een advies aanvraagt bij Bureau BIBOB. Dit voorkomt willekeur, biedt duidelijkheid naar de burger en is transparant voor de aanvrager en inschrijvers.

Extra BIBOB-vragen

De Wet BIBOB werkt ook preventief wanneer de extra BIBOB-vragen gesteld worden. Dit geldt ook als een bestuursorgaan de mededelingsbrief stuurt dat er daadwerkelijk onderzoek gaat plaatsvinden bij Bureau BIBOB. Het is gebleken dat de betrokkenen hierin aanleiding zien om hun aanvraag in te trekken of af te zien van inschrijving voor een overheidsopdracht.

Hoofdstuk 2 TOEPASSING WET BIBOB

Een bestuursorgaan kan op basis van artikel 3 Wet Bibob een beschikking weigeren of intrekken, voor zover hij bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid heeft gekregen, wanneer:

  • 1.

    er sprake is van ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor: a. het benutten van voordelen uit strafbare feiten b. het plegen van strafbare feiten

  • 2.

    een redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld valsheid in geschriften, bedreiging of omkoping).

In het kader van de Wet Bibob onderzoekt de gemeente eerst zelf of van bovengenoemde situatie sprake is: de zogenoemde Bibob-intake en Bibob-screening. Dit onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • ·

    de door de aanvrager of houder van de vergunning beantwoorde vragen die zijn opgenomen in het voorgeschreven aanvraagformulier;

  • ·

    de door hem aangeleverde documenten die moeten worden meegestuurd op grond van het voorgeschreven aanvraagformulier;

  • ·

    eventuele extra, op verzoek van het bestuursorgaan overgelegde documenten of informatie;

  • ·

    onderzoek van open bronnen (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster enz.).

Los van de Wet Bibob kan de gemeente de ondernemer bij de aanvraag verplichten bepaalde gegevens te overleggen om schijnconstructies te voorkomen, zoals een overzicht van investeringen ten aanzien van de onderneming en schriftelijke bewijzen van eigen vermogen en eventuele kredietovereenkomsten in verband met de financiering van de onderneming. De gemeente zal naast de Wet Bibob ook de reguliere weigerings- of intrekkingsgronden onderzoeken en toepassen. Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de vergunning weigeren of intrekken.

Wanneer het standaardvragenformulier (inclusief de vragen van art. 30 Wet Bibob) niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld. In geval van een bestaande vergunning wordt het niet invullen van deze formulieren op grond van art. 4 Wet Bibob aangemerkt als ernstig gevaar. Hierdoor kan het bestuursorgaan de vergunning intrekken. Het doel dat de gemeente voor ogen staat bij de inzet van het BIBOB-instrumentarium is:

  • ·

    het tegengaan van de aantasting van de leefbaarheid en veiligheid in de gemeente;

  • ·

    het tegengaan van de aantasting van de rechtsorde en de bestuurlijke slagkracht;

  • ·

    het tegengaan van de verloedering door de aanwezigheid van criminaliteit;

  • ·

    het verminderen van de subjectieve gevoelens van onveiligheid.

Artikel 2.1 Toepassingsgebied

De vastgestelde toepassingsgebieden voor de beleidslijn Bibob zijn:

  • 1.

    de horeca

  • 2.

    de vuurwerkverkooppunten

De beleidslijn is van toepassing binnen het gehele grondgebied van de gemeente Barendrecht.

Artikel 2.2 Aanvragen

Deze beleidslijn is van toepassing op de volgende vergunningen:

  • 1.

    Drank- en horecavergunning: de vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet. Hierbij wordt een uitzondering gemaakt voor vergunningen die worden verleend aan de paracommerciële horeca.

  • 2.

    Exploitatievergunning: de vergunning op grond van artikel 2.28 van de Algemene Plaatselijke Verordening Barendrecht 2009;

  • 3.

