Regeling vervallen per 16-11-2016

Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Barneveld

Geldend van 04-08-2016 t/m 15-11-2016

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Barneveld

Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Barneveld

Burgemeester en wethouders van Barneveld;

gelet op de artikelen 11 derde en vijfde lid, 12 derde lid en 16 derde lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Barneveld en artikelen 12 derde en vijfde lid, 13 derde lid Verordening jeugdhulp gemeente Barneveld;

besluiten:

vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Barneveld

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Persoonsgebonden budget (pgb): bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een gemeentelijke vangnetvoorziening behoren, en die een cliënt, de jeugdige of zijn ouders van derden heeft betrokken;

  • b.

    Belastbaar inkomen: het inkomen waarover inkomstenbelasting verschuldigd is;

  • c.

    Verzamelinkomen: het inkomen dat de belastingdienst vaststelt op basis van het inkomen uit werk en woning en eventuele opbrengsten uit sprake en/of beleggen;

  • d.

    Eigen bijdrage: een door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) vast te stellen bijdrage die bij de verstrekking van een gemeentelijke vangnetvoorziening in natura of pgb betaald moet worden;

  • e.

    Ouderbijdrage: een door het CAK vast te stellen bijdrage, die (stief)ouders ten behoeve van de gemeente moeten betalen als hun (stief)kind tijdelijk buiten het gezin wordt verzorgd en opgevoed.

  • f.

    Kostprijs: de werkelijke prijs die door de gemeente wordt betaald voor een gemeentelijke vangnetvoorziening;

  • g.

    Verordening Wmo 2015: Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Barneveld

  • h.

    Verordening Jeugd: Verordening jeugdhulp gemeente Barneveld

  • i.

    Gemeentelijke vangnetvoorziening: een maatwerkvoorziening als in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of een individuele voorziening, als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de Jeugdwet.

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1.

    Verstrekking van een toegekende gemeentelijke vangnetvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op schriftelijk gemotiveerd verzoek van de cliënt, de jeugdige en/of ouders.

  • 2.

    Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      als de gespreksvoerder bepaalt dat de gekozen dienst of product niet adequaat is;

    • c.

      als uit onderzoek is gebleken dat de cliënt, jeugdige en/of ouders een eerder persoonsgebonden budget niet in overeenstemming met doel en/of bestemming heeft ingezet, de gespreksvoerder kan in individuele gevallen hiervan afwijken;

    • d.

      op grond van de progressiviteit van het ziektebeeld de aangevraagde voorziening zo snel weer door een aangepaste voorziening vervangen moet worden dat deze verstrekking zich daardoor niet leent voor een persoonsgebonden budget;

    • e.

      verstrekking van een pgb gezien de (verwachte) korte duur van de verstrekking zou leiden tot een inefficiënte besteding van gemeentelijke middelen.

  • 3.

    [red: Vervallen.]

  • 4.

    [red: Vervallen.]

  • 5.

    De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats met tussenkomst van de Sociale Verzekeringsbank, die belast is met de uitvoering en uitbetaling van de pgb’s.

  • 6.

    Indien het pgb niet binnen zes maanden na uitbetaling is aangewend voor bekostiging van de voorziening zal het college de beslissing tot verlening van het pgb herzien of intrekken.

Artikel 3 Pgb besteding bij sociaal netwerk

  • 1.

    [red: Vervallen.]

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste bedraagt het pgb voor de jeugdhulp bij besteding aan een dienstverlener vanuit het sociaal netwerk maximaal € 20,00 per uur en in geval van kortdurend verblijf maximaal € 30,00 per etmaal.

  • 3.

    Het college kan van het bepaalde in het eerste lid afwijken wanneer de dienstverlener aantoont dat het pgb niet toereikend is.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen en ouderbijdragen

Artikel 4 Omvang van eigen bijdrage en ouderbijdrage.

  • 1.

    [red: Vervallen.]

  • 2.

    De omvang van de ouderbijdrage per maand wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 8.1 van het Uitvoeringsbesluit Jeugdwet 2015 (AMvB).

Artikel 5 De duur van de eigen bijdrage

[red: Vervallen.]

Artikel 6 Vaststelling van de eigen bijdrage

[red: Vervallen.]

Artikel 7 Vaststelling en duur van de ouderbijdrage (jeugdhulp)

  • 1.

    Vaststelling en inning van de ouderbijdrage vindt plaats door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) conform het bepaalde in artikel 4.

  • 2.

    De ouderbijdrage is verschuldigd over elke dag dat het verblijf heeft geduurd, conform artikel 8.1.4. van het Uitvoeringsbesluit Jeugdwet.

Artikel 8 Bijdrage voor algemene voorzieningen

[red: Vervallen.]

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 9 Persoonsgebonden budget woonvoorziening

[red: Vervallen.]

Artikel 10 Voorziening voor huurderving

[red: Vervallen.]

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en/of in en om de woning

Artikel 11 Persoonsgebonden budget vervoer

[red: Vervallen.]

