Regeling vervallen per 21-06-2012

Exploitatieverordening gemeente Beek 2004

Geldend van 21-06-2012 t/m 20-06-2012

Intitulé

Exploitatieverordening gemeente Beek 2004

De raad van de gemeente Beek;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 augustus 2004;

gezien het advies van de commissie Ruimtelijke Ordening en Wonen van 13 september 2004 en van de commissie Middelen van 14 september 2004;

gelet op de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en artikel 42 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

B E S L U I T :

vast te stellen een verordening, houdende de voorwaarden waaronder de gemeente medewerking zal verlenen aan het in (bouw)exploitatie brengen van gronden (exploitatieverordening).

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    (medewerking aan het) in exploitatie brengen van grond:

    het door of met medewerking van de gemeente treffen van voorzieningen van openbaar nut en anderszins, waardoor de in het exploitatiegebied gelegen onroerende zaken worden gebaat;

  • 2.

    exploitant:

    de huidige of toekomstige eigenaar van of rechthebbende op een in het exploitatiegebied gelegen onroerende zaak, welke door het treffen van voorzieningen van openbaar nut wordt gebaat;

  • 3.

    exploitatiegebied:

    een als zodanig aangewezen gebied, dat gebaat wordt door het treffen van voorzieningen van openbaar nut;

  • 4.

    exploitatieovereenkomst:

    de overeenkomst, waarin de gemeente met een exploitant de voorwaarden overeenkomt waaronder de gemeente medewerking zal verlenen aan het in exploitatie brengen van gronden.

Artikel 2. Voorzieningen van openbaar nut

Tot het treffen van voorzieningen van openbaar nut worden tenminste begrepen:

  • 1.

    de aanleg binnen een exploitatiegebied van de hieronder vermelde werken en werkzaamheden:

    • a.

      grondwerken met inbegrip van het egaliseren, ophogen, afgraven en ontgronden van gronden en het aanbrengen en rooien van beplantingen;

    • b.

      riolering met inbegrip van bijbehorende werken;

    • c.

      wegen, parkeergelegenheden, pleinen, trottoirs, voet- en rijwielpaden, straatmeubilair, waterpartijen, watergangen, bruggen, tunnels, verkeersregelinstallaties en andere rechtstreeks met de aanleg en inrichting van deze voorzieningen van openbaar nut verband houdende werken;

    • d.

      plantsoenen en andere groenvoorzieningen, waaronder begrepen de aanleg en inrichting van openbare speelplaatsen en speelweiden alsmede de sierende elementen die rechtstreeks voortvloeien uit een juiste uitvoering van een verzorgd bestemmingsplan of bouwplan;

    • e.

      openbare verlichting en brandkranen met de nodige aansluitingen;

    • f.

      waterstaatkundige en waterhuishoudkundige voorzieningen met inbegrip van dijkaanleg en kaden, drainagevoorzieningen alsmede het aanleggen, dempen, kanaliseren en herprofileren van waterlopen;

    • g.

      Alle overige werken en werkzaamheden die noodzakelijk of wenselijk zijn voor het treffen van voorzieningen van openbaar nut.

  • 2.

    De aanleg van de onder 1 vermelde werken en werkzaamheden buiten het exploitatiegebied, voor zover de in het exploitatiegebied gelegen onroerende zaken door deze voorzieningen direct dan wel indirect worden of kunnen worden gebaat.

Artikel 3. Uitvoering

  • 1. Voorzieningen van openbaar nut worden uitsluitend door de gemeente aangelegd - tenzij de aanleg behoort tot de taken van een andere instantie - nadat:

    • -

      de grond waarop deze voorzieningen noodzakelijk of wenselijk zijn aan de gemeente is of wordt overgedragen, en

    • -

      door de exploitant de verschuldigde exploitatiebijdrage is voldaan, dan wel door exploitant zodanige garanties en zekerstellingen zijn gegeven dat een voldoening van de exploitatiebijdrage en de afstand van de grond is gewaarborgd.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kunnen burgemeester en wethouders besluiten om de aanleg van voorzieningen van openbaar nut geheel of gedeeltelijk aan de exploitant toe te vertrouwen, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders een kwalitatief goede, doelmatige en tijdige uitvoering onder voldoende garantie en zekerstellingen feitelijk en financieel is gewaarborgd.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen voorwaarden stellen aan de aanleg door de exploitant.

