Regeling vervallen per 01-01-2023

Besluit van de raad van de gemeente Barneveld tot vaststelling van de verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2021 (Verordening afvalstoffenheffing 2021)

Geldend van 18-12-2020 t/m 31-12-2022

Intitulé

Besluit van de raad van de gemeente Barneveld tot vaststelling van de verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2021 (Verordening afvalstoffenheffing 2021)

De raad van de gemeente Barneveld;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nummer 969;

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

besluit:

vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2021

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2. Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam ‘Afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3. Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4. Maatstaf van heffing en tarief

  • 1. De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar € 328,00.

  • 2. De belasting bedraagt voor elke extra restafvalcontainer € 164,00 per belastingjaar.

Artikel 5.

Voor een perceel dat in een belastingjaar door ten hoogste één persoon gelijktijdig is bewoond, wordt een tarief toegepast van 60% van het in artikel 4, lid 1, bedoelde tarief.

Artikel 6. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden in het belastingjaar overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

Artikel 9. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moet een aanslag worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de derde maand volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,- doch minder is dan € 5.000-, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 3. In afwijking in zoverre van het eerste en het tweede lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 50,- doch meer is dan € 5.000,-, dat de aanslagen moeten worden betaald in één termijn, welke termijn vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De "verordening afvalstoffenheffing 2020" van 13 november 2020, nr. 19-98b, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als `Verordening afvalstoffenheffing 2021'.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 11 november 2020.

De raad voornoemd,

de griffier,

de voorzitter,