Beleidsnota archeologische monumentenzorg van de gemeenten Barendrecht

Geldend van 29-06-2012 t/m heden

Intitulé

BELEIDSNOTA ARCHEOLOGISCHE MONUMENTENZORG VAN DE GEMEENTE BARENDRECHT

Het college van burgemeester en wethouders stelt de volgende regeling vast.

1. Inleiding

De gemeente Barendrecht kent een rijke bewoningsgeschiedenis, die zo’n 6000 jaar terug in de tijd gaat. Door archeologen zijn in de afgelopen jaren op verschillende plaatsen in de ondergrond sporen en vondsten onderzocht, die daarvan getuigen.

De gemeente Barendrecht is altijd op een verantwoorde wijze met het gemeentelijk archeologisch erfgoed omgegaan. In de afgelopen decennia heeft de gemeente dan ook meerdere malen intensief aandacht gegeven aan de eigen archeologische geschiedenis, waarbij ook het educatieve aspect gestalte heeft gekregen. De archeologische inspanning vond steeds plaats in nauwe samenwerking met het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR), maar ook de Historische Vereniging Barendrecht (HVB) en individuele leden daarvan hebben bijdragen geleverd. Het archeologische werk was tot voor kort vooral uitvoerend van aard: door middel van vooronderzoeken, aanvullende onderzoeken, opgravingen en voorlichting is en wordt aandacht gegeven aan de archeologische geschiedenis van de gemeente.

In het kader van nieuwe wet- en regelgeving op het gebied van de archeologische monumentenzorg dient het gemeentelijk beleid te worden aangepast: een meer structurele en beleidsmatige aandacht is nu verplicht geworden, voor alle gemeenten in Nederland. Om die reden is het aspect archeologie opgenomen in deze nota met als doel de gemeentelijke verplichtingen die voortvloeien uit de nieuwe wet- en regelgeving zo sober en doelmatig mogelijk te implementeren in het gemeentelijk beleid.

De voorliggende nota behandelt het wettelijk en beleidsmatig kader en gaat in het bijzonder in op de verplichtingen voor de gemeente Barendrecht, die voortkomen uit de implementatie van het ‘Verdrag van Malta’ in de Nederlandse wetgeving. In de notitie wordt voorgesteld hoe de gemeente Barendrecht op een efficiënte en verantwoorde wijze in de toekomst om kan gaan met het archeologisch erfgoed, om in elk geval te voldoen aan de nieuwe wet- en regelgeving. Ook de organisatorische en financiële aspecten worden daarbij belicht.

2. Archeologie: hoe, wat en waarom

2.1 Barendrecht: een rijk en kwetsbaar bodemarchief

Archeologische relicten vormen een belangrijke bron van informatie over het verleden, in het bijzonder voor die perioden, waarvan geen of weinig schriftelijke bronnen bewaard zijn gebleven. De archeoloog bestudeert de materiële resten uit het verleden (zoals aardewerk, gereedschappen en etensresten) in samenhang met hun vondstcontext (zoals grondlagen, grondsporen, begravingen en landschappelijke situering) om aan de hand daarvan kennis te verkrijgen over onze voorouders en de omgeving waarin ze leefden. Deze feitelijke kennis levert een verrassend gedetailleerd geschiedenisverhaal over onze voorouders en het landschap waarin zij leefden.

De resten en de context waarin ze voorkomen, noemen we het bodemarchief. In Barendrecht zijn de afgelopen jaren belangwekkende vindplaatsen ontdekt en waar nodig (voor een deel) onderzocht: uit de Prehistorie, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. Ook zijn er gebieden binnen de gemeente Barendrecht waar een dergelijk bodemarchief nog niet bekend is, maar waar de kans op het aantreffen van archeologische waarden wel hoog is.

Om het bodemarchief te kunnen raadplegen (te kunnen ‘lezen’) moeten de materiële resten in samenhang met hun vondstcontext worden gedocumenteerd. Zo worden tijdens een opgraving vondsten en grondsporen ingemeten, getekend, gefotografeerd en bemonsterd. De nauwkeurige documentatie is van belang, aangezien het bodemarchief maar eenmalig te raadplegen is. Opgraven is in zekere zin het gecontroleerd vernietigen van het bodemarchief. Vandaar dat archeologen tegenwoordig proberen het bodemarchief, wanneer dit niet bedreigd wordt, zo goed mogelijk in situ (ter plaatse in de bodem) te behouden.

Het bodemarchief is uiterst kwetsbaar. Door de grootschalige bodemingrepen ten behoeve van onder meer bouwwerkzaamheden, de aanleg van infrastructuur, waterwerken, en polderpeilverlagingen is het bodemarchief in kwantiteit (en soms ook in kwaliteit) sterk achteruitgegaan. Het besef dat het bodemarchief eenmalig geraadpleegd kan worden en dat de ‘voorraad bodemarchief’ eindig is, heeft geleid tot nieuwe wet- en regelgeving in Nederland en andere landen (zie hoofdstuk 4). De essentie van het huidige beleid van Rijk en provincie is dan ook het zo veel en zo goed mogelijk behouden van het bodemarchief in situ en, indien behoud niet mogelijk is, dit tijdig te documenteren. Daardoor zijn ook volgende generaties in staat hun vragen aan het verleden te stellen, net zoals wij dat nu doen. Ook zij kunnen zodoende inspiratie putten uit dat verleden en bijdragen aan de identiteit en kwaliteit van de leefomgeving.

2.2 Proces van archeologische monumentenzorg

Op basis van nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg, een aanpassing van de Monumentenwet 1988, zijn gemeenten verplicht een archeologisch beleid te voeren en de archeologische waarden en verwachtingen binnen hun gemeentelijk grondgebied inzichtelijk te maken.

Het behoud en beheer van het bodemarchief vormt uiteraard slechts een van de vele belangen waarmee de gemeente Barendrecht rekening moet houden. Voortdurend moeten afwegingen gemaakt worden tussen soms tegenstrijdige belangen bij de inrichting en de omgang met de beperkte ruimte binnen de gemeente. Om archeologische belangen zo goed mogelijk te behartigen en zo min mogelijk te laten conflicteren met andere belangen, is het raadzaam ze zo vroeg mogelijk in te brengen in het proces van ruimtelijke ordening. Hiertoe dienen onder andere beleidsinstrumenten ontwikkeld te worden, zoals de voorliggende beleidsnota (wettelijk verplicht), archeologieparagrafen in bestemmingsplannen (wettelijk verplicht), een gemeentelijke Archeologische Waardenkaart (wettelijk verplicht) en een Gemeentelijke Onderzoeksagenda.

