Regeling vervallen per 06-04-2022

Reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Beek

Geldend van 23-02-2018 t/m 05-04-2022

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Beek

DE RAAD VAN DE GEMEENTE BEEK; gelet op het bepaalde in art. 16 Gemeentewet; besluit vast te stellen het volgende:

"REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN VAN DE RAAD VAN DE GEMEENTE BEEK"

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • -

    voorzitter : de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • -

    griffier : de griffier zoals bedoeld in de paragrafen 1 en 3 van Hoofdstuk VII Gemeentewet en zoals nader omschreven in art. 3 van dit reglement;

  • -

    amendement : voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of een ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • -

    subamendement : voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • -

    motie : korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken zonder dat daaraan rechtsgevolgen zijn verbonden;

  • -

    voorstel van orde : voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • -

    initiatiefvoorstel : een voorstel voor een verordening of een ander voorstel gedaan door de raad zelf;

  • -

    interpellatie : het vragen van inlichtingen aan het college of de burgemeester over een onderwerp dat niet vermeld staat op de agenda;

  • -

    raadsfractie : de leden van een politieke groepering die zitting hebben in de raad;

  • -

    fractievoorzitter : de voorzitter van een raadsfractie.

Artikel 2 De voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van het reglement van orde;

    • d.

      wat de Gemeentewet of dit reglement hem/haar verder opdraagt.

  • 2. De voorzitter verleent het woord, formuleert zo nodig het voorstel waarover zal worden gestemd en deelt de uitslag van de stemming mede.

  • 3. Ingeval de voorzitter niet aanwezig is, benoemt de raad een plaatsvervanger. Ingeval de raad geen plaatsvervanger benoemd heeft, zijn de fractievoorzitters plaatsvervangend voorzitter opvolgend naar grootte van de fractie.

Artikel 3 De griffier

  • 1. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2. Bij zijn/haar verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad aangewezen plaatsvervangend griffier.

  • 3. Hij/zij kan, indien hij/zij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 3a De gemeentesecretaris

  • 1. De gemeentesecretaris wordt uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de raadsvergadering. Hij/zij heeft zitting aan een voor hem/haar bestemde tafel.

  • 2. De gemeentesecretaris kan, indien hij/zij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 3b Het seniorenconvent

  • 1. De raad heeft een seniorenconvent dat tot taak heeft in overleg te treden met de burgemeester aangaande bijzondere bestuurlijke aangelegenheden.

  • 2. Het seniorenconvent bestaat uit de burgemeester (voorzitter) en de fractievoorzitters.

  • 3. Bij afwezigheid van de burgemeester wordt hij/zij vervangen door de locoburgemeester.

  • 4. De griffier of diens vervanger is in elke vergadering van het seniorenconvent aanwezig.

  • 5. De voorzitter kan voorstellen de secretaris uit te nodigen voor het seniorenconvent.

  • 6. Elke fractievoorzitter kan zich laten vervangen door een lid van de eigen raadsfractie.

  • 7. Elke fractievoorzitter heeft één stem in het seniorenconvent.

  • 8. Het seniorenconvent kent een besloten karakter overeenkomstig art. 40 en 42 RvO.

  • 9. Het seniorenconvent beslist bij meerderheid van stemmen. Op het moment dat stemmen staken beslist de voorzitter.

Artikel 3c Het presidium

  • 1. De raad heeft een presidium dat is belast met de voorbereiding van de raads- en commissievergaderingen.

  • 2. Het presidium bestaat uit de voorzitter van de raad en de voorzitters van de raadscommissies.

  • 3. De griffier of diens vervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 4. Bij afwezigheid van de burgemeester wordt hij/zij in het presidium vervangen door de plaatsvervangend voorzitter van de raad.

  • 5. De overige leden kunnen vervangen worden door de plaatsvervangend voorzitters van de raadscommissies.

  • 6. De voorzitter kan voorstellen de secretaris uit te nodigen voor de vergaderingen van het presidium.

  • 7. Het presidium kent een besloten karakter overeenkomstig art. 40 en 42 RvO.

  • 8. Het presidium beslist bij meerderheid van stemmen. Op het moment dat stemmen staken beslist de voorzitter

  • 9. Het presidium vergadert in de regel één keer per vergadercyclus, ter vaststelling van de voorlopige agenda’s voorafgaand aan de verzending van de stukken.

HOOFDSTUK II TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; RAADSFRACTIES; WETHOUDERS

Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van de stembureaus.

  • 2. Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste samenkomst van de raad in oude samenstelling na de verkiezingen.

  • 3. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit.

  • 4. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in art. 18 Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw te benoemen lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 4a Commissie “benoembaarheid wethouders”

  • 1. Bij nieuw te benoemen wethouders stelt de voorzitter van de raad een ad hoc commissie “Benoembaarheid wethouders” in die onderzoek verricht naar de benoembaarheid van een of meerdere wethouders en de raad hierover schriftelijk adviseert.

  • 2. De ad hoc commissie bestaat uit een aantal raadsleden dat gelijk is aan het aantal fracties in de raad, met een maximum van vijf. Behalve bij tussentijdse benoeming is dit aantal gelijk min één (de fractie waaruit de kandidaat wordt voorgedragen).

  • 3. De kandidaat-wethouder legt de documenten en informatie over die nodig zijn voor de in het hiernavolgende lid door de commissie te verrichten toetsing. De kandidaat-wethouder maakt bovendien alle overige door hem/haar in dat verband relevant geachte informatie aan de commissie kenbaar.

