Regeling vervallen per 10-02-2017

Damoclesbeleid gemeente Barneveld

Geldend van 01-03-2016 t/m 09-02-2017

Intitulé

Damoclesbeleid gemeente Barneveld

De burgemeester van de gemeente Barneveld;

gelet op artikel 13b Opiumwet;

besluit:

vast te stellen het Damoclesbeleid gemeente Barnevel–Sluitingsbevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet

1. Inleiding 

Gemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met de aanwezigheid van hennepkwekerijen in woningen of (niet-) openbare gelegenheden en/of de handel van middelen als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet 1

vanuit genoemde locaties. De Opiumwet geeft de burgemeester een bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen bij een overtreding van die wet. Artikel 13b van deze wet, ook wel de Wet Damocles genoemd, is het juridische instrument om bestuurlijk op te treden tegen illegale verkooppunten van verdovende middelen. Het wordt tevens ingezet om tegen hennepteelt op te treden.

Vanuit de gedachte dat uitsluitend een integrale aanpak een einde kan maken aan de ongewenste ontwikkelingen ten aanzien van hennepkwekerijen – niet alleen in de gemeente Barneveld, maar in zowel in de provincies Gelderland en Overijsel – hebben de betrokken partners in 2014 besloten tot het ondertekenen van het ‘Convenant integrale aanpak van ongewenste hennepkwekerijen Oost-Nederland’ 2

(hierna te noemen: hennepconvenant Oost). De integrale tekst van het hennepconvenant Oost is opgenomen in bijlage I. Het doel van deze samenwerking is het nemen van preventieve- en repressieve maatregelen om gevaarlijke situaties te beëindigen, activiteiten met betrekking tot hennepkwekerijen te voorkomen en te bestrijden, de leefbaarheid in de betreffende straten en buurten te verbeteren en gevoelens van onveiligheid weg te nemen. Daarbij heeft de samenwerking tevens tot doel om het oneigenlijke gebruik van woonruimte, het oneigenlijk gebruik van uitkeringen en het illegaal aftappen van elektriciteit te verhalen op de overtreder. Iedere convenantpartner heeft hierbij zijn eigen taken en verantwoordelijkheden.

Om helder weer te geven wat de rol is van iedere convenantpartner is het ‘Uitvoeringsprotocol Hennep Gelderland-Midden’ (hierna te noemen: uitvoeringsprotocol) opgesteld door de werkgroep hennep. 3

De integrale tekst van het uitvoeringsprotocol is opgenomen in bijlage II. Dit uitvoeringsprotocol hoort als onderlegger bij het hennepconvenant Oost en beschrijft de processtappen in de aanpak van hennepteelt in de voorfase, ontruimingsfase en nafase. Naast de partners in het hennepconvenant Oost, beschrijft dit protocol ook de taken van de partners onder het RIEC convenant in de integrale aanpak van georganiseerde hennepteelt.

Met betrekking tot de verantwoordelijkheid van de gemeente is in het hennepconvenant Oost opgenomen dat zij beschikt over een beleidsregel die ziet op de bevoegdheid van de burgemeester tot de hierboven genoemde bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen ingeval van overtreding van de Opiumwet.

De burgemeester kan gebruik maken van zijn bevoegdheid, het betreft hier een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het gebruik van deze bevoegdheid geen verplichting is. Het opstellen van beleid is aldus wenselijk om te formuleren onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik zal worden gemaakt van de bestuursdwangbevoegdheid.

In de nu voorliggende beleidsnota staat de rol van de gemeente Barneveld beschreven en worden de kaders geschetst van de bestuursdwangbevoegdheid die de burgemeester op grond van de Opiumwet heeft. Deze beleidsregel heeft tot doel:

• de handhavingsactiviteiten van politie, justitie en gemeente op elkaar af te stemmen en waar mogelijk complementair te laten zijn;

• te realiseren dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een adequate reactie die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de ernst van de overtreding en het beoogde effect heeft, namelijk het bestrijden van handel in drugs en herstel van de openbare orde;

• kenbaar te maken aan de ‘overtreder’ welke maatregel hij van de overheid kan verwachten na een overtreding, waardoor er mogelijk tevens een preventieve werking vanuit gaat.

