Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning Barneveld

Geldend van 10-05-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning Barneveld

besluiten

Burgermeester en wethouders van Barneveld;

gelet op de bepalingen in de artikelen 9, 10, 12, 13, 14, 15, 16, 20, 23, 26, 27 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Barneveld;

besluiten

vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning Barneveld

Besluit maatschappelijke ondersteuning Barneveld

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

Begrip

Beschrijving

a. Financiële tegemoetkoming:

een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

b. Persoonsgebonden budget:

een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven;

c. Inkomen:

1. het netto inkomen van de aanvrager; 2. het gezamenlijk netto inkomen van de aanvrager en zijn partner in de zin van artikel 1 lid 2 t/m 7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

d. Belastbaar inkomen:

het inkomen waarover inkomstenbelasting verschuldigd is. Deze kan worden herleid uit de jaaropgave;

e. Verzamelinkomen:

Het inkomen dat de belastingdienst vaststelt op basis van het inkomen uit werk en woning en eventuele opbrengsten uit sparen of beleggen.

f. Eigen bijdrage:

een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget betaald moet worden;

g. Kostprijs:

De werkelijke prijs die door de gemeente wordt betaald voor een voorziening;

h. Verordening:

Verordening maatschappelijke ondersteuning Barneveld.

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

als de klantmanager bepaalt dat de gekozen voorziening niet adequaat is;.

als uit onderzoek is gebleken dat de aanvrager een eerder persoonsgebonden budget niet in overeenstemming met doel en/of bestemming heeft ingezet, de klantmanager kan in individuele gevallen hiervan afwijken;

op grond van de progressiviteit van het ziektebeeld de aangevraagde voorziening zo snel weer door een aangepaste voorziening vervangen moet worden dat deze verstrekking zich daardoor niet leent voor een persoonsgebonden budget;

verstrekking van een persoonsgebonden budget gezien de (verwachte) korte duur van de verstrekking zou leiden tot een inefficiënte besteding van gemeentelijke middelen.

Woonvoorzieningen die uitsluitend in natura kunnen worden verstrekt zijn:

mobiele tilliften en douchebrancards.

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt € 2.521,- welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt als volgt plaats:

voor hulp bij het huishouden binnen twee maanden na afloop van elk kalenderjaar. dan wel binnen twee maanden na de (laatste) betaling van het persoonsgebonden budget.

voor overige individuele voorzieningen binnen twee maanden na besteding van het persoonsgebonden budget door het overleggen van de nota en betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening.

Indien het voor de budgethouder niet mogelijk is om binnen de termijn van twee maanden de besteding van het persoonsgebonden budget te verantwoorden kan in individuele gevallen, mits gemotiveerd, eenmalig een maand uitstel worden gegeven.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen

Artikel 3 Omvang van eigen bijdrage per vier weken.

De omvang van de eigen bijdrage per vier weken wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.1 van het Besluit maatschappelijke Ondersteuning (AMvB).

Artikel 4 De duur van de eigen bijdrage

Voor hulp bij het huishouden wordt een eigen bijdrage in rekening gebracht, zolang de indicatie geldig is en de hulp wordt gegeven.

De eigen bijdrage voor het gebruik van de regiotaxi wordt berekend over de daadwerkelijk gereisde zones per periode (4 weken).

Voor de voorziening, anders dan genoemd in lid 1 en 2, waarvan de totaalprijs lager is dan

€ 91,- wordt geen eigen bijdrage in rekening gebracht.

4. Voor de onroerende woonvoorziening en de voorziening die in eigendom wordt verstrekt, waarvan de totaalprijs ten hoogste € 1.000,- bedraagt, wordt gedurende maximaal 1 jaar eigen bijdrage in rekening gebracht.

Voor de onroerende woonvoorziening en de voorziening die in eigendom wordt verstrekt, waarvan de totaalprijs tussen € 1.000,- en € 2.000,- bedraagt, wordt gedurende maximaal 2 jaar eigen bijdrage in rekening gebracht.

Voor de onroerende woonvoorziening en de voorziening die in eigendom wordt verstrekt, waarvan de totaalprijs € 2.000,- of hoger bedraagt, wordt gedurende maximaal 3 jaar eigen bijdrage in rekening gebracht.

7. Voor de roerende voorziening, waarvan de totaalprijs hoger is dan € 91,- en die niet in eigendom wordt verstrekt, wordt gedurende maximaal 7 jaar eigen bijdrage in rekening gebracht.

Artikel 5 Vaststelling van de eigen bijdrage

  • 1. Vaststelling en inning van de eigen bijdrage vindt plaats door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) conform het bepaalde in artikel 3.

