Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Barendrecht 2014

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Barendrecht 2014

De raad van de gemeente Barendrecht;

gezien het budgetrecht en de kaderstellende rol van de gemeenteraad;

gelet op artikel 212 van de gemeentewet;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 oktober 2013;

besluit:

Vast te stellen de Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Barendrecht 2014.

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie voor het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Barendrecht en voor de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • b.

    financiële administratie: het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen over de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Barendrecht, om te komen tot een goed inzicht in:

    • ·

      de financieel-economische positie;

    • ·

      het financiële beheer;

    • ·

      de uitvoering van de begroting;

    • ·

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

en rekening en verantwoording af te leggen daarover.

  • c.

    GR BAR: de Gemeenschappelijke Regeling genaamd BAR-organisatie.

  • d.

    basispakket: in het basispakket zijn alle taken opgenomen die door de deelnemende gemeenten in de GR BAR op gelijke wijze worden uitgevoerd.

  • e.

    pluspakket: in de pluspakketten zijn alle taken opgenomen die uitsluitend worden uitgevoerd door 1 of 2 van de deelnemende gemeenten in de GR BAR of waarvoor lokaal beleid van toepassing is. Ook de kosten ten behoeve van de regievoering maken onderdeel uit van een pluspakket.

  • f.

    programmabegroting: overzicht van alle verwachte inkomsten en uitgaven in een bepaalde (meestal toekomstige) periode, onderverdeeld in de programma-indeling zoals deze door de raad is vastgesteld.

  • g.

    programmarekening: verantwoording per kalenderjaar over de inkomsten en uitgaven zoals deze in de programmabegroting zijn opgenomen.

  • h.

    prestatie-indicatoren: instrumenten die het mogelijk maken om te meten of de prestaties, veelal in relatie tot een vastgestelde norm naar wens worden uitgevoerd.

  • i.

    rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

  • j.

    doelmatigheid: het realiseren van bepaalde prestaties met een zo efficiënt mogelijke inzet van middelen.

  • k.

    doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programmabegroting

  • 1. De raad stelt in ieder geval bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling vast. Deze programma-indeling kan indien gewenst worden onderverdeeld in cluster- of sub-programma’s.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode op basis van de door het college aan de programma’s toegewezen producten de onderverdeling van de programma’s in cluster- of subprogramma’s vast.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante prestatie-indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

  • 4. Bij de programmabegroting wordt door de raad vastgesteld welk resultaat men wil bereiken.

  • 5. De vraag of de uitvoering van een door de raad opgedragen taak in het basispakket zit of in een pluspakket, wordt bepaald op basis van de analyse of de twee andere gemeenten die deelnemen in de GR BAR dezelfde taak ook laten uitvoeren.

  • 6. Wanneer duidelijk is welke taken in het basispakket en welke taken in het pluspakket worden opgenomen, wordt dit middels de begroting van de GR BAR aan de raad voorgelegd om een zienswijze op te geven.

Artikel 3 Inrichting programmabegroting en programmarekening

  • 1. Bij de programmabegroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten, eventueel per cluster of subprogramma weergegeven en bij de programmarekening worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per cluster of subprogramma weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de programmabegroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet weergegeven.

  • 3. In de programmarekening worden van de investeringen minimaal de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele uitputting hiervan weergegeven.

  • 4. Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de programma’s. In de verantwoording geeft het college, conform de opzet van de begroting, aan:

    • a.

      wat hebben we bereikt;

    • b.

      wat hebben we daar voor gedaan;

    • c.

      wat heeft het gekost;

    • d.

      afwijkingen ten opzichte van de in de begroting gestelde doelen worden toegelicht.

  • 5. Het college neemt in de programmarekening een overzicht op van de begrotingsrechtmatigheid.

  • 6. De programmabegroting en de programmarekening bevatten een overzicht van de subsidies.

  • 7. Bij het vaststellen van de programmabegroting en de programmarekening worden de wettelijke termijnen in acht genomen.