2. Reikwijdte artikel 13b Opiumwet 

Artikel 13b van de Opiumwet is toepasbaar op:

• voor het publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, zoals winkels en horecabedrijven;

• niet voor het publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, zoals loodsen en bedrijfsruimten;

• woningen en bijbehorende erven.

De tekst van het artikel luidt als volgt:

1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst , de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

Volgens de jurisprudentie volgt uit het woord ‘daartoe’, zoals genoemd in artikel 13b Opiumwet, dat de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs aan de burgemeester de bevoegdheid geeft tot toepassing ervan. Het is dus niet noodzakelijk dat de drugs daadwerkelijk wordt verhandeld. Ook blijkt uit vaste jurisprudentie dat de handel, het gebruik en de aanwezigheid van drugs een nadelig effect hebben op de openbare orde. Bij de handel in drugs wordt de aantasting van de openbare orde dus zonder meer aangenomen. De openbare orde verstoring hoeft niet door middel van feiten en omstandigheden te worden aangetoond. Waar in dit beleid wordt gesproken over drugshandel of handel wordt ook gedoeld op hennepplantages, -knipperijen en -drogerijen.

3. Algemene uitgangspunten 

3.1 Onderscheid harddrugs en softdrugs 

In de aanpak wordt onderscheid gemaakt tussen de aanwezigheid van hard- en softdrugs. De activiteiten die gerelateerd zijn aan harddrugs hebben een grotere negatieve invloed op het woon- en leefklimaat dan bij de handel in softdrugs. De handel van harddrugs vindt immers vaak plaats in een harder en crimineler milieu. Ook vindt er meer loop naar het pand plaats. Een langere sluitingstijd is bij handel in de middelen zoals genoemd op lijst I dus is noodzakelijk om de situatie te normaliseren.

3.2 Handelshoeveelheden 

Voor wat het bepalen van de handelshoeveelheid betreft wordt aangesloten bij het vervolgingsbeleid van het OM. 4

Het bestuursrechtelijke en strafrechtelijke beleid zijn hierdoor met elkaar in overeenstemming. Dit betekent dat de volgende hoeveelheden niet meer als geringe hoeveelheid voor eigen gebruik, maar als handelshoeveelheid wordt gezien:

1. harddrugs: meer dan 0,5 gram

2. softdrugs: meer dan 5 gram

3. hennepplanten: meer dan 5 planten

3.3 Huurwoningen van een woningbouwcorporatie 

Indien drugs worden aangetroffen in een huurwoning van een woningbouwvereniging, zal het Damoclesbeleid niet worden toegepast. In die gevallen loopt de procedure buiten de gemeente om en zal de woningbouwvereniging overgaan tot het opstarten van een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst met de huurder(s) van de woning.

3.4 Verwijtbaarheid van betrokken personen 

Het toepassen van bestuursdwang is erop gericht de handel in of vanuit een lokaal of woning beëindigd te houden en de openbare orde in de omgeving te herstellen. In beginsel is het voor het bestuursrechtelijk optreden niet van belang of de eigenaar, exploitant/huurder, gebruiker of een derde de overtreding heeft begaan. De feitelijke constatering van overtreding van de Opiumwet is voldoende om over te gaan tot handhavend optreden. Ook speelt de persoonlijke verwijtbaarheid van de betrokkenen van een illegaal verkooppunt geen rol bij de vraag of zich een situatie voordoet waarin de burgemeester kan optreden.

In de bestuursrechtelijke procedure hoeven geen strafrechtelijke bewijsregels in acht genomen te worden. Er kan worden uitgegaan door het feitencomplex dat naar voren is gekomen uit het proces-verbaal van de politie.

