Beleidsnotitie terugdringen loze brandmeldingen 2011

Geldend van 06-05-2011 t/m heden

Intitulé

Beleidsnotitie terugdringen loze brandmeldingen 2011

Beleidsnotitie terugdringen loze brandmeldingen 2011

1. Inleiding

Veiligheid staat hoog op de agenda van de brandweer Barneveld. Eén van de aspecten waar de brandweer in dat kader invloed op uitoefent, is de brandveiligheid in gebouwen. Om deze veiligheid te bevorderen en zo nodig ook af te dwingen wordt gebruik gemaakt van het stelsel van wettelijke voorschriften dat bij het bouwen en/of gebruiken van bouwwerken in acht moet worden genomen. Uit dit stelsel volgt dat voor een aantal gebruiksfuncties in gebouwen een brandmeldinstallatie met doormelding naar de Regionale Alarmcentrale voorgeschreven is. Deze installaties hebben als doel om de ontdekkingstijd van brand te verkorten en daarmee een snellere inzet van de brandweer mogelijk te maken, hetgeen een positief effect heeft op de brandveiligheid.

Een keerzijde is echter dat brandmeldinstallaties ook in werking treden als er sprake is van loze brandmeldingen met een onnodig beroep op brandweerinzet als gevolg. De afgelopen jaren is het aantal loze brandmeldingen binnen de gemeente Barneveld hand over hand toegenomen. Hier ondervindt zowel de brandweer Barneveld als de gemeenschap hinder van die voornamelijk betrekking heeft op:

  • Financiën --> Een uitruk van de brandweer kost gemiddeld ongeveer € 1.000,--wegens inzet van personeel en materieel.

  • Motivatie--> Een loze brandmelding tast het moreel van de brandweermedewerkers aan. Het werkt demotiverend om het werk of de woning te moeten verlaten voor loze meldingen. Hierbij speelt het ook een belangrijke rol dat de brandweerinzet nagenoeg geheel geschiedt door vrijwilligers. Door onnodige uitrukken ontstaat een verminderde bereidheid bij de werkgever van de vrijwilliger om hem zijn nevenactiviteiten bij de brandweer te laten vervullen.

  • Inzetbaarheid--> Het uitrukken op loze brandmeldingen betekent een afname van de inzetbaarheid bij brand en voor overige hulpverlening elders.

  • Verkeersveiligheid--> Er is sprake van onnodige verkeersbewegingen met hoge snelheid door het rijden van huis naar de kazerne en van de kazerne naar de locatie van de brandmelding.

  • Geluid--> Uitrukken gaan doorgaans gepaard met geluidsignalen (sirene). Ingeval van loze meldingen ontstaat onnodige geluidshinder.

  • Alarmcentrale--> Loze meldingen zorgen voor overbelasting van de Regionale Alarmcentrale hetgeen tot vertraging bij het gebruik van het alarmnummer 112 kan leiden.

Brandmeldinstallaties moeten voldoen aan een prestatie-eis die aangeeft hoeveel loze meldingen maximaal per jaar toelaatbaar zijn. Deze prestatie-eis wordt berekend aan de hand van een NEN-norm en vastgelegd in een zogenaamd programma van eisen. Indien de prestatie-eis wordt overschreden is er sprake van strijd met de bepalingen van de Woningwet. Het college van burgemeester en wethouders is doorgaans het bevoegd gezag bij de bestuursrechtelijke handhaving van een dergelijke overtreding.

In 2009 is reeds eerder een beleidsnotitie vastgesteld. Destijds bevond het beleid zich in een opstartfase waarin ook zeer veel aandacht is geschonken aan voorlichting en preventie. Hier zal ook aandacht voor blijven, zeker bij nieuwe abonnees. Nu twee jaar later bevindt het beleid zich echter in een uitvoeringsfase en is ook het wettelijk kader gewijzigd waardoor actualisering van de tekst van de notitie gewenst is. Het beleid richt zich daarbij voornamelijk op de toepassing van de handhavingsbevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders.

In deze notitie is daarom het actuele juridische kader beschreven en is vastgelegd op welke wijze het college van burgemeester en wethouders gebruik maakt van zijn handhavingsbevoegdheid. Hiermee heeft het college van burgemeester en wethouders beoogd om de handhavings- en sanctiestrategie overzichtelijk in één document te bundelen dat voor een ieder kenbaar is. Deze notitie heeft de status van beleidsregel zoals bedoeld in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en is ook als zodanig gepubliceerd. Dit betekent dat bij een besluit dat te maken heeft met het terugdringen van loze meldingen, voor de motivering van het betreffende besluit, kan worden verwezen naar de inhoud van deze beleidsnotitie.

2. Juridisch kader

Prestatie-eis

Uit artikel 2.2.1. lid 1 van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit) volgt wanneer een gebruiksfunctie een brandmeldinstallatie heeft met een omvang van de bewaking en een doormelding zoals aangegeven in bijlage I behorend bij dat besluit. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat een doormelding als bedoeld in het eerste lid rechtstreeks plaatsvindt naar de regionale alarmcentrale van de brandweer.

Op grond van artikel 2.2.1. lid 6 van het Gebruiksbesluit moet een installatie als bedoeld in artikel 2.2.1. lid 1 voldoen aan NEN 2535: 1996, inclusief wijzigingsblad A1: 2002, en aan een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen als bedoeld in deze norm. Aan de hand van deze norm kan worden bepaald hoeveel loze meldingen een brandmeldinstallatie mag doorgeven. Dit is de prestatie-eis welke wordt vastgelegd in het programma van eisen. In artikel 1.4 van het Gebruiksbesluit is een bepaling met betrekking tot gelijkwaardigheid opgenomen. Het eerste lid van dit artikel bepaalt namelijk dat aan een in paragraaf 2.1 tot en met 2.9 van het Gebruiksbesluit gesteld voorschrift niet voldaan behoeft te worden, indien het gebruik van een bouwwerk anders dan door toepassing van het desbetreffende voorschrift ten minste dezelfde mate van brandveiligheid biedt als is beoogd met het betrokken voorschrift. Op grond van deze gelijkwaardigheidsbepaling kan de geldende prestatie-eis ook worden bepaald op basis van NEN 2535: 2009.

Voor elke brandmeldinstallatie wordt dus, op basis van de van toepassing zijnde NEN-norm, vastgesteld hoeveel loze meldingen er doorgegeven mogen worden. Bij het bepalen van deze prestatie-eis wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten loze meldingen:

  • Ongewenste brandmelding à Een brandmelding veroorzaakt door de aanwezigheid van op brand lijkende verschijnselen die niet het gevolg zijn van brand. Voorbeelden hiervan zijn loze meldingen als gevolg van koken, roken en laswerkzaamheden.

  • Onechte brandmelding à Een brandmelding die niet het gevolg is van een brand, of op brand lijkende verschijnselen. Voorbeelden hiervan zijn loze meldingen als gevolg van een vervuilde melders, systeemstoringen en atmosferische invloeden.

Aan de hand van de toepasselijke NEN-norm wordt vastgesteld of een melding als “ongewenst” dan wel als “onecht” moet worden aangemerkt.

Bestuursrechtelijke handhaving

In artikel 5:1 Awb is bepaald dat onder een overtreding wordt verstaan: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Uit artikel 7b lid 2 en lid 3 juncto artikel 8 lid 8 van de Woningwet volgt dat het verboden is om bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bepalingen zoals opgenomen in het Gebruiksbesluit. Indien de in het programma van eisen vastgelegde prestatie-eis wordt overschreden is er dus sprake van een overtreding van de bepalingen van de Woningwet.

Op grond van artikel 92 Woningwet draagt het bevoegd gezag zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van hetgeen in artikel 7b en artikel 8 is bepaald. Artikel 1 Woningwet bepaalt dat onder het bevoegd gezag moet worden verstaan: het bestuursorgaan, bedoeld in artikel 1.1 lid 1 Wabo dan wel, bij het ontbreken van een bestuursorgaan als bedoeld in dat artikellid, burgemeester en wethouders. Wanneer er sprake is van een overtreding van de Woningwet zal het college van burgemeester en wethouders dus doorgaans het bevoegd gezag zijn.

De bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders om een last onder bestuursdwang op te leggen volgt uit artikel 125 van de Gemeentewet. In artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht is geregeld dat het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom kan opleggen. Deze sancties kunnen ingevolge artikel 5:2 Awb strekken tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding.

Op grond van jurisprudentie heeft het bevoegde bestuursorgaan een beginselplicht om handhavend op te treden. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan van het bestuursorgaan worden gevergd om hiervan af te zien. Dit betekent dat in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het college van burgemeester en wethouders in beginsel gehouden is om gebruik te maken van zijn handhavingsbevoegdheid.

3. Werkwijze

  • Voor elke abonnee wordt, aan de hand van de van toepassing zijnde NEN-norm, in het programma van eisen de voor de betreffende brandmeldinstallatie geldende prestatie-eis vastgelegd. Deze prestatie-eis is van toepassing op één teljaar. Een teljaar loopt van 1 januari tot en met 31 december van één kalenderjaar.

  • Elke loze brandmelding wordt door de brandweer geregistreerd en vervolgens wordt de oorzaak van de melding achterhaald. Dit vindt plaats door middel van communicatie met de gebruiker van het pand. Door de brandweer wordt aan de hand van de van toepassing zijnde NEN-norm bepaald hoe de loze melding moet worden aangemerkt (onecht of ongewenst). Ook dit wordt gecommuniceerd met de gebruiker waarbij eventueel wordt geadviseerd op welke manier toekomstige loze meldingen vanwege dezelfde oorzaak kunnen worden voorkomen.

  • Op het moment dat de prestatie-eis in het teljaar is bereikt, wordt dit schriftelijk medegedeeld aan de gebruiker. In deze brief wordt eventueel (nogmaals) uitgelegd hoe verdere meldingen voorkomen kunnen worden.

  • Indien de prestatie-eis in het teljaar wordt overschreden wordt een vooraankondiging handhavend optreden verzonden. Hierin maakt het college van burgemeester en wethouders het voornemen om handhavend op te treden kenbaar aan de overtreder. Gelet op het bepaalde in artikel 4:8 Awb wordt de overtreder in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • Wanneer de zienswijze geen aanleiding geeft om af te zien van handhavend optreden legt het college van burgemeester en wethouders een last onder dwangsom op. De lastgeving richt zich op het voorkomen van herhaling van de overtreding in het lopende teljaar waarbij expliciet wordt benadrukt dat er alleen een dwangsom van rechtswege verbeurt indien bij een volgende loze melding de brandweer ook daadwerkelijk gealarmeerd wordt. De dwangsom wordt vastgesteld op € 2.000,-- per keer dat niet aan de lastgeving wordt voldaan met een maximum van € 20.000,--.

  • De van rechtswege verbeurde dwangsommen worden ingevorderd conform de bepalingen van de Awb.

4. Hardheidsclausule

Gelet op het bepaalde in artikel 4:84 Awb handelt het college van burgemeester en wethouders overeenkomstig deze beleidsnotitie, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsnotitie te dienen doelen.