    Speelautomatengelegenheid: de vergunning op grond van art. 30c eerste lid, ond. c van de Wet op de Kansspelen en/of op grond van artikel 2.40 van de Algemene Plaatselijke Verordening.

  • 4.

    Vuurwerkverkoopvergunning: de vergunning op grond van artikel 2.5.8 van de Algemene Plaatselijke Verordening

Artikel 2.3 Vergunningenprocedure

De gemeente Barendrecht zal bij de procedure van vergunningverlening (of controle van de vergunning welke kan leiden tot intrekking daarvan) steeds onderzoeken of artikel 3 van de Wet BIBOB van toepassing is. In artikel 3 is de bevoegdheid tot weigeren of intrekken neergelegd.

  • 1.

    1.De gemeente Barendrecht kan op basis van de Wet BIBOB, een vergunning weigeren of intrekkenwanneer er ernstig gevaar bestaat dat de vergunning mede gebruikt zal worden voor:

    • a.

      het benutten van voordelen uit strafbare feiten;

    • b.

      het plegen van strafbare feiten.

  • 2.

    Wanneer feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat terverkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd(bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping).

Artikel 2.4 Tipfunctie officier van justitie

Indien het Openbaar Ministerie aan de gemeente adviseert een advies te vragen over de verlening of intrekking van een vergunning aan het landelijk Bureau BIBOB (artikel 26 Wet BIBOB) zal de gemeente dit advies ook daadwerkelijk vragen.

Hoofdstuk 3. ONDERZOEK

Artikel 3.1 Eigen onderzoek

In het kader van de Wet BIBOB onderzoekt het bestuursorgaan eerst zelf of er sprake is van een van de hierboven geschetste situaties. Dit onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • ·

    de informatie die door de aanvrager/houder van de vergunning tijdens het zogeheten intakegesprek is verstrekt;

  • ·

    de door de aanvrager/houder van de vergunning beantwoorde BIBOB-vragen die zijn opgenomen in het vragenformulier en de bijlagen daarvan. Teneinde zowel het bestuursorgaan als het landelijk Bureau BIBOB in staat te stellen een onderzoek te verrichten, is aan de bestaande aanvraagformulieren een separaat BIBOB-vragenformulier (bijlage 2) toegevoegd. Deze gegevens worden aangeleverd bij het 2e intake gesprek;

  • ·

    de door de aanvrager/houder van de vergunning aangeleverde documenten die moeten worden meegestuurd op grond van het standaard aanvraagformulier;

  • ·

    eventuele extra documenten/informatie op verzoek van het bestuursorgaan;

  • ·

    open bronnen onderzoek (bijvoorbeeld Kamer van Koophandel of Kadaster).

In de gemeente Barendrecht wordt jaarlijks een aantal vergunningen aangevraagd. Om praktische redenen is het van belang, bij de beoordeling al dan niet een vergunning te verlenen of in te trekken, een onderscheid te maken tussen een “lichte toets” en een “diepgaande toets”. Met een lichte toets wordt een globaal onderzoek van de antwoorden op de vragen en van de overgelegde bescheiden bedoeld. Komt daaruit iets opvallends naar voren, bijvoorbeeld een “merkwaardige” financiering, dan kunnen de bescheiden nauwkeuriger getoetst worden. Dit is de diepgaande toets, die ook door de gemeente wordt uitgevoerd. Bij voldoende gegevens kan het bestuursorgaan zelfstandig de Wet BIBOB toepassen. Blijven er echter na eigen onderzoek nog vragen bestaan dan kan een advies bij het Bureau BIBOB worden aangevraagd. Dit zal slechts in uitzonderlijke gevallen aan de orde zijn. De hier beschreven procedure zal toegepast worden op alle nieuwe aanvragen voor een vergunning binnen de horecabranche.

Bij al verstrekte vergunningen zal uit het oogpunt van efficiency als volgt worden gehandeld. Wanneer het bestuursorgaan vermoedt dat een van de situaties als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB zich voordoet, zal betrokkene verzocht worden om het BIBOB-vragenformulier in te vullen. Op basis daarvan zal dan een diepgaande toets worden uitgevoerd. Indien blijkt dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in de Wet BIBOB, kan in het uiterste geval de vergunning worden ingetrokken.

