Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beekdaelen houdende regels omtrent jeugdhulp Nadere regels jeugdhulp gemeente Beekdaelen 2019

Geldend van 13-02-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beekdaelen houdende regels omtrent jeugdhulp Nadere regels jeugdhulp gemeente Beekdaelen 2019

Het college van de gemeente Nuth,

Overwegende dat het noodzakelijk is nadere regels te stellen ten aanzien van de overige voorzieningen, de individuele voorzieningen, het persoonsgebonden budget en de verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering;

Gelet op artikel 2:9 Jeugdwet, artikel 149 Gemeentewet, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikelen 2, 14 en 19 van de Verordening Jeugdhulp Gemeente Beekdaelen 2019;

Gehoord te hebben de adviesorganen;

Besluit:

Vast te stellen de Nadere regels Jeugdhulp Gemeente Beekdaelen 2019.

Hoofdstuk 1 Begrippen en algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze nadere regels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld is voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

    • b.

      andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

    • c.

      cliënt: persoon die gebruik maakt van een overige voorziening of aan wie een individuele voorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt of door wie een melding van een hulpvraag is gedaan bij het college;

    • d.

      cliëntondersteuning: ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdzorg, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

    • e.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beekdaelen;

    • f.

      hulpvraag: behoefte van een jeugdige en/of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

    • g.

      individuele voorziening: op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de verordening jeugdhulp gemeente Beekdaelen;

    • h.

      melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de verordening Jeugdhulp Beekdaelen;

    • i.

      overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

    • j.

      pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige en/of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

    • k.

      wet: Jeugdwet.

    • l.

      ZiN: Zorg in Natura. Zorg die geleverd wordt in natura door een door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder waarbij ook de gehele administratie door de zorgaanbieder wordt uitgevoerd.

    • m.

      formele hulp: hulp die wordt geleverd door één van onderstaande partijen:

      • a.

        een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten volgens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van zorg als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel j of k;

      • b.

        een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van zorg als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel j of k, en die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel waaraan een geldige beschikking als bedoeld in artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is afgegeven;

      • c.

        een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG) of het kwaliteitsregister Jeugd, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van zorg als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel j of k.

    • n.

      gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van (groot-)ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten en mensen uit het sociale netwerk;

  • 2. De in dit besluit gebruikte begrippen die niet in lid 1 zijn gedefinieerd hebben de betekenis zoals beschreven in de Jeugdwet of de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

  • 1. Algemeen gebruikelijke voorzieningen, als gedefinieerd in artikel 1 lid a van dit besluit, komen niet voor verstrekking als individuele voorziening of als persoonsgebonden budget in aanmerking.

  • 2. Onder gebruikelijke voorzieningen worden oplossingen verstaan, die beschikbaar zijn en in redelijkheid een oplossing bieden voor de jeugdige en/of zijn ouders.

    Daaronder wordt bijvoorbeeld verstaan: kinderoppas, sociale alarmering, etc.

Artikel 3 Gebruikelijke hulp

  • 1. Gebruikelijke hulp, als gedefinieerd in artikel 1 lid n van dit besluit, komt niet voor verstrekking als individuele voorziening of als persoonsgebonden budget in aanmerking.

  • 2. Voor vaststelling van de omvang van gebruikelijke hulp wordt in de individuele situatie de richtlijn gebruikelijke hulp toegepast. Deze richtlijn is uitgewerkt in bijlage 1.

Artikel 4 Vormen van jeugdhulp

  • 1. De overige voorzieningen die op basis van artikel 2.1 van de verordening beschikbaar zijn, zijn:

    • -

      gemeentelijke toegang als laagdrempelige opvoedvoorziening (probleemverheldering en advisering)

    • -

      (School)maatschappelijk werk

    • -

      jeugdgezondheidszorg/ consultatiebureau

    • -

      jeugd- en jongerenwerk

  • 2. Onder de individuele voorzieningen vallen de voorzieningen zoals opgenomen in de “Beschrijving Arrangementen Jeugdhulp Zuid-Limburg 2019” en in de “Verwijsgids 2019” of in de eventuele opvolgers van beide hiervoor genoemde documenten.

Hoofdstuk 2 Persoonsgebonden budget

Artikel 5 Voorwaarden individuele voorziening als persoonsgebonden budget

  • 1. Verstrekking van een individuele voorziening als een persoonsgebonden budget vindt plaats op basis van een gemotiveerd verzoek van de belanghebbende of diens vertegenwoordiger, middels een persoonlijk plan.

  • 2. Uit het plan dient te kunnen worden afgeleid of, en in hoeverre:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp, in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren; en

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten; en

    • c.

      naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken, van goede kwaliteit (veilig, doeltreffend en cliëntgericht) is.

  • 3. De bekwaamheid voor het hebben van een pgb wordt in samenspraak met belanghebbende bepaald, maar het oordeel van de gemeente is hierin leidend.

  • 4. In de beoordeling van een persoonlijk plan betrekt het college in ieder geval de volgende aspecten:

    • a.

      de benodigde ondersteuning is niet goed vooraf in te plannen;

    • b.

      de benodigde ondersteuning moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;

    • c.

      de benodigde ondersteuning moet op veel korte momenten per dag geboden worden;

    • d.

      de benodigde ondersteuning moet op verschillende locaties worden geleverd;

    • e.

      of het noodzakelijk is om 24 uur ondersteuning op afroep te organiseren;

    • f.

      of de ondersteuning door de aard van de beperking door een vaste hulpverlener moet worden geboden.

Artikel 6 Uitsluitingscriteria verstrekking persoonsgebonden budget

  • 1. Verstrekking van het persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien niet voldaan wordt aan de voorwaarden als genoemd in artikel 5 van dit besluit.

  • 2. Het persoonsgebonden budget mag niet besteed worden aan de bemiddeling bij het aanvragen van een indicatie of bij bemiddeling van het beheer van het persoonsgebonden budget.

  • 3. Het persoonsgebonden budget wordt geweigerd indien blijkt dat belanghebbende onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid.

Artikel 7 Controle persoonsgebonden budget

  • 1. Het college onderzoekt periodiek of er aanleiding is een beslissing aangaande een persoonsgebonden budget te heroverwegen.

  • 2. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg de bestedingen van het persoonsgebonden budget.

  • 3. Een ieder die een niet vrij-toegankelijke voorziening als persoonsgebonden budget heeft gekregen, wordt gevraagd verantwoording af te leggen over de besteding en inzet van het budget.

  • 4. Er wordt een controle gehouden bij de groep budgethouders waarbij de Sociale Verzekeringsbank een signaal heeft afgegeven, aangevuld met de budgethouders die een betaling hebben ontvangen van de Sociale Verzekeringsbank en waarbij geen bijzonderheden zijn gesignaleerd, uiterlijk 6 maanden na de begindatum van de indicatie of in het kader van een heronderzoek.

  • 5. Tijdens de controle worden de voorwaarden en criteria zoals genoemd in artikel 5 en 6 van dit besluit getoetst.

  • 6. Indien uit de controle blijkt dat de budgethouder:

    • a.

      niet heeft voldaan aan de voorwaarden en criteria zoals genoemd in artikel 5 en 6 van dit besluit;

    • b.

      het persoonsgebonden budget niet heeft besteed aan de ondersteuning waarvoor hij bedoeld is;

    • c.

      de gegevens van de Sociale Verzekeringsbank en de controle niet overeenkomen;

      volgt er een vervolgcontrole na 4 weken.

  • 7. Indien uit de vervolgcontrole, zoals bedoeld in het vijfde lid van dit artikel, blijkt dat voldaan wordt aan de voorwaarden en criteria als genoemd in artikel 5 en 6 van deze nadere regels en het persoonsgebonden budget juist besteed is, zullen de daaropvolgende verantwoordingsmomenten, als bedoeld in derde lid van dit artikel, worden uitgevoerd.

  • 8. Indien uit de vervolgcontrole blijkt dat het persoonsgebonden budget wederom onrechtmatig besteed en/of niet aan de voorwaarden en criteria zoals genoemd in artikel 5 en 6 van dit besluit wordt voldaan, zal de verstrekkingsvorm omgezet worden naar Zorg-In-Natura (ZIN).

  • 9. Als de budgethouder, bij de intensieve verantwoording het budget niet of niet volledig kan verantwoorden, wordt het niet verantwoordde deel teruggevorderd.

  • 10. Indien uit de controle blijkt dat het toegekende persoonsgebonden budget te hoog of te laag blijkt te zijn, is het college bevoegd om het budget tussentijds aan te passen.

  • 11. Het persoonsgebonden budget van een niet vrij-toegankelijke voorziening kent een vrij besteedbaar bedrag, waarover geen verantwoording noodzakelijk is. Dit bedraagt € 100,00 per jaar per. Dit budget kan gebruikt worden voor bijkomende kosten, zoals telefoonkosten, kosten voor de VOG-verklaring en scholing.

Artikel 8 Uitbetaling persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor een individuele voorziening eventueel al dan niet in combinatie met vervoer wordt na toekenning, op basis van declaratie, op grond van artikel 8.1.8 lid 1 van de Wet, uitgekeerd door de Sociale Verzekeringsbank.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze nadere regels treden in werking op 01 januari 2019

  • 2. Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels jeugdhulp gemeente Beekdaelen 2019.

Ondertekening

Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders gemeente Beekdaelen van 8 januari 2019.

gemeentesecretaris,

N. Ramaekers

burgemeester,

B. Verkerk

Bijlage 1: richtlijn gebruikelijke hulp

1.Algemeen

Gebruikelijke hulp is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Gebruikelijke hulp is ook alleen aan de orde als er een leefeenheid is die gemeenschappelijk een woning bewoont.

In het onderzoek wordt beoordeeld of de gevraagde hulp en ondersteuning tot de gebruikelijke hulp behoort en of de gebruikelijke hulp ook daadwerkelijk geleverd kan worden.

Bij gebruikelijke hulp wordt een onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties:

  • -

    Kortdurend: er is uitzicht op herstel. Het gaat hierbij is het algemeen over een periode van maximaal drie maanden;

  • -

    Langdurig: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de hulp langer dan drie maanden nodig zal zijn.

In kortdurende situaties is het uitgangspunt dat deze als gebruikelijk wordt aangemerkt. Door het kortdurend karakter treedt doorgaans geen overbelasting op. In langdurige situaties is de hulp waarvan kan worden gezegd dat deze op basis van algemeen aanvaarde maatstaven door de sociale omgeving (ouders, partners, volwassen inwonende kinderen en andere inwonende huisgenoten) moet worden geleverd, algemeen gebruikelijke hulp.

Algemene uitzonderingen

Afhankelijk van de individuele situaties kan hulp, die naar algemeen aanvaarde maatstaven als gebruikelijke kan worden beschouwd hier toch niet gebruikelijk zijn.

Bijvoorbeeld wanneer:

  • -

    Uit onderzoek blijkt dat een huisgenoot aantoonbare beperkingen heeft op grond van een aandoening, handicap of probleem, of dat deze kennis/vaardigheden mist en deze ook niet kan aanleren, waardoor redelijkerwijs de taken niet overgenomen kunnen worden.

  • -

    In een leefeenheid overbelasting dreigt, doordat, gegeven de voor die leefeenheid geldende gebruikelijke hulp, door de (chronische) uitval van iemand uit de leefeenheid gezinsleden alsnog onevenredig belast worden.

  • -

    Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het plotseling overlijden van de andere ouder overbelast dreigt te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.

  • -

    de zieke partner/huisgenoot zich in de terminale levensfase bevindt.

Er wordt daarbij telkens onderzoek gedaan naar de verhouding tussen draagkracht en draaglast van de individuele cliënt. Zie hiertoe hoofdstuk 4 van deze richtlijn. Ten aanzien van Persoonlijke Verzorging en Begeleiding worden deze uitzonderingen in hoofdstuk 3 nader uitgewerkt.

Fysieke afwezigheid

Indien de huisgenoot van een hulpvrager vanwege werk fysiek niet aanwezig is, wordt hiermee bij het indiceren uitsluitend rekening gehouden, wanneer het om aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen gaat. De afwezigheid van de huisgenoot moet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk; denk hierbij aan offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland. Wanneer iemand aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen van huis is, is er in die periode feitelijk sprake van een éénpersoonshuishouden en kan er geen gebruikelijke hulp worden geleverd. Wanneer de fysieke afwezigheid van de partner minder dan 7 etmalen bedraagt, zal er altijd onderzocht moeten worden of de huisgenoot feitelijk kan voorzien in het verlenen van de hulp.

Ouderlijke zorgplicht bij echtscheiding

Bij echtscheiding vervalt het samenwonen en daarmee dus ook de gebruikelijke hulp voor het huishouden en de onderlinge persoonlijke verzorging van partners. De zorgplicht voor de kinderen verdwijnt niet. Bij uitval van de verzorgende ouder moet wel onderzoek gedaan worden naar de mogelijkheid van opvang van de kinderen door de niet thuiswonende ouder door te kijken naar de voor de rechtbank vastgelegde afspraken tussen de ex-echtgenoten.

Voor die perioden dat de kinderen bij de verzorgende -uitgevallen- ouder zijn kan er dan een indicatie voor opvang zijn. Als de zorgplicht door de niet-verzorgende ouder kennelijk niet wordt nagekomen, beschouwen we de situatie als een eenoudergezin.

2.Huishoudelijke taken

Huishoudelijke taken: uitstelbaar en niet uitstelbaar

Onder huishoudelijke taken vallen zowel de uitstelbare als de niet-uitstelbare taken.

  • -

    Niet-uitstelbare taken zijn maaltijd verzorgen/opwarmen, de kinderen verzorgen, afwassen en opruimen;

  • -

    Uitstelbare taken zijn wasverzorging, zwaar huishoudelijk werk: stofzuigen, sanitair, keuken, bedden verschonen.

Bijdrage van kinderen en jong-volwassenen aan het huishouden

In geval de leefeenheid van de hulpvrager mede bestaat uit kinderen, dan gaat de indicatiesteller ervan uit, dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.

  • -

    Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding.

  • -

    Kinderen van 5 tot en met 12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, kleding in de wasmand gooien.

  • -

    Kinderen van 13 tot en met 17 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.

Taken van een 18-23 jarige

Van een meerderjarige gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze een gedeelte van de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt.

Een 18-23 jarige wordt verondersteld de volgende taken uit te kunnen voeren:

  • -

    schoonhouden van sanitaire ruimte,

  • -

    keuken en een kamer,

  • -

    de was doen,

  • -

    boodschappen doen,

  • -

    maaltijd verzorgen,

  • -

    afwassen en opruimen.

Dit is genormeerd naar 2 uur uitstelbare, zware huishoudelijke taken en 3 uur lichte, niet uitstelbare huishoudelijke taken per week.

Daarnaast kunnen zij eventuele jongere gezinsleden begeleiden. Vanaf 23 jaar wordt iemand geacht de huishoudelijke taken volledig over te nemen.

Kinderen jonger dan 23 jaar

Of en in welke mate de kinderen en jongvolwassenen in het huishouden betrokken worden in het overnemen van taken, is afhankelijk van de specifieke situatie en derhalve maatwerk. Ook het sociale netwerk van het gezin wordt betrokken.

Gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel in verschillende levensfasen van het kind

Kinderen 0 tot 3 jaar

  • -

    Hebben bij alle activiteiten hulp van een ouder nodig;

  • -

    Ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • -

    Zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • -

    Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • -

    Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijvoorbeeld de ouder kan de was ophangen in een andere kamer);

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • -

    Kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • -

    Ontvangen zindelijkheidstraining van ouders/verhulpers;

  • -

    Hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • -

    Hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • -

    Zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • -

    Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

  • -

    Kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur per week;

  • -

    Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijvoorbeeld het kind kan buitenspelen in de directe omgeving van de woning als de ouder thuis is);

  • -

    Hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging;

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • -

    Zijn overdag zindelijk, en 's nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • -

    Hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrijetijdsbesteding gaan.

  • -

    Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • -

    Hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • -

    Kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • -

    Kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden;

  • -

    Kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • -

    Hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • -

    Hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bijvoorbeeld huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

  • -

    Hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

3.Gebruikelijke hulp bij de functies Persoonlijke Verzorging en Begeleiding

Dit hoofdstuk heeft specifiek betrekking op het bepalen van gebruikelijke hulp bij de functies Persoonlijke Verzorging (PV) en Begeleiding (BG). De richtlijn is gebaseerd op de voormalige Beleidsregels indicatiestelling AWBZ van VWS. Vanuit het oogpunt van continuïteit worden deze beleidsregels nu opgenomen in voorliggende richtlijn.

Voor zover het gebruikelijk is dat partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten elkaar bepaalde zorg bieden, is de ondersteuningsbehoevende niet aangewezen op gemeentelijke maatwerkondersteuning wat betreft de functies Persoonlijke Verzorging en Begeleiding. Het hangt af van de sociale relatie welke zorg mensen elkaar moeten bieden. Hoe intiemer de relatie, des te meer zorg mensen elkaar horen te geven. Als het gebruikelijk is dat mensen in een bepaalde relatie elkaar zorg bieden, bijvoorbeeld ouders aan hun kinderen, is dat niet vrijblijvend met betrekking tot de aanspraak op gemeentelijke maatwerkondersteuning.

Hoofdregels gebruikelijke hulp PV en BG

Bij gebruikelijke hulp wordt een onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties. Dit onderscheid is eerder in de richtlijn reeds omschreven en geldt ook voor PV en BG.

Algemeen aanvaarde maatstaven:

  • -

    In kortdurende situaties moet alle PV en BG door de gebruikelijke helper worden geboden.

  • -

    In langdurige situaties is de zorg waarvan kan worden gezegd dat deze op basis van algemeen aanvaarde maatstaven door de sociale omgeving (ouders, partners, volwassen inwonende kinderen en andere volwassen huisgenoten) aan de ondersteuningsbehoevende moet worden geboden gebruikelijke hulp.

Hieronder een schematische weergave van de hoofdregels gebruikelijke hulp. De inhoud van dit schema wordt in de rest van het hoofdstuk verder uitgeschreven.

Kort durende situatie

Langdurige situatie

Partners onderling

- Alle PV

- Alle BG

- Gebruikelijke BG

Ouders aan kinderen

- Alle PV

- Alle BG

- Beschermende woonomgeving

- Gebruikelijke PV

- Gebruikelijke VP

- Gebruikelijke BG

- Beschermende woonomgeving

Volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling

- Alle BG

- Gebruikelijke BG

Afweging gebruikelijke en bovengebruikelijke hulp

