Verordening Wet inburgering

Geldend van 21-09-2012 t/m heden

Intitulé

VERORDENING WET INBURGERING

De raad van de gemeente Barendrecht;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 31 augustus 2010 nr. 196673 inzake de wijziging Verordening Wet inburgering gemeente Barendrecht

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid, van het Besluit inburgering;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING WET INBURGERING

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barendrecht

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      voorziening: een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot de voorzieningen.

  • 2. Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      via het Servicecentrum verstrekken van de voor de inburgering noodzakelijke informatie in een taal waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat die voor de inburgeringsplichtige begrijpelijk is;

    • b.

      zonodig inschakelen van een tolk;

    • c.

      het toezenden van schriftelijk voorlichtingsmateriaal aan personen ten aanzien van wie al dan niet op grond van gegevens uit het Bestand Potentiële Inburgeringsplichtigen redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij inburgeringsplichtig zijn;

    • d.

      het verstrekken van (schriftelijke) informatie bij het aanvragen van een uitkering of bij het uitreiken van een verblijfsvergunning;

    • e.

      het inrichten van een digitaal informatiepunt op de gemeentelijke website.

  • 3. Het college beoordeelt tenminste eens in de 2 jaar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars, en rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 2 Het aanbieden van een voorziening aan inburgeringsplichtigen

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan hij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

  • a.

    belanghebbende heeft een WWB-uitkering;

  • b.

    belanghebbende heeft een uitkering zoals genoemd in het Besluit inburgering;

  • c.

    belanghebbende heeft een inkomen dat niet meer bedraagt dan 110% van de bijstandsnorm;

  • d.

    belanghebbende heeft zelf geen inkomen en heeft een opvoedingstaak;

  • e.

    belanghebbende heeft zich zelf gemeld c.q. is gemotiveerd een inburgeringsvoorziening te

    accepteren.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

  • 1. Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      trajectbegeleiding;

    • b.

      voortgangsgesprekken

    • c.

      taalstage

    • d.

      maatschappelijke stage

Artikel 5 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de voorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan die voorziening worden verbonden.

  • 3. De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen twee weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen vier weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de voorziening overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 6 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1. Het college behandelt het verzoek van de inburgeringsplichtige om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende wijze:

    • 1.

      Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma:

      • -

        naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; en

      • -

        wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan het Keurmerk Inburgeren.

  • 2. Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening:

    • -

      naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en

    • -

      wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan het Keurmerk Inburgeren

  • 3. Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluit de inburgeringsplichtige een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf. 

Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste tien termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

Artikel 9 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de voorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 3. De bestuurlijke boete

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 10 % van de bijstandsnorm per maand, die voor de inburgeringsplichtige van toepassing zou zijn indien hij voor bijstand in aanmerking zou komen, indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 20 % van de bijstandsnorm per maand, die voor de inburgeringsplichtige van toepassing zou zijn indien hij voor bijstand in aanmerking zou komen, indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 20 % van de bijstandsnorm per maand, die voor de inburgeringsplichtige van toepassing zou zijn indien hij voor bijstand in aanmerking zou komen, indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, bedraagt ten hoogste 20 % van de bijstandsnorm per maand, die voor de inburgeringsplichtige van toepassing zou zijn indien hij voor bijstand in aanmerking zou komen, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, bedraagt ten hoogste 40 % van de bijstandsnorm per maand, die voor de inburgeringsplichtige van toepassing zou zijn indien hij voor bijstand in aanmerking zou komen, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 40 % van de bijstandsnorm per maand, die voor de inburgeringsplichtige van toepassing zou zijn indien hij voor bijstand in aanmerking zou komen, indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 80 % van de bijstandsnorm per maand, die voor de inburgeringsplichtige van toepassing zou zijn indien hij voor bijstand in aanmerking zou komen, indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 4. Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars

Artikel 12 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de groepen vrijwillige inburgeraars aan waaraan hij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

  • a.

    belanghebbende heeft een WWB-uitkering;

  • b.

    belanghebbende heeft een uitkering zoals genoemd in het Besluit inburgering;

  • c.

    belanghebbende heeft een inkomen dat niet meer bedraagt dan 110% van de bijstandsnorm;

  • d.

    belanghebbende heeft zelf geen inkomen en heeft een opvoedingstaak;

  • e.

    belanghebbende heeft zich zelf gemeld c.q. is gemotiveerd een inburgeringsvoorziening te

    accepteren.

Artikel 13 De samenstelling van de voorziening

  • 1. Het college bepaalt in overleg met de vrijwillige inburgeraar, uitgezonderd geestelijke bedienaren, de samenstelling van de voorziening. De voorziening wordt afgestemd op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de vrijwillige inburgeraar.

  • 2. Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      trajectbegeleiding;

    • b.

      voortgangsgesprekken

    • c.

      taalstage

    • d.

      maatschappelijke stage

Artikel 14 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

Het college behandelt het verzoek van de vrijwillige inburgeraar om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende wijze:

  • 1.

    Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma:

    • -

      naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; en

    • -

      wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan het Keurmerk Inburgeren

  • 2.

    Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening:

    • -

      naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en

    • -

      wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan het Keurmerk Inburgeren

  • 3.

    Als het college de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet, waarin de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget is opgenomen, heeft gesloten, sluit de vrijwillige inburgeraar een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

Artikel 15 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste tien (10) termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de overeenkomst de termijnen van betaling vast. Indien overeen gekomen is dat het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de overeenkomst, bedoeld in artikel 17 vastgelegd.

Artikel 16 Opleggen van verplichtingen

Het college kan in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet een of meer van de volgende verplichtingen opnemen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat in de overeenkomst wordt neergelegd;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de overeenkomst kan worden voldaan;

Artikel 17 De inhoud van de overeenkomst

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van wet bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar;

  • c.

    de datum waarop aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn deelgenomen;

  • d.

    de sancties die kunnen worden toegepast wanneer de verplichtingen niet worden nagekomen, en indien van toepassing:

  • e.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage.

Artikel 18 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet of in onvoldoende nakomt, kan het college hem de volgende sancties opleggen:

  • 1.

    De sanctie in de vorm van een boete bedraagt ten hoogste 20 % van de bijstandsnorm per maand, die voor de vrijwillige inburgeraar van toepassing zou zijn indien hij voor bijstand in aanmerking zou komen, indien de vrijwillige inburgeraar geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 15, 16 en 17 derde lid van deze verordening.

  • 2.

    De sanctie voor overtredingen, bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten hoogste 40 % van de bijstandsnorm per maand, die voor de vrijwillige inburgeraar van toepassing zou zijn indien hij voor bijstand in aanmerking zou komen, indien de vrijwillige inburgeraar zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

Artikel 19 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Het college stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2010

Artikel 21 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering Gemeente Barendrecht

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering.

Toelichting bij Verordening wet inburgering gemeente Barendrecht