De beleidsregels ten aanzien van horecainrichtingen van de gemeente luiden in dit gedeelte van de procedure daarom als volgt:

  • 1.

    bij alle aanvragen worden de aangeleverde gegevens (informatie uit het intakegesprek; bescheiden, inclusief vragenlijst) over financiering en bedrijfsactiviteiten globaal bekeken (lichte toets);

  • 2.

    als er naar aanleiding van de antwoorden op de vragenlijst of op basis van de beschikbare informatie of bescheiden nog vragen zijn dan wordt een diepgaande toets uitgevoerd;

  • 3.

    het onder 1 en 2 gestelde blijft achterwege, ingeval een aanvrager bovengenoemde vragenlijst al voor dat bedrijf heeft ingevuld en vanaf de datum van invullen zich geen wijzigingen (bijvoorbeeld exploitatievorm, financiering) hebben voorgedaan;

  • 4.

    bij inrichtingen die op grond van artikel 13b van de Opiumwet zijn gesloten, zal in principe een diepgaande toets worden uitgevoerd;

  • 5.

    in de gevallen waarin de officier van justitie het bestuursorgaan adviseert om in geval van een bepaalde aanvraag een advies aan het landelijk Bureau BIBOB aan te vragen, wordt in principe een diepgaande toets uitgevoerd.

Artikel 3.2 Onderzoek door bureau BIBOB

Het landelijk Bureau BIBOB zal, als er een advies is gevraagd, een nader onderzoek instellen en een advies uitbrengen over de mate van gevaar, als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB. Het Bureau valt onder het ministerie van Justitie en kan ten behoeve van dit onderzoek naast de openbare bronnen (bijvoorbeeld het Kadaster, de Kamer van Koophandel en internet) ook gesloten registraties, zoals die van de politie, justitie en belastingdienst raadplegen. Hierdoor kan het een meer diepgaand onderzoek doen dan het bestuursorgaan.

Een toetsing op grond van de Wet BIBOB door middel van een advies geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bestuursorgaan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bestuursorgaan eerst gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Pas wanneer gebleken is dat de reeds bestaande intrekkings- en weigeringsgronden de voorgenomen beslissing niet voldoende kunnen motiveren, kan de Wet BIBOB worden toegepast. Als het bestuursorgaan zelf na eigen onderzoek onvoldoende redenen heeft om de beschikking te weigeren of in te trekken, maar wel het redelijk vermoeden heeft dat de intenties van de aanvrager niet zuiver zijn, kan, als laatste redmiddel, een advies bij Bureau BIBOB worden aangevraagd. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

In de volgende gevallen zal een advies aan het landelijk Bureau BIBOB worden gevraagd:

  • 1.

    als na de diepgaande toets nog vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur;

  • 2.

    als na de diepgaande toets vragen blijven bestaan over de financiering van het bedrijf;

  • 3.

    als na de diepgaande toets vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

  • 4.

    als de officier van justitie het bestuursorgaan adviseert om ingeval van een bepaalde aanvraag een advies aan het landelijk Bureau BIBOB aan te vragen, doch eerst nadat het bestuursorgaan een diepgaande toets heeft verricht.

De betrokkene, in dit geval de aanvrager van de vergunning, wordt onderzocht. Daarnaast wordt onderzocht of betrokkene misschien in relatie staat tot strafbare feiten als bedoeld in de Wet BIBOB. Dit betekent dat ook andere personen kunnen worden betrokken bij het onderzoek. In artikel 3 van de Wet BIBOB is bepaald dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten, als die feiten door een ander zijn gepleegd en deze persoon:

  • 1.

    direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene, dan wel

  • 2.

    zeggenschap heeft dan wel heeft gehad over betrokkene, dan wel

  • 3.

    vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene, dan wel

  • 4.

    in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staat.

