Regeling vervallen per 01-01-2014

ONKOSTENREGELING

Geldend van 18-01-2013 t/m 31-12-2013 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

ONKOSTENREGELING

Burgemeester en wethouders van Barendrecht;

gelet op de artikelen 15:1:22, 15:1:17 en hoofdstuk 18 van de Lokale Arbeidsvoorwaardenregeling (LAR);

nadat met de commissie voor Georganiseerd Overleg en/of de Ondernemingsraad overeenstemming is bereikt;

b e s l u i t e n :

vast te stellen de volgende ONKOSTENREGELING

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • medewerkerde ambtenaar in de zin van de Lokale arbeidsvoorwaardenregeling, dan wel de werknemer met wie een arbeidsovereenkomst naar Burgerlijk recht is aangegaan;

  • woon-werkverkeer het reizen door de medewerker langs de meest gebruikelijke weg tussen zijn feitelijk woonadres en het adres waar in de regel de werkzaamheden worden verricht;

  • openbaar vervoer het vervoer per tram, metro, bus, interliner, trein in het kader van het woon-werkverkeer;

  • eigen vervoervervoermiddelniet zijnde het openbaar vervoer, dat wordt gebruikt bij een enkele reisafstand woon-werkverkeer van meer dan 10 kilometer;

HOOFDSTUK I Woon-werkverkeervergoeding

Artikel 2 Uitgangspunt woon-werkverkeervergoeding

  • 1. Een medewerker, met een enkele reisafstand van meer dan 10 km voor het woon-werkverkeer, heeft recht op een vaste kilometervergoeding ongeacht de wijze van vervoer.

  • 2. De voorwaarden van de loonbelastingregelgeving zijn volledig van toepassing. De vergoedingen voor het woon-werkverkeer worden heroverwogen als de toepasselijke belastingfaciliteiten een wijziging ondergaan.

  • 3. De vaste kilometervergoeding geldt als een medewerker doorgaans de gemeente zal bezoeken op tenminste 36 van de 52 weken op jaarbasis.

  • 4. De vaste kilometervergoeding is gebaseerd op de door de Belastingdienst vastgestelde maximale onbelaste vergoeding van € 0,19 cent per kilometer.

  • 5. De hoogte van de vaste kilometervergoeding wordt bepaald aan de hand van de in artikel 3 genoemde formule en bedraagt maximaal € 130 per medewerker per maand.

  • 6. De vaste kilometervergoeding geldt als forfaitair bedrag. De kosten van parkeer-, tol en veergelden, in verband met het woon-werkverkeer, worden niet afzonderlijk vergoed.

Artikel 3 Berekening woon-werkverkeervergoeding

  • 1. De onbelaste kilometervergoeding = (A - B) * C * D

    A = het aantal reguliere werkdagen per jaar; het aantal bedraagt 260;

    B = het gemiddelde aantal dagen in verband met kortstondige afwezigheid (vakantie of ziekte); het aantal wordt bepaald op 54;

    C = de totale reisafstand heen en terug (maximum 150 km) op basis van de kortste route in de routeplanner;

    D = de reiskostenvergoeding van € 0,19 per kilometer;

  • 2. Voor het vaststellen van het aantal woon-werkkilometers dat door de medewerker wordt afgelegd, wordt gebruik gemaakt van een door de salarisadministratie van Team HRM gekozen routeplanner.

Artikel 4 Naar Rato

  • 1. De regeling wordt naar rato toegepast bij een in- of uitdiensttreding gedurende het kalenderjaar

  • 2. De regeling wordt naar rato toegepast voor medewerkers die in deeltijd werken. Daarbij wordt uitgegaan van het aantal ingeroosterde of feitelijke werkdagen per week.

Artikel 5 Woon-werkverkeervergoeding en afwezigheid

  • 1. Tijdens kortstondige afwezigheid van de medewerker, in geval van bijvoorbeeld ziekte of bijzonder verlof, wordt de vaste kilometervergoeding maximaal zes weken doorbetaald.

  • 2. Als in redelijkheid langdurige afwezigheid (langer dan zes aansluitende weken) is te voorzien of zich voordoet, wordt de vaste kilometervergoeding alleen in de lopende en de eerstvolgende kalendermaand doorbetaald.

  • 3. Na herstel krijgt de medewerker in de maand volgend op de hersteldatum weer recht op de vaste kilometervergoeding.