Hoofdstuk 6 Voorzieningen Jeugdhulp

Artikel 12 Regiotaxi

[red: Vervallen.]

Artikel 13 Tarieven Jeugdhulp

  • 1.

    De (uur)tarieven zorg in natura, als bedoeld in artikel 3 eerste lid, die ter vaststelling van een pgb voor jeugdhulp gehanteerd worden, zijn als volgt vastgesteld:

    • a.

      Persoonlijke verzorging: € 27,02 per uur

    • b.

      Begeleiding: € 44,42 per uur

    • c.

      Dagbesteding: € 44,30 per dagdeel.

    • d.

      Kortdurend verblijf: € 101,– per etmaal (maximaal 3 etmalen per week)

    • e.

      Beschermd wonen/specialistisch verblijf: Indien van toepassing, specialistisch maatwerktarief op basis van AWBZ PGB tarieven ZZP 2014.

    • f.

      Overige jeugdhulpvormen: Specialistisch individueel maatwerktarief.

  • 2.

    Indien voor een bepaalde voorziening geen adequate gemeentelijke vangnetvoorziening in natura is ingekocht wordt ter bepaling van de hoogte van het pgb een of meerdere offertes opgevraagd en op basis hiervan tot maximaal 100% aan pgb ter beschikking gesteld.

Hoofdstuk 7 Inwerkingtreding, citeertitel

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Op deze datum wordt het Besluit maatschappelijke ondersteuning Barneveld, vastgesteld op 26 april 2013, ingetrokken.

Artikel 15 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Barneveld.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders op 23 september 2014
D. Bakhuizen J.W.A. van Dijk
secretaris burgemeester

Toelichting

Inleiding

De Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Barneveld en de Verordening Jeugdhulp vragen om nadere uitwerking. In dit besluit worden de regels uit beide verordeningen geconcretiseerd.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

In dit hoofdstuk zijn de definities opgenomen.

Hoofdstuk 2. Bijzondere regels over het PGB

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording

Verstrekking van een persoonsgebonden budget (pgb) vindt plaats op gemotiveerd verzoek van de aanvrager. Dit gebeurt bij voorkeur tegelijk met de aanvraag. De cliënt, jeugdige en/of ouders worden tijdens het gesprek geïnformeerd over de mogelijkheden en voorwaarden voor een pgb.

Het tweede lid a tot en met e geven aan wanneer er geen pgb wordt verstrekt.

Deze bepalingen zijn opgenomen om misbruik van het pgb te voorkomen.

In gevallen waarbij het ziektebeeld progressief is en de verwachting is dat er maar korte tijd gebruik gemaakt zal worden van de voorziening, kan de klantmanager beslissen geen pgb te verstrekken; dit om kapitaalvernietiging te voorkomen.

Het derde lid bepaalt dat de mobiele tilliften en douchebrancards uitsluitend in natura worden verstrekt. Deze bepaling is opgenomen om kapitaalvernietiging te voorkomen.

De sportrolstoel, opgenomen in het vierde lid is een bovenwettelijke voorziening, die in de tijd van de Wet voorzieningen gehandicapten opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. De verstrekkingswijze is met de komst van de Wmo 2015 onveranderd gebleven. Dit betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een pgb. Dit pgb is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf, verzekering en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een pgb worden toegekend.

Het vijfde lid sluit aan bij de wet. In de Wmo 2015 en in de Jeugdwet is voor pgb’s het trekkingsrecht via de Sociale Verzekeringsbank Bank (SVB) als verplichting vastgelegd. Gemeenten maken het pgb niet meer rechtstreeks over op de rekening van de cliënt, maar op de rekening van de SVB. De SVB betaalt uit dit budget de rekeningen die de cliënt indient voor de geleverde ondersteuning. De wetgever beoogt mede door middel van het trekkingsrecht fraude met pgb’s tegen te gaan en daarmee de houdbaarheid van het pgb te vergroten. Het trekkingsrecht geldt voor alle pgb’s in de Wmo en de Jeugdwet, dus ook voor pgb’s voor incidentele betalingen voor bijvoorbeeld woningaanpassingen, hulpmiddelen en incidentele vervoerskosten.

Artikel 3 Pgb bij besteding sociaal netwerk

Het in het eerste lid genoemde percentage (75%) komt voort uit de door de AWBZ gehanteerde systematiek en hangt samen met het gegeven dat leden van het sociaal netwerk en/of andere particulieren, voor de uitvoering van het pgb, niet of nauwelijks ‘overheadkosten’ kennen. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld een organisatie.

In het kader van het ‘maatwerkprincipe’, kan het college van het bepaalde in het eerste lid afwijken wanneer de dienstverlener aantoont dat het pgb, na verrekening van het kortingspercentage, niet toereikend is (tweede lid).

Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen en ouderbijdragen

Artikel 4 Omvang van de eigen bijdrage en ouderbijdrage

Hoofdstuk 3 van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 handelt over eigen bijdragen. De gemeente Barneveld heeft ervoor gekozen de in artikel 3.1 genoemde maximumbedragen te hanteren.

De Jeugdwet kent geen eigen bijdrage. Er bestaat wel een ouderbijdrage. In hoofdstuk 8.1 van het uitvoeringsbesluit Jeugdwet staan de exacte bedragen vermeld.

Artikel 5 De duur van de eigen bijdrage

De eigen bijdrage kan maximaal de kostprijs, eventueel vermeerderd met de onderhoudskosten, herverstrekkingskosten en verzekering, bedragen. In de gemeente Barneveld wordt een eigenbijdrage gevraagd voor alle soorten voorzieningen, behoudens de rolstoelvoorzieningen.

Artikel 6 Vaststelling van de eigen bijdrage

Dit artikel is opgenomen om aan te geven door wie de eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd, namelijk het CAK.

Artikel 7 Vaststelling en duur van de ouderbijdrage

Dit artikel is opgenomen om aan te geven door wie de eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd, namelijk het CAK.

Artikel 8 Bijdrage voor algemene voorzieningen

Dit artikel geeft regels voor de bijdrage die verschuldigd is bij gebruikmaking van een algemene voorziening. Omdat deze cliënten zich, zonder tussenkomst van de gemeente, bij de aanbieder melden, wordt de bijdrage betaald aan deze aanbieder. De hoogte van de bijdrage wordt vastgesteld door de aanbieder, na instemming van de gemeente.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 9 Persoonsgebonden budget woonvoorziening

In het eerste lid is geregeld hoe het pgb voor een woonvoorziening wordt vastgesteld.

Het tweede lid geeft het afschrijvingsschema aan volgens welk schema bij verkoop binnen 15 jaar een eventueel bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan het college moet worden terugbetaald.

De Wmo 2015 geeft geen mogelijkheid tot het verstrekken van een financiële tegemoetkoming. Om deze reden zijn de bepalingen uit het Besluit maatschappelijke ondersteuning Barneveld, gericht op een verhuiskostenvergoeding, niet opnieuw opgenomen in dit besluit.

Artikel 10 Voorziening voor huurderving

In geval van huurbeëindiging van een woonruimte die voor meer dan € 15.000,- is aangepast kan het college een tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden. De eerste maand huurderving komt niet voor vergoeding in aanmerking. Dit behoort tot het normale risico van leegstand.

Door de eigenaar van de woning een tegemoetkoming in de gederfde huurinkomsten te verlenen kan bevorderd worden dat de aangepaste woonruimte beschikbaar blijft voor gehandicapten. De duur van de tegemoetkoming kan afhankelijk gesteld worden van de situatie ter plekke. Een algemene termijn die redelijk geacht kan worden is zes maanden. In bepaalde gevallen kan echter geconcludeerd worden dat een kortere periode ook redelijk is. Dit is afhankelijk van de woningmarktsituatie.

Op grond van dit artikel is de hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving gelijk aan de kale huur van de woonruimte, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag (de zogenaamde huurgrens).

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en/of in de woning

Artikel 11 Persoonsgebonden budget vervoer

Dit artikel regelt de wijze waarop een pgb voor een vervoersvoorziening, waarbij inbegrepen rolstoelen, wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening Wmo 2015, van de goedkoopst-adequate voorziening. Als daar sprake van is kan verhoging plaatsvinden met een bedrag noodzakelijk voor verzekering onderhoud en reparatie. Het bedrag dat hiervoor beschikbaar wordt gesteld wordt vastgesteld aan de hand van de bedragen die voor onderhoud en reparatie door de leverancier van naturavoorzieningen wordt gehanteerd voor een soortgelijke voorziening.

Artikel 12 Regiotaxi

In dit artikel is vastgelegd hoe het Zonebudget wordt bepaald. Daarnaast is het bedrag aan eenmalige paskosten opgenomen.

Algemeen

In het Besluit maatschappelijke ondersteuning Barneveld was een regeling getroffen voor personen die geen gebruik konden maken van de reguliere vervoersmogelijkheden (natura voorzieningen). Zij konden in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming voor gebruik van eigen auto, taxi of rolstoel taxi. Met de wetswijziging Wmo is de mogelijkheid tot het verstrekken van een financiële tegemoetkoming komen te vervallen.

De regeling is per februari 2013 al teruggebracht naar een maximaal aantal kilometers. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kon een beroep op deze regeling gedaan worden. Reden waarom hiervoor geen vervangende (standaard) oplossing is gezocht. Het systeem van de nieuwe Wmo 2015, waarin maatwerk voorop staat, zou dergelijke gevallen voldoende moeten kunnen ondervangen.

Voor cliënten met geldige indicatie van voor 1 januari 2015 blijft dit recht bestaan. Zij kunnen hiervoor terugvallen op hun geldige beschikking.