Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2018

Geldend van 15-12-2017 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2018

De gemeenteraad van Bedum;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 17 oktober 2017;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERINGVAN LIJKBEZORGINGSRECHTEN 2018

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      begraafplaats : een gemeentelijke begraafplaats in de gemeente Bedum;

    • b.

      graf : een grafruimte, grafkelder daaronder begrepen, ten aanzien waarvan, ingaande de dagtekening van de grafakte, voor een periode van 30 achtereenvolgende jaren het uitsluitend recht tot het daarin doen begraven en begraven houden van lijken is verleend, welk recht na het verstrijken van deze termijn door het college van burgemeester en wethouders telkens voor een termijn van 10 jaren kan worden verlengd;

    • c.

      urnengraf : een grafruimte, grafkelder daaronder begrepen, ten aanzien waarvan voor een periode van 30 achtereenvolgende jaren het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten of bijgezet houden van asbussen met of zonder urn, welk recht na het verstrijken van deze termijn door het college van burgemeester en wethouders telkens voor een termijn van 10 jaren kan worden verlengd;

    • d.

      asbus : een bus ter berging van as van een overledene;

    • e.

      urn : een voorwerp ter berging van één of twee asbussen.

  • 2. Het bijzetten van een asbus wordt voor de toepassing van deze verordening gelijk gesteld met het begraven van een lijk.

Artikel  2 Belastbaar feit

Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats.

Artikel  3 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel  4 Vrijstellingen

Deze verordening kent geen vrijstellingen.

Artikel  5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel  6 Belastingjaar

  • 1.

    Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2.

    Met betrekking tot de rechten genoemd in hoofdstuk 4.3 van de tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor wordt afgekocht.

Artikel  7 Wijze van heffing

  • 1.

    De onderhoudsrechten, bedoeld in hoofdstuk 4.2 en 4.3 van de tarieventabel, worden geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    Andere rechten dan bedoeld in hoofdstuk 4.2 en 4.3 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

Artikel  8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

  • 1.

    De onderhoudsrechten, als bedoeld in hoofdstuk 4.2 en 4.3 van de tarieven­tabel, zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt zijn de rechten bedoeld in 4.2 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalender­maanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de rechten bedoeld in 4.2 van de tarieventabel voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel  9 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

Andere rechten dan bedoeld in hoofdstuk 4.2 en 4.3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel  10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten, met uitzondering van die genoemd in hoofdstuk 4.3 van de tarieventabel, worden betaald binnen 30 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet of de schriftelijke kennisgeving.

  • 2.

    De in hoofdstuk 4.3 van de tarieventabel genoemde rechten moeten, in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, worden betaald in vier gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid worden, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag daarvan minder is dan € 100,00 of meer is dan € 5.000,00, het bedrag in twee nagenoeg gelijke termijnen moet worden betaald. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de volgende termijn een maand later. De Gemeentelijke Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel  11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de lijkbezorgingsrechten wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel  12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de lijkbezorgingsrechten.

Artikel  13 Overgangsrecht

De "Verordening lijkbezorgingsrechten 2017" van 10 november 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15 tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel  14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

Artikel  15 Overgangsbepaling en citeertitel

  • 1.

    In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de rechten in die periode plaatsvindt.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening lijkbezorgingsrechten 2018".

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 9 november 2017 te Bedum

De raad voornoemd,

, voorzitter

, griffier

Tarieventabel

behorende bij de "Verordening lijkbezorgingsrechten 2018"

 

Hoofdstuk1

Verlenen van rechten

1.1.

Voor het verlenen van het uitsluitend recht op de begraafplaats te Bedum wordt geheven:

1.1.1

voor een 1-diep graf

€ 2.731,00;

1.1.2

voor een 2-diep graf

€ 5.470,10;

1.1.3

voor een kindergraf

€ 1.367,50;

1.1.4

voor een urnengraf

€ 1.367,50.

1.2.

Voor het verlenen van het uitsluitend recht op de

begraafplaats te Zuidwolde wordt geheven:

1.2.1

voor een graf, niet zijnde een kindergraf

€ 2.300,40;

1.2.2

voor een kindergraf

€ 1.150,20;

1.2.3

voor een urnengraf

€ 1.150,20.