Al deze (rechts)personen kunnen worden betrokken in het BIBOB-onderzoek.

Als er een BIBOB-advies is aangevraagd bij het Bureau BIBOB, dan zal de aanvrager / houder van de vergunning vooraf worden geïnformeerd door het bestuursorgaan (notificatieplicht). Het Bureau BIBOB neemt geen direct contact op met de aanvrager van de vergunning of de andere bij het onderzoek betrokken personen of bedrijven. Eventuele aanvullende vragen van het Bureau BIBOB worden via het bestuursorgaan aan betrokkenen gesteld. Het Bureau BIBOB moet in beginsel binnen vier weken adviseren aan het bestuursorgaan. Deze termijn kan eenmaal met vier weken worden verlengd. Het Bureau BIBOB zal het bestuursorgaan hiervan in kennis stellen. Het bestuursorgaan zal de aanvrager hiervan op haar beurt in kennis stellen. De beslistermijn voor de gemeente wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het Bureau BIBOB, maar niet langer dan acht weken.

Het advies van Bureau BIBOB kan drie uitkomsten hebben met betrekking tot de mate van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB:

  • 1.

    er is geen sprake van gevaar;

  • 2.

    er is sprake van een mindere mate van gevaar;

  • 3.

    er is sprake van een ernstige mate van gevaar.

Het ligt voor de hand dat de vergunning in het geval van de eerste uitkomst zal worden verleend. In het tweede en derde geval zal het bestuursorgaan een extra afweging dienen te maken of de vergunning wordt geweigerd dan wel ingetrokken of dat de vergunning onder extra voorschriften kan worden verleend (zoals het periodiek overleggen van de boekhouding ten behoeve van een betere controle). Voor de inhoud van het besluit blijft het bestuursorgaan verantwoordelijk.

Het bestuursorgaan mag slechts de gegevens uit het advies gebruiken, die noodzakelijk zijn ter onderbouwing van een besluit tot verlening, weigering of intrekking van de vergunning. Op een ieder die de beschikking krijgt over gegevens uit het advies, die betrekking hebben op anderen dan hemzelf, rust een geheimhoudingsplicht, behoudens voor zover de Wet BIBOB mededelingen toelaat.

De beslissing van het bestuursorgaan een verzoek bij het Bureau BIBOB in te dienen tot het uitbrengen van een BIBOB-advies is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen kan derhalve geen bezwaar of beroep worden ingesteld. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan zich terug te trekken uit de aanvraagprocedure.

Het bestuursorgaan zal, indien het voornemen bestaat een negatieve beslissing te nemen op grond van het BIBOB-advies, de betrokkene in de gelegenheid stellen zijn zienswijze naar voren te brengen. Het advies van het Bureau BIBOB kan dan door de betrokkene worden ingezien. Derden die genoemd zijn in het voorgenomen besluit worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van art. 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht. Zij worden, indien te verwachten is dat zij hiertegen bedenkingen hebben, ook in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze naar voren te brengen. Derden hebben overigens niet het recht om het advies in zijn geheel in te zien. Uitsluitend de gegevens in het advies die de derde betreffen, mogen aan deze worden doorgegeven.

Tegen het uiteindelijke besluit van het bestuursorgaan waarin een BIBOB-advies is verwerkt kan bezwaar worden gemaakt en eventueel beroep worden ingesteld.

Hoofdstuk 4 RANDVOORWAARDEN

Artikel 4.1 Financiën

Het tarief voor het aanvragen van een BIBOB-advies bij bureau BIBOB is vastgesteld op € 500 per advies in het kader van aanvragen voor vergunningen en subsidies en € 500 per te onderzoeken eenheid, met een maximum van € 5.000 per advies in het kader van aanbestedingen.