3.5 Onderscheid woningen en lokalen 

Handel in drugs vanuit lokalen en woningen, dan wel in of daarbij behorende erven, is in het belang van de openbare orde en het algemeen maatschappelijk belang volstrekt ontoelaatbaar. Het is van belang dat er in dit handhavingsbeleid een onderscheid wordt gemaakt in drugshandel in (al dan niet voor het publiek toegankelijke) lokalen en gebouwen en drugshandel in woningen. Zo zal de sluiting van een woning de betrokkenen veel harder treffen dan de sluiting van bijvoorbeeld een café of loods. De bewoners worden immers dakloos. De wetgever heeft ervan afgezien het begrip woning in de Opiumwet te definiëren. De burgemeester verstaat in het kader van onderhavige beleidsregels onder woning een voor bewoning bedoelde ruimte (blijkend uit de Basis Administratie Gebouwen (BAG)). Hieronder worden bijvoorbeeld ook stacaravans, woonschepen, woonwagens, etc. verstaan.

3.6 Uitgangspunt sluiting, behalve bij bewoonde woningen 

Het opleggen van een last onder bestuursdwang is een herstelsanctie in de zin van artikel 5:2 lid 1 onder b van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb). Een herstelsanctie is een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van de overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding. Toepassing ervan moet voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Bij het toepassen van bestuursrechtelijke herstelsancties kan de burgemeester kiezen tussen een last onder dwangsom en een last onder bestuursdwang. Het opleggen van een last onder dwangsom is in beginsel geen geschikt middel om het gewenste herstel van het woon- en leefklimaat ter plaatse te bereiken. Niet bewoonde woningen en lokalen worden bij het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs daarom gesloten. Hiermee wordt beoogd de loop naar het betreffende pand eruit te halen en de overtredingen te beëindigen en herhaling van de overtreding te voorkomen. Daarnaast wordt hiermee ook een signaal aan de buitenwereld afgegeven dat het pand niet langer als verkoop-, aflever-, teelt- of opslagruimte voor drugs kan worden gebruikt.

Ingeval van bewoonde woningen geldt het uitgangspunt van de wetgever dat bij een overtreding zorgvuldig dient te worden bezien of in plaats van sluiting van de woning kan worden volstaan met een waarschuwing. Van dit uitgangspunt mag in ernstige gevallen worden afgeweken. Derhalve wordt bij het voor de eerste keer aantreffen van een handelshoeveelheid drugs in een bewoonde woning in beginsel een waarschuwing gegeven, tenzij de omstandigheden van het geval dusdanig ernstig zijn dat een tijdelijke sluiting van de woning noodzakelijk is om herstel van het woon- en leefklimaat te bewerkstelligen. De onderstaande (niet limitatieve!) indicatoren zijn relevant bij deze belangenafweging:

– de hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of II van de Opiumwet;

– de mate waarin de woning betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is;

– strafbare feiten, geweldsdelicten, wapenbezit als bedoeld in de Wet wapens en munitie of andere openbare orde-delicten gerelateerd aan de woning;

– vermoedens van verwijtbaar gedrag van bewoners(s)/betrokkene(n) of betrokkenheid bij personen met antecedenten;

– de mate van gevaar of risico voor het woon- en leefklimaat in de omgeving en/of omwonende(n);

– de eigen getroffen maatregelen door de eigenaar om de openbare orde in en rond de woning in voldoende mate te herstellen.