  • 2. Het bijdrageplichtig inkomen, bedoeld in artikel 4.1, eerste lid Besluit maatschappelijke ondersteuning, bedraagt het verzamelinkomen over het peiljaar vermeerderd met 8% van de grondslag sparen en beleggen (box 3 Belasting) over het peiljaar van de ongehuwde verzekerde dan wel 8% van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, over het peiljaar van de gehuwde verzekerden.

  • Voor het zorgjaar 2013 gelden de inkomensgegevens van het jaar 2011. Het verzamelinkomen wordt bepaald op basis van de definitieve aanslag inkomstenbelasting. Wanneer de definitieve belastingaanslag van het peiljaar nog niet is vastgesteld, wordt voor de berekening van de eigen bijdrage het belastbaar inkomen van de aanvrager en zijn eventuele partner gebruikt.

  • 3. De eigen bijdrage bedraagt maximaal de kostprijs van de voorziening, vermeerderd met de kosten van onderhoud, herverstrekkingskosten en verzekering.

Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden

Artikel 6 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1. Het persoonsgebonden budget bedraagt met ingang van 1 januari 2013 € 14,70 per uur voor inkoop van HH- basis (HH1) bij een particulier en € 20,00 voor inkoop van hulp bij een organisatie.

  • 2. Het huidige tarief voor HH -basis van € 22,78 per uur wordt voor bestaande cliënten, die de hulp inkopen bij een organisatie, in twee termijnen afgebouwd: het tarief blijft ongewijzigd tot 1 juli 2013, met ingang van 1 juli 2013 vast te stellen op € 21,39 en met ingang van 1 januari 2014 op € 20,00 per uur.

  • 3. Het persoonsgebonden budget bedraagt met ingang van 1 januari 2013 € 14,70 per uur voor inkoop van HH- speciaal (HH2) bij een particulier en € 23,00 voor inkoop van hulp bij een organisatie.

Hoofdstuk 5 Woonvoorzieningen

Artikel 7 Financiële tegemoetkomingen en persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

De afschrijving van onroerende woonvoorzieningen is 15 jaar op basis van het volgende afschrijvingsschema:

  • a. 0% bij verkoop binnen drie jaar

  • b. 20% bij verkoop na drie tot zes jaar

  • c. 40% bij verkoop na zes tot negen jaar

  • d. 60% bij verkoop na negen tot twaalf jaar

  • e. 80% bij verkoop na twaalf tot vijftien jaar

  • f. 100% bij verkoop na vijftien jaar

Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding bedraagt:

  • a. € 1.782,- voor verhuizing naar een aangepaste woning zonder uitbouw

  • b. € 2.955,- voor verhuizing naar een aangepaste woning met aanbouw

Het bedrag dat als maximum wordt verstrekt voor het bezoekbaar maken van de woning bedraagt € 500,-.

Het primaat van verhuizen blijft buiten toepassing als de kosten van woningaanpassing minder bedragen dan € 6.500,-

Artikel 8 Voorziening voor huurderving

In geval van huurbeëindiging van een woonruimte die voor meer dan € 15.000,- is aangepast kunnen B&W een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden. De eerste maand huurderving komt niet voor vergoeding in aanmerking.

De hoogte van een door B&W te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving is gelijk aan de kale huur van de woonruimte, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag (de zogenaamde huurgrens).

Hoofdstuk 6. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 9 Persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud, herverstrekkingskosten en reparatie, gebaseerd op het bedrag voor onderhoud en reparatie en indien van toepassing verzekeringen dat voor vergelijkbare voorzieningen gerekend wordt door de gegunde leverancier van naturavoorzieningen. Het bedrag voor onderhoud en reparatie en verzekeringen wordt na afloop van het kalenderjaar uitgekeerd.

Artikel 10 Regiotaxi

Met de kortingspas van de regiotaxi kan maximaal 900 zones per kalenderjaar tegen het kortingstarief worden gereisd. Deze regeling wordt het ‘Zonebudget’ genoemd.

Wanneer belanghebbende naast een kortingspas voor de regiotaxi ook is geïndiceerd voor een scootmobiel, wordt het Zonebudget verlaagd naar maximaal 450 zones per kalenderjaar.

De genoemde Zonebudgetten in lid 1 en 2 worden voor het resterende deel van het kalenderjaar naar rato vastgesteld.

Om gebruik te kunnen maken van het Zonebudget dient men te beschikken over een kortingspas. Voor deze pas is eenmalig € 7,50 verschuldigd.