De ondernemer zal eerst aan moeten geven of hij akkoord gaat met het aanvragen van een advies bij bureau BIBOB. Indien de ondernemer instemt met het aanvragen van een advies bij bureau BIBOB, dan worden de kosten van het advies doorberekend aan de ondernemer.

Op basis van het landelijke percentage dat er voor maximaal 15% van de aanvragen een BIBOB-toets nodig is, is de verwachting voor Barendrecht dat er ongeveer 6 BIBOB-adviezen per jaar worden opgesteld.

Naar aanleiding van de gevolgen voor de bedrijfsvoering (4.2) worden de leges voor een Drank- en Horecavergunning, een Exploïtatievergunning en een Verkoopvergunning voor vuurwerk verhoogd met de toegenomen kosten voor de bedrijfsvoering.

Artikel 4.2 Bedrijfsvoering

In bijlage 3 is op hoofdlijnen de procesomschrijving opgenomen voor de bedrijfsvoering rondom BIBOB. Na vaststelling van dit beleid zal Plan volledige procesomschrijvingen uitwerken. Aan de hand van de volledige procesomschrijvingen worden volgende kritische succesfactoren bepaald:

  • -

    De medewerkers die de vergunningen verlenen (D&H en Exploitatie) zijn bekend met BIBOB en kunnen het indicatorenonderzoek toepassen. Het BIBOB proces sluit naadloos aan of in het proces van vergunningverlening. De procesomschrijving wordt hierop aangepast. In dit kader vinden 2 intakegesprekken plaats.

    oPer aanvraag zal de back office gemiddeld 10 uur extra nodig hebben.

  • -

    Er is een coördinatiepunt BIBOB aangewezen (team OOV).

    oPer aanvraag die doorgestuurd wordt naar het coördinatiepunt heeft de medewerker gemiddeld 10 uur nodig.

  • -

    De medewerker(s) binnen het coördinatiepunt BIBOB kunnen een nader onderzoek uitvoeren op grond van deze beleidslijn.

    oPer aanvraag waarvoor het coördinatiepunt een ander onderzoek instelt heeft de medewerker gemiddeld 25 uur nodig.

  • -

    Juridische zaken zorgt per dossier voor een ondersteuning en een juridische toets. Het proces bezwaar en beroep1 sluit naadloos aan bij het BIBOB proces.

    oPer BIBOB dossier heeft de medewerker gemiddeld 8 uur nodig.

  • -

    Alles wat met het BIBOB proces te maken heeft dient strik vertrouwelijk te worden behandeld. In het bijzonder wordt aandacht gegeven aan:

    • o

      Het post- en archiveringsproces;

    • o

      Stukken worden niet in het openbare procesdossier bewaard;

    • o

      Advies van bureau BIBOB mag alleen ingezien worden door aanvrager;

    • o

      Er worden geen kopieën gemaakt van formele stukken binnen het BIBOB proces.

Na vaststelling van dit beleid worden deze factoren geborgd in de organisatie.

Artikel 4.3 Werkafspraken bureau BIBOB

In bijlage 3 zijn de werkafspraken met het bureau BIBOB opgenomen. Alleen na het afsluiten van deze werkafspraken kan een adviesaanvraag gedaan worden bij het bureau. Deze afspraken moeten dan ook nader ingevuld worden (contactgegevens) en kunnen na vaststelling van het beleid ondertekend worden.

Artikel 4.4 Evaluatie

Dit beleid wordt twee jaar na invoering geëvalueerd en zonodig bijgesteld. Het BIBOB-beleid zal ook tussentijds geëvalueerd worden. In deze tussentijdse evaluatie kan beoordeeld worden of het beleid bijgesteld moet worden en of het toepassingsgebied uitgebreid kan worden met de onder 1.1 genoemde branches.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering.

Algemeen Vragenformulier op grond van artikel 30 van de Wet Bibob

Bijlagenvel bij het algemeen vragenformulier op grond van artikel 30 van de Wet Bibob

Adressen en telefoonnummers

Format werkafspraken

Besluit van het college

Procesbeschrijving