  • 4. De commissie toetst de van de kandidaat-wethouder ontvangen document en informatie aan de hand van in elk geval een zestal voorschriften;

    • a.

      een verklaring omtrent gedrag;

    • b.

      art. 35, 36a, 10 en 41a Gemeentewet (benoembaarheidseisen);

    • c.

      art. 41b en 12 Gemeentewet (nevenfuncties);

    • d.

      art. 36b Gemeentewet (onverenigbare functies);

    • e.

      art. 41c, 15 en 46 Gemeentewet (onverenigbare of verboden handelingen);

    • f.

      de gedragscode voor burgemeester en wethouders van de gemeente.

  • 5. De commissie verricht haar werkzaamheden in een niet openbare vergadering waarvan geen verslag wordt gemaakt.

  • 6. De kandidaat-wethouder wordt in de gelegenheid gesteld de documenten en aangedragen informatie mondeling toe te lichten.

  • 7. Op basis van de beoordeelde informatie formuleert de commissie een schriftelijk beargumenteerd advies aan de raad ten aanzien van de benoembaarheid van de voorgedragen wethouder(s). Indien de ad hoc commissie niet unaniem is in haar oordeel wordt hiervan melding gemaakt in het advies. Het advies wordt niet eerder aan de raad aangeboden dan nadat de kandidaat-wethouder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijzen ten aanzien van dit advies kenbaar te maken. Deze zienswijzen maken integraal deel uit van advies aan de raad.

  • 8. De commissie wordt ambtelijk ondersteund door de griffier en de kandidaat-wethouders worden ondersteund door de gemeentesecretaris.

Artikel 4b Risicoanalyse integriteit

Bij elke benoeming van een wethouder wordt bij voorkeur voor de benoeming een risicoanalyse integriteit uitgevoerd ten aanzien van deze persoon.

Artikel 5 Raadsfractie

  • 1. De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één raadsfractie beschouwd, zo ook als er één lid verkozen is.

  • 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst voert de raadsfractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst deelt de raadsfractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze raadsfractie in de raad wil voeren.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de raadsfractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4. In geval van onderstaande gevallen wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter:

    • a.

      één of meer leden van een raadsfractie als zelfstandige raadsfractie gaan optreden;

    • b.

      twee of meer raadsfracties als één raadsfractie gaan optreden;

    • c.

      één of meer leden van een raadsfractie zich aansluiten bij een andere raadsfractie;

  • 5. Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen voortvloeiend uit art. G3 van de Kieswet en wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk medegedeeld aan de voorzitter.

  • 6. Met de onder lid 4 en 5 beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

HOOFDSTUK III VERGADERINGEN

Paragraaf 1 Tijd van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 6 Tijd en plaats van vergaderen

  • 1. De raadsvergaderingen vinden in de regel plaats op donderdag, beginnen om 19:00 uur en vinden plaats in het gemeentehuis.

  • 2. De voorzitter kan in bijzondere gevallen, zoveel mogelijk in overleg met het seniorenconvent, een andere dag, aanvangstijd en/of vergaderlocatie bepalen.

  • 3. Voorts vergadert de raad indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit de raad bestaat schriftelijk en met opgaaf van redenen daarom verzoekt.

Artikel 7 Oproep

  • 1. De griffier zendt in naam van de burgemeester - spoedeisende vergaderingen uitgezonderd - tenminste veertien dagen vóór een vergadering de leden een digitale oproep.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in art. 25, lid 1 en 2 Gemeentewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproep aan de leden van de raad beschikbaar gesteld.

  • 3. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in art. 8 lid 2 RvO worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad beschikbaar gesteld.

Artikel 8 Agenda

  • 1. Voordat de oproep wordt verzonden stelt het presidium de voorlopige agenda van de vergadering vast.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 5. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 8a Dewethouders

  • 1. De wethouders worden uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de raadsvergadering. Zij hebben zitting aan een voor hen bestemde tafel.

  • 2. Zij kunnen aan de beraadslagingen deelnemen voor zover het zaken betreft aangaande hun portefeuille. Zij nemen dan plaats aan het spreekgestoelte.

Artikel 9 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. De stukken, welke dienen ter toelichting van de raadsvoorstellen, worden gelijktijdig met het verzenden van de voorstellen voor de leden ter inzage aangeboden. Devoorzitter maakt van de mogelijkheid tot inzage melding in de openbare kennisgeving bedoeld in art. 10 RvO. Indien ná dit tijdstip stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid blijven stukken, omtrent wier inhoud ingevolge art. 25, lid 1 dan wel lid 2 Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, onder berusting van de griffier, die de leden van de raad de inzage verleent.

  • 3. De oproeping en de in art. 7 lid 2 RvO genoemde bescheiden worden, tegelijk met de verzending van de oproeping aan de leden van de raad, voor de mogelijkheid tot inzage beschikbaar gesteld op de gemeentelijke website.

  • 4. De voorzitter kan op verzoek ook aan niet-raadsleden inzage verstrekken van andere dan in het eerste lid van dit artikel bedoelde bescheiden betreffende een door de raad te behandelen aangelegenheid.

Artikel 10 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt in ieder geval door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, de aanvangstijd en plaats van de vergadering, alsmede de voorlopige agenda met bijbehorende stukken;

    • b.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in art. 14 RvO.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 11 Presentielijst

Ieder ter vergadering komend lid tekent onmiddellijk na aankomst de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de griffiergesloten.

Artikel 12 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de leden en de griffier hebben een vaste zitplaats.

  • 2. De orde van plaatsneming in de raadszaal van de leden van de raad gebeurt naar rato van de grootte van de raadsfracties.

  • 3. De indeling kan, indien daartoe aanleiding bestaat, na overleg met het seniorenconvent worden herzien.

  • 4. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 13 Opening vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor vereiste aantal leden van de raad conform art. 20 Gemeentewet blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van art. 20 Gemeentewet.

Artikel 14 Spreekrecht burgers

  • 1. Na de opening van de vergadering kunnen aanwezige burgers gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen.

  • 2. Het woord kan niet gevoerd worden:

    • a.

      over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      over personen;

    • c.

      indien een klacht ex art. 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kanof kon worden ingediend;

    • d.

      over procedurevoorstellen;

    • e.

      over een interpellatievoorstel ex art. 34b RvO.

  • 3. Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit voor de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij/zij vermeldt daarbij zijn/haar naam en het onderwerp waarover hij/zij het woord wil voeren.

  • 4. De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem/haar dit heeft verleend. De voorzitter of een lid van de raad doet een voorstel voor de behandelingvan de inbreng van de burger.

Artikel 15 Notulen

  • 1. De notulen van de vergadering bestaan uit een digitale geluidsopname en een besluitenlijst. De ontwerpbesluitenlijst van de voorgaande vergadering wordt, aan de leden beschikbaar gesteld gelijktijdig met de agenda en de overige voorstellen.

  • 2. Bij het begin van de vergadering wordt, voor zover mogelijk, de besluitenlijst van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 3. De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen indien de besluitenlijst onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van de notulen bij de griffier te worden ingediend.

  • 4. De besluitenlijst moet inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de secretaris, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord hebben gevoerd;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    • d.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen en burgerinitiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • e.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in art. 25 RvO door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5. De notulen worden opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 6. De vastgestelde besluitenlijst worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 16 Reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Beek

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op lijsten geplaatst, aangevuld met een procedurevoorstel van de griffier over de wijze van afdoening. Deze lijsten worden aan de leden van de raad ter inzage aangeboden.

  • 2. Ingekomen stukken zonder opgave van afzender (anoniem) worden niet in behandeling genomen en daarmee niet op de lijsten geplaatst.

  • 3. De leden van de raad stellen deze lijsten enkel vast al dan niet met amendering van het procedurevoorstel van de griffier.

Artikel 17 Spreekregels

  • 1. De leden van de raad en de overige aanwezigen spreken vanaf het spreekgestoelte en richten zich tot de voorzitter.

  • 2. Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 18 Volgorde sprekers

  • 1. Een lid voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem/haar verkregen te hebben.

  • 2. Deze volgorde kan worden verbroken wanneer een lid het woord vraagt over de orde van de vergadering.

Artikel 19 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan éénmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Het bepaalde in lid 3 is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat (sub)amendement, die motie of dat voorstel.

  • 5. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 20 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn rede niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een lid zich een beledigende of onbetamelijke uitdrukking veroorlooft, afwijkt van het onderwerp in behandeling, een spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij/zij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien het desbetreffende lid hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem/haar gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

  • 4. In geval van sluiting van een vergadering om bovenstaande redenen stelt de voorzitter in overeenstemming met art. 7 RvO de raad in kennis van een eventuele plaatsvervangende vergadering.

Artikel 21 Beraadslaging

  • 1. De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad besluiten over één of meer onderdelen van een voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde burgemeester en wethouders of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad.

  • 3. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 22 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De raad kan bij meerderheid bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouders, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 23 Stemverklaring

  • 1. Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 24 Beslissing

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij/zij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel zoals het dan luidt, in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 25 Algemene bepalingen over stemming

  • 1. De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van art. 28 Gemeentewet van stemming te hebben onthouden.

  • 3. Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4. Stemmen geschiedt in de regel via handopsteken, tenzij een van de leden verzoekt om mondelinge stemming langs de weg van hoofdelijke oproeping. In dat geval wordt de procedure omschreven in de leden 5 tot en met 8 gevolgd.

  • 5. De griffier roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen, beginnende bij het lid dat daarvoor op basis van loting (van een nummer corresponderend met de nummers van de presentielijst). De rest daarop volgend conform inschrijving op de presentielijst.

  • 6. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen behoudens het geval van art. 28 Gemeentewet.

  • 7. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 8. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 9. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede met vermeldingvan het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij/zij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 26 Stemmen en integriteit

  • 1. Een lid kan kenbaar maken niet aan de stemming deel te nemen indien sprake is of zou kunnen zijn van belangenverstrengeling.

  • 2. Indien een lid voor aanvang van de vergadering kenbaar maakt niet deel te nemen aan een stemming maakt de voorzitter hier melding van.

Artikel 27 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 28 Stemming over personen

  • 1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter 3 leden, die samen met hem/haar het stembureau vormen.

  • 2. Ieder ter vergadering aanwezig lid, dat zich niet op grond van de gemeentewet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De vergadering kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren.

    Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in art. 30 Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingeleverd stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

  • 7. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 29 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen heeft een derde stemming plaats tussen de twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd (herstemming). Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken beslist terstond het lot.

  • 4. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 30 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, onder de zorg van de voorzitter, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt is gekozen.

  • 4. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

HOOFDSTUK IV RECHTEN VAN LEDEN

Artikel 31 Amendementen

  • 1. Ieder aanwezig lid dat de presentielijst heeft getekend kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Daarbij kan voorgesteld worden het voorgestelde besluit in een of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde – oordeelt dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is te allen tijde mogelijk voordat de besluitvorming door de vergadering heeft plaatsgevonden.

Artikel 32 Moties

  • 1. Ieder lid kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

Artikel 33 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raad meteen.

Artikel 34 Initiatiefvoorstel

  • 1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden

    schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst. Bij vaststelling van de agenda wordt het initiatiefvoorstel in stemming gebracht.

  • 3. De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat:

    • a.

      het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

    • b.

      het voorstel dient eerst te worden behandeld in een raadscommissie;

    • c.

      het voorstel voor advies naar het college dient te worden gezonden. In dit geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 4. De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

  • 5. Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een wethouder, zijn de bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van de raad meteen aan de agenda toegevoegd worden.

Artikel 34a Collegevoorstel

  • 1. Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2. De Raad kan een voorstel van het college voor nader advies terugzenden.

Artikel 34b Interpellatie

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, tenminste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 35 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien.

  • 2. De vragen worden bij de griffier van de raad ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de burgemeester worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4. De antwoorden worden door het college aan de leden van de raad medegedeeld.

  • 5. De vragen en antwoorden worden gelijktijdig met de stukken als bedoeld in art. 8 RvO aan de leden van de raad ter kennisname aangeboden.

Artikel 35a Vragenuur

  • 1. Aansluitend aan de vergaderingen van de raad is er maximaal 30 minuten gelegenheid voor een vragenuur, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan het Presidium bepalen dat het vragenuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenuur eindigt.

  • 2. Het lid van de raad dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen meldt dit onder aanduiding van het onderwerp tot uiterlijk 10.00 uur op de dag van de vergadering bij de voorzitter en griffier.

    De voorzitter kan na overleg met het Presidium weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering op dezelfde dag aan de orde komt.

    De griffier draagt zorg voor verspreiding van het onderwerp vanaf 11.00 uur aan de overige leden van de raad en het college.

  • 3. De voorzitter bepaalt de volgorde waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld.

  • 4. De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, de wethouders, de burgemeester en de overige leden van de raad.

  • 5. De vragensteller wordt het woord verleend om één onderwerp per vergadering aan het college of de burgemeester aan de orde te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6. Indien vragen niet binnen de gestelde tijd worden beantwoord volgt schriftelijke beantwoording.

  • 7. Tijdens het vragenuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

  • 8. Van het vragenuur wordt overeenkomstig art. 16 RvO, voor zover van toepassing, een verslag gemaakt.

Artikel 36 Inlichtingen

  • 1. Indien een lid over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de art. 169 lid 3 en 180 lid 3 Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend bij het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester.

  • 2. De griffier draagt zorg voor verspreiding van het verzoek aan de overige leden van de raad.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

HOOFDSTUK V BEGROTING EN REKENING

Artikel 37 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt.

Artikel 38 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststellingvan dejaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit (bekrachtiging achteraf) volgens een procedure die de raad, op voorstel van het seniorenconvent, vaststelt.

HOOFDSTUK VI LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES

Artikel 39 Verslag; verantwoording

  • 1. Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken of voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.

  • 2. Ieder lid van de raad kan aan een raadslid als bedoeld in lid 1 schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in art. 35 RvO, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van de raad het raadslid als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in art. 36 RvO, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad een van zijn leden heeft benoemd.

HOOFDSTUK VII BESLOTEN VERGADERING

Artikel 40 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van toepassing die gelden voor een openbare vergadering voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 41 Notulen

  • 1. De besluitenlijst en een digitale geluidsopname van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld, maar wordt uitsluitend voor de leden digitaal beschikbaar gesteld.

  • 2. De besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze besluitenlijst. De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de griffierondertekend.

Artikel 42 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig art. 25 lid 1 Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 43 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van het gestelde in art. 25 lid 3 en 4, 55 lid 2 en 3 of 86 lid 2 en 3 Gemeentewet, voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met dat orgaan overleg gevoerd.

Artikel 43a Geluid- en beeldregistraties in besloten vergaderingen

Het is voor leden en derden aanwezigen verboden zonder toestemming van de voorzitter in een besloten vergadering apparatuur te gebruiken om beeld- en/of geluidsopnames van de vergadering vast te leggen.

HOOFDSTUK VIII TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 44 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed‑ of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 44a Geluid en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- en/of beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn/haar aanwijzingen.

Artikel 45 Gebruik communicatieapparatuur

  • 1. Gebruik van communicatieapparatuur in de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune is toegestaan mits dit geen inbreuk maakt op een ordelijk verloop van de vergadering.

  • 2. De bepaling van art. 44a RvO is overeenkomstig van toepassing.

HOOFDSTUK IX SLOTBEPALINGEN

Artikel 46 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 47 Inwerkingtreding

  • 1. Dit reglement treedt in werking de dag na bekendmaking.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Beek vastgesteld bij raadsbesluit van 23 januari 2014.

  • 3. Dit reglement kan worden aangehaald als "Reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Beek 2018".

Ondertekening

DE RAAD VOORNOEMD,
de griffier,
drs. G.H.M. Erven
de voorzitter,
Mr. C.E. Van Basten-Boddin

Toelichting reglement van orde voor de vergadering en andere werkzaamheden van de raad der gemeente Beek.

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Onder "aanhangig" wordt verstaan aan de orde/in behandeling zijnde.

Artikel 2 De voorzitter

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de gemeentewet schrijven dit dwingend voor.

De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij/zij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

Artikel 3 De griffier

De gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (art. 107 lid 1 Gemeentewet). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met art. 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging. Rechtspositionele bepalingen omtrent de beëdiging, woonplaats etc. zijn niet in dit reglement opgenomen, aangezien dat beter geregeld kan worden in de ambtsinstructie voor de griffier, die de raad vaststelt.

Artikel 3a De secretaris

De secretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken is het wenselijk dat de secretaris aanwezig is tijdens raadsvergaderingen en daartoe uitgenodigd kan deelnemen aan de beraadslagingen van de raad.

Artikel 3b Het seniorenconvent

Afgezien van de inhoudelijke advisering over raadsvoorstellen kan er in voorkomende gevallen behoefte zijn om overleg te plegen over bijzonder bestuurlijke aangelegenheden. De vergadering van het seniorenconvent is besloten.

Artikel 3c Het presidium

Het presidium vervult een procedurele rol bij de voorbereiding van de raadsvergadering.

De griffier is bij elke vergadering van het presidium aanwezig, omdat hij voor de ondersteuning van de raad zorgt. Hij moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke punten besproken gaan worden. De aanwezigheid van de secretaris kan gewenst zijn, omdat de secretaris aandacht moet kunnen vragen voor of een toelichting kan geven op onderwerpen die worden voorbereid door de ambtelijke organisatie.

HOOFDSTUK II TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; RAADSFRACTIES

Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven, beëdiging

De geloofsbrief is de brief, waarbij de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis geeft van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden.

Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de gemeenteraad over de toelating van zijn leden.

De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de gemeentewet vastgelegd.

Artikel 4a Commissie benoembaarheid wethouders

Dit artikel geeft invulling aan een leemte in de gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrieven onderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden.

Artikel 4b Risicoanalyse integriteit wethouders

Naast de toetsing van de wettelijke benoembaarheidseisen is ook een integriteitstoetsing op basis van nevenfuncties en eventuele financiële belangen in relatie tot de portefeuille gewenst.

Artikel 5 Raadsfractie

Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de nieuwe raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst had vermeld. In een dergelijk geval deelt de raadsfractie in de eerste vergadering de naam van de raadsfractie mee. In de loop van zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. Raadsleden kunnen bijv. ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun raadsfractie hebben of te weinig tijd hebben voor het raadswerk. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de raadsfractie plaats. Als dit het geval is, deelt de raadsfractie dit aan de voorzitter mee. Ook kan een raadsfractie besluiten om haar naam te veranderen. Dit staat de raadsfractie vrij om te doen. Op grond van deze bepaling heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van raadsfracties en de naamvoering. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.

HOOFDSTUK III VERGADERINGEN

Paragraaf 1 Tijd van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 6 Tijd en plaats van vergaderen

Ingevolge artikel 17 van de gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester of het college van burgemeester en wethouders het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.

Uitgangspunt is dat de raad op een zo gunstig mogelijk tijdstip en plaats kan vergaderen. Indien in bijzondere gevallen afgeweken moet worden van het reguliere tijdstip en de plaats van vergaderen is dat mogelijk, maar daarover wordt wel zoveel als mogelijk overleg gevoerd met het seniorenconvent.

Artikel 7 Oproep

Het eerste lid bepaalt dat de voorzitter ten minste veertien dagen vóór een vergadering de leden een “schriftelijke oproep” stuurt, waarin de vergadering wordt aangekondigd. Dit gebeurt door middel van een notificatie binnen de elektronische omgeving. Het derde lid regelt de openbare bekendmaking van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering. Het vierde lid stelt verplicht dat de agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de gemeentewet bedoelde stukken, tegelijkertijd met de oproep aan de leden worden verzonden. De in artikel 25, eerste en tweede lid RvO bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd. Hier wordt melding van gemaakt op de stukken. In spoedeisende gevallen, wanneer een aanvullende agenda wordt vastgesteld, zal het echter niet mogelijk zijn dat de voorzitter veertien dagen van tevoren alle stukken rondstuurt. Het derde lid geeft hiervoor een regeling.

Artikel 8 Agenda

Het presidium bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien. Dit is echter een voorlopige vaststelling van de agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om twee weken voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de ‘waan’ van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda vaststellen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering. Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen via hun raadsfractievoorzitter in het presidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda. Het vierde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp dan is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid het onderwerp naar een commissie te verwijzen of aan het college nadere inlichtingen of advies te vragen. Het laatste lid regelt dat op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen.

Artikel 8a Aanwezigheid wethouders

Artikel 8a is een nadere uitwerking van artikel 21, tweede lid, van de gemeentewet. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat wethouders door de raad worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn. Het gebruik van het werkwoord ‘uitnodigen’ geeft aan dat een wethouder kan weigeren te verschijnen in de raad. In de praktijk zal dat echter niet waarschijnlijk zijn, omdat een dergelijke weigering door de raad kan worden uitgelegd als een weigering inlichtingen te verschaffen of verantwoording af te leggen; met alle mogelijke onaangename politieke gevolgen van dien voor de betrokken wethouder. Gelet op de frequentie van de raadsvergadering zullen veelal zaken uit alle portefeuilles aan de orde komen, zodat in de praktijk dikwijls alle wethouders zullen worden uitgenodigd. Als de wethouders in de vergadering aanwezig zijn, zullen ze vaak deelnemen aan de beraadslagingen. Het kan echter wenselijk zijn, dat een wethouder niet bij een vergadering aanwezig is als de raad een zelfstandige afweging over een onderwerp of voorstel wil maken, de raad bijvoorbeeld over het eigen functioneren van gedachten wil wisselen of bij de voorbereiding van een besluit tot het houden van een onderzoek naar het door het college gevoerde bestuur.

Artikel 9 Ter inzage leggen van stukken

Een agendapunt kan betrekking hebben op een grote hoeveelheid verschillende stukken, die bijvoorbeeld het voorstel tot het bouwen van een nieuwe bibliotheek onderbouwen. Uiteraard dienen alle raadsleden en andere geïnteresseerden de mogelijkheid te hebben om alle stukken desgewenst in te zien. Hiervoor hebben ze wel voldoende tijd nodig. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage gelegd. Dit gebeurd door het plaatsen van de stukken in de elektronische omgeving en op de gemeentelijke website. Een stuk is een ‘document’ in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB). Een document houdt in: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Onder documenten vallen niet alleen de door de overheidsorganen gecreëerde stukken of ander materiaal. Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal zoals agenda’s, notulen, (concept)adviezen en magneetbanden verkrijgen de status van document in de zin van de WOB. Soms is het nodig een stuk fysiek ter inzage te leggen. Het kan dan niet de bedoeling zijn, dat een lid van de raad of een ander het originele stuk mee naar huis neemt. Dit zou betekenen dat andere raadsleden en geïnteresseerden niet meer de mogelijkheid hebben om het document in te zien. Een raadslid of een andere geïnteresseerde mag echter wel een kopie van een ter inzage gelegd stuk maken. De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Het ligt dan ook in de rede dat stukken, die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de raadsvergadering en die geheim moeten blijven bij hem ter inzage worden gelegd. Op verzoek van de leden van de raad kan de griffier inzage aan hen verlenen.

Artikel 10 Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid van de gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Het zinsdeel “in ieder geval” maakt het mogelijk om naast het publiceren op de gemeentelijke website ook andere vormen van kennisgeven te gebruiken.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 11 Presentielijst

De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. Zoals gezegd geeft de griffier de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom stelt hij samen met de voorzitter de presentielijst vast en ondertekent deze. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de gemeentewet.

Artikel 12 Zitplaatsen

De aanstelling van een griffier heeft tot gevolg dat de secretaris niet meer aanwezig hoeft te zijn in de vergadering. Hij kan daar overigens wel toe worden uitgenodigd. De griffier is overeenkomstig artikel 3a RvO voor elke vergadering uitgenodigd en heeft daarom een eigen zitplaats.

Op grond van artikel 8a RvO kunnen wethouders worden uitgenodigd om in de vergadering aanwezig te zijn. Ook andere personen kunnen uitgenodigd worden om ter vergadering aanwezig te zijn. De voorzitter is de aangewezen persoon om voor een zitplaats voor hen te zorgen.

Artikel 13 Opening vergadering; quorum

De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is.

Artikel 20 van de gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.

Artikel 14 Spreekrecht

Het spreekrecht is beperkt gehouden tot geagendeerde onderwerpen, omdat burgers op deze wijze een doelgerichte bijdrage kunnen leveren aan de beraadslaging van de raad. In het artikel zijn vier onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. De reikwijdte van deze procedures houdt niet in dat alle burgers zich hierover kunnen uitspreken. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen – de belangen van – kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Verder kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht van burgers. Tot slot worden burgers ook uitgesloten om in te spreken op geagendeerde procedurevoorstellen zoals de vaststelling van de agenda, de notulen en ook de lijsten van ingekomen stukken. Reden voor deze uitsluiting is het feit dat de leden niet anders dan een procedurevoorstel in stemming krijgen en dus niet inhoudelijk kunnen reageren op het inspreken van burgers bij deze onderwerpen.

Daarbij moet de griffier ook de mogelijkheid hebben om nadere toelichting aan de spreker te vragen of de spreker af te bellen in geval van een overvloed aan vragen. De achtergrond van het beperken van tijd is dat na de vragenronde nog een hele vergadering plaats vindt, die ook ettelijke uren in beslag kan nemen. De voorzitter verdeelt dan ook de spreektijd evenredig over de sprekers. Hij kan echter in bijzondere gevallen van de maximale lengte van de spreektijd afwijken. Een voorbeeld van zo’n bijzonder geval is bijvoorbeeld het feit dat de spreker een grotere groep van burgers vertegenwoordigt. In een dergelijke situatie kan ook voor andere praktische oplossingen gekozen worden zoals het beleggen van een aparte hoorzitting. Het is de bedoeling dat de bijdrage van de burger niet op zichzelf staat. Daarom kan de voorzitter of het raadslid een voorstel doen voor een verdere behandeling van de inbreng van de burger. Het is onder andere mogelijk dat de raad direct een antwoord geeft of dat een onderdeel van de ambtelijke organisatie met het onderwerp aan de slag gaat of dat raadsleden actie ondernemen om de burger tegemoet te komen.

Artikel 15 Notulen

De ontwerp- en besluitenlijst alsmede wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verstuurd aan de leden en overige personen die het woord gevoerd hebben. De digitale geluidsopname van de vergadering is via de gemeentelijke internetsite te beluisteren. Omdat wethouders (artikel 8a RvO), de burgemeester, de griffier en de secretaris ook het woord kunnen voeren in de vergadering, kunnen zij tevens een voorstel tot verandering van de besluitenlijst aan de raad doen. Een voorstel tot verandering van de besluitenlijst kan ingediend worden zolang de notulen niet zijn vastgesteld. De griffier verleent de ambtelijke ondersteuning van de raad. De secretaris vervult hierin geen rol van betekenis meer. Daarom is in dit artikel de griffier aangewezen om voorstellen tot wijzigingen van besluitenlijst in ontvangst te nemen, de besluitenlijst op te stellen en de besluitenlijst te ondertekenen. De secretaris is niet meer altijd aanwezig; daarom dient de naam van de griffier in de besluitenlijst te verschijnen. Als de secretaris aanwezig is, dient zijn naam, omdat het een belangrijke functionaris blijft, vermeld te worden in de besluitenlijst. Hetzelfde geldt voor wethouders.

Verder worden overige sprekers in de besluitenlijst genoemd.

Artikel 16 Ingekomen stukken; mededelingen

De schriftelijke mededelingen van het college aan de raad komen in principe ook bij de raad binnen. De mededelingen zijn dan ook een ingekomen stuk. Verder bewaakt de voorzitter de orde van de vergadering. De raad stelt op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 17 Spreekregels

Het zinsdeel “of van de spreekplaats” heeft tot doel om de dualistische verhouding tussen raad en college van burgemeester en wethouders – waarmee onder andere wordt beoogd om het politieke debat weer in de raad te laten plaatsvinden – ook door middel van de spreekregels tot uitdrukking te laten komen. Daarbij kan het in voorkomende situaties de voorkeur hebben dat de leden van de katheder (spreekplaats) spreken. Dit komt de levendigheid van het debat ten goede en onderstreept ook de functie die de leden van de gemeenteraad in het dualistische bestel hebben.

Artikel 18 Volgorde sprekers

Het tweede lid vormt een uitzondering op de algemene regel dat een lid slechts het woord voert na het aan de voorzitter gevraagd en van hem/haar verkregen te hebben. Deze volgorde kan echter gewijzigd worden indien een lid een voorstel van orde doet. Een voorstel van orde heeft betrekking op het verloop van de vergadering. Bepaalde agendapunten kunnen door hun samenhang gelijktijdig behandeld worden, de vergadering kan geschorst worden voor een bepaalde tijd vanwege uiteenlopende omstandigheden of een lid van de raad vraagt of de bespreking van een onderwerp kan komen te vervallen, omdat de noodzaak daartoe niet meer aanwezig is.

Artikel 19 Aantal spreektermijnen

De wijziging van het eerste lid zorgt voor eenheid in de terminologie van dit reglement (onderwerp of voorstel).

Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. Dit behoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn. De wijziging van het derde lid is redactioneel van aard. De wijziging in het vijfde lid hangt samen met het feit dat spreken over een persoonlijk feit veelal geen relatie heeft met een onderwerp of voorstel. Overigens hoeft dit geen belemmering te zijn voor het bieden van de gelegenheid om over een persoonlijk feit in de raad het woord te voeren.

Artikel 20 Handhaving orde; schorsing

De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 27 RvO is slechts een aanvulling op de gemeentewet.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde.

Artikel 21 Beraadslaging

Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Door de zinsnede “of een lid van de raad” wordt ook raadsleden het recht toegekend om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Het brengt tot uitdrukking dat de raad zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol veronderstelt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine raadsfracties over adequate instrumenten te beschikken.

Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd.

Artikel 22 Deelname aan de beraadslaging door anderen dan de voorzitter of de leden van de raad

De raad kan op grond van artikel 3, 3a respectievelijk 8a RvO bepalen dat de griffier, de secretaris en de wethouder(s) deelnemen aan de beraadslagingen. De burgemeester heeft het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslagingen op grond van artikel 21, eerste lid van de gemeentewet. De strekking van artikel 25 RvO blijft alleen onveranderd wanneer aan het eerste lid de griffier, de wethouder en de secretaris worden toegevoegd. Daarmee blijft het artikel uitdrukken dat de raad kan beslissen dat anderen kunnen deelnemen aan de beraadslagingen.

Artikel 23 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 24 Beslissing

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de gemeentewet.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 25 Algemene bepalingen over stemming

Als wordt gestemd over zaken, dient dat mondeling te geschieden. Ratio van deze regeling is dat in het openbare debat voor raadsleden en publiek duidelijk moet zijn wie waarvoor staat. Het voorschrift ‘mondeling stemmen’ is de hoofdregel, het is aan de gemeenteraad overgelaten hoe dat geschiedt. Dat kan langs de weg van hoofdelijke oproeping, maar kan ook door stemmen via zitten en opstaan of door handopsteken. Tot op heden is in Beek de hoofdelijke oproeping regel. Voorgesteld wordt om handopsteken tot hoofdregel te maken.

De griffier verleent de ambtelijke ondersteuning aan de raad. De voorzitter (of de griffier) roept daarom de leden op hun stem uit te brengen.

Artikel 26 Stemmen en integriteit.

O.g.v. artikel 28 van de gemeentewet neemt een lid van de raad niet deel aan stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken. Evenmin neemt hij deel aan stemming over de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welk bestuur hij hoort. Met deze bepaling wordt getracht de zuiverheid van de besluitvorming in de raad te bevorderen door het deelnemen aan de stemming te beperken in gevallen waarin van een belangenverstrengeling sprake zou kunnen zijn. Desalniettemin kunnen er zich situaties aandienen waarbij het vanuit een oogpunt van integriteit de voorkeur verdient dat een raadslid – ook al is dat juridisch wel toegestaan – zich van stemming onthoudt. Het gaat daarbij nadrukkelijk om het aanleggen van eigen normen en waarden. Een individuele afweging dus. Dit artikel ziet daarop. Een artikel zonder juridische status, maar dat een beroep doet op de moraal van het raadslid.

Artikel 27 Stemming over amendementen en moties

Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van burgemeester en wethouders. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid van toepassing.

Artikel 28 Stemming over personen

De gemeentewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 Gemeentewet).

Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld.

Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken.

Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen.

In het zesde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de gemeentewet. Wat onder een (niet )behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.

Artikel 29 Herstemming over personen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 30 Beslissing door het lot

Dit artikel behoeft geen toelichting.

HOOFDSTUK IV RECHTEN VAN LEDEN

Artikel 31 Amendementen

Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in het tweede tot en met het vierde lid. Op basis van artikel 147b van de gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen. Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine raadsfracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft (geen drempelsteun). Door het recht van amendement kan de regelgevende taak van de raad reëel inhoud krijgen en mede ten dienste staan van de inkadering en de controle door de raad. Ook kleine raadsfracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de effectuering van de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie van de raad.

Het vierde lid maakt duidelijk dat de indiener(s) het (sub)amendement mogen intrekken, totdat de besluitvorming van de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 32 Moties

Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine raadsfracties te beschikken over adequate instrumenten. Dat wil zeggen dat het voor een effectief gebruik van deze instrumenten wenselijk is dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Het opheffen van de voorwaarde van drempelsteun bij het indienen van moties staat dan ook ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad. De wijziging in het derde lid brengt eenheid in de terminologie van het reglement.

Artikel 33 Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad.

Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden.

Artikel 34 Initiatiefvoorstel

Artikel 147a, eerste lid, van de gemeentewet geeft een raadslid het recht een voorstel voor een verordening of een ander voorstel ter behandeling in de raad in te dienen. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld. Het eerste tot en met het derde lid van artikel 41 voorzien hierin. Artikel 147a, derde lid, bepaalt in tegenstelling tot artikel 147a, tweede lid, dat voor andere initiatiefvoorstellen geen verplichte behandeling voorgeschreven is. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel. Het vierde lid geeft hiervoor – in aanvulling op de eerste drie leden - voorschriften. Algemeen uitgangspunt is dat dualisering de versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden inhoudt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine raadsfracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Het ontbreken van drempelsteun bij het recht van initiatief staat ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad. Ook kleine raadsfracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie. Het tweede lid houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda plaatst, maar de voorzitter plaatst het voorstel echter niet meer op de agenda, nadat de oproep verzonden is. Aangezien het voor de hand ligt om de raad tevens de mogelijkheid te geven om een initiatiefvoorstel tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp te behandelen, is het derde lid op dit punt eveneens aangepast. Vanwege de herziening van het commissiestelsel is het in het derde lid ‘commissie’ vervangen door ‘raadscommissie’. Als de raad andere voorwaarden voor het indienen van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een verordening, wenselijk acht, kunnen deze op basis van het vierde lid worden vastgesteld. Hierbij kan gedacht worden aan strijd met het algemeen belang, het belang van de gemeente of het gemeentelijk beleid. De raad bepaalt of een voorstel in strijd is met de wet (bijvoorbeeld de Wet op de ruimtelijke ordening), het algemeen belang (bijvoorbeeld de volksgezondheid), het belang van de gemeente (bijvoorbeeld het terugtrekken uit een publiek-private samenwerking die gericht is op het renoveren van achtergestelde woonwijken) of het gemeentelijk beleid (het bouwen van een parkeergarage in het centrum als enkele maanden geleden de binnenstad autoluw is gemaakt).

Artikel 34a Collegevoorstel

Artikel 34a heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan het seniorenconvent overlaten.

Artikel 35 Schriftelijke vragen

In een dualistisch stelsel zijn wethouders geen lid meer van de raad. Het is van belang dat zij bij dit instrument ook op de hoogte worden gesteld van de inhoud van de vraag. De verantwoordelijke wethouder dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen, indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden. Niet de voorzitter, maar het verantwoordelijk collegelid geeft daarom het antwoord. De raad kan oordelen dat het bijvoorbeeld wenselijk is dat een collegelid direct kan antwoorden op een vraag.

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden, die tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.

In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen omtrent het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp op de agenda van de raad te krijgen.

Artikel 35a Vragenuur

Deze bepaling vormt een aanvulling op het voorgestelde artikel 155, eerste lid, van de nieuwe gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Het is dan ook een facultatieve bepaling. Het is aan de raad om te bepalen of de instelling van een vragenuur bij iedere vergadering en daarmee het opnemen van een dergelijke bepaling in het reglement van orde wenselijk is.

Wel is bewust gekozen voor een algemene regeling van het vragenuur. Veelal fungeert de rondvraag in de raadsvergadering als een mogelijkheid tot het stellen van vragen. In een dualistisch stelsel is het echter niet meer vanzelfsprekend dat de ter zake kundige wethouder aanwezig is. Om die reden en omdat het de herkenbaarheid van de controlerende taak van de raad ten goede komt, kan hiervoor een aparte gelegenheid gecreëerd worden.

Artikel 36 Inlichtingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

HOOFDSTUK V BEGROTING EN REKENING

Artikel 37 Procedure begroting

Artikel 38 Procedure jaarrekening

Deze artikelen behoeven geen toelichting.

HOOFDSTUK VI LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES

Artikel 39 Verslag; verantwoording

In de wet dualisering gemeentebestuur is de afkoelingsperiode tussen het opzeggen van het vertrouwen en het ontslag van een wethouder geschrapt. In die lijn ligt het voor de hand het vierde lid eveneens te laten vervallen. De overige wijzigingen strekken er slechts toe de huidige praktijk ten aanzien van gemeenschappelijke regelingen te kunnen continueren, totdat duidelijk is wat de gevolgen van de dualisering van het gemeentebestuur moeten zijn voor de gemeenschappelijke regelingen.

HOOFDSTUK VII BESLOTEN VERGADERING

Artikel 40 Algemeen

Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een raadsvergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van notulen. De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing, voor zover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal de raad moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

Artikel 41 Notulen

In overeenstemming met artikel 17 RvO is de griffier verantwoordelijk voor de notulen van de raadsvergadering. Dit geldt ook voor de notulen van een besloten vergadering. Deze notulen liggen ter inzage bij de griffier.

Artikel 42 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 43 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van gestelde in artikel 55, tweede lid, of artikel 93, tweede lid, van de gemeentewet, voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Artikel 43a Geluid- en beeldregistraties in besloten vergaderingen

Artikel ziet op het verbod op het vastleggen van beeld- en/of geluidsfragmenten binnen besloten

vergaderingen.

HOOFDSTUK VIII TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 44 Toehoorders en pers

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 44a Geluid- en beeldregistratie

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 45 Verbod gebruik communicatieapparatuur

Deze bepaling ziet er op dat het gebruik van communicatieapparatuur zodanig geschiedt dat hier geen hinder van wordt ondervonden tijdens de vergaderingen. Gezien de noodzaak van het gebruik van tablets, mobiele telefoons en andere communicatieapparatuur is het toegestaan deze te gebruiken tijdens de vergaderingen met inachtneming van art. 44a RvO.

HOOFDSTUK IX SLOTBEPALINGEN

Artikel 46 Uitleg reglement

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 47 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.