HOOFDSTUK II Onkostenvergoedingen voor dienstreizen

Artikel 7 Definitie

  • 1. Dienstreizen zijn reizen voor het bijwonen van vergaderingen, besprekingen, symposia en congressen.

  • 2. Voor de vergoeding van reiskosten geldt dat de plaats van tewerkstelling het begin- en eindpunt is van de dienstreis.

  • 3. Indien de ambtenaar vanaf zijn woning rechtstreeks reist naar de bestemming van de dienstreis of andersom, dan wordt de woonplaats als begin- resp. eindpunt genomen.

Artikel 8 Openbaar vervoer

  • 1. Uitgangspunt is dat een dienstreis met het openbaar vervoer gemaakt moet worden.

  • 2. De reiskosten worden vergoed op basis van de goedkoopste wijze van openbaar vervoer na overleg van de bewijsstukken aan de salarisadministratie.

  • 3. Indien de dienstreis, naar het oordeel van de Directeur, Teammanager c.q. de Afdelingsmanager, op doelmatige wijze met het openbaar vervoer gemaakt kan worden en de ambtenaar gebruik maakt van een ander vervoermiddel dan ontvangt hij € 0,09 per km.

Artikel 9 Eigen voertuig

  • 1. Indien naar het oordeel van de Directeur, Teammanager c.q. de Afdelingsmanager, de dienstreis niet of niet op doelmatige wijze met het openbaar vervoer gemaakt kan worden dan wordt de volgende kilometervergoeding betaald voor:

    • a.

      de eerste 5.000 km per kalenderjaar € 0,37;

    • b.

      5.001 tot en met 14.334 km per kalenderjaar € 0,24;

    • c.

      14.335 tot en met 20.000 km per kalenderjaar € 0,17;

    • d.

      meer dan 20.001 km per kalenderjaar € 0,15.

  • 2. Betaalde parkeer-, veer- en tolgelden ten behoeve van de dienstreis worden bruto vergoed aan de ambtenaar, die recht heeft op een kilometervergoeding voor het gebruik van een eigen motorvoertuig. Zonder bewijsstukken worden de kosten niet vergoed.

  • 3. De reiskosten worden vergoed nadat een door de Directeur, Teammanager c.q. de Afdelingsmanager getekend declaratieformulier is ingeleverd bij de salarisadministratie.

  • 4. De ambtenaar is verplicht het motorvoertuig afdoende te verzekeren. In de kilometervergoeding is een bedrag inbegrepen voor het sluiten van een all-risk-verzekering.

Artikel 10 Carpooling

  • 1. Indien de dienstreis naar het oordeel van de Directeur, Teammanager c.q. de Afdelingsmanager op doelmatige wijze met het openbaar vervoer gemaakt kan worden en de ambtenaar samen met één of meer collega's gebruik maakt van zijn eigen motorvoertuig dan ontvangt hij per km: € 0,09 maal het aantal meerijdende collega's tot maximaal de kilometervergoeding genoemd in het eerste lid van artikel 9 van deze regeling.

  • 2. Indien de dienstreis naar het oordeel van Directeur, Teammanager c.q. de Afdelingsmanager niet op doelmatige wijze met het openbaar vervoer gemaakt kan worden en de ambtenaar voor het ondernemen van een dienstreis gebruik maakt van zijn eigen motorvoertuig en bovendien één of meer collega's meeneemt, dan ontvangt hij een vergoeding op basis van het eerste lid van artikel 9 van deze regeling.

  • 3. De ambtenaren die meereizen hebben geen recht op een reiskostenvergoeding.

Artikel 11 Verblijfskosten

  • 1. Verblijfkosten zijn de in verband met een dienstreis noodzakelijk gemaakte kosten voor maaltijden, logies en kleine uitgaven.

  • 2. Geen aanspraak op een vergoeding wegens verblijfkosten bestaat voor een dienstreis:

    • a.

      korter dan vier uur;

    • b.

      binnen de gemeentegrenzen;

    • c.

      waarvoor een derde een vergoeding heeft gegeven.