Artikel 3a Kaders programmabegroting

Het college biedt de raad een nota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren. In deze kadernota worden de bevindingen betrokken uit de eerste tussentijdse rapportage bedoeld in artikel 5 en de programmarekening bedoeld in artikel 3.

Artikel 4. Autorisatie programmabegroting

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de programmabegroting de lasten en de baten per programma.

  • 2. Het college is bevoegd overschrijdingen van de geautoriseerde lasten en onderschrijdingen van de geautoriseerde baten te dekken binnen het desbetreffende programma en/of extra benodigde middelen aan te vragen aan de raad, om het collegeprogramma te realiseren. In de tussentijdse rapportages wordt aan de raad inzicht gegeven in de wijze van besteding.

  • 3. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten en bijstelling van het beleid.

  • 4. Het college is gemachtigd om in uitzonderingsgevallen zonder voorafgaand raadsbesluit de belangen van de gemeente en de GR BAR, naar de inzichten op dat moment, zo goed mogelijk te behartigen. Deze omstandigheden zijn aan de orde indien het gemeentebelang in een bepaalde situatie (mogelijke) nadelige gevolgen zou oplopen indien geen beslissing kan worden genomen en ingrijpen geen uitstel duldt. Deze uitzonderingsgevallen worden betiteld als “brandzaak” en terstond na het collegebesluit gemeld aan de raad.

Artikel 5. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de afwijkingen op de programmabegroting van de gemeente over de eerste drie maanden en de eerste acht maanden van het lopende boekjaar.

  • 2. De tussenrapportages bevatten ten minste een uitvoerig inzicht in de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten, de voortgang van de indicatoren alsmede de voortgang van de bedrijfsvoering binnen de GR BAR.

  • 3. In de tussentijdse rapportages worden afwijkingen toegelicht op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van programma’s en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000 dan wel groter dan 10% van het oorspronkelijke budget op productniveau.

  • 4. Voor afwijkingen groter dan €100.000 per gebeurtenis is vooraf een raadsbesluit nodig, uitgezonderd afwijkingen waar de gemeente geen invloed op heeft. Er mag pas opdracht gegeven worden tot uitvoering, nadat de raad hiermee heeft ingestemd.

Artikel 5a. Informatieplicht

  • 1. De begroting, de jaarrekening en tussentijdse rapportage van de GR BAR wordt door het college, voorzien van advies, tijdig voorgelegd aan de raad, zodat deze:

    • a.

      bij de begroting en de jaarrekening een zienswijze kan indienen;

    • b.

      de tussentijdse rapportage voor kennisgeving aan kan nemen.

  • 2. Indien de zienswijze zoals bedoeld in lid 4 sub a, geheel of gedeeltelijk niet door de GR BAR wordt overgenomen informeert het college de raad zo spoedig mogelijk.

  • 3. Het college consulteert de raad tijdig over overige financiële stukken van de GR BAR, waartoe in ieder geval behoren, doch niet uitsluitend:

    • a.

      Termijnkalender P&C producten van de GR BAR;

    • b.

      Treasurystatuut;

    • c.

      Quickscan fiscale kansen en bedreigingen;

    • d.

      Transitie activa.

Artikel 6 Investeringen

  • 1. Voor de rente en afschrijvingen van nieuwe investeringen wordt door de raad per programma voor het nieuwe begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren bij de programmabegroting een lijst van nieuwe investeringen vastgesteld.

  • 2. De raad stelt de omvang van de meerjarige kapitaallasten vast.

  • 3. Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de programmabegroting zijn opgenomen, legt het college een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Voordat er verplichtingen voor deze investering worden aangegaan, stelt de raad dit voorstel vast.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 7 Waardering & afschrijving vaste activa

  • 1. Materiële vaste activa worden afgeschreven op basis van de verwachte economische levensduur. Dit wordt nader uitgewerkt in de nota activabeleid. In de nota activabeleid wordt tevens een minimumgrens van activering aangegeven.

  • 2. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd, ongeacht de hoogte van het bedrag.

  • 3. Investeringen met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden geactiveerd. Bij raadsbesluit kan worden afgeweken van de activering.

  • 4. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 5. Als de gebruiksduur van een afzonderlijk object aanmerkelijk afwijkt van hetgeen in de afschrijvingstabel in de nota activabeleid is aangegeven, kunnen burgemeester en wethouders onder opgaaf van redenen van de afschrijvingstabel afwijken.

Artikel 8 Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor openstaande vorderingen zoals onroerende-zaakbelasting, precariobelasting, rioolheffing en afvalstoffenheffing wordt, voor zover van toepassing, een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

  • 2. Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 9 Reserves en voorzieningen

Het college stelt een kadernota reserves en voorzieningen op. De raad stelt deze vast. Deze kadernota behandelt:

  • a.

    de vorming en besteding van reserves;

  • b.

    de vorming en besteding van voorzieningen;

  • c.

    de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen.

Artikel 10 Kostprijsberekening

  • 1. Indien er sprake is van een geraamde kostprijs van prestaties van de gemeente Barendrecht, zal voor het bepalen van deze kostprijs een systeem van kostentoerekening worden gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen en bestemmingsreserve voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing, afvalstoffenheffing en reinigingsrechten de compensabele BTW.

  • 3. De omslagrente voor de rentetoerekening van de kapitaallasten bedraagt een vast percentage en wordt bij de begroting vastgesteld.

  • 4. Voor specifieke projecten kan een afwijkend rentepercentage worden gehanteerd. Dit wordt bij afzonderlijk besluit door de raad vastgesteld.

Artikel 11 Vaststelling hoogte belastingen, rechten en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolheffing en afvalstoffenheffing. De raad stelt deze tarieven vast.

  • 2. Het college biedt de raad jaarlijks een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de verhuur en verkoop van onroerende goederen en in het bijzonder de prijzen voor de uitgifte van gronden en, indien van toepassing, de prijzen van erfpachtcanons. De raad stelt de nota vast.

  • 3. Het college biedt eens in de 4 jaar de raad een nota aan met de kaders voor de prijzen van gemeentelijke diensten anders dan genoemd in het tweede lid. De raad stelt de nota vast.

  • 4. De besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen, zoals bedoeld in het 3e lid, worden ter kennisneming aan de raad aangeboden.

Artikel 12 Financieringsfunctie

  • 1. Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het zo veel mogelijk beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen op basis van een prudent treasurybeleid;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2. Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie richtlijnen in acht die uitvoering geven aan prudent treasurybeleid.

  • 3. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 4. Het college stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met derde lid en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een treasurystatuut. Het college zendt het treasurystatuut ter kennisgeving aan de raad.

Hoofdstuk 4. Financieel beheer en interne controle

Artikel 13 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur;

  • f.

    de controle op:

    • ·

      de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie,

    • ·

      de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur.

Artikel 14 Interne controle

  • 1. Het college draagt zorg voor het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening en voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college draagt zorg voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie

Artikel 15 Financiële organisatie

  • 1. Het college draagt de zorg voor en legt in een besluit vast:

    • a.

      een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie;

    • b.

      een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

    • c.

      de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    • d.

      de te maken afspraken met de GR BAR over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen.

  • 2. De besluiten genoemd onder letters a en b van het eerste lid worden ter kennisneming aan de raad aangeboden.

Artikel 16 Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor en legt in een besluit vast de interne regels voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten. Deze interne regels waarborgen, dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels ter zake van de Europese Unie.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van het begrotingsjaar 2014. De stukken vastgesteld in dit begrotingsjaar en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

Artikel 18 Intrekking oude verordeningen

De “Financiële verordening gemeente Barendrecht” uit 2009 wordt ingetrokken.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Barendrecht 2014”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Barendrecht
van 19 november 2013
De griffier De voorzitter
Mevrouw mr. G.E. Figge drs. J. van Belzen