Bij de planvorming van bijvoorbeeld bouw- en herinrichtingswerkzaamheden kan men met een archeologische waardenkaart vroegtijdig vaststellen of er archeologische waarden of verwachtingen aanwezig zijn en of planaanpassing of archeologisch vooronderzoek overwogen moeten worden. Iets wat de planning en de kostenbesparing van werkzaamheden ten goede komt.

Op basis van de situering, de ontgravingsdiepte en eventueel de oppervlakte van de uit te voeren grondwerkzaamheden kan beoordeeld worden of werkzaamheden onbelemmerd en zonder archeologisch vooronderzoek voortgang kunnen vinden, of dat vooronderzoek vereist is en in welke mate. Een archeologisch vooronderzoek zal in de meeste gevallen bestaan uit het verrichten van grondboringen.

Op basis van de resultaten van het vooronderzoek kan vervolgens besloten worden af te zien van verder onderzoek, indien de archeologische waarden niet aanwezig of niet van belang blijken te zijn. Wanneer dit wel het geval is, kan een aanvullend vooronderzoek noodzakelijk zijn (bijvoorbeeld het graven van proefsleuven of het uitvoeren van detail-karteringen). Op basis van de resultaten van het aanvullend vooronderzoek kan wederom besloten worden af te zien van verder archeologisch onderzoek, de graafwerkzaamheden eventueel archeologisch te begeleiden, of, al dan niet gedeeltelijk, een opgraving uit te voeren, indien het behoud van de vindplaats (door planaanpassing) niet tot de mogelijkheden behoort.

De resultaten van (voor)onderzoeken dragen uiteraard bij tot het aanscherpen en detailleren van de archeologische kennis, hetgeen het beoordelen van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen ten goede komt. De resultaten van de archeologische (voor)onderzoeken, en daar is het uiteindelijk natuurlijk om te doen, leveren steeds meer bouwstenen op voor het ‘verhaal’ over de bewoningsgeschiedenis van de gemeente Barendrecht. Het is van belang om dat ‘verhaal’ (in allerlei uitingsvormen) uit te dragen aan de inwoners van Barendrecht en andere belangstellenden. Het draagt bij aan het verbreden van het draagvlak voor de archeologie, maar ook aan de profilering van de gemeente en de betrokkenheid van de burgers bij hun eigen gemeente.

3. Bewoningsgeschiedenis van de gemeente Barendrecht

De bewoningsgeschiedenis van Barendrecht gaat - op basis van de tot nu toe bekende archeologische gegevens - terug tot ongeveer 4.000 voor Christus. Het gaat om vindplaatsen uit de Nieuwe Steentijd. Ook uit latere perioden van de prehistorie - de Bronstijd en de IJzertijd - zijn bewoningssporen bekend, evenals uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen, waarvan tastbare resten, vaak gedetailleerd en verrassend goed geconserveerd, op veel plaatsen in de bodem van Barendrecht aanwezig zijn. Ook aan de jongere geschiedenis van de gemeente draagt informatie verkregen door archeologisch onderzoek bij. Denk bijvoorbeeld aan de bedijkingsgeschiedenis van IJsselmonde.

De bewoningsgeschiedenis van Barendrecht hangt nauw samen met de landschapsontwikkeling van het West-Nederlandse kustgebied en dat van het Maasmondgebied in het bijzonder. De dynamische landschaps- en bewoningsgeschiedenis wordt als volgt beknopt geschetst.

Ongeveer 10.000 jaar geleden, aan het begin van het Holoceen, steeg de zeespiegel als gevolg van een klimaatverbetering. De Noordzee, die gedurende de laatste ijstijd droog had gelegen, vulde zich geleidelijk met water waardoor de kustlijn steeds verder naar het oosten opschoof. De oudste sporen van menselijke aanwezigheid in de wijdere omgeving van Barendrecht dateren uit deze periode: de Midden Steentijd. Het gaat om honderden benen spitsen met weerhaken van zo’n 9.000 jaar oud, die van 20-22 meter beneden NAP met het zandzuigen ten behoeve van de Maasvlakte naar boven zijn gekomen. Het is jacht- en visgerei van groepen jagers en verzamelaars die in het voedselrijke rivier- en moeraslandschap rond de toenmalige ‘Maasmonding’ benutten. Ook in Barendrecht kunnen dergelijke vindplaatsen op grote diepte (circa 13-15 meter) aanwezig zijn.

Voor de periode die hierop volgt ontbreken aanwijzingen voor de aanwezigheid van mensen in de regio. Door de verdergaande zeespiegelstijging veranderde de riviervlakte en de moerassen geleidelijk in een lagunegebied. Er was gedurende langere tijd sprake van perioden van sedimentatie van zand en klei (Afzettingen van Calais/Gorkum), afgewisseld door perioden van veengroei (Hollandveen).

In de loop van het vierde millennium voor Christus ontstond een meer gesloten kust met strandwallen. Het landschap erachter verzoette, er ontstonden moerassen waarin veengroei plaatsvond. Uit deze periode van het midden van de Nieuwe Steentijd is in 2001 een grote vindplaats ontdekt in het westen van de Gaatkensplas en de wijk Havenkwartier in Carnisselande. Op een diepte van meer dan 3,9 meter beneden NAP werd allerlei afval uit de periode 4.200-3.800 jaar voor Christus aangetroffen, zoals aardewerk, vuursteen, slachtresten en verbrand graan die zijn toe te schrijven aan de Swifterbant-cultuur. Het gaat in die tijd om boeren met akkerbouwproducten en veen, maar jachtwild had nog steeds een dominante plaats in het voedselpakket, waar vis en veldvruchten eveneens aan bijdroegen. In Barendrecht bivakkeerde men toen op de hoogopgeslibde noordelijke oever van een rivier. In de kommen achter de rivieroevers vond in moerassen veengroei plaats. Vindplaatsen op rivieroevers uit deze periode zijn uitzonderlijk in Nederland. Om deze reden is de vindplaats door het Rijk aangewezen als beschermd archeologisch monument.

Ook elders in Carnisselande - in Vrijenburg en in Waterkant - zijn sporen uit de Nieuwe Steentijd aangetroffen op oevers van kreken. In Vrijenburg zijn de vondsten te vergelijken met die uit het westen van de Gaatkensplas; ze zijn alleen iets jonger te dateren, namelijk rond 3.500 voor Christus. We spreken dan van de Hazendonk 3-periode. De vindplaats in Waterkant is bijzonder. Op vier niveaus zijn daar in oeverafzettingen archeologische vondsten uit het derde en begin tweede millennium voor Christus opgegraven. De oudste sporen dateren nog uit de Nieuwe Steentijd (Vlaardingen-cultuur en de Klokbeker-cultuur), de jongste vondsten komen uit de Midden-Bronstijd. Opvallend is dat de boeren zelfs in de Midden-Bronstijd hun menu nog aanvulden met jachtwild, vis en in de natuur verzamelde voedselgewassen. Vindplaatsen uit de Bronstijd zijn zeldzaam in de regio; West-Nederland bestond in die tijd uit uitgestrekte moerasgebieden waarin zich dikke pakketten veen vormde. De bewoningsmogelijkheden in zo’n landschap waren zeer beperkt.