4. Stappenplan 

Het hieronder opgenomen stappenplan fungeert als hulpmiddel voor het lokale bestuur bij het toepassen van artikel 13b Opiumwet. Het is de afweging van de burgemeester om in een concreet geval te bepalen of artikel 13b Opiumwet moet worden toegepast en hoe invulling aan de toepassing van bestuursdwang wordt gegeven. Naar gelang de aard van de overtreding kan van deze stappen worden afgeweken, mits dit voldoende wordt gemotiveerd. De zwaarte van de bestuurlijke stappen is vastgelegd in de handhavingsmatrix, zoals opgenomen onder paragraaf 5.2. Deze matrix maakt onverkort onderdeel uit van deze beleidsnota. Met betrekking tot de zwaarte van de bestuurlijke stappen wordt opgemerkt, dat het sluiten van een woning of een lokaal de uiterste vorm is van toepassing van bestuursdwang. Er zullen eerst minder verregaande maatregelen moeten worden getroffen om een sluiting te rechtvaardigen, tenzij de omstandigheden dit redelijkerwijs niet toelaten.

De volgende stappen staan hieronder uitgewerkt:

  • 1.

    voorbereiding;

  • 2.

    belangenafweging;

  • 3.

    motivering sluitingsbevel;

  • 4.

    bekendmaking sluitingsbevel;

  • 5.

    feitelijke sluiting;

  • 6.

    kostenverhaal;

  • 7.

    heropening.

1. Voorbereiding

De politie kan aan de hand van een melding (bijvoorbeeld via Meld Misdaad Anoniem), een klacht van derden of door eigen onderzoek illegale drugshandel vanuit een woning of een lokaal constateren. De feitelijke constatering van de verkoop, levering of verstrekking van drugs, of het aantreffen van daartoe aanwezige drugs is voldoende om op grond van artikel 13b Opiumwet bestuurlijk op te treden. Alle meldingen en feitelijke constateringen van drugshandel worden door de politie aan de gemeente (de burgemeester) verstrekt in de vorm van een zogenaamd hennepbericht. De gemeente verzamelt en bundelt deze samen met eventuele waarschuwingsbrieven aan de bewoners, eigenaar of de exploitant. Op grond van deze feiten kan de burgemeester uiteindelijk overgaan tot sluiting van de woning of lokaal.

De casus kan ik de lokale driehoek besproken worden. 5

De overtreding moet voldoende concreet beschreven zijn en de plaats, tijd en omstandigheden moeten worden vermeld. In tegenstelling tot het strafrecht is in het bestuursrecht niet aangegeven wanneer er sprake is van voldoende wettig bewijs. Of een zaak 'bewijstechnisch' rond is, zal afhangen van de feiten en omstandigheden van het concrete geval. 6

Voor een gedetailleerde uiteenzetting van de stappen die door politie tijdens de voorbereiding worden gezet, wordt verwezen naar de onderdelen ‘Voorfase’ en ‘Ontruimingsfase’ die zijn opgenomen in het uitvoeringsprotocol.

2.Belangenafweging

Ter voorbereiding van een besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt in beginsel het voornemen bekend gemaakt waartegen mondelinge of schriftelijke zienswijzen kunnen worden ingediend (artikel 4: 8 en 4:9 Awb). Hiervan wordt afgezien indien de vereiste spoed zich daartegen verzet (artikel 4:11, onder a Awb).

3.Motivering sluitingsbevel

De gemeente, de politie, het OM en eventueel andere partijen werken op grond van de lokale beleidsregels samen en treden ook gezamenlijk op tegen niet-gedoogde verkooppunten. Zij maken daarbij gebruik van een mix van strafrechtelijke, bestuursrechtelijke en eventueel civielrechtelijke maatregelen die in zwaarte oplopen. Is de overtreding van de Opiumwet niet beëindigd en gaat de burgemeester over tot sluiting, dan zal dit besluit voldoende moeten worden gemotiveerd. Bij deze motivering betrekt de burgemeester een aantal factoren. De duur van de sluiting kan in de eerste plaats afhankelijk zijn van de bestemming van het pand: gaat het om een woning of een lokaal? In het geval van een woning kan een onderverdeling worden gemaakt in een huur- en koopwoning. Gaat het om een gehuurde woning dan zal civielrechtelijk de huurovereenkomst door de woningcorporatie of de particulier verhuurder kunnen worden ontbonden en is een verdere sluiting van de woning niet nodig, maar wel mogelijk. Gaat het om een koopwoning, dan kan het van belang zijn of deze daadwerkelijk wordt bewoond of in schijn wordt bewoond. In het geval van een bewoond pand worden de bewoners uit de woning geplaatst. Dit is bij schijnbewoning niet het geval. Er zijn immers geen bewoners. In dit laatste geval is de eigenaar van het pand de belanghebbende. In de tweede plaats kan de duur van de sluiting afhankelijk zijn van de zwaarte van de overtreding. Het gaat hierbij om de hoeveelheid en het soort drugs. Gezien de eis van proportionaliteit geldt hier dat hoe meer en hoe zwaarder de categorie drugs is, hoe zwaarder de maatregel zal zijn.