Artikel 11 Tegemoetkomingen voor auto, taxi of rolstoeltaxi

De tegemoetkoming voor het gebruik eigen auto of bruikleen auto wordt per 1 februari 2013 gebaseerd op een verplaatsing van maximaal 2.000 km op jaarbasis. Bij de vaststelling van de tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen auto of bruikleen auto wordt aansluiting gezocht bij de door het Nibud gehanteerde kilometerprijs.

Voor de bestaande cliënten (geïndiceerd voor 1 februari 2013) wordt de maximale vergoeding van € 1.726,- per jaar (overeenkomend met 5.567 kilometers per jaar), in twee termijnen afgebouwd: de tegemoetkoming blijft ongewijzigd tot en met 30 juni 2013, per 1 juli 2013 vast te stellen op maximaal 3.500 kilometers per jaar en met ingang van 1 januari 2014 vast te stellen op maximaal 2.000 kilometers per jaar op declaratiebasis.

De tegemoetkoming voor het gebruik van een taxi of rolstoeltaxi wordt gebaseerd op:

  • - een verplaatsing van maximaal 2.000 km;

  • - de kosten van het reguliere taxi / rolstoeltaxitarief per kilometer;

  • - het van toepassing zijnde reguliere voorrijdtarief per rit;

  • - gebruik van een erkend taxibedrijf.

Hoofdstuk 7 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 12 Persoonsgebonden budget rolstoel

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel en wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening, verhoogd met het bedrag voor onderhoud, verzekering en reparatie dat voor vergelijkbare rolstoelen gerekend wordt door de gegunde leverancier van naturavoorzieningen. Het bedrag voor onderhoud en reparatie wordt na afloop van het kalenderjaar uitgekeerd.

Hoofdstuk 8 Inwerkingtreding, citeertitel

Artikel 13 Inwerkingtreding

Dit Besluit treedt in werking op 9 mei 2013.

Artikel 14 Citeertitel

Dit Besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning Barneveld.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders op 26 april 2013

D. Bakhuizen J.W.A. van Dijk

secretaris burgemeester

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders op 26 april 2013
De voorzitter, De griffier,
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter

Besluit maatschappelijke ondersteuning - Toelichting

mei 2013

Inleiding

Naast een Verordening maatschappelijke ondersteuning is er ook een Besluit maatschappelijke

ondersteuning. In dit besluit worden de regels uit de Verordening geconcretiseerd.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Definities

Hoofdstuk 2. Bijzondere regels over het PGB

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording

Verstrekking van een persoonsgebonden budget (PGB) vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Dit gebeurt bij voorkeur tegelijk met de aanvraag

2. Lid a tot en met e geven aan wanneer er geen PGB wordt verstrekt.

In de uitzonderlijke gevallen waarbij de burger niet zelf in staat is een PGB te beheren en de

klantmanager toch, op verzoek van de burger, besluit tot verstrekking van een PGB, geldt dat

de uitvoerder van het PGB niet tevens de beheerder van het PGB mag zijn. Deze bepalingen

zijn opgenomen om misbruik van het PGB te voorkomen.

In gevallen waarbij het ziektebeeld progressief is en de verwachting is dat er maar korte tijd gebruik gemaakt zal worden van de voorziening, kan de klantmanager beslissen geen PGB te

verstrekken, dit om kapitaalvernietiging te voorkomen.

Dit artikellid bepaalt dat de mobiele tilliften en douchebrancards uitsluitend in natura worden verstrekt. Deze bepaling is opgenomen om kapitaalvernietiging te voorkomen.

De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de tijd van de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. De verstrekkingswijze is met de komst van de Wmo (2007) onveranderd gebleven. Dit betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een PGB. Dit PGB is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf, verzekering en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een PGB worden toegekend.

Dit lid geeft regels omtrent de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college.

Het is niet de bedoeling dat iedereen uitstel krijgt voor de verantwoording van het persoonsgebonden budget. Twee maanden moet normaal gezien voldoende tijd zijn. Als er echter individuele omstandigheden zijn waardoor het onredelijk is om van iemand te verlangen dat hij binnen twee maanden verantwoordt, kan er eenmalig uitstel worden gegeven.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen,

Artikel 3 Omvang van de eigen bijdrage

Hoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 van de AMvB wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. Lid 2 van artikel 4.1. geeft aan dat de gemeenteraad kan bepalen dat de genoemde bedragen in gelijke mate verlaagd worden. Ook het percentage van 15% kan door de gemeenteraad naar beneden gewijzigd worden. Barneveld heeft ervoor gekozen de genoemde maximumbedragen te hanteren. In dit artikel worden de bedragen genoemd zoals die van toepassing zijn.

Artikel 4 De duur van de eigen bijdrage

De eigen bijdrage kan maximaal de kostprijs,eventueel vermeerderd met de onderhoudskosten, herverstrekkingskosten en verzekering, bedragen. In de gemeente Barneveld wordt een eigenbijdrage gevraagd voor alle soorten voorzieningen, behoudens de rolstoelvoorzieningen.

Artikel 5 Vaststelling van de eigen bijdrage

Dit artikel is opgenomen om aan te geven door wie en aan de hand van welke gegeven de eigen bijdrage wordt vastgesteld. Deze vaststelling gebeurd door het CAK, maar de grondslag ligt in dit besluit.

Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden

Artikel 6 Vaststelling bedrag PGB voor hulp bij het huishouden

In dit artikel wordt aangegeven hoe het PGB voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld.

De bedragen kunnen jaarlijks worden geïndexeerd door het CBS indexcijfer voor de CAO lonen in de gezondheids- en welzijnszorg in de maand september van het voorgaande jaar te vergelijken met het indexcijfer van de maand september van het jaar daarvoor.

De bedragen genoemd in het Besluit zijn voorschotbedragen en moeten achteraf verantwoord worden. Op dit moment betaalt Menzis de Persoonsgebonden Budgetten uit en doet dat per maand.

Hoofdstuk 5 Woonvoorzieningen

Artikel 7 Financiële tegemoetkomingen en persoonsgebonden budget

In lid 1 is geregeld hoe de PGB voor een woonvoorziening wordt vastgesteld.

Lid 2 geeft het afschrijvingsschema aan volgens welk schema bij verkoop binnen 15 jaar een eventueel bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan het college moet worden terugbetaald.

Lid 3 en lid 4 tenslotte leggen vast welke bedragen verstrekt worden als het gaat om een verhuiskostenvergoeding.

In lid 5 is het grensbedrag voor het toepassen van het verhuisprimaat opgenomen.

Artikel 8 Voorziening voor huurderving

In geval van huurbeëindiging van een woonruimte die voor meer dan € 15.000,- is aangepast kunnen B&W een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden . De eerste maand huurderving komt niet voor vergoeding in aanmerking. Dit behoort tot het normale risico van leegstand.

Door de eigenaar van de woning een financiële tegemoetkoming in de gederfde huurinkomsten te verlenen kan bevorderd worden dat de aangepaste woonruimte beschikbaar blijft voor gehandicapten. De duur van de tegemoetkoming kan afhankelijk gesteld worden van de situatie ter plekke. Een algemene termijn die redelijk geacht kan worden is zes maanden. In bepaalde gevallen kan echter geconcludeerd worden dat een kortere periode ook redelijk is. Dit is afhankelijk van de woningmarktsituatie.

Op grond van dit artikel is de hoogte van een door B&W te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving gelijk aan de kale huur van de woonruimte, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag (de zogenaamde huurgrens).

Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Artikel 9 Persoonsgebonden budget

Dit artikel regelt de wijze waarop een PGB voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst-adequate voorziening. Als daar sprake van is kan verhoging plaatsvinden met een bedrag noodzakelijk voor verzekering onderhoud en reparatie. Het bedrag dat hiervoor beschikbaar wordt gesteld wordt vastgesteld aan de hand van de bedragen die voor onderhoud en reparatie door de leverancier van naturavoorzieningen wordt gehanteerd voor een soortgelijke voorziening.

Artikel 10 Regiotaxi

In dit artikel is vastgelegd hoe het Zonebudget wordt bepaald. Daarnaast is het bedrag aan eenmalige paskosten opgenomen.

Artikel 11 Financiële tegemoetkomingen

In dit artikel zijn de tegemoetkomingen voor gebruik van de eigen auto, taxi of rolstoeltaxi vastgelegd. Bij de vaststelling van de tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen auto (of bruikleenauto) wordt aansluiting gezocht bij de door het Nibud gahanteerde kilometerprijs.

Uit vaste rechtspraak van de Raad volgt dat de ondergrens van een dit type vervoersvoorziening neerkomt op een aflegbare afstand in de bandbreedte van ongeveer 1.500 tot 2.000 kilometer per jaar (CRvB 29 februari 2012, LJN BV7463). Door de tegemoetkoming te baseren op een maximale afstand van 2.000 kilometer per jaar, worden de burgersgeenszins tekort gedaan. Zij hebben voldoende mogelijkheden om te voorzien in de vervoersbehoefte.

Hoofdstuk 7 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 12 Persoonsgebonden budget rolstoel

Er wordt uitgegaan van de goedkoopst-adequate voorziening. Dit bedrag wordt verhoogd met de kosten van onderhoud, verzekeringskosten en reparatie aan vergelijkbare voorzieningen