In de IJzertijd (800-50 voor Christus) zorgden krekenstelsels ervoor dat delen van het natte moerasgebied werden ontwaterd. De droge arealen veen konden door de boeren uit de IJzertijd worden benut. In Barendrecht zijn geen vindplaatsen uit deze periode onderzocht, maar uit onderzoek op bijvoorbeeld Voorne-Putten weten we dat het nu om voltijd boeren gaat. Jagen en vissen dragen slechts in zeer beperkte mate bij aan het voedselpakket.

In de Romeinse tijd (50 voor Christus- 400 na Christus) was het westelijke deel van IJsselmonde intensief bewoond. ‘Romeins’ IJsselmonde zal vooral een agrarisch karakter hebben gehad. De inheemse boeren exploiteerden vanuit hun boerderijen de klei- en veengebieden, waar akkerbouw en veeteelt werd bedreven. De gemeente Barendrecht telt enkele vindplaatsen uit de Romeinse tijd. Een ervan is opgegraven in Havenkwartier. Het gaat om een dam in een kreek waarin een ruim 8 meter lange eikenhouten duiker was geplaatst. De constructie duidt erop dat men de waterhuishouding wilde beheersen. Ongetwijfeld was dat bedoeld om de agrarische productie te vergroten. In tegenstelling tot de voorgaande perioden produceerden de boeren nu niet meer alleen voor de eigen gemeenschap, maar voor een markt. Het surplus was wellicht voor een deel bestemd voor het leger in de forten aan de (Oude) Rijn dat daar de grens van het Romeinse rijk beschermde.

In de loop van de 3e eeuw na Christus kwam een eind aan de bewoning op IJsselmonde. Grote delen van het land waren weer moeras geworden. Hier en daar werd nog gewoond, maar veel vondsten uit die tijd en de eeuwen daarna kennen we niet.

Rond het jaar 1000 werden de veengebieden op IJsselmonde ontgonnen. Door het graven van sloten werd het veen ontwaterd waardoor het gebied geschikt werd voor bewoning en landbouw. De oudste middeleeuwse bewoningssporen vinden we in het hart van IJsselmonde op een veenondergrond. Vindplaatsen uit de 11e - 13e eeuw in Barendrecht kennen we uit Bijdorp en uit Vrijenburg. Door het inklinken van de bodem als gevolg van het ontwateren van het veen kwamen de ontgonnen gebieden zo laag te liggen dat ze op den duur door dijken beschermd moesten worden tegen binnendringend water. De voortgaande klink van het veengebied zorgde er uiteindelijk voor dat de bewoning daar tot een eind kwam en zich naar het zuiden, richting Maas, verplaatste. In de wijken Waterkant en Havenkwartier zijn in de ondergrond de resten van een dijk aangetroffen. De dijk maakte deel uit van het dijkenstelsel om de Riederwaard, een grote middeleeuwse polder in Midden-IJsselmonde. Over een afstand van meer dan 700 meter zijn op en aan de noordzijde van de dijk bewoningssporen - resten van houten huizen, kuilen, sloten en greppels - uit de 13e en 14e eeuw aangetroffen. Zeer waarschijnlijk gaat het om resten van het middeleeuwse dorp Carnisse. Deze nederzetting is bij de overstroming van de Riederwaard in 1373 verdronken. Dit geldt ook voor de middeleeuwse nederzetting Barendrecht, waarvan de kerk in 1264 werd gesticht. In de jaren tussen 1373 en 1651, het jaar van vorming van de Zuidpolder, zijn de resten van Carnisse afgedekt met een dik overstromingsdek. Op dit dek werden eeuwenlang veeteelt en akkerbouw bedreven. In de jaren negentig van de vorige eeuw verrees hier de omvangrijke, moderne woonwijk “Carnisselande” met alle faciliteiten voor de nieuwe inwoners van Barendrecht van de 21e eeuw.

4. Verdrag van Malta en de Wet op de archeologische monumentenzorg

In 1992 hebben de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen te Valletta (Malta) het Europese Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed ondertekend. De wet tot goedkeuring van het verdrag (“Verdrag van Malta”) is aangenomen en gepubliceerd in het Staatsblad (9 april 1998). Met het Verdrag van Malta is het streven vastgelegd naar onder meer:

  • 1.

    Het behoud van het archeologisch bodemarchief ter plaatse (in situ).

  • 2.

    Het documenteren van het archeologisch bodemarchief, indien behoud niet mogelijk blijkt.

  • 3.

    Het vroegtijdig en volwaardig betrekken van de archeologie bij ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening.

  • 4.

    Het verbreden van het draagvlak voor de archeologie.

  • 5.

    Het toepassen van het beginsel ‘de verstoorder betaalt’.

De vertaling van de uitgangspunten van het Europese verdrag naar de Nederlandse situatie kent een aantal facetten. Zo zal het streven naar behoud en bescherming van archeologische waarden worden geformaliseerd en zullen door rijk en provincie extra impulsen worden gegeven om het archeologisch en cultuurhistorisch potentieel te benutten (bijvoorbeeld de Nota Belvedere en de daarmee samenhangende subsidieregeling). Ook zal de relatie archeologie en ruimtelijke ordening worden versterkt, waarbij er een sterke decentralisatie van verantwoordelijkheden voor het archeologisch erfgoed zal plaatsvinden naar het gemeentelijk niveau. De reden hiervoor is dat de meeste beslissingen over de ruimtelijke inrichting in Nederland op gemeentelijk niveau worden genomen. Anders dan voorheen zullen gemeenten - middels een eigen beleid - het behoud van archeologische waarden moeten afwegen tegen andere maatschappelijke belangen.