4.Bekendmaking sluitingsbevel

Wanneer overgegaan wordt tot sluiting, dan wordt het besluit bekend gemaakt aan de rechthebbende op de zaak (artikel 5:24 lid 3 Awb).

De last houdt in dat het pand ontoegankelijk is en blijft gedurende de termijn van sluiting en dat een aankondiging van de sluiting duidelijk zichtbaar moet worden aangebracht op het betreffende pand. In het bevel tot sluiting worden doorgaans de volgende elementen opgenomen:

• sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet;

• welk pand is gesloten;

• waarom tot sluiting is overgegaan (proportionaliteit, subsidiariteit);

• de termijn van de sluiting;

• de begunstigingstermijn;

• welke dwangmiddelen zullen worden toegepast;

• dat tegen het besluit bezwaar en beroep mogelijk is.

5.Feitelijke sluiting

Veelal zal de sluiting door de feitelijke handeling van verzegeling (artikel 5:28 Awb) worden geëffectueerd. Het doorbreken van het zegel is strafbaar op grond van artikel 199 Wetboek van Strafrecht. Voor een gedetailleerde uiteenzetting van de verschillende stappen wordt verwezen naar het onderdeel ‘Nafase’, zoals opgenomen in het uitvoeringsprotocol.

Verplichte registratie

Op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (Wkpb) onroerende zaken wordt de sluiting van het pand binnen vier dagen ingeschreven in de landelijke voorziening. Door deze inschrijving is voor een ieder inzichtelijk welke beperkingen er op een stuk grond of een gebouw rusten.

Verbod betreden gesloten woning of lokaal

Op grond van artikel 41 van de Algemene Plaatselijke Verordening Barnveld is het verboden een gesloten woning of lokaal te betreden. De tekst van dit artikel luidt als volgt:

  • 1.

    Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 2.

    Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten voor publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 3.

    Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.

6.Kostenverhaal

De kosten van de sluiting van een woning of lokaal kunnen de overtreder redelijkerwijs in het geheel of gedeeltelijk worden toegerekend. In de dwangbeschikking moet hiervan melding worden gemaakt. Kostenverhaal kan plaatsvinden bij dwangbevel (artikel 5:26 Awb). Betrokkene kan tegen het dwangbevel in verzet gaan bij de rechtbank. Na verzet bij de rechtbank bestaat vervolgens de mogelijkheid van hoger beroep en cassatie. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging, de gemeente kan hiervan ontheffing vragen (artikel 5:26 lid 4). Voordat de kosten per dwangbevel worden ingevorderd, zal eerst geprobeerd kunnen worden de kosten te innen via het versturen van een nota en eventueel betalingsherinneringen.

Alinea

7.Heropening

Wanneer na heropening van een pand de drugshandel opnieuw plaatsheeft, wordt zo mogelijk opnieuw een sluitingsbevel uitgevaardigd waarbij een zwaardere sanctie zal volgen.

5 Handhavingsmatrix 

5.1 Richtlijnen 

In onderstaande tabellen wordt de sanctionering weergegeven. De zwaarte van de sanctie sluit aan op de ernst van de overtreding. Dat betekent bijvoorbeeld dat bij herhaling van een overtreding de sluitingstijd langer is, omdat de bekendheid van het verkooppunt groter zal zijn. De maatregelen genoemd in de tabellen geven een richtlijn. In voorkomende gevallen kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van het beleid en de daarin genoemde (zwaarte van de) maatregel. Dat is bijvoorbeeld het geval indien er duidelijk geen sprake is van een incidentele overtreding, maar van een structurele en/of grootschalige handel. Onderstaande tabellen zijn van toepassing op situaties waarin een handelshoeveelheid drugs worden aangetroffen. In die gevallen waarin door de politie een hennepbericht wordt opgemaakt voor het aantreffen van een geringe hoeveelheid drugs, zal volstaan worden met een (informele) waarschuwing aan de overtreders.

5.2 Verjaring 

Indien gedurende twee jaar na de eerste of tweede overtreding geen nieuwe constatering plaatsvindt, zal de zaak als afgedaan worden beschouwd. Een latere constatering op dezelfde locatie zal dan gelden als een eerste constatering.

A. Handhavingsmatrix drugshandel in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen dan wel in of op bij zodanige lokalen behorende erven en onbewoonde woningen dan wel in of op bij de woning behorende erven  

Alinea

Lijst II (softdrugs)

Lijst I (harddrugs)

1e overtreding

Sluiting voor periode van 3 maanden

Sluiting voor periode van 6 maanden

2e overtreding binnen 2 jaar

Sluiting voor periode van 6 maanden

Sluiting voor periode van 12 maanden

3e overtreding binnen 2 jaar

Sluiting voor periode van 12 maanden

Sluiting voor periode van 24 maanden

B. Handhavingsmatrix drugshandel in bewoonde woningen dan wel in of op bij de woning behorende erven 

Lijst II (softdrugs)

Lijst I (harddrugs)

1e overtreding

Waarschuwing *

Waarschuwing *

2e overtreding binnen 2 jaar

Sluiting voor periode van 6 maanden

Sluiting voor periode van 12 maanden

3e overtreding binnen 2 jaar

Sluiting voor periode van 12 maanden

Sluiting voor periode van 24 maanden

Ad * Indien er sprake is van een ernstig geval (zie hiervoor punt 3.6) zal in afwijking van voorgaande tabel tot sluiting van de woning voor een periode van drie maanden worden overgegaan.

6. Citeertitel 

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Damoclesbeleid gemeente Barneveld’.

7. Inwerkingtreding 

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 maart 2016.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op15 februari 2016.
De burgemeester voornoemd,
dr.J.W.A. van Dijk

Noot
1

Op lijst I staan drugs met een onaanvaardbaar risico (de zogenaamde harddrugs). Op lijst II staat de hennepplant waar hasj en wiet van gemaakt wordt (de zogenaamde softdrugs).

Noot
2

De convenantpartners zijn: gemeenten in de provincies Overijsel en GGelderland, politie eenheid Oost-Nederland, Openbaar Ministerie, Woningcorporaties, netbeheerders, UWV, Veiligheidsregio's

Noot
3

De werkgroep hennep is zowel een beleids- als een procesmatig overleg bestaande uit politie, Openbaar Ministerie, Liander, UWV, woningbouwcorporatie en de gemeenten Arnhem, Renkum, Ede en Duiven.

Noot
4

Zie hiervoor de Aanwijzing Opiumwet van het OM (https://www.om.nl/organisatie/beleidsregels/overzicht-0/algemeen/@88338/aanwijzing-opiumwet-0/)

Noot
5

In tegenstelling tot de dossiervorming bij het gebruik van artikel 174a Gemeentewet, hoeft er bij het gebruik van artikel 13b Opiumwet geen overlast aangetoond te worden.

Noot
6

Het komt voor dat omwonenden van een woning of lokaal bang zijn voor represailles en niet willen dat hun persoonsgegevens worden toegevoegd aan het dossier. Dan kunnen verklaringen geanonimiseerd aan het dossier worden toegevoegd, aldus de Raad van State (AQ6022).