Artikel 4. Kosten van de exploitatie

  • 1. Voor de berekening van kosten en de bepaling van exploitatiebijdragen wordt onder de kosten van (het verlenen van medewerking aan) het in exploitatie brengen van grond begrepen:

  • a. de inbrengwaarde van alle binnen het exploitatiegebied gelegen gronden, zijnde de waarde van de grond, vermeerderd met de waarde van de opstallen, die voor de verwezenlijking van de bestemming niet gehandhaafd kunnen worden, de kosten van het vrijmaken van de grond van opstallen met inbegrip van de zich in de grond bevindende resten, zoals kabels, leidingen en funderingen, van persoonlijke rechten en lasten, zoals eigendom, bezit of beperkt recht, alsmede van zakelijke rechten en lasten, en met de kosten van schadevergoedingen en schadeloosstellingen;

  • b. de kosten van het treffen van de in artikel 2 omschreven voorzieningen van openbaar nut, daaronder mede begrepen de investeringslasten van de reeds eerder binnen het exploitatiegebied aangelegde voorzieningen van openbaar nut, voor zover deze investeringslasten niet inmiddels op exploitanten bij gronduitgifte of bij wege van baatbelasting als bedoeld in artikel 222 van de Gemeentewet zijn verhaald;

  • d. de kosten van voorbereiding, vaststelling en uitvoering alsmede overige procedurekosten van planologische maatregelen waaronder structuurplannen, bestemmingsplannen en bouwplannen, voor zover deze nodig zijn voor het in exploitatie brengen van grond en van schadevergoedingen uit welke hoofde dan ook, die verband houden met de voorbereiding, vaststelling en uitvoering van deze maatregelen;

  • e. de kosten verband houdende met onderzoeken, voorbereiding, ontwikkeling, toezicht en beheer ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut, voor zover deze verband houden met het in exploitatie brengen van grond;

  • f. de kosten van het gemeentelijke apparaat en van ingeschakelde externe adviseurs, voor zover deze rechtstreeks aan het in exploitatie brengen van grond kunnen worden toegerekend;

  • g. de rente van geïnvesteerde kapitalen en overige lasten, verminderd met rente-opbrengsten;

  • h. het tijdelijk beheer en onderhoud van de ondergrond van voorzieningen van openbaar nut alsmede van de opstallen op deze grond;

  • i. Aale overige kosten die in beginsel ten laste van de grondexploitatie behoren te worden gebracht.

  • 2. De waarde van de grond en de waarde van de opstallen als bedoeld in lid 1, onder a worden vastgesteld op basis van een marktwaardeberekening, doch niet lager dan het totaal van de gemeentelijke verwerving, beheer en renteverliezen ter zake van die gronden en opstallen.

  • 3. De kosten als bedoeld in lid 1, onder d, e en f kunnen via een opslagpercentage worden bepaald.

  • 4. Periodiek wordt nagegaan of de optredende loon- en prijswijzigingen dan wel andere optredende wijzigingen met betrekking tot het in exploitatie brengen van gronden in het exploitatiegebied aanleiding geven om de berekening van kosten en de bepaling van exploitatiebijdragen te herzien.

Artikel 5. Wijze van toerekening

  • 1. De bijdrage van de exploitant wordt als volgt vastgesteld:

    • -

      in geval er sprake is van een enkele exploitant in het exploitatiegebied:

      het totaal van de op grond van deze verordening door de gemeente in rekening te brengen kosten, vergoedingen en bijdragen;

    • -

      in geval er sprake is van meer exploitanten in het exploitatiegebied:

      een bijdrage in de totale op grond van deze verordening door de gemeente in rekening te brengen kosten, vergoedingen en bijdragen naar rato van de veronderstelde opbrengstcapaciteit (marktwaarde) van de gronden van de respectievelijke exploitanten na het treffen van voorzieningen van openbaar nut.

  • 2. Indien afstand plaatsvindt van grond van de gemeente aan de exploitant, is deze ter zake tevens een vergoeding verschuldigd, vast te stellen op basis van de marktwaarde van de grond, vermeerderd met de kosten ter zake van de overdracht.

  • 3. Indien door de toerekening op basis van het bepaalde in lid 1 de verschillen in baat van {het verlenen van medewerking aan) het in exploitatie brengen van grond onvoldoende tot uitdrukking komen, geschiedt de toerekening op basis van een nader te bepalen grondslag die beter uitdrukking geeft aan de aanwezige verschillen in baat.

Artikel 6. Exploitatiebijdrage

  • 1. De exploitant betaalt als bijdrage in de kosten verband houdende met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van grond:

  • - het bedrag dat volgens het bepaalde in de artikelen 4 en 5 aan zijn onroerende zaak wordt toegerekend;

  • - vermeerderd met de kosten op de afstand van de in artikel 10, lid 2, sub d bedoelde gronden vallende en de kosten van kadastrale uitmeting;

  • - verminderd met de inbrengwaarde zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, onder a, van de bij de exploitant in eigendom zijnde of door exploitant te verkrijgen gebate gronden en van de gronden die zijn bestemd voor het treffen van voorzieningen van openbaar nut en door de exploitant aan de gemeente worden afgestaan.

  • 2. De waarde van de door de exploitant in te brengen grond wordt door de gemeente in overeenstemming met de exploitant op basis van taxatie vastgesteld.

  • 3. Indien de exploitant zelf conform artikel 3, lid 2 voorzieningen van openbaar nut aanlegt, bestaat de exploitatiebijdrage in geld uit de bijdrage zoals deze op grond van het bepaalde in lid 1 en lid 3 wordt bepaald, verminderd met de kosten van de door de exploitant uit te voeren werken en werkzaamheden.

Artikel 7. Verzoek en aanbod

  • 1. Een exploitant kan burgemeester en wethouders mondeling of schriftelijk verzoeken om medewerking te verlenen aan het in exploitatie brengen van grond.

    De gemeente kan uit eigen beweging een aanbod tot medewerking aan het in exploitatie brengen van grond doen uitgaan naar de exploitant.

  • 2. Bij het verzoek dient in elk geval kenbaar te worden gemaakt dan wel te worden bijgevoegd:

      • a.

        een nauwkeurige omschrijving van de in exploitatie te brengen onroerende zaken;

      • b.

        gegevens, waaruit blijkt dat de exploitant eigenaar van of rechthebbende op de in exploitatie te brengen onroerende zaken is of kan worden;

      • c.

        gegevens omtrent de door de exploitant te treffen (bouwwerkzaamheden.

  • 3. In geval de exploitant een aanvraag voor een bouwvergunning of een aanlegvergunning al dan niet in combinatie met een aanvraag om vrijstelling van het bestemmingsplan, een aanvraag om wijziging van het bestemmingplan of een verzoek om herziening van het bestemmingsplan indient, waarbij de verlening van de bouwvergunning of aanlegvergunning en/of de vrijstelling of de medewerking aan de wijziging of de herziening van het bestemmingsplan afhankelijk is van, verband houdt met, is aan te merken als of zou kunnen leiden tot noodzakelijk of wenselijk geachte medewerking aan het in exploitatie brengen van grond, wordt hiervan zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval voor de beslissing op het verzoek mededeling gedaan aan de exploitant.

    Daarbij kan een (voorlopige) raming van de voor rekening van de exploitant komende kosten verband houdende met het in exploitatie brengen van de grond worden verstrekt.

    Tevens wordt de exploitant in de gelegenheid gesteld een verzoek in te dienen bij burgemeester en wethouders om medewerking aan het in exploitatie brengen van grond.

Artikel 8. Beslissing

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 26 weken na ontvangst van het verzoek als bedoeld in artikel 7 lid 1, hetzij met een weigering hetzij met de aanbieding van een concept-overeenkomst.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de in lid 1 genoemde termijn verlengen met maximaal 26 weken onder vermelding van de redenen daarvoor.

Artikel 9. Weigeringsgronden

Medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden behoeft in elk geval niet te worden verleend indien:

    • a.

      de in exploitatie te brengen grond niet is gelegen in een gebied waarvoor een bestemmingsplan geldt;

    • b.

      de door de exploitant aangegeven (bouw)werkzaamheden en/of de benodigde voorzieningen zouden leiden tot strijd met het bestemmingsplan of de Woningwet;

    • c.

      het in exploitatie brengen van grond anderszins zou leiden tot strijd met belangenvan een doeltreffende uitbreiding, herontwikkeling, herinrichting of reconstructie;

    • d.

      het in exploitatie brengen van grond anderszins zou leiden tot ten laste van de gemeente blijvende kosten van voorzieningen van openbaar nut of tot bezwaren ten aanzien van het doeltreffend voorzien in watervoorziening, openbare verlichting, riolering, verkeers- en vervoersinfrastructuur, (telecommunicatie en andere voorzieningen van openbaar nut;

    • g.

      de exploitant weigert de ondergrond van voorzieningen van openbaar nut te (laten) onderzoeken op de aanwezigheid van bodemverontreiniging, dan wel weigert de bodem te saneren wanneer dat noodzakelijk of wenselijk is;

    • h.

      de exploitant niet bereid is de voorzieningen van openbaar nut door de gemeente te laten aanleggen, behoudens in het geval dat burgemeester en wethouders besluiten om de aanleg van voorzieningen van openbaar nut geheel of gedeeltelijk aan de exploitant toe te vertrouwen als bedoeld in artikel 3, lid 2;

    • i.

      de exploitant geen of onvoldoende dan wel geen tijdige medewerking geeft aan de uitvoering van het bepaalde in deze verordening, zulks met inbegrip van het tot stand brengen en ondertekenen van een exploitatieovereenkomst;

    • j.

      de exploitant weigert de gemeente te vrijwaren van de kosten en schaden voortvloeiend uit of verband houdend met de gemeentelijke medewerking aan het in exploitatie brengen van grond.

Artikel 10. Exploitatieovereenkomst en aanbod

  • 1. De exploitatieovereenkomst en het aanbod worden in schriftelijke vorm (akte) opgemaakt.

  • 2. De exploitatieovereenkomst en het aanbod kunnen bepalingen bevatten over onder meer:

    • a.

      de aard, omvang en kwaliteit van de door of vanwege de gemeente aan te leggen voorzieningen van openbaar nut;

    • b.

      het tijdvak waarbinnen deze voorzieningen zullen worden uitgevoerd;

    • c.

      de ten laste van de exploitant komende exploitatiebijdrage, alsmede een sluitende waarborg voor (tijdige) betaling daarvan;

    • d.

      in voorkomende gevallen de eigendomsoverdracht van gronden aan de gemeente, voorzover deze gronden zijn bestemd voor de aanleg of aanpassing van voorzieningen van openbaar nut;

    • e.

      in gevallen waarin burgemeester en wethouders besluiten om de aanleg van voorzieningen van openbaar nut geheel of gedeeltelijk aan de exploitant toe te vertrouwen, deze opdracht of verplichting en de waarborging voor een tijdige en goede uitvoering en voor de nakoming van financiële verplichtingen van de exploitant;

Artikel 11 Uitzonderingsbepaling

  • 1. De artikelen 4 lid 1 onder a, 6 en 10 van deze verordening zijn niet van toepassing op voorzieningen van openbaar nut van ondergeschikt belang, zoals een uitweg op de openbare weg of een aansluiting op het openbare riool

  • 2. In de gevallen als bedoeld in lid 1 besluiten burgemeester en wethouders onder welke voorwaarden deze voorzieningen van openbaar nut door of met medewerking van de gemeente worden aangelegd.

Artikel 12. Specifieke overeenkomsten

In die gevallen waarin de gemeentelijke betrokkenheid bij de (her)ontwikkeling van gebieden zodanig is dat daarvoor specifieke projectontwikkelingsovereenkomsten dienen te worden aangegaan en de letterlijke toepassing van deze verordening tot kennelijk onjuiste of ongewenste uitkomsten leidt, kan de gemeenteraad besluiten om in de te sluiten overeenkomsten af te wijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 13. Overgangsbepaling

Verzoeken van exploitanten om medewerking te verlenen aan het in exploitatie brengen van grond, ingekomen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening en waarop nog geen beslissing is genomen of waarop de beslissing is aangehouden, worden behandeld met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 14. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na de dag waarop deze bekend is gemaakt en met inachtneming van de tijdelijke referendumwet.

  • 2. Op hetzelfde tijdstip vervalt de "Exploitatieverordening gemeente Beek (Lb.) 1994" zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 21 april 1994.

Artikel 15. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Exploitatieverordening gemeente Beek 2004".

Aldus besloten door de raad der gemeente Beek in zijn openbare vergadering van 23 september 2004.

De raaddsgriffier, De voorzitter

Drs. G.H.M. Erven drs. A.M.J. Cremers

Toelichting op de "Exploitatieverordening gemeente Beek 2004".

Algemeen

In artikel 42 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is de verplichting neergelegd dat elke gemeente een verordening dient vast te stellen, waarin de voorwaarden worden vastgelegd waaronder de gemeente medewerking verleent aan het in exploitatie brengen van gronden.

Deze exploitatieverordening kan het beste worden vergeleken met algemene voorwaarden in de zin van het Burgerlijk Wetboek. Daarmee bevat de verordening dus de voorwaarden die van toepassing zijn op het sluiten van overeenkomsten met exploitanten.

Uit de jurisprudentie valt af te leiden dat alle overeenkomsten tot kostenverhaal op de exploitatieverordening moeten zijn gebaseerd. Bovendien dienen exploitatieovereenkomsten volledig in overeenstemming te zijn met de exploitatieverordening, (m.n. HR 16 februari 1996, BR 1996, 424, Uden)

De verordening regelt het verhaal van door de gemeente te maken kosten van voorzieningen van openbaar nut, voor zover deze kosten niet op een andere wijze - bijvoorbeeld via gronduitgifte of baatbelasting - zijn of (kunnen) worden verhaald op de exploitant. De in deze verordening gegeven regels voor kostenverhaal geven daarmee het juridische kader voor de gevallen waarin een exploitant medewerking wenst voor de ontwikkeling en uitvoering van bouwplannen op zijn grond. Het kostenverhaal op basis van de exploitatieverordening geschiedt door middel van het betalen van een exploitatiebijdrage.

De "Exploitatieverordening gemeente Beek (Lb.) 1994", zoals vastgesteld op 21 april 1994, voldoet om verschillende redenen niet langer. Dit heeft onder meer te maken met de gebezigde systematiek, maar ook met de bruikbaarheid, de uitvoerbaarheid en de reikwijdte van de verordening en de invloed van recentere jurisprudentie daarop.

Zo kent deze verordening de systematiek van een bekostigingsbesluit, met alle daarbij behorende administratieve lasten. Dit terwijl slechts zeer zelden uiteindelijk een baatbelasting zal worden geheven. Daarbij is het vaststellen van een bekostigingsbesluit voorafgaande aan het treffen van voorzieningen van openbaar nut niet in artikel 42 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voorgeschreven. In die gevallen waarin toch kostenverhaal middels een baatbelasting wordt overwogen, kan alsnog een bekostigingsbesluit worden genomen overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 van de Gemeentewet. In de nieuwe verordening is de systematiek van een bekostigingsbesluit dan ook niet meer opgenomen.

Ook is er in de exploitatieverordening uit 1994 een onderscheid opgenomen tussen het in exploitatie brengen van gronden op initiatief van de gemeente en op verzoek van een exploitant. In de praktijk is de grens tussen beide echter vaak moeilijk te trekken. Bovendien is dit onderscheid voor de inhoud van de verordening gekunsteld en vermindert dit de duidelijkheid van de verordening. Om deze redenen is in de nieuwe thans voorliggende verordening dit onderscheid niet meer opgenomen.

Voorts is in de voorliggende verordening de mogelijkheid opgenomen om delen van de verordening buiten toepassing te laten bij de aanleg van voorzieningen van ondergeschikt belang en om van de verordening af te wijken ingeval van kostenverhaal bij projectontwikkeling dan wel publiek-private samenwerking. Tenslotte is het overgangsrecht vereenvoudigd. Naast het bovenstaande is de exploitatieverordening aangepast aan de gevolgen van de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur. Ingevolge deze wet worden de bestuursbevoegdheden uit de Gemeentewet, waaronder de bevoegdheid tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen (zoals het sluiten van een exploitatieovereenkomst}, aan het college geattribueerd.

Artikelsgewijs

In artikel 1 worden de begripsbepalingen gegeven. De exploitatieverordening is alleen van toepassing wanneer medewerking wordt verleend aan het in exploitatie brengen van gronden die niet in eigendom van de gemeente zijn. De daarbij gehanteerde terminologie strookt met de terminologie die de wetgever hanteert in artikel 222 van de Gemeentewet (baatbelasting). Onder deze definitie vallen ook reeds gebouwde onroerende zaken.

In artikel 2 geeft aan welke werken en werkzaamheden tenminste worden beschouwd als het treffen van voorzieningen van openbaar nut. In de zin van deze verordening. Het gaat daarbij zowel om voorzieningen binnen als buiten het exploitatiegebied. In dit laatste geval wordt ook wel gesproken van bovenwijkse voorzieningen.

In artikel 3 is aangegeven dat in beginsel de gemeente de voorzieningen van openbaar nut aanlegt, maar dat ook besloten kan worden de aanleg geheel of deels aan de exploitant over te laten. In dat geval zijn garanties opgenomen voor de kwaliteit en de financiële borging.

In artikel 4 is aangegeven wat wordt begrepen onder de kosten van het in exploitatie brengen van grond. Het betreft zowel de kosten binnen als buiten het exploitatiegebied. Ook kosten voor reeds getroffen voorzieningen kunnen worden verhaald, mits de exploitatieverordening daarin voorziet. Op dit punt heeft de huidige verordening ten opzichte van die uit 1994 dan ook een aanvulling ondergaan. Artikel 4 bevat tevens de mogelijkheid om de exploitatiebijdragen periodiek te actualiseren als gevolg van loon- of prijsstijgingen. Ook dit betreft een aanvulling ten opzichte van de verordening uit 1994.

In artikel 5 is geregeld op welke wijze de door de gemeente in rekening te brengen kosten, vergoedingen en bijdragen aan exploitanten wordt doorberekend. De berekening is gestoeld op de (fictieve) situatie dat de gemeente alle kosten omslaat over de gronden.

Artikel 6 geeft aan op welke wijze de exploitatiebijdrage wordt vastgesteld. Op basis van de verordening uit 1994 werden de kosten omgeslagen per m2 gebate grond. Thans is uitgangspunt de op basis van het bepaalde in artikel 5 berekende kosten verminderd met de inbrengwaarde van de voor voorzieningen van openbaar nut bedoelde grond van de exploitant. Indien deze wijze van toerekening leidt tot minder gewenste of onbeoogde resultaten, bestaat de mogelijkheid om de bijdrage op een andere wijze te berekenen (zie artikel 5, derde lid).

Artikel 7 bevat de voorwaarden waaraan een exploitant moet voldoen wanneer deze een verzoek indient tot het sluiten van een exploitatieovereenkomst.

In de praktijk werden en worden ook exploitatieovereenkomsten gesloten zonder dat er sprake was of is van een aanvraag van de exploitant. Uit de jurisprudentie moet evenwel worden afgeleid dat ook het ontbreken van een verzoek indien de verordening dit voorschrijft in de regel leidt tot vernietiging van de exploitatieovereenkomst. In de nieuwe verordening is een aanvraag van exploitant niet meer noodzakelijk.

Artikel 8 bevat de beslissingstermijn, inclusief een mogelijkheid tot verlenging van deze termijn.

In artikel 9 zijn de weigeringsgronden vermeld. Deze zijn ten opzichte van de verordening uit 1994 weliswaar uitgebreid, maar uitdrukkelijk niet uitputtend bedoeld.

In artikel 10 wordt de inhoud van de exploitatieovereenkomst geregeld. Komt een overeenkomst tot stand, dan dient deze volledig in overeenstemming te zijn met de exploitatieverordening. De overeenkomst dient tenminste de in deze bepaling gegeven elementen te bevatten.

Artikel 11 bevat de mogelijkheid om af te wijken van het bepaalde in deze verordening voor die gevallen waarin sprake is van de aanleg van voorzieningen van ondergeschikt belang.

Artikel 12 bevat de mogelijkheid tot afwijking van het bepaalde in de verordening in specifieke contracten voor kostenverhaal bij projectontwikkeling dan wel publiek- private samenwerking.