De afspraken van Malta zijn verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg, die op 1 september 2007 in werking is getreden. Hierdoor worden gemeenten nu met archeologisch beleid en uitvoeringstaken geconfronteerd. Dit geldt ook voor de gemeente Barendrecht. In bestemmingsplannen, alsmede ten behoeve van aanlegvergunningen en bouwvergunningen, moeten gemeenten tegenwoordig aangeven welke archeologische waarden in het geding zijn. Ook de provincie kijkt daarbij mee en hanteert als beleidsinstrument daarbij de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS). Indien archeologische belangen niet of onvoldoende worden meegewogen, wordt door de provincie geen goedkeuring verleend. Na invoering van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving krijgen provincies ook de bevoegdheid om zogenaamde attentiegebieden aan te wijzen. Dit zijn gebieden die archeologische waardevol zijn of naar verwachting waardevol zijn. Gemeenten zullen in dat geval verplicht worden hun bestemmingsplan(nen) in het desbetreffende gebied te herzien.

5. De gevolgen van de implementatie van het ‘Verdrag van Malta’ voor de gemeente Barendrecht: taken en bevoegdheden

De Wet op de Archeologische Monumentenzorg geeft invulling aan de bepalingen van het Verdrag van Malta, waardoor de gemeente Barendrecht met een aantal verplichtingen en nieuwe taken wordt geconfronteerd. Ze worden hierna toegelicht.

5.1 Archeologisch beleid en archeologische waarden en verwachtingen inzichtelijk maken

Alle gemeenten in Nederland zijn verplicht een archeologisch beleid te voeren. Ten gevolge van de herziening van de Monumentenwet en de stelselherziening zullen behalve de gemeentelijke organisatie zelf, ook een groeiende groep van andere instanties en particulieren te maken krijgen met de gevolgen van het gemeentelijk archeologiebeleid. Dit beleid en het bijbehorend instrumentarium (zoals de Archeologische Waardenkaart) dienen daarom te worden ontwikkeld en bestuurlijk te worden vastgesteld en uitgedragen.

De gemeente Barendrecht moet aangeven waar zich archeologische waarden of verwachtingen bevinden binnen het gemeentelijk grondgebied en hoe ze daarmee denkt om te gaan. Dit is niet alleen van belang voor het ruimtelijk ordeningsproces, maar ook om de burgers inzicht te geven in de eventuele beperkingen die op bepaalde gebieden of percelen rusten. De Archeologische Waarden- en Beleidskaart is in dit kader van belang.

De Archeologische Waarden- en Beleidskaart toont vlakdekkend voor het hele gemeentelijk grondgebied van Barendrecht terreinen/gebieden met een zeer hoge archeologische waarde, met een grote trefkans op archeologische sporen of met een redelijk tot grote trefkans op archeologische sporen. De waardenkaart is tevens een beleidskaart. De kaart geeft namelijk voor de verschillende terreinen/gebieden binnen de gemeente Barendrecht aan wanneer bouw- en ontwikkelingsplannen getoetst moeten worden op de noodzaak van het verrichten van archeologisch vooronderzoek voorafgaande aan de realisatie van de plannen.

De gemeentelijke regelgeving en werkwijze op het gebied van de archeologie dient voorts nog vastgelegd te worden in een gemeentelijke archeologieverordening. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft een modelverordening beschikbaar gesteld, die echter aan de eigen gemeentelijke situatie moet worden aangepast.

Ook kunnen archeologische waardevolle terreinen opgenomen worden op een lijst van Archeologisch Belangrijke Plaatsen, die onderdeel kan uitmaken van de gemeentelijke monumentenverordening. Dergelijke terreinen dienen gevrijwaard te blijven van bodemverstorende werkzaamheden, waardoor de archeologische waarden in situ behouden blijven. Indien behoud niet mogelijk is, dienen de terreinen archeologisch te worden onderzocht.

Ten slotte is een gemeentelijke onderzoekagenda van belang. In een dergelijke agenda worden onderzoeksprioriteiten vermeld, die betrokken kunnen worden bij de afweging of verder onderzoek noodzakelijk is, dan wel bij de vaststelling van de intensiteit van onderzoek.

Artikel 5.2 Archeologische belangen inbrengen in bestemmingsplannen

De nieuwe wet kent drie verschillende invalshoeken om archeologie in het ruimtelijk ordeningsproces te verankeren. Voor alle drie geldt dat ze consequenties (kunnen) hebben voor de gemeente. Men onderscheidt de volgende regimes:

  • 1.

    Een regime voor m.e.r.-plichtige projecten. Het regime voor m.e.r.-plichtige projecten vindt zijn rechtvaardiging in de grootschaligheid van de daarmee gepaard gaande bodemverstoring. In die situatie is de initiatiefnemer gehouden om te toetsen of het aspect archeologie in het geding is en zonodig nader onderzoek te laten doen om kennisleemtes aan te vullen.

  • 2.

    Een regime voor ontgrondingen. De ontgrondingen zijn vanwege hun aard zodanig destructief, dat altijd voorafgaand archeologisch onderzoek zal moeten worden verricht.

  • 3.

    Een regime voor bouwen en het anderszins uitvoeren van werkzaamheden in het kader van bestemmingsplannen of in het kader van vrijstellingen. Ook bodemverstoringen als gevolg van bouwen of het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van een bestemmingsplan kunnen immers het bodemarchief aantasten.

Vooral het laatste regime is voor de gemeente Barendrecht van belang. Het huidige wetsvoorstel schrijft namelijk voor (artikel 38a, lid 1) dat de gemeenteraad bij de vaststelling van bestemmingsplannen en bij de bestemmingen van de in het plan begrepen grond rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten.

5.3 Toetsen van vergunningsaanvragen op het aspect archeologie

De gemeente Barendrecht zal zelf, op basis van het bestemmingsplan en/of de archeologische waardenkaart, bouw-, sanerings- en sloopvergunningen, aanlegvergunningen en vrijstellingen toetsen op het aspect archeologie.

5.4 Programma’s van Eisen (PvE’s) opstellen, dan wel beoordelen

Vanuit het gemeentelijk archeologiebeleid en de bestemmingsplannen volgt dat voor de uitvoering van bepaalde ruimtelijke plannen een archeologisch (voor)onderzoek verplicht kan zijn. Voor de uitvoering van een dergelijk onderzoek moet het bevoegd gezag, na invoering van de Wet op de archeologische monumentenzorg is dit de gemeente, een Programma van Eisen (PvE) opstellen, dan wel een door derden opgesteld PvE goedkeuren.

Een PvE legt vast waaraan archeologische veldprojecten moeten voldoen. Het gaat om de formulering van de inhoudelijke vraagstelling (wat moet er gebeuren) en om aanwijzingen voor de praktische uitvoering (hoe moet het gebeuren). Een dergelijk PvE is er niet alleen om het publieke belang te waarborgen, maar speelt ook een rol in het economische verkeer. Op basis van een PvE kunnen opdrachten aanbesteed worden, zowel door de gemeente Barendrecht zelf (als die als ‘verstoorder’ optreedt), als door een private ontwikkelaar.

