Verordening Wet inburgering gemeente Beek.

Geldend van 12-02-2007 t/m heden

Intitulé

Verordening Wet inburgering gemeente Beek.

DE RAAD VAN DE GEMEENTE BEEK;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 maart 2007;

gelet op het bepaalde in de Wet inburgering;

B E S L U I T :

  • 1.

    De verordening Wet inburgering gemeente Beek vast te stellen;

  • 2.

    Kennis te nemen van de beleidsregels en de nota Wet inburgering.

Verordening Wet inburgering

De raad van de gemeente Beek;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Beek;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering;

overwegende, dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING WET INBURGERING GEMEENTE BEEK

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beek;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2. Het college stelt beleidsregels vast op basis waarvan zij vaststelt welke middelen zij wil inzetten voor de informatieverstrekking aan inburgeraars.

  • 3. Het college beoordeelt tenminste eens in de drie jaren de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan, waaraan zij bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan aanbieden op basis van criteria, die zij in beleidsregels vastlegt.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3. Een inburgeringsvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, één of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      Een onafhankelijk inburgeringsonderzoek;

    • b.

      Maatschappelijke begeleiding;

    • c.

      Klantmanagement en de daarbij behorende voortgangsgesprekken.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste tien termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    deelnemen aan een onafhankelijk inburgeringsonderzoek;

  • b.

    het deelnemen aan de aangeboden inburgeringscursus;

  • c.

    het deelnemen aan gesprekken met de klantmanager;

  • d.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • e.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • f.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1.

    Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringsvoorziening worden verbonden.

  • 3.

    De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen zes weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt. Wanneer hij het aanbod niet aanvaardt geldt artikel 8 van deze verordening.

  • 4.

    Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen zes weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

  • 5.

    In door het college vast te stellen beleidsregels kunnen in de toekomst nadere regels over in de beschikking op te nemen voorwaarden worden opgenomen.

Artikel 8 Weigering van een aanbod

  • 1.

    De weigering van een aanbod voor een inburgeringsvoorziening geschiedt schriftelijk door de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Het aanbod wordt bovendien geacht te zijn geweigerd, als de inburgeringsplichtige ook na rappel:

    • a.

      niet verschijnt op een oproep in verband met het doen van een aanbod; of

    • b.

      niet binnen de gestelde termijn een exemplaar van de aanbiedingsbrief of een schriftelijke weigering van het aanbod retour heeft gezonden.

  • 3.

    Als een inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening weigert, stuurt het college de inburgeringsplichtige:

    • a.

      een besluit met de datum waarop het inburgeringsexamen uiterlijk moet zijn behaald en de mogelijke consequenties van het niet-nakomen van deze verplichting;

    • b.

      informatie over de mogelijkheden die hem daarbij in de voorbereiding ter beschikking staan, inclusief de financiële aspecten.

Artikel 9 De inhoud van de beschikking in geval van een gemeentelijk aanbod

  • 1. Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

    • a.

      de bevindingen van het inburgeringsonderzoek;

    • b.

      een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

    • c.

      een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

    • d.

      de datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald;

    • e.

      de termijnen en wijze van betaling; en

    • f.

      ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

  • 2. In door het college vast te stellen beleidsregels kunnen in de toekomst nadere regels over in de beschikking op te nemen voorwaarden worden opgenomen.

Artikel 10 De inhoud van de beschikking in geval van handhaving inburgeringsplichtige zonder gemeentelijk aanbod

  • 1.

    Het besluit tot handhaving van de inburgeringsverplichting bevat in ieder geval:

    • a.

      een opgave van de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige;

    • b.

      de uiterste datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald;

    • c.

      ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

  • 2.

    In door het college vast te stellen beleidsregels kunnen in de toekomst nadere verplichtingen inzake onderzoek naar de voortgang van de inburgeringsverplichting worden opgenomen.

Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete

Artikel 11 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,-- indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden, dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet. De opbouw van de bestuurlijke boete wordt vastgelegd in door het college vast te stellen beleidsregels.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,-- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening. De opbouw van de bestuurlijke boete wordt vastgelegd in door het college vast te stellen beleidsregels.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,-- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald. De opbouw van de bestuurlijke boete wordt vastgelegd in door het college vast te stellen beleidsregels.

  • 4.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1.000,-- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 5.

    Indien de inburgeringsplichtige belanghebbende is in de zin van de Wet werk en bijstand, wordt geen bestuurlijke boete opgelegd, maar een maatregel in het kader van de Wet werk en bijstand (artikel 37 Wi).

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop deze op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.

Artikel 13 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering gemeente Beek.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad der gemeente Beek in zijn openbare vergadering van 29 maart 2007.
De griffier, De voorzitter,
drs. G.H.M. Erven drs. A.M.J. Cremers

Algemene toelichting

De Wet inburgering (Wi) is op 1 januari 2007 in werking getreden en komt in de plaats van de Wet inburgering nieuwkomers (WIN) en de verschillende oudkomersregelingen. De Wi regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.

Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan, wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

Gemeenten krijgen in de Wi een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

In verband met deze taken draagt de Wi gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 Wi).

  • 2.

    Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, Wi).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 Wi).

In Beek wordt gekozen voor een verordening die alleen maar kaders bevat. Uitwerking van de kaders geschiedt via beleidsregels.

Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Artikel 8 Wi bepaalt, dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de Wi en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen. De in te zetten middelen voor informatieverstrekking en de procedure voor evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van deze informatieverstrekking gebeuren via beleidsregels.

Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen

Het uitgangspunt van de Wi is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Voor een aantal bijzondere groepen biedt de Wi extra faciliteiten. Gemeenten krijgen de taak om voor deze groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Het gaat om de volgende vier groepen inburgeringsplichtigen:

  • 1.

    nieuw- en oudkomers die algemene bijstand of een uitkering ontvangen die is aangewezen in het Besluit inburgering;

  • 2.

    oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk, algemene bijstand of uitkering hebben;

  • 3.

    asielgerechtigden;

  • 4.

    nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar.

Aan inburgeringsplichtigen die behoren tot de eerste twee groepen (nieuw- en oudkomers die een algemene bijstand of een nader aangeduide uitkering ontvangen en oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben) kán het college een inburgeringsvoorziening aanbieden (artikel 19, eerste lid, Wi). In beleidsregels legt het college vast aan welke groepen zij met prioriteit een aanbod wil doen.

Het college is verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen en aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, tweede lid, Wi).

Het aanbod behelst een inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal gratis afleggen van dat examen. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding.

De Wi draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan deze vier groepen. In de Wi is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

  • -

    De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi).

  • -

    De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, Wi).

  • -

    De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, Wi).

  • -

    De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, Wi).

Het vaststellen van de bedragen van de bestuurlijke boete

Artikel 35 Wi draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 Wi bepaalt het bedrag, dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

In deze verordening is bepaald, dat geen bestuurlijke boete wordt opgelegd als de betrokkene een uitkering in het kader van de Wet werk en bijstand ontvangt. Dan wordt een maatregel in het kader van de Wet werk en bijstand opgelegd. In beleidsregels volgt een nadere uitwerking van de hoogte van de boete per gedraging, als ook onder welke omstandigheden kan worden afgezien van een boete