Besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld tot vaststelling van de Beleidsregels verhaal Pw en Bbz gemeente Barneveld

Geldend van 21-05-2020 t/m heden

Intitulé

Besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld tot vaststelling van de Beleidsregels verhaal Pw en Bbz gemeente Barneveld

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld;

gelet op bepalingen in:

  • -

    de Algemene wet bestuursrecht (i.h.b. artikel 4:81);

  • -

    het Burgerlijk Wetboek (specifiek);

  • -

    paragraaf 6.5 van de Participatiewet;

  • -

    artikel 55 van de Participatiewet;

  • -

    het rapport van de expertgroep Alimentatienormen ten aanzien van de vaststelling van de alimentatiebedragen, alsmede de financiële bijlagen bij dit rapport;

besluit:

vast te stellen de Beleidsregels verhaal Pw en Bbz gemeente Barneveld

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      Pw: Participatiewet;

    • c.

      BW: Burgerlijk Wetboek;

    • d.

      bijstandsnorm: de van toepassing zijnde norm als bedoeld in artikel 5 onder c PW die, voor zover de algemene bijstand wordt verstrekt op grond van het Bbz 2004, wordt vermeerderd met de premie Arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV);

    • e.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld;

    • f.

      inlichtingenplicht: verplichting genoemd in artikel 17 lid 1 PW, artikel 60 Pw in samenhang met de schakelbepaling van artikel 62i Pw artikel 30c, lid 2 en lid 3 Wet structuur uitvoeringsorganisatie;

    • g.

      jong meerderjarig kind: het kind in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar;

    • h.

      LBIO: het Landelijke Bureau Inning Onderhoudsbijdragen;

    • i.

      onderhoudsplichtige: de persoon die een financiële bijdrage in de kosten van levensonderhoud aan de bijstandsgerechtigde en/of diens kind(eren) dient te voldoen op grond van boek 1 van het BW;

    • j.

      verhaalsbijdragen: de aan de hand van de trema-normen vastgestelde onderhoudsbijdrage die door het college wordt verhaald op de onderhoudsplichtige;

    • k.

      trema-normen: de normen zoals opgenomen in het rapport Alimentatienormen van de expertgroep Alimentatie en gepubliceerd op de website van De Rechtspraak;

    • l.

      INA: de rekenmodule die aan de hand van de trema-normen de onderhoudsbijdrage berekent.

  • 2. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Awb en de PW.

HOOFDSTUK 2 VERPLICHTING BIJSTANDSGERECHTIGDE

Artikel 2. Verplichtingen van de bijstandsgerechtigde tot het (op)eisen van alimentatie

  • 1. Als de bijstandsgerechtigde een wettelijke aanspraak heeft op een onderhoudsbijdrage, dan is de bijstandsgerechtigde verplicht om deze onderhoudsbijdrage vast te (laten) stellen door de rechter en om de onderhoudsbijdrage te verkrijgen.

  • 2. Als gewijzigde omstandigheden leiden tot een wijziging van € 25,- of meer moet de onderhoudsbijdrage opnieuw worden vastgesteld.

  • 3. De verplichtingen zoals bedoeld in het eerste lid bevat in ieder geval de eis:

    • a.

      dat de onderhoudsbijdrage wordt vastgesteld op basis van recente draagkrachtberekening aan de hand van de geldende trema-normen;

    • b.

      dat het verzoek tot het verkrijgen van de onderhoudsbijdrage niet eerder aan de rechter wordt voorgelegd dan nadat dit is goedgekeurd door het college.

  • 4. Als de bijstandsgerechtigde niet heeft voldaan aan de verplichting zoals bedoeld in het eerste lid of dit in redelijkheid niet van hem kan worden verlangd, kan het college overgaan tot het zelfstandig verhalen van de onderhoudsbijdrage.

HOOFDSTUK 3 VERHAAL

Artikel 3. Bevoegdheid tot verhaal

  • 1. Het college verhaalt de kosten van bijstand voor zover de onderhoudsplichtige zijn onderhoudsplicht niet of niet volledig nakomt en daardoor aan de bijstandsgerechtigde meer bijstand verstrekt moet worden.

  • 2. Het college verhaalt de kosten van bijstand op de onderhoudsplichtige aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan voor zover bij het besluit op de aanvraag om bijstand met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden als de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van verlening van bijstand niet heeft kunnen voorzien.

  • 3. Het college verhaalt de kosten van bijstand op de nalatenschap van de persoon als:

    • a.

      aan de overleden persoon ten onrechte bijstand was verleend en voor het overlijden nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden;

    • b.

      bijstand is verleend in de vorm van een geldlening of als gevolg van borgtocht.

Artikel 4. Afzien van het nemen van een besluit tot verhaal

  • 1. In afwijking van artikel 3 ziet het college af van (aanvullend) verhaal als:

    • a.

      het op te leggen verhaalsbedrag lager is dan € 25,- per maand, tenzij er sprake is van een rechtelijke uitspraak zoals bedoeld in artikel 62b van de wet;

    • b.

      de onderhoudsplichtige in een minnelijke of wettelijke schuldsaneringstraject zit;

    • c.

      de onderhoudsplichtige in het buitenland woont en geen inkomen ontvangt van een in Nederland gevestigde organisatie;

    • d.

      de onderhoudsplichtige als niet-ingezetene is geregistreerd in de Basisregistratie personen en geen inkomen ontvangen van een in Nederland gevestigde organisatie;

    • e.

      naar het oordeel van het college gelet op alle omstandigheden van de onderhoudsplichtige of de bijstandsgerechtigde daartoe dringende redenen aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking van het eerste lid verhaalt het college de kosten van bijstand alsnog als:

    • a.

      de onderhoudsplichtige zich niet houdt aan niet houdt aan de voorwaarden van de schuldregeling waardoor deze niet slaagt;

    • b.

      er onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste en/of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 5. Ingangsdatum verhaalsbijdrage

De verhaalbijdrage wordt opgelegd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het besluit tot verhaal van de kosten van bijstand is verzonden.

Artikel 6. Berekening verhaalsbijdrage

  • 1. De verhaalsbijdrage wordt berekend middels het berekeningsprogramma INA.

  • 2. De berekening wordt gebaseerd op de draagkracht en de behoefte ten tijde van het aanvragen van de uitkering en niet het moment van verlating.

Artikel 7. limitering hoogte van verhaalsbijdrage

  • 1. De hoogte van de verhaalsbijdrage wordt in beginsel vastgesteld aan de hand van de maatstaven zoals bedoeld in artikel 397 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2. Als de onderhoudsplichtige niet of onvoldoende voldoet aan de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 60, eerste lid van de wet, wordt de hoogte van de verhaalsbijdrage maximaal vastgesteld op de bruto verleende of te verlenen bijstand.

Artikel 8. Indexering verhaalsbijdrage rechtelijke uitspraak

In overeenstemming met artikel 402a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek worden enkel de door de rechter, dan wel door partijen bij overeenkomst, vastgestelde verhaalsbijdragen jaarlijks geïndexeerd.

Artikel 9. Invordering van verhaalsbijdrage

  • 1. Wanneer er geen uitvoerbare rechterlijke uitspraak is, in de zin van artikel 62b van de PW, en de onderhoudsplichtige op wie wordt verhaald, de vastgestelde verhaalsbijdrage niet of niet tijdig betaalt, verhaalt het college in rechte.

  • 2. Als de onderhoudsplichtige zijn betalingsverplichting volgend uit lid 1 niet nakomt, vordert het college de vordering bij dwangbevel in.

  • 3. De kosten van aanmaning, wettelijke rente en van het dwangbevel worden bij dwangbevel ingevorderd.

  • 4. Het dwangbevel bevat een bevel tot betaling binnen 7 dagen na het uitvaardigen van het dwangbevel.

Artikel 10. (Her)onderzoek verhaalsbijdrage

  • 1. Eén keer per 24 maanden verricht het college onderzoek naar de draagkracht voor het voldoen van een verhaalsbijdrage.

  • 2. Onverminderd het eerste lid onderzoekt het college op verzoek van de onderhoudsplichtige, dan wel ambtshalve als gevolg van gewijzigde omstandigheden van de onderhoudsplichtige, of de eerder opgelegde verhaalsbijdrage geheel of ten dele moet worden herzien.

  • 3. Als uit onderzoekt blijkt dat er sprake is van een wijziging van € 25,- of minder per maand wordt de verhaalsbijdrage niet aangepast.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 12. Afwijkingsbevoegdheid

Het college handelt in overeenstemming met deze regeling, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze regeling te dienen doelen.

Artikel 13. Intrekking oude beleidsregels

  • 1. De Beleidsregels terugvordering en verhaal PW, IOAW/IOAZ en Bbz gemeente Barneveld, zoals vastgesteld bij besluit van 29 november 2019, worden ten aanzien van het onderdeel verhaal hoofdstuk 5, artikel 35 tot en met 39, ingetrokken per datum inwerkingtreding.

  • 2. De titel van de Beleidsregels terugvordering en verhaal PW, IOAW/IOAZ en Bbz gemeente Barneveld, zoals vastgesteld bij besluit van 29 november 2019, wijzigt per datum inwerkingtreding in ‘Beleidsregels terugvordering Pw, IOAW/IOAZ en Bbz gemeente Barneveld’.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 15. Overgangsbepaling

Op besluiten, de daaruit voortvloeiende (betalings)afspraken en eventuele invorderingsmaatregelen die dateren van voor de inwerkingtreding van deze beleidsregels, blijven de Beleidsregels terugvordering en verhaal PW, IOAW/IOAZ en Bbz gemeente Barneveld onverkort van kracht.

Artikel 16. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels verhaal Pw en Bbz gemeente Barneveld’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 28 april 2020

Burgemeester en wethouders voornoemd,

H.F.B. van Steden

Secretaris

dr. J.W.A. van Dijk,

Burgemeester

TOELICHTING

Artikel 2. Verplichtingen van de bijstandsgerechtigde tot het (op)eisen van alimentatie

Op grond van artikel 55 Participatiewet, kan het college nadere verplichtingen aan de bijstandsgerechtigde opleggen. Deze verplichtingen moeten strekken tot het verminderen dan wel beëindigen van de bijstandsverlening. Hieronder kan het aanspraak maken op zowel partner- als kinderalimentatie worden verstaan.

Als de onderhoudsgerechtigde nog geen alimentatie heeft gevorderd bij de onderhoudsplichtige, dan wordt men de verplichting opgelegd om alsnog alimentatie te vorderen bij de onderhoudsgerechtigde. Voldoet de onderhoudsplichtige hier niet aan dan zal de onderhoudsplicht middels een procedure bij de rechtbank afgedwongen moeten worden.

De op grond van artikel 55 Participatiewet opgelegde verplichting houdt tevens in dat de te vorderen alimentatie conform de geldende trema-normen wordt vastgesteld. Voordat de onderhoudsgerechtigde instemt met de hoogte en duur van de alimentatie, moet de onderhoudsgerechtigde de draagkrachtberekening ter goedkeuring aan het college voorleggen. De draagkrachtberekening dient actueel te zijn.

Voordat het college de verplichting op grond van artikel 55 Participatiewet oplegt dat middels een rechterlijke uitspraak de onderhoudsplicht wordt vastgesteld, onderzoekt het college eerst of de onderhoudsplichtige naar verwachting over draagkracht beschikt om een onderhoudsbijdrage te kunnen betalen. Hiertoe kan het college gebruik maken van informatie van de bijstandsgerechtigde en het onderzoek dat is verricht door de advocaat van de onderhoudsgerechtigde.

De voorkeur van het college gaat uit naar het opleggen van een verplichting zoals bedoeld in artikel 55 Participatiewet. Er zijn echter situaties denkbaar waarin het gelet op alle feiten en omstandigheden niet wenselijk of redelijk is hiertoe over te gaan. Hierbij moet gedacht worden aan een onveilige situatie voor de onderhoudsgerechtigde en/of zijn of haar kinderen. Het is aan het college om te bepalen of er van een onveilige situatie sprake is. Als hiervan sprake is zal afgezien worden van het opleggen van de verplichting zoals bedoeld in artikel 55 Participatiewet.

Het niet opleggen van de verplichting zoals bedoeld in artikel 55 Participatiewet, laat onverlet dat het college op grond van artikel 62, 62b Participatiewet en deze beleidsregels direct of op een later moment verhaal kan instellen.

Artikel 3. Bevoegdheid tot verhaal

Als het college afziet van het opleggen van de verplichting zoals bedoeld in artikel 55 Participatiewet, dan maakt het college ten volle gebruik van zijn bevoegdheid om verhaal in te stellen. Hieronder wordt zowel de aan de bijstandsgerechtigde en diens ten laste komende kind(eren) verleende algemene bijstand als de ten behoeve van de jongmeerderjarige verstrekte bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud.

Naast de gevallen waarin sprake is van verhaal op grond van een wettelijke onderhoudsplicht zoals bedoeld in boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, kan het college ook verhaal instellen in het geval van een schenking en een nalatenschap.

Voor wat betreft de schenking dient hiervoor vast te staan dat ten tijde van de schenking het voor de schenker voorzienbaar was dat hij/zij hierdoor eerder in bijstand behoevende omstandigheden zou komen te verkeren.

Voor wat betreft de nalatenschap geldt dat het college uitsluitend verhaal kan instellen op de langstlevende partner, dan wel op een van de erfgenamen die geacht kan worden bij de afhandeling van de nalatenschap betrokken te zijn.

Artikel 4. Afzien van het nemen van een besluit tot verhaal

Het college is bevoegd om af te zien van het nemen van een besluit tot verhaal, in die gevallen waarin het naar het oordeel van het college (nog) niet wenselijk is om enige verhaalsbijdrage op te leggen. Het college volstaan in deze gevallen met het intern rapporteren omtrent de redenen waarom vooralsnog geen verhaal zal worden toegepast.

Verhaalsbijdrage lager dan € 25,- per maand

Het college ziet af van het nemen van een besluit tot verhaal, wanneer de op te leggen bijdrage minder bedraagt dan € 25,- per maand. Dit betekent wel dat het college een kennisgeving aan de onderhoudsplichtige zendt en verzoekt om noodzakelijke bewijsstukken te overleggen. Als uit de draagkrachtberekening blijkt dat de draagkracht geen hogere bijdrage dan € 25,- per maand toelaat dan ziet het college af van het nemen van een verhaalbesluit.

Wanneer bij rechtelijke uitspraak is besloten dat de onderhoudsbijdrage € 25,- of minder per maand bedraagt, wordt deze wel geïnd. Hieronder wordt niet een bij convenant overeengekomen onderhoudsbijdrage bedoeld die door de rechter is bekrachtigd. Enkel onderhoudsplichten die nadrukkelijk door de rechter zijn bepaald aan de hand van de geldende trema-normen worden gevolgd.

WSNP/minnelijke schuldregeling

Als de onderhoudsplichtige is toegelaten tot de WSNP (wettelijke schuldsanering) of een gemeentelijke schuldregeling, dan kan het college gedurende de periode van de schuldregeling afzien van het nemen van een verhaalbesluit.

Als de onderhoudsplichtige nog niet is toegelaten tot de schuldregeling zal het besluit tot verhaal als nog genomen worden. De hoogte van de onderhoudsbijdrage kan op dat moment namelijk nog meegenomen worden bij de beoordeling van het besteedbaar inkomen ten tijde van de schuldregeling.

Verblijf in het buitenland en geen inkomen van een in Nederland gevestigde organisatie

Het is naar het oordeel van het college niet haalbaar om verhaal toe te passen in die gevallen dat de onderhoudsplichtige in het buitenland verblijft en geen inkomen ontvangt van een in Nederland gevestigde organisatie. Ontvangt de onderhoudsplichtige wel een inkomen van een in Nederland gevestigde organisatie dan kan hierop beslag worden gelegd.

Register niet-ingezetene

Het is naar het oordeel van het college niet wenselijk om verhaal toe te passen in het geval de onderhoudsplichtige is opgenomen in het Register Niet-Ingezetenen (RNI). Dit omdat niet bekend is waar de onderhoudsplichtige daadwerkelijk zijn verblijf heeft.

Dringende redenen

Als naar het oordeel van het college sprake is van dringende redenen kan tevens afgezien worden van het nemen van een besluit tot verhaal. De vraag wat dringende redenen zijn om af te zien van het nemen van een verhaalbesluit, kan moeilijk in zijn algemeenheid beantwoorden worden. Aan de hand van alle omstandigheden moet de situatie beoordeeld worden.

Artikel 7. Limitering hoogte van verhaalsbijdrage

De hoogte van de op te leggen verhaalsbijdrage is begrensd door de behoefte van de bijstandsgerechtigde en/of diens ten laste komende kinderen en de draagkracht van de onderhoudsplichtige. In geval van een verhaalsbijdrage voor de bijstandsgerechtigde is de behoefte gelijk aan het maximaal bruto te verlenen bijstand. In het geval van een verhaalsbijdrage voor de ten laste komende kinderen, is de behoefte afhankelijk van de leeftijd van het kind en de hoogte van het voormalige gezinsinkomen (ten tijde van de samenleving). De verhaalsbijdrage kan nooit meer bedragen dan de bruto te verlenen bijstand.

Als de behoefte en/of de draagkracht niet berekend kan worden omdat de onderhoudsplichtige zijn inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 60, eerste lid van de Participatiewet niet of niet voldoende nakomt, dan besluit het college op grond van artikel 62i jo. artikel 58 , vijfde lid van de Participatiewet om de verhaalsbijdrage voor de ex-partner vast te stellen op de bruto verleende bijstand. Als het een onderhoudsbijdrage voor minderjarige kinderen betreft wordt de hoogte van de verhaalsbijdrage vastgesteld conform de hoogste inkomenscategorie van de geldende behoeftetabel van Trema.

Artikel 8. Indexering verhaalsbijdrage rechtelijke uitspraak

Door de rechter vastgestelde alimentatie en verhaalsbijdragen worden jaarlijks van rechtswege geïndexeerd. Dit geschiedt automatisch, tenzij de indexatie door de rechter is uitgesloten. In het geval van een door het college opgelegde verhaalsbijdrage, die niet door de rechter is bekrachtigd is er geen sprake van indexering.