5.5 Informatie- en kennismanagement

De gemeente Barendrecht dient alle relevante informatie uit eigen en uitbestede projecten beschikbaar te maken voor verdere ontwikkeling van het gemeentelijk beleid en voor presentatie en publicatie. Er moet voorkomen worden dat de kennis van het gemeentelijk bodemarchief versnippert. De kennis is noodzakelijk voor het uitvoeren van een verantwoord beleid, het actualiseren van beleidskaarten, maar ook om ontwikkelaars en burgers volwaardig op de hoogte te houden van de stand van zaken van het bodemarchief op verschillende plaatsen in de gemeente en hen te informeren over mogelijke archeologische beperkingen die gelden voor het ontwikkelen van specifieke plangebieden. Even zeer voor het efficiënt beoordelen van plannen op het gebied van de ruimtelijke ordening ten aanzien van het aspect archeologie is een ‘up-to-date’ databestand onmisbaar.

5.6 Verantwoorde regie voeren bij uitvoering archeologisch onderzoek

Het uitgangspunt voor de gemeente Barendrecht is dat zij zelf geen archeologisch onderzoek uitvoert. Barendrecht richt zich op het beleid en heeft de rol van Bevoegd Gezag. De gemeente Barendrecht zal derhalve archeologisch onderzoek uitbesteden aan derden. In dat geval moet de gemeente niet alleen zorgdragen voor een PvE, of een door derden vervaardigd PvE beoordelen, maar moet ze ook zorgdragen voor een goed opdrachtgeverschap. Zowel vanuit zakelijk als inhoudelijk oogpunt dienen PvE’s, bestekken en offertes beoordeeld te worden. Om die redenen moet ook toezicht gehouden worden op de uitvoering van het onderzoek binnen de gemeente, alsmede bij het onderzoek dat uitgevoerd wordt door derden in opdracht van private ontwikkelaars. Voorts dient het onderzoek geëvalueerd te worden en de eindrapportages te worden beoordeeld.

Communicatie: de presentatie van het ‘archeologisch verhaal’

Het ‘archeologisch verhaal’ over de landschaps- en bewoningsgeschiedenis van de gemeente Barendrecht dient voor alle geïnteresseerden beschikbaar te zijn. Het is van groot belang, mede om de besteding van gemeenschapsgelden te verantwoorden en het draagvlak voor archeologie te verbreden, aandacht te besteden aan de communicatie over en presentatie van archeologische onderzoeksresultaten. Het kan daarbij gaan om krantenartikelen, publieksboekjes, lezingen, tentoonstellingen, rondleidingen, lessen op scholen of visualisaties in de openbare ruimte. Dergelijke uitingen dragen beslist bij aan de profilering en identiteit van de gemeente Barendrecht en daarmee aan de betrokkenheid van de burgers bij hun leefomgeving.

De gemeente Barendrecht als uitvoerder van archeologisch (voor)onderzoek, waaronder boren

Het uitgangspunt voor de gemeente Barendrecht is dat zij zelf geen archeologisch (voor)onderzoek uitvoert. Barendrecht richt zich op het beleid en heeft de rol van Bevoegd Gezag. De gemeente Barendrecht wil derhalve het uitvoerende archeologische veldonderzoek uitbesteden. Toch zijn er (nood)situaties denkbaar, waarbij het grote voordelen heeft wanneer de gemeente wel zelf de uitvoering ter hand kan nemen van archeologisch (voor)onderzoek. In de eerste plaats moet hierbij gedacht worden aan (kleinschalig) vooronderzoek door middel van boringen, waarbij haast is geboden.

Gedacht kan ook worden aan het doen van waarnemingen bij toevalsvondsten, waarbij kordaat opgetreden moet worden, omdat de factor tijd speelt, maar ook aan het verrichten van kleinschalig (voor)onderzoek om burgers op een efficiënte wijze te faciliteren, of om onafhankelijk te zijn van derden, ingeval van krapte op de markt. Er bestaat de mogelijkheid voor de gemeente Barendrecht gebruik te maken van de opgravingsbevoegdheid van het BOOR waardoor in voornoemde uitzonderlijke situaties ook uitvoerende werkzaamheden kunnen worden verricht.

Het benutten van de opgravingsbevoegdheid van het BOOR kan gerealiseerd worden door het aangaan van een samenwerking met de gemeente Rotterdam dat de vorm heeft van een Lichte Gemeenschappelijke Regeling. Hierin verklaart de gemeente Barendrecht haar taken op het gebied van de archeologie voortaan samen met de gemeente Rotterdam te gaan vervullen. Met het aangaan van een dergelijke samenwerking kan de gemeente Barendrecht profiteren van de reeds bestaande faciliteiten van de gemeente Rotterdam.

Alle andere en meer omvangrijke archeologische (voor)onderzoeken wil de gemeente Barendrecht blijvend in aanbesteding door marktpartijen laten verrichten. De gemeente Barendrecht heeft evenwel ook dan de vrijheid om bepaalde locaties vanwege hun grote historisch of archeologisch belang in eigen beheer te onderzoeken. De Lichte Gemeenschappelijke Regeling biedt voorts het voordeel van continuïteit van kennis en documentatie, alsmede dat door de korte lijnen een dergelijke intergemeentelijke samenwerking tussen gelijkgezinde belanghebbenden de organisatorische en bureaucratische procedures beperkt kunnen blijven.

De bodemvondsten die in de gemeente Barendrecht worden gedaan dienen opgeslagen te worden in een archeologisch depot. Over de deponering van het vondstmateriaal en het eigendom van de depotvondsten dienen voorafgaande aan de afsluiting van de Lichte Gemeenschappelijke Regeling, nadere afspraken gemaakt te worden.

6. Het uitvoeren van gemeentelijk archeologiebeleid: de archeologische expertise

6.1 Algemeen

De gemeente Barendrecht kan verschillende rollen hebben met betrekking tot de archeologie. In ieder geval is ze Bevoegd Gezag. De gemeente stelt vast hoe er met de archeologische waarden binnen het gemeentelijk grondgebied wordt omgegaan en beoordeelt de resultaten van uitvoerende werkzaamheden. Om de rol van Bevoegd Gezag te kunnen vervullen dient de gemeente te beschikken over expertise, een deskundige op het terrein van de archeologie (zie ook uitgangspunten 6 en 8).

In de rol van ontwikkelaar bij de realisatie van ruimtelijke projecten is de gemeente Barendrecht aan te merken als ‘verstoorder van het bodemarchief’ en is de gemeente in die zin verplicht tot het laten uitvoeren van archeologisch (voor)onderzoek. In dat geval treedt de gemeente als opdrachtgever op en moet zij zorgdragen voor het opstellen van een PvE en is zij gehouden aan een goed opdrachtgeverschap. Ook voor de invulling van deze rol dient de gemeente te beschikken over expertise.