  • 3. De vergoeding wegens verblijfkosten omvat:

    • a.

      een vast bedrag van € 4,43 voor kleine uitgaven bij een dienstreis overdag van ten minste vier uren (dagcomponent);

    • b.

      een vast bedrag van € 13,23 voor kleine uitgaven wanneer er overnacht dient te worden (avondcomponent);

    • c.

      maximaal € 13,90 voor een lunch (lunchcomponent);

    • d.

      maximaal € 21,03 voor een avondmaaltijd (dinercomponent);

    • e.

      maximaal € 85,92 voor een logies (logiescomponent);

    • f.

      maximaal € 8,39 voor een ontbijt (ontbijtcomponent).

      Per etmaal kunnen slechts eenmaal de hierboven genoemde verblijfkosten worden gedeclareerd.

  • 4. Bij aansluitende dienstreizen kan de avondcomponent, als bedoeld in het derde lid, niet langer dan voor de eerste acht avonden worden toegekend. Voor ieder volgend etmaal dat binnen de dienstreis valt, wordt de avondcomponent gehalveerd.

  • 5. De lunchcomponent wordt alleen toegekend indien de tijd tussen 12.00 uur en 14.00 uur in de dienstreis valt.

  • 6. De dinercomponent wordt alleen toegekend indien de tijd tussen 18.00 uur en 21.00 uur in de dienstreis valt.

  • 7. Indien veelvuldig dienstreizen moeten worden gemaakt, kunnen burgemeester en wethouders in individuele gevallen lagere verblijfkosten vaststellen.

  • 8. De in dit artikel genoemde bedragen worden door burgemeester en wethouders aangepast op basis van het Reisbesluit Binnenland. De salarisadministratie publiceert de nieuwe bedragen en de datum waarop de ambtenaar recht heeft op deze vergoeding.

  • 9. De verblijfkosten worden vergoed op declaratiebasis nadat een door de Directeur, Teammanager c.q. de Afdelingsmanager getekend declaratieformulier inclusief bewijsstukken is ingeleverd bij de salarisadministratie. Zonder bewijsstukken worden slechts de dag- en avondcomponenten vergoed.

HOOFDSTUK III Onkostenvergoedingen bij overwerk en avondvergaderingen

Artikel 12

  • 1. Indien een buiten Barendrecht woonachtige ambtenaar moet overwerken of indien hij op verzoek van de voorzitter een avondvergadering moet bijwonen dan ontvangt hij een maaltijdvergoeding of een reiskostenvergoeding voor een extra heen- en terugreis van Barendrecht naar de woonplaats.

  • 2. De reiskosten worden vergoed op basis van de artikelen 8 en 9 van deze regeling.

  • 3. Als maaltijdvergoeding wordt niet meer dan de dinercomponent, uit artikel 11 van deze regeling, betaald.

  • 4. De vergoeding wordt betaald op declaratiebasis nadat een door de Directeur, Teammanager c.q. de Afdelingsmanager getekend formulier is ingeleverd bij de salarisadministratie. Zonder nota wordt slechts een dagcomponent, zoals bedoeld in artikel 11 van deze regeling, vergoed.

HOOFDSTUK IV Onkostenvergoeding voor studiereizen

Artikel 13

  • 1. De reiskosten worden vergoed op basis van de goedkoopste wijze van openbaar vervoer na overleg van de bewijsstukken aan de salarisadministratie.

  • 2. Indien de ambtenaar gebruik maakt van een ander vervoermiddel dan ontvangt hij €0,09 per km. De ambtenaar is verplicht het motorvoertuig afdoende te verzekeren.

  • 3. Indien de ambtenaar samen met één of meer collega's gebruik maakt van zijn eigen motorvoertuig dan ontvangt hij per km € 0,09 maal het aantal meerijdende collega's tot maximaal de kilometervergoeding genoemd in artikel 9 eerste lid.

  • 4. De ambtenaar is verplicht het motorvoertuig afdoende te verzekeren.

HOOFDSTUK V Onkostenvergoeding voor verplaatsingen

Artikel 14 Verhuizen voor dienstbelang

Het dienstbelang, zoals bedoeld in de artikelen 15:1:17, 18:1:2 en 18:1:6 LAR, kan in gevaar komen indien de ambtenaar woonachtig is op een afstand van meer dan 75 kilometer van de gemeente Barendrecht.

Artikel 15 In of nabij standplaats

Onder "in of meer nabij zijn standplaats" of "woongebied" in hoofdstuk 18 LAR wordt verstaan een gebied van 15 kilometer rond de gemeente Barendrecht.

Artikel 16 Maxima

De maximum vergoedingsbedragen voor verplaatsingen zijn opgenomen in hoofdstuk 18 van de CAR-UWO.

HOOFDSTUK VI vervallen

Artikel 17 t/m 19 vervallen

HOOFDSTUK VII Administratieve verwerking van declaraties en mutaties

Artikel 20 Declaratietermijn

  • 1. De Directeur, Teammanager c.q. de Afdelingsmanager zien er op toe dat alle declaraties (zoals dienstreis-, woon-werkverkeer-, maaltijd-, overwerkvergoedingen, studie-, verhuiskosten) binnen één maand na het tijdstip waarop de kosten zijn gemaakt worden ingediend bij de salarisadministratie.

  • 2. Alle declaraties dienen uiterlijk in de derde maand, na de maand waarin de kosten zijn gemaakt c.q. de werkzaamheden zijn verricht, zijn ingediend bij de salarisadministratie. Later ingediende declaraties worden niet meer in behandeling genomen c.q. betaald.

  • 3. Declaraties moeten schriftelijk worden ingediend met de originele bewijsstukken en met een handtekening van de Directeur, Afdelingsmanager, Teammanager of diens plaatsvervanger. Declaraties welke niet voldoen aan dit voorschrift worden niet in behandeling genomen c.q. betaald.

  • 4. De gedeclareerde bedragen zijn pas vorderbaar en inbaar nadat de declaraties zijn ingediend en goedgekeurd. Het recht op een vergoeding vervalt indien een declaratie na drie maanden na het tijdstip waarop de kosten zijn gemaakt wordt ingediend.

  • 5. Werknemers dienen mutaties in persoonlijke gegevens binnen één maand schriftelijk door te geven aan de salarisadministratie. Denk hierbij aan wijzigingen in: adres, rekeningnummer, huwelijkse staat of partnerschap, spaarloon, levensloop, veranderingen in verzekeringen bij Loyalis of de ziektenkostenverzekering e.d.

  • 6. Wijziging van de deeltijdfactor, het ouderschapsverlof, in- en uitdiensttreding gaan in op de eerste van een kalendermaand. De salarisadministratie moet één maand van te voren schriftelijk op de hoogte zijn gesteld door de Directeur, Afdelingsmanager of Teammanager. Het beslisformulier moet voorzien zijn van een paraaf van de leidinggevende.

  • 7. Het DT kan leningen of voorschotten verstrekken. Directeuren, Afdelingsmanagers en Teammangers kunnen betalingen met terugwerkende kracht honoreren binnen de kaders van de rechtspositieregelingen.

HOOFDSTUK VIII Rest bepalingen

Artikel 21 Bezoek bedrijfsarts

  • 1. De reiskosten voor het bezoek aan de bedrijfsgeneeskundige dienst van de gemeente c.q. de bedrijfsarts worden vergoed op basis van de goedkoopste wijze van openbaar vervoer.

  • 2. Indien een medewerker geen gebruik maakt van het openbaar vervoer kan hij € 0,09 per km declareren.

  • 3. De declaratie wordt voor akkoord getekend door de Directeur, Afdelingsmanager of Teammanager.

Artikel 22

Vervallen

HOOFDSTUK IX Slot bepalingen

Artikel 21 Info-verstrekking

  • 1. De medewerker is verplicht, gevraagd en ongevraagd schriftelijk mededeling te doen van elke wijziging in omstandigheden welke van belang kunnen zijn voor de in deze regeling genoemde vergoedingen en verstrekkingen.

  • 2. De medewerker is verplicht alle informatie en bescheiden te verstrekken welke van belang zijn voor de in deze regeling genoemde vergoedingen en verstrekkingen.

Artikel 22 Inwerkingtreding

  • 1. De regeling treedt in werking per 1 januari 2013.

  • 2. Per 1 januari 2013 wordt de regeling van 2 februari 2012 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten op 2 januari 2013
namens burgemeester en wethouders van Barendrecht,
De gemeentesecretaris,
Mw. Mr. A.G. Knol

Nota-toelichting

  • 1.

    Deze regeling is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in de vergadering van 19 december 1995 en is in werking getreden op 1 januari 1996. Met het Georganiseerd Overleg is overeenstemming bereikt op 28 september 1995 (agendapunt 3).

  • 2.

    Naar aanleiding van een BIZA-circulaire zijn de vergoedingen aangepast op 20 februari 1996 met ingang van maart 1996. Met het Georganiseerd Overleg is geen overleg gevoerd omdat de bedragen uit de BIZA-circulaire integraal zijn overgenomen (conform afspraak op 28 september 1995; agendapunt 7).

  • 3.

    Op 4 maart 1997 heeft het college van burgemeester en wethouders de onkostenvergoedingen in de artikelen 6 en 11 gewijzigd naar aanleiding van twee C.v.A.-circulaires (Lbr. 97/29-CvA/Loga 97/02 en 03; ARZ/700958 en 700959). Tevens is lid vijf toegevoegd aan artikel 11. Met het Georganiseerd Overleg is geen overleg gevoerd omdat de bedragen uit de circulaires onverkort zijn overgenomen (conform afspraak op 28 september 1995; agendapunt 7). De Ondernemingsraad heeft ingestemd met de wijzigingen.

  • 4.

    Op 3 februari 1998 heeft het college van burgemeester en wethouders de onkostenvergoedingen in de artikelen 6 en 11 gewijzigd op basis van VNG-circulaires (CvA/loga 98/03 ARZ/800323 26 januari 1998 en CvA/loga 98/04 ARZ/800324 van 26 januari 1998).

  • 5.

    Op 2 maart 1999 heeft het college van burgemeester en wethouders de onkostenvergoedingen in de artikelen 6 en 11 gewijzigd naar aanleiding van de VNG-circulaires (CvA/loga 99/03 ARZ/1999000463 van en CvA/loga 99/02 ARZ/1999000462 beide van 22 januari 1999).

  • 6.

    Op 15 februari 2000 zijn de vergoedingen in de artikelen 6 en 11 gewijzigd naar aanleiding van circulaires (CvA/2000000191 van januari en CvA/2000000331 van 21 januari 2000; adviesbladnummer (214)/331).

  • 7.

    Op 11 juli 2000 heeft het college enkele tekstuele wijzigingen aangebracht in de regeling. Zo is de term sectorhoofd vervangen door sectordirecteur. Tevens is expliciet vermeldt dat in de kilometervergoeding voor motorvoertuigen een vergoeding zit voor het sluiten van een all-risk- verzekering. Dit was overigens al afgesproken met het GO toen de vergoeding was vastgesteld op ƒ 0,68 per km. Tenslotte is in de regeling opgenomen dat verzoeken, met betrekking tot de 1%-regeling, binnen één jaar moeten worden ingediend en is de verwijzing naar de CAR gecorrigeerd.

  • 8.

    Naar aanleiding van een ledenbrief van de VNG (CvA/2001000294) zijn de onkostenvergoedingen aangepast. Tevens zijn alle bedragen in euro’s weergegeven. (collegebesluit van 30 januari 2001; adviesbladnummer: 267).

  • 9.

    Op 6 maart 2001 heeft het college, op uitdrukkelijk verzoek van het MT, besloten de onbelaste woon-werkverkeervergoedingen her in te voeren met ingang van 1 januari 2001. Deze regeling geldt totdat het rijk een besluit neemt over rekeningrijden, hetgeen een heroverweging van de hoogte van de onkostenvergoeding noodzakelijk maakt (adviesbladnummer: 962). De ondernemingsraad heeft ingestemd met de regeling. Op 12 december 2000 is met het Georganiseerd Overleg overeenstemming bereikt over het vervoersbeleid 2001.

  • 10.

    Op 12 februari 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders de onkostenvergoedingen geïndexeerd naar aanleiding van de VNG-circulaires: CvA2002000164 en CvA/2002000165 beide van 9 januari 2002 (adviesbladnummer 201).

  • 11.

    Op 5 maart 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders het fietsenplan opgenomen in de onkostenregeling. Daartoe is artikel 2 ingevoegd. Medewerkers die binnen een straal van 10 km wonen en geen woon-werkverkeervergoeding ontvangen, kunnen één keer in de drie jaar een fiets krijgen, binnen de kaders van de fiscale regels (adviesbladnummer 964). Met het GO is overeenstemming bereikt op 7 november 2001.

  • 12.

    Op 4 februari 2003 heeft het college de onkostenvergoedingen geïndexeerd naar aanleiding van VNG-circulaires CvA2003000197/198 beide van 17 januari 2003 (adviesbladnummer 328).

  • 13.

    Op 25 november 2003 heeft het college de onkostenregeling aangepast. De in deze regeling vermelde bevoegdheden van de leidinggevenden zijn in overeenstemming gebracht met de nieuwe mandateringslijst van november 2003 (adviesbladnummer 5346 ).

  • 14.

    Op 4 februari 2003 heeft het college de onkostenvergoedingen geïndexeerd naar aanleiding van VNG-circulaires CvA2003000197/198 beide van 17 januari 2003 (adviesbladnummer 328).

  • 15.

    Op 20 januari 2004 heeft het college de onkostenvergoedingen geïndexeerd naar aanleiding van de VNG-circulaire CvA2004000055 van 7 januari 2004 (adviesbladnummer 84).

  • 16.

    Naar aanleiding van een wijziging in de fiscale woon-werkverkeerregeling heeft het college hoofdstuk 1 van deze regeling geheel herzien op 1 juni 2004 (adviesbladnummer 3119). De artikelen vanaf hoofdstuk 2 zijn hernummerd. Met het Georganiseerd Overleg is overeenstemming bereikt op 7 en 27 april 2004.

  • 17.

    Op 22 maart 2005 heeft het college de maximale vergoedingen voor de verblijfskosten aangepast, op basis van het nieuwe reisbesluit binnenland (adviesbladnummer 2124; CvA/ VNG-circulaire 2005000286, 2 februari 2005).

  • 18.

    In het arbeidsvoorwaardenakkoord van 2004-2005 zijn afspraken gemaakt over de intrekking van de 1%-regeling per 1 januari 2006. Door de invoering van het nieuwe ziektekostenstelsel kan de 1%-regeling niet meer in tact blijven. Het college heeft het Loga-advies integraal vastgesteld op 17 januari 2006 (adviesbladnummer 141; Loga-circulaire CvA/U200515951 van 21 december 2005).

  • 19.

    De Wet Walvis verplicht werkgevers om declaraties sneller administratief te verwerken op straffe van boetes. Ter voorkoming van fiscale boetes heeft de gemeente afspraken gemaakt met de inspecteur van de Loonbelasting,  over de termijnen waarbinnen declaraties kunnen worden verwerkt (beschikking van 24 januari 2006). Deze afspraken, inclusief het fiscale advies van de heer Altena van Deloitte, zijn verwerkt in het nieuwe artikel 20 van de onkostenregeling. Het college heeft de wijzigingen vastgesteld op 28 februari 2006 en ze in werking laten treden op 1 januari 2006 (adviesbladnummer 1722).

  • 20.

    Op 28 februari 2006 heeft het college de door BIZA en de VNG voorgestelde indexeringen vastgesteld en in werking laten treden op 1 februari 2006 (adviesbladnummer 2085; Loga-circulaire van 1 februari 2006; CvA/u2006154; 06/04 en VNG-brief van 1 februari 2006; CvA/U200600153).

  • 21.

    Op 13 februari 2007 heeft het college (adviesbladnummer 1343) de vergoedingen voor verblijfskosten, in artikel 11, in overeenstemming gebracht met de geïndexeerde vergoedingen uit het reisbesluit binnenland (VNG-ledenbrief van 18 januari 2007; CvA/U200700051; lbr 07/03). De nieuwe vergoedingen gelden voor declaraties welke betrekking hebben op de periode van na 1 februari 2007.

  • 22.

    Op 4 februari 2009 heeft het college (adviesbladnummer 65349) de vergoedingen voor verblijfskosten uit artikel 11 geïndexeerd op basis van de vergoedingenlijst van BIZA (circulaire van 16 december 2008 CvA/2008-0000564650; VNG e-mail van 9 januari 2009). Het bestaande beleid voor reiskostenvergoedingen aan sollicitanten en het bezoek aan de bedrijfsarts zijn geformaliseerd. De regeling is in overeenstemming gebracht met de mutaties uit de mandateringslijst 2009. Tot slot zijn de functiebenamingen van de leidinggevenden aangepast aan de nieuwe benamingen uit het functieboek 2009 en zijn de nieuwe organisatorische benamingen ingevoerd

  • 23.

    Op 16 maart 2010 heeft het college (adviesbladnummer 170799) de vergoedingen voor verblijfkosten tijdens dienstreizen (artikel 11) en het gebruik van een privé vervoermiddel tijdens dienstreizen (artikel 9), met ingang van 1 april 2010, geïndexeerd op basis van de vergoedingenlijst van BiZa ( BiZa circulaire van 10 december 2009 met kenmerk 2009-0000591255). Hoofdstuk VI over de 1%-regeling ziektekosten is vervallen omdat deze regeling niet meer bestaat.

  • 24.

    Op 17 augustus 2010 heeft het college (adviesbladnummer 196410) de maximale onkostenvergoeding voor verplaatsingen (artikel 16) met ingang van 1 juli 2010 aangepast conform de bedragen zoals genoemd in de LOGA-circulaire met kenmerk CvA/U201001464. Gelijktijdig zijn verwijzingen naar vervallen/gewijzigde artikelen in de LAR gecorrigeerd.

  • 25.

    Op 22 februari 2011 heeft het college (adviesbladnummer 261688) de onkostenregeling van de gemeente Barendrecht aangepast aan de nieuwe vergoedingsbedragen voor verblijfkosten tijdens dienstreizen (artikel 11) conform de vergoedingsbedragen uit de circulaire van Binnenlandse Zaken met kenmerk 2010-0000724305 en de nieuwe vergoedingsbedragen voor verplaatsingen (artikel 16) conform de vergoedingsbedragen uit de circulaire van het LOGA (ECCVA/U201100044 Lbr. 11/006 CvA/LOGA 11/04). De gewijzigde onkostenregeling is met terugwerkende kracht per 1 januari 2011 in werking getreden onder gelijktijdige intrekking van de oude onkostenregeling die is vastgesteld per 1 juli 2010.

  • 26.

    Op 11 januari 2012 heeft de gemeentesecretaris namens het college (mandaat ID.76) (besluit nr. 317832)de onkostenregeling van de gemeente Barendrecht aangepast aan de nieuwe vergoedingsbedragen voor verblijfkosten tijdens dienstreizen (artikel 11) conform de vergoedingsbedragen uit de circulaire van Binnenlandse Zaken met kenmerk 2011-2000570990. Artikel 22 (reiskostenvergoeding voor sollicitanten) van de onkostenregeling is vervallen. Tenslotte is vanwege een organisatiewijziging in de afdeling Interne Dienstverlening de verwijzing naar “team(manager) Gegevensbeheer” vervangen door een verwijzing naar “de salarisadministratie” (van team HRM). De gewijzigde onkostenregeling treedt per 1 februari 2012 in werking onder gelijktijdige intrekking van de onkostenregeling van 1 januari 2011.

  • 27.

    Op 13 maart 2012 heeft het college artikel 16 (maximum vergoedingsbedragen voor verplaatsingskosten) van de onkostenregeling van de gemeente Barendrecht aangepast. In de CAO-gemeenten 2009-2011 is een nieuwe systematiek afgesproken voor het vaststellen van de hoogte van deze vergoedingsbedragen. De koppeling met de Rijksregeling (BiZa) is losgelaten en in plaats daarvan zijn de maximumbedragen opgenomen in de CAR-UWO. Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd met de consumenten prijsindex (CPI) van twee jaar daarvoor. Omdat de maximumbedragen nu zijn opgenomen in hoofdstuk 18 van de CAR-UWO (Verplaatsingskosten) is het niet meer nodig om de maximum bedragen op te nemen in de onkostenregeling. In artikel 16 van de onkostenregeling wordt gemakshalve verwezen naar de maximum bedragen genoemd in hoofdstuk 18 van de CAR-UWO. De wijziging treedt per 2 februari 2012 in werking onder gelijktijdige intrekking van de onkostenregeling van 1 februari 2012.

  • 28.

    Op 2 januari 2013 heeft de gemeentesecretaris namens het college (mandaat ID.76) (besluit nr. 374607)de onkostenregeling van de gemeente Barendrecht aangepast aan de nieuwe vergoedingsbedragen voor verblijfkosten tijdens dienstreizen (artikel 11) conform de vergoedingsbedragen uit de circulaire van Binnenlandse Zaken van 12 december 2012. De gewijzigde onkostenregeling treedt per 1 januari 2013 in werking onder gelijktijdige intrekking van de onkostenregeling van 2 februari 2012.