Regeling vervallen per 08-12-2022

Aanwijzingsbesluit inzake Uitzondering vergunningsplicht openbare inrichtingen 2013

Geldend van 27-09-2013 t/m 07-12-2022

Intitulé

Aanwijzingsbesluit inzake Uitzondering vergunningsplicht openbare inrichtingen 2013

De burgemeester van de gemeente Barendrecht,

Overwegende;

  • -

    dat het op grond van artikel 2:20, lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2012 (hierna: APV 2012) van de gemeente Barendrecht verboden is een openbare inrichting te exploiteren zonder exploitatievergunning van de burgemeester;

  • -

    dat in artikel 2:20, lid 2 van de APV 2012 aangegeven is dat geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in:

    • a.

      een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet, voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;

    • b.

      een zorginstelling;

    • c.

      een museum;

    • d.

      een bedrijfskantine of-restaurant.

  • -

    dat op basis van artikel 2:20e van de  APV 2012 de burgemeester soorten openbare inrichtingen aan kan wijzen waarvoor de vergunningsplicht niet geldt;

 

  • -

    dat in de praktijk blijkt dat  er meerdere openbare inrichtingen in de zin van artikel 2:19, lid 1 APV 2012 zijn die vanuit het perspectief van openbare orde en veiligheid slechts een beperkt risico vormen en nauwelijks zorgen voor aantasting van het woon- en leefklimaat;

 

  • -

    dat het hier veelal gaat om soorten inrichtingen die kunnen worden gekwalificeerd als daghoreca;

  • -

    dat  er aanleiding bestaat gebruik te maken van de bevoegdheid van artikel 2:20e APV 2012 om dit soort openbare inrichtingen uit te zonderen van de vergunningsplicht van  artikel 2:20, lid 1;

 

gelet op artikel 2:20e van de APV 2012, zoals vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 20 december 2011 en in werking is getreden op 1 januari 2012;

 

BESLUIT

I.

aan te wijzen openbare inrichtingen die aan alle onderstaande voorwaarden voldoen als zijnde (exploitatievergunningvrije) openbare inrichtingen in de zin van artikel 2.20e, lid 1 APV 2012:

  • -

    de openbare inrichtingen zijn niet geopend tussen 22.00 en 07.00 uur en niet op zondag;

  • -

    er is geen vergunning vereist op grond van de Drank- en Horecawet;

  • -

    er wordt geen softdrugs verkocht;

  • -

    er wordt geen luide en/of levende muziek (conform de geluidsnormen Activiteitenbesluit en opgenomen in het Horecahandboek van de gemeente Barendrecht) in de inrichting gemaakt;

  • -

    bij de inrichting wordt geen terras geëxploiteerd;

  • -

    er is geen vergunning vereist op grond van de Wet op de kansspelen voor een kansspelautomaat.

II.

te bepalen dat dit besluit in werking treedt op de dag na bekendmaking;

III.

te bepalen dat dit besluit kan worden aangehaald als “Aanwijzingsbesluit Inzake Uitzondering vergunningsplicht openbare inrichtingen 2013”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 9 september 2013,
de burgemeester van Barendrecht,
drs. J. van Belzen

Toelichting

In de praktijk blijkt dat het begrip “openbare inrichting” in de zin van artikel 2:19, lid 1 de APV 2012 zo ruim is geformuleerd dat het grootste deel van het brede scala van (horeca)ondernemingen is aan te merken als ‘inrichting in de zin van de APV’.

Naast de klassieke horecabedrijven (café/restaurant) zijn er ondernemingen waarbinnen de horeca niet de hoofdactiviteit is. Detailhandel of dienstverlening wordt dan gecombineerd met horeca, bijvoorbeeld een bakkerij of slagerij die ook belegde broodjes, frisdranken/koffie en warme etenswaren verkoopt en waar het ter plaatse genuttigd kan worden.

Deze ondernemingen dienen een exploitatievergunning te hebben en moeten aan allerlei eisen voldoen. Dit, terwijl ze vanuit het perspectief van openbare orde en veiligheid slechts een beperkt risico vormen en nauwelijks zorgen voor aantasting van het woon- en leefklimaat.

Openbare inrichtingen die aan bovenstaande voorwaarden voldoen, de zogenaamde ondergrens, kunnen dan zonder vergunning geëxploiteerd worden.

De vrijstelling van de vergunningplicht betekent niet dat de vergunningsvrije inrichting zich niet aan de regels hoeft te houden. De APV blijft onverkort van toepassing op dit soort inrichtingen omdat ze formeel een openbare inrichting blijven. De toezichthouders en de politie controleren op het al dan niet voldoen aan de voorwaarden van de ondergrens en op het veroorzaken van overlast.

De exploitatie van een vergunningvrije inrichting dient namelijk zodanig te geschieden dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting op de openbare orde niet nadelig worden beïnvloed. Is er toch sprake van overlast of andersoortige overtredingen dan vindt handhaving middels bestuurlijke maatregelen plaats conform het handhavingsarrangement.

Het werken met de ondergrens zal meer duidelijkheid geven over welke zaken al dan niet over een exploitatievergunning dienen te beschikken.