De gemeente Barendrecht staat drie mogelijkheden ter beschikking om te voorzien in de noodzakelijke archeologische expertise:

  • 1.

    Zij kan (op ad-hoc-basis) haar archeologische beleidstaken en de afzonderlijke daaruit voortkomende werkzaamheden uitbesteden aan archeologische bedrijven en/of organisaties, die voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

    Voor deze optie wordt niet gekozen. In de eerste plaats is het werken op ad-hoc-basis niet effectief en dient juist voor een structurele inbedding van het nieuwe beleidsterrein gekozen te worden. Voorts wordt veel waarde gehecht aan goede lokale en regionale kennis, waardoor het afwegen van belangen in een breder kader gewaarborgd is.

  • 2.

    Zij kan zelf een archeologisch beleidsmedewerker aanstellen, die voldoende gekwalificeerd is om alle taken te mogen uitoefenen en tevens over voldoende inhoudelijke expertise beschikt van de bewoningsgeschiedenis van het gemeentelijk grondgebied.

    Ook deze optie is niet aantrekkelijk voor de gemeente Barendrecht. Het opbouwen van een adequaat databestand vergt een grote financiële inspanning gelet op de te verwachten relatief geringe hoeveelheid archeologische werkzaamheden. Ook het aanstellen van een ervaren deskundige (met relaties op provinciaal en rijksniveau) zal niet gemakkelijk en relatief kostbaar zijn.

  • 3.

    Zij kan een samenwerkingsverband aangaan met een gemeente (BOOR) die beschikt over de benodigde expertise.

    Deze optie, samenwerking met een gemeente die beschikt over een archeologische expertise, is om verschillende redenen aan te bevelen en wordt hierna verder uitgewerkt.

6.2 Samenwerking gemeente Barendrecht met Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR)

De omvang van de gemeente Barendrecht, het volume aan bouwvergunningen en nieuwbouwplannen, alsmede de financiële middelen van de gemeente Barendrecht zijn aanleiding om beleid en de uitvoering daarvan met betrekking tot het archeologisch erfgoed ter hand te nemen en juist in samenwerking met BOOR (gemeente Rotterdam) te formaliseren en te continueren. Ook de provincie Zuid-Holland beschouwt samenwerking tussen gemeenten op archeologisch gebied als een goede oplossing, zoals verwoord in het Cultuurplan Zuid-Holland 2005-2008.

Het aangaan van een samenwerkingsverband met het sinds 1960 in de regio werkzame Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR) is een praktische en haalbare optie. Een dergelijke samenwerking kan een structurele zorg voor het bodemarchief van Barendrecht waarborgen en de continuïteit ervan verzekeren. De gemeente Barendrecht huurt expertise van het BOOR in en kan daarmee zelf richting geven aan de eigen beleids- en uitvoeringstaken op het gebied van de archeologie. De gemeente Barendrecht profiteert op deze wijze van de voordelen van een goed geoutilleerde dienst, met lokale en regionale expertise en ervaring in het adequaat afwegen van uiteenlopende gemeentelijke belangen. Na invoering van de nieuwe wet kan de gemeente Barendrecht op deze wijze Bevoegd Gezag zijn en daarmee volledig “baas in eigen bodem”.

7. Het uitvoeren van gemeentelijk archeologiebeleid: organisatie en taakverdeling

Voor het verder ontwikkelen en het uitvoeren van het archeologiebeleid van de gemeente Barendrecht zijn drie actoren betrokken, te weten:

  • §

    Archeologisch Coördinator van de gemeente Barendrecht

  • §

    Adviseur Archeologie voor de gemeente Barendrecht (BOOR)

  • §

    Archeologische Begeleidingscommisie (ABC) van de gemeente Barendrecht

Archeologisch Coördinator

De coördinator is een gemeentelijk ambtenaar die aangesteld wordt als intermediar tussen de gemeente Barendrecht en het BOOR. De medewerker is aanspreekpunt van het BOOR en heeft archeologische monumentenzorg (mede) in zijn/haar portefeuille. De medewerker dient binnen het ambtelijk apparaat van de gemeente Barendrecht ook zorg te dragen voor een vroegtijdige inbreng van de archeologie in ruimtelijke plannen en bouwprojecten en in de naleving van gemeentelijke procedures in deze. Bestemmingsplannen of andere ruimtelijke plannen, waarvoor geldt dat er archeologische belangen of verplichtingen in het geding zijn, dienen door hem/haar gesignaleerd te worden en –in overleg met het BOOR- beoordeeld of gecomplementeerd te worden.

De Archeologisch Coördinator draagt er ook zorg voor dat –op basis van de Archeologische Waardenkaart van de gemeente Barendrecht- aanvragen voor onder andere bouw- en aanlegvergunningen op het aspect archeologie worden getoetst (toepassen van een ‘eerste zeef’). Voor die aanvragen waarvoor geldt dat er mogelijk archeologische belangen in het geding zijn, wordt het advies van het BOOR gevraagd. Op grond van een combinatie van inhoudelijke afwegingen en specifieke kenmerken van bouwprojecten (zoals diepte en omvang van de grondroerende werkzaamheden) kan vervolgens beoordeeld worden of archeologisch (voor)onderzoek inderdaad noodzakelijk is, of dat hiervan kan worden afgezien (toepassen ‘tweede zeef’).

Het is van belang dat binnen de gemeente Barendrecht in dat kader een protocol ontwikkeld wordt, waarin gewaarborgd wordt dat betreffende ruimtelijke plannen en aanvragen voor vergunningen voor toetsing op het aspect archeologie ook bij genoemde medewerker ter inzage en advisering worden voorgelegd (zie uitgangspunt 5).

Voorts kan de betreffende medewerker zorgdragen voor de organisatie en notulering van de periodieke bijeenkomsten van de Archeologische Begeleidingscommissie.

Adviseur Archeologie

De adviseur Archeologie (BOOR) fungeert als het ware als gemeentelijk archeoloog van de gemeente Barendrecht. Hij/zij heeft de volgende taken en werkzaamheden waarover werkafspraken gemaakt kunnen worden:

Advies/beleid

  • 1.

    Gevraagd en ongevraagd informeren van de Archeologische Begeleidingscommissie en ambtenaren van de gemeente Barendrecht over het beheer en behoud van het bodemarchief van Barendrecht, alsmede over het archeologisch bestel en wetgeving en de consequenties daarvan voor de gemeente Barendrecht.

  • 2.

    Het, in overleg met de gemeente Barendrecht, informeren van derden (bijvoorbeeld ontwikkelaars of archeologische instellingen, burgers of bedrijven) over het bodemarchief of het archeologisch beleid van de gemeente Barendrecht.

  • 3.

    Het vervaardigen en onderhouden van beleidsinstrumenten.

  • 4.

    Het opstellen en goedkeuren van PvE’s.

  • 5.

    Het beoordelen van rapportages en het voorstellen van selectiebesluiten.

  • 6.

    Het voeren van ambtelijk overleg in een nog in te stellen Archeologische Begeleidingscommissie van de gemeente Barendrecht (4x per jaar).

Beheer en behoud

  • 7.

    Het beheren van de archeologisch documentatie en het archeologisch vondstmateriaal met betrekking tot de gemeente Barendrecht.

Ruimtelijke ordening

  • 8.

    Zorgdragen voor de inbreng van archeologische belangen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en bestemmingsplannen (het opstellen van de ‘archeologieparagraaf’, met de bijbehorende voorschriften en plankaarten)

  • 9.

    Beoordelen van aanvragen voor vergunningen op het aspect archeologie, nadat binnen de gemeente Barendrecht een eerste selectie van aanvragen heeft plaatsgevonden (zie hieronder).

Uitvoering

  • 10.

    Het in naam van de gemeente Barendrecht uitvoeren van de regie over door derden verricht onderzoek en het beoordelen van de archeologische verslaglegging daarvan.

  • 11.

    In voorkomende gevallen het uitvoeren van archeologisch (voor)onderzoek of het doen van archeologische waarnemingen (optioneel, maar sterk aanbevolen; zie hoofdstuk 5).

Communicatie

  • 12.

    Het adviseren over en/of uitvoeren, al of niet in samenwerking met andere organisaties of instellingen, van educatieve en publieksgerichte activiteiten op het gebied van de archeologie van Barendrecht (maken van brochures, boeken, tentoonstellingen, onderwijsprojecten, geven van rondleidingen e.d.).

Archeologische Begeleidingscommissie

De taakstelling van de Archeologische Begeleidingscommissie bestaat uit het handhaven van het gemeentelijk archeologisch beleid en het gevraagd en ongevraagd adviseren van het College van Burgemeester en Wethouders in deze. De commissie is er voorts voor informatie-uitwisseling over recente ontwikkelingen en/of knelpunten met betrekking tot planvorming en de realisatie van bouwwerkzaamheden binnen de gemeente Barendrecht en het archeologisch beleid in brede zin.

In de commissie, die minimaal vier keer per jaar bijeen komt, kunnen de volgende personen zitting hebben:

  • -

    Coördinator Archeologie (Voorzitter)

  • -

    Adviseur Archeologie (BOOR)

  • -

    Ambtenaar Ruimtelijke Ordening

  • -

    Ambtenaar Bouw- & Woningtoezicht

8. Financiën

Al vele jaren geeft Barendrecht aandacht aan de eigen archeologische geschiedenis en de gemeente wil dit op weloverwogen wijze ook in de toekomst blijven doen (uitgangspunt 1 en 2). Vanzelfsprekend heeft dit financiële consequenties en zijn er 1) de kosten die verbonden zijn aan de rol van de gemeente als Bevoegd Gezag en 2) de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van projecten (bijvoorbeeld een noodzakelijke opgraving of de realisatie van een communicatieproject, zoals een tentoonstelling).

Bij de uitvoering van projecten – vooral bij grotere archeologische (voor)onderzoeken – kunnen de factoren tijd en geld van betekenis zijn. In dit verband stelt Barendrecht nadrukkelijk dat de ontwikkeling van de gemeente voorop staat. Er zal nu eenmaal altijd aanpassing nodig zijn aan de eisen van de tijd op het gebied van wonen, werken, natuur en recreëren; het is een continu proces van verandering en verbetering, dat van belang is voor de toekomst van Barendrecht. Tegelijk spelen evenzeer cultuur-historische en archeologische waarden, die nadrukkelijk te maken hebben met het onstaan en de ontwikkeling van het gemeentelijk areaal. Hoe hiermee om te gaan?

Het standpunt van de gemeente Barendrecht is dat er voor het afwegen van deze mogelijk soms conflicterende belangen, vooraf geen panklaar sjabloon te geven is, maar dat steeds opnieuw maatwerk geleverd zal moeten worden. Steeds moet voor elk project afzonderlijk een individuele afweging gemaakt worden tussen de betekenis van de locatie voor de archeologische geschiedenis van Barendrecht, de mate van verstoring als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling en de kosten van de mogelijke planaanpassing (bijvoorbeeld het funderingsplan) en/of de mate van documentatie van het bodemarchief.

8.1 Kosten Bevoegd Gezag

De kosten die samenhangen met de rol van de gemeente Barendrecht als Bevoegd Gezag zijn te verdelen in interne kosten voor de Archeologische Coördinator en externe kosten voor de Archeologisch Adviseur. Deze kosten kunnen (deels) worden gefinancierd uit de rijksbijdrage ten behoeve van de archeologische monumentenzorg aan het gemeentefonds.

De kosten die samenhangen met de rol van de gemeente als Bevoegd Gezag zijn uiteraard in grote mate afhankelijk van het aantal bouwplannen dat moet worden beoordeeld, het aantal bestemmingsplannen dat van een archeologische paragraaf moet worden voorzien, het aantal adviezen dat moet worden gegeven, etc. Veel van deze werkzaamheden zullen verspreid over het hele jaar worden uitgevoerd. De bijeenkomsten van de Archeologische Begeleidingscommissie bieden de gelegenheid de kostenontwikkeling te volgen en te controleren. De kosten zijn hieronder begroot;

Kosten intern: Archeologisch Coördinator

De kosten van de Archeologisch Coördinator worden als volgt ingeschat:

-Archeologische Begeleidingscommissie € 2.000;--

(voorbereiding, organisatie, notuleren, 6 uur per keer/4x per jaar)

-Coördinerende werkzaamheden € 9.000;--

(3 uur per week, 40 weken per jaar)

TOTAAL € 11.000;--

De werkzaamheden van de Archeologisch Coördinator zijn beschreven in hoofdstuk 7. Hier wordt benadrukt dat in de coördinerende werkzaamheden van de Archeologisch Coördinator niet de kosten zijn begrepen die een plantoetser maakt.

Kosten extern: Adviseur Archeologie

De kosten van de Adviseur Archeologie bestaan uit vaste kosten, verrekenbare kosten en projectgebonden kosten, die hieronder zijn begroot.

Vaste kosten

-Archeologische Coördinatiecommissie € 2.080,--

(4x per jaar)

  • -

    Beheer documentatie € 1.750,--

  • -

    Informatie en advies € 1.200,--

Totaal (excl. BTW) € 4.950,--

Verrekenbare kosten

-Toetsen vergunningaanvragen € 1.060,--

(6x per jaar)

-Selectiebesluiten/beoordelen rapportages € 1.120,--

(6x per jaar)

  • -

    Opstellen PvE’s (3x per jaar) € 1.800,--

  • -

    Toetsen PvE’s (3x per jaar) € 900,--

  • -

    PvA’s beeoordelen; offertes beoordelen; aanbesteding; € 3.360,--

controle veldwerk (boringen/proefsleuven; 6x per jaar)

-Bestemmingsplan € 1.360,--

Totaal (excl. BTW) € 9.570,--

8.2 Projectgebonden kosten

Projectgebonden kosten betreffen de kosten die verbonden zijn aan apart gedefinieerde projecten, zoals bureauonderzoeken, (voor)onderzoeken, opgravingen, communicatieprojecten (presentaties, publicaties, etc.), die al of niet door derden worden uitgegeven. Onder projectgebonden kosten worden ook de kosten verstaan die verbonden zijn aan de eventueel noodzakelijke begeleiding van omvangrijke en complexe bureauonderzoeken, (voor)onderzoeken en opgravingen, waarbij de rol van de gemeente Barendrecht als Bevoegd Gezag bepalend is voor de uitkomst ervan. Het gaat dan om projecten waarvan de complexiteit, omvang en duur pas alsdan zijn aan te geven. Om die reden zullen de kosten voor PvE’s, PvA’s, het beoordelen van offertes en de eventuele aanbesteding, controle veldwerk, directievoering, begeleiden en beoordelen rapportages en de eventuele communicatie-activiteiten per project worden begroot.

De kosten kunnen in geval van particuliere projecten ten laste gebracht worden van de initiatiefnemer, dit in het kader van het toepassen van het beginsel ‘de verstoorder betaalt’ (hoofdstuk 4, Verdrag van Malta). Bij gemeentelijke projecten kunnen de kosten meegenomen worden in de exploitatiekosten.

Samenvatting

De afgelopen jaren heeft de gemeente Barendrecht aandacht gegeven aan de eigen archeologische geschiedenis. Op basis van de doelstellingen van het Verdrag van Malta en met de bevoegdheden en verplichtingen die voortvloeien uit de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg (2007) wil de gemeente Barendrecht een sober en doelmatig archeologiebeleid voeren, met de volgende beleidsdoelstellingen:

  • 1.

    De gemeente Barendrecht streeft er naar om het bodemarchief zoveel mogelijk in situ te bewaren. Bekende archeologische waarden worden door planaanpassing zo veel mogelijk ontzien. Zodoende kunnen archeologische waarden behouden blijven en worden opgravingskosten uitgespaard. Om het archeologisch erfgoed zo goed mogelijk te behouden en planaanpassing te kunnen realiseren, dienen archeologische informatie en belangen zo vroeg mogelijk te worden ingebracht en worden meegewogen in het proces van ruimtelijke ordening. Indien behoud van het bodemarchief niet mogelijk is, dient het gedocumenteerd te worden (‘behoud ex situ’).

  • 2.

    De gemeente Barendrecht wil een sober en doelmatig archeologisch beleid voeren, waarbij aan de wet- en regelgeving op het terrein van de archeologische monumentenzorg wordt voldaan. Om gestalte te geven aan het gemeentelijk archeologiebeleid ontwikkelt de gemeente Barendrecht in ieder geval de volgende beleidsinstrumenten:

    • -

      Beleidsnota

    • -

      Archeologische Waarden- en Beleidskaart

  • 3.

    In de beleidsperiode (2009-2012)waarop de nota betrekking heeft, stelt de gemeente Barendrecht vast of in het kader van het archeologiebeleid ook de volgende beleidsinstrumenten worden ontwikkeld:

    • -

      Lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (die bescherming genieten op grond van de gemeentelijke monumentenverordening)

    • -

      Gemeentelijke onderzoeksagenda

    • -

      Gemeentelijke Archeologieverordening

  • 4.

    De gemeente Barendrecht draagt er zorg voor dat bestemmingsplannen ‘archeologie-proof’ zijn. Dit betekent dat de bestemmingsplannen voorzien moeten zijn van een archeologieparagraaf, voorschriften en een archeologische plankaart.

  • 5.

    De gemeente Barendrecht dient een protocol te ontwikkelen dat waarborgt dat bij vergunningverlening de archeologische belangen meegewogen worden.

  • 6.

    Voor een verantwoord archeologisch beleid dient de gemeente Barendrecht te beschikken over archeologische deskundigheid om PvE’s op te stellen, dan wel te beoordelen.

  • 7.

    Voor een verantwoord archeologisch beleid is archeologisch databeheer van groot belang. De gemeente Barendrecht kan beschikken over een door het BOOR vanaf de jaren ’60 opgebouwd archeologisch databestand voor het Maasmondgebied, waaronder de gemeente Barendrecht.

  • 8.

    Voor het voeren van een verantwoorde regie over archeologische projecten in de gemeente Barendrecht is, naast kennis van de landelijke en provinciale wet- en regelgeving, evenzeer inhoudelijke kennis van de locale archeologie vereist; ook dient men vertrouwd te zijn met gemeentelijke besluitvormingsprocessen, waarbij geopereerd wordt in het spanningsveld van verschillende maatschappelijke belangen.

  • 9.

    Voor het creëren en onderhouden van een draagvlak voor een verantwoord archeologiebeleid is de inzet van communicatiemiddelen een belangrijke voorwaarde; de gemeente Barendrecht zal hiervoor een communicatieplan opstellen.

  • 10.

    De gemeente Barendrecht gaat een Lichte Gemeenschappelijke Regeling aan met de gemeente Rotterdam teneinde in voorkomende gevallen zelf archeologisch (voor)onderzoek te kunnen uitvoeren.

  • 11.

    De gemeente Barendrecht gaat een samenwerkingsverband aan met het BOOR, teneinde te voorzien in de noodzakelijke expertise ten behoeve van het gemeentelijk archeologiebeleid.

  • 12.

    De gemeente Barendrecht stelt een Archeologisch Coördinator aan.

  • 13.

    De gemeente Barendrecht stelt de taken en bevoegdheden vast van de Adviseur Archeologie.

  • 14.

    De gemeente Barendrecht stelt een Archeologische Begeleidingscommissie in.

  • 15.

    De gemeente Barendrecht reserveert jaarlijks een bedrag van € 20.000;-- voor in- en externe kosten op het beleidsterrein archeologie.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering.