Verordening toeslagen op en verlagingen van de norm WWB, WIJ 2010

Geldend van 21-09-2012 t/m heden

Intitulé

Verordening toeslagen op en verlagingen van de norm WWB, WIJ 2010

De raad van de gemeente Barendrecht;

overwegende, dat op grond van artikel 8, lid 1, sub c van de Wet werk en bijstand de raad onder meer bij verordening regels stelt met betrekking tot het verhogen en verlagen van de norm, als bedoeld in artikel 30 WWB;

overwegende, dat op grond van artikel 12 van de Wet Investeren in Jongeren de raad onder meer bij verordening regels stelt met betrekking tot het verhogen en verlagen van de norm, als bedoeld in artikel 34 WIJ;

gezien het advies van de commissie Samenleving van 31 augustus 2010;

gelet op de Wet werk en bijstand en de Wet Investeren in Jongeren;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 juli 2010;

besluit:

  • 1.

    vast te stellen de navolgende verordening toeslagen op en verlagingen van de norm WWB, WIJ 2010; en

  • 2.

    gelijktijdig met de vaststelling van de verordening toeslagen op en verlagingen van de norm WWB, WIJ 2010, de verordening toeslagen op en verlagingen van de norm in te trekken.

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader omschreven worden hebben dezelfde betekenis als in de Wet Werk en Bijstand, de Wet Investeren in Jongeren en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    de wetten: de Wet Werk en Bijstand (Hierna WWB - wet van 9 oktober 2003, Stb. 2003, 375) en de Wet Investeren in Jongeren;

  • 3.

    norm: de bedragen als bedoeld in artikel 20 tot en met 24, van de WWB en de artikelen 26 tot en met 29 van de WIJ;

  • 4.

    bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, sub c, van de WWB;

  • 5.

    de gehuwdennorm: de norm als bedoeld in artikel 28 eerste lid onderdeel d WIJ en artikel 21 onderdeel c WWB;

  • 6.

    uitkering: de bijstand op grond van de WWB, de uitkering op grond van de IOAW en IOAZ en de inkomensvoorziening als bedoeld in de WIJ;

  • 7.

    belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

  • 8.

    hoofdverblijf: de woning waar belanghebbende werkelijk verblijft;

  • 9.

    beroepsmatige verzorging: verzorging of verpleging in een inrichting;

  • 10.

    het college: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barendrecht

Artikel 2 - Categorieën

  • 1. Voor de belanghebbende aan wie bijstand of uitkering kan worden verleend, geldt een categorieaanduiding.

  • 2. De categorieën worden aangeduid als:

    • 1.

      alleenstaande;

    • 2.

      alleenstaande ouder; en

    • 3.

      gehuwden.

Artikel 3 - Doelgroep verordening

De bepalingen van deze verordening gelden voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder maar jonger dan 27 jaar als beschreven in de WIJ en belanghebbenden van 27 jaar of ouder maar jonger dan 65 jaar als beschreven in de WWB.

Hoofdstuk 2 - Criteria voor alleenstaanden en alleenstaande ouders

Artikel 4 - Toeslagen

  • 1. De norm voor de alleenstaande of alleenstaande ouder wordt verhoogd met een toeslag, als bedoeld in artikel 25 WWB en artikel 30 WIJ, van 20% van de gehuwdennorm indien in dezelfde woning geen anderen hun hoofdverblijf hebben.

  • 2. De norm voor de alleenstaande of alleenstaande ouder wordt eveneens verhoogd met een toeslag, als bedoeld in artikel 25 WWB en artikel 30 WIJ, van 20% van de gehuwdennorm indien:

    • 1.

      als gevolg van de medebewoning beroepsmatige verzorging volledig of in belangrijke mate achterwege blijft;

    • 2.

      uitsluitend één of meer kinderen jonger dan 21 jaar hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning; en/of

    • 3.

      uitsluitend een of meer kinderen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning, die onderwijs of een beroepsopleiding volgen zoals bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 of in hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

  • 3. De norm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder wordt verhoogd met een toeslag, als bedoeld in artikel 25 WWB en artikel 30 WIJ, van 10% van de gehuwdennorm indien er sprake is van medebewoning, anders dan genoemd in lid 2.

Artikel 5 – Toeslag alleenstaanden van 21 en 22 jaar

  • 1. De toeslag, als bedoeld in artikel 4, op grond van artikel 34 WIJ, bedraagt voor alleenstaanden van 21 jaar 7,5 procent van de gehuwdennorm.

  • 2. De toeslag als bedoeld in artikel 3, lid 1 en 2, op grond van artikel 34 WIJ, bedraagt voor een alleenstaande van 22 jaar 15%.

  • 3. De vorige leden zijn niet van toepassing op een jongere voor wie artikel 6 van toepassing is.

Artikel 6 – Verlaging schoolverlaters

De verlaging bedoeld in artikel 33 van de wet WIJ bedraagt 20 procentvan de gehuwdennorm gedurende 6 maanden na beëindigen van het recht op studiefinanciering en onderwijsbijdrage.

Artikel 7 - Ontbreken woonkosten

De norm wordt niet verhoogd met een toeslag indien de alleenstaande of alleenstaande ouder geen woonkosten verschuldigd is.

Hoofdstuk 3 - Criteria voor gehuwden

Artikel 8 - Verlagingen

De norm voor gehuwden wordt verlaagd met 10% van de gehuwdennorm indien sprake is van medebewoning, als bedoeld in artikel 26 WWB en artikel 31 WIJ, tenzij:

  • 1.

    als gevolg van de medebewoning beroepsmatige verzorging volledig of in belangrijke mate achterwege blijft;

  • 2.

    uitsluitend één of meer kinderen jonger dan 21 jaar hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning; en / of

  • 3.

    uitsluitend een of meer kinderen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning, die onderwijs of een beroepsopleiding volgen zoals bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 of in hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

Artikel 9 - Ontbreken woonkosten

De norm wordt verlaagd met 20% van de gehuwdennorm indien de gehuwden geen woonkosten verschuldigd zijn.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 10 - Cumulatie

Na toepassing van de hoofdstukken 2 en 3 van deze verordening:

  • 1.

    bedraagt de uitkering voor de alleenstaande minimaal 50% van de gehuwdennorm, tenzij sprake is van een verlaging op grond van de afstemmingsverordening, en maximaal 70% van de gehuwdennorm;

  • 2.

    bedraagt de uitkering voor de alleenstaande ouder minimaal 70% van de gehuwdennorm, tenzij sprake is van een verlaging op grond van de afstemmingsverordening, en maximaal 90% van de gehuwdennorm;

  • 3.

    bedraagt de uitkering voor gehuwden minimaal 80% van de gehuwdennorm, tenzij sprake is van een verlaging op grond van de afstemmingsverordening, en maximaal 100% van de gehuwdennorm.

Artikel 11 - Uitvoering

Het college is belast met de uitvoering van het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 12 van deze verordening.

Artikel 12 - Hardheidsclausule

Het college kan ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien de toepassing hiervan leidt tot bijzonder onredelijke gevolgen.

Artikel 13 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2010.

Artikel 14 - Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de “Verordening toeslagen op en verlagingen van de norm WWB, WIJ 2010”.

Ondertekening

Aldus besloten in openbare vergadering
van de raad van de gemeente Barendrecht
van 14-09-2010
De griffier De voorzitter
Mevrouw mr. G.E. Figge drs. J. van Belzen

toelichtng bij verordening toeslagen op en verlagingen van de norm WWB, WIJ 2010