1.3.

Voor het verlenen van het uitsluitend recht op de

begraafplaats te Onderdendam, Noordwolde of

Westerdijkshorn wordt geheven:

1.3.1

voor een graf, niet zijnde een kindergraf

€ 1.919,75;

1.3.2

voor een kindergraf

€ 951,25;

1.3.3

voor een urnenruimte

€ 951,25.

1.4

Voor het verlengen van het uitsluitend recht als bedoeld in 1.1, 1.2 en 1.3 met 10 jaar wordt een recht geheven gelijk aan een derde van het bedrag dat wordt geheven voor het verlenen van het uitsluitend recht.

Hoofdstuk 2 Begraven

2.1

Voor het begraven van een lijk van een persoon van 12 jaar of ouder wordt geheven

€ 282,95;

2.2

Voor het begraven van een lijk van een kind beneden één jaar wordt geheven

€ 64,90;

2.3

Voor het begraven van een lijk van een kind beneden 12 jaar maar ouder dan één jaar wordt geheven

€ 152,90;

2.4

Voor het begraven op buitengewone uren wordt het recht, bedoeld in 2.1, 2.2, 2.3 en 2.4 verhoogd met

€ 152,90;

2.5

Onder buitengewone uren wordt verstaan het begraven op de zaterdag.

Hoofdstuk 3 Bijzetten van asbussen

3

Voor het bijzetten van een asbus in een graf wordt geheven

€ 67,05;

 

Hoofdstuk 4 Grafbedekking en onderhoud

4.1

Voor het afgeven van een vergunning ter zake van het plaatsen of vernieuwen van de voorwerpen, bedoeld in artikel 9 van de Beheersverordening begraafplaatsen gemeente Bedum 2006, vastgesteld bij raadsbesluit van 22 december 2005, wordt geheven:

 

4.1.1

voor de aanleg van een grafkelder

€ 67,05;

4.1.2

voor het plaatsen van een gedenkteken op één graf

€ 67,05;

4.1.3

voor het plaatsen van een gedenkteken indien dit een oppervlakte beslaat van meer dan één graf wordt voor elk

graf meer, het in 4.1.2. vermelde recht verhoogd met

€ 28,20;

4.2

Voor het door of vanwege de gemeente onderhouden van de voorwerpen, zoals bedoeld in 4.1.2 en 4.1.3 wordt geheven per jaar:

 

4.2.1

voor een gedenkteken op één graf uitgegeven voor 01-02-2006

€ 28,20;

4.2.2

voor een gedenkteken indien dit een oppervlakte beslaat van meer dan één graf wordt voor elk graf meer, het in

4.2.1. vermelde recht verhoogd met

€ 14,05;

4.3

De rechten als bedoeld in onderdeel 4.2 kunnen worden afgekocht voor de resterende looptijd van het uitsluitend recht. De afkoopsom bedraagt de contante waarde van de

op het tijdstip van afkoop nog te verschijnen belastingbedragen en wordt berekend door vermenigvuldiging van het jaarlijkse belastingbedrag met

de hierna te noemen factor. Vermenigvuldigingsfactor:

20 maal het aantal jaren waarvoor wordt afgekocht gedeeld door 80.

 

 

Hoofdstuk 5 Lijkschouwing

5.1

Voor het schouwen van een lijk door de Hulpverleningsdienst Groningen wordt geheven

€ 209,60;

5.1.1

In afwijking van 5.1 wordt voor het schouwen van een lijk door de Hulpverleningsdienst Groningen na 18.00 uur en in het weekend geheven

€ 314,45.

 

Hoofdstuk 6 Opgraven, ruimen.

6.1

Voor het opgraven van een lijk wordt geheven

€ 141,40;

6.2

Voor het na opgraven weer opnieuw begraven in hetzelfde graf wordt geheven

€ 141,40;

6.3

Voor het na opgraven weer begraven in een ander graf wordt geheven

€ 141,40;

6.4

Voor het opgraven of verwijderen van een asbus of urn wordt geheven

€ 70,65;

6.5

Voor het na opgraven of verwijderen weer terugplaatsen van de asbus wordt geheven

€ 70,65.

Behorende bij raadsbesluit van 9 november 2017,

 

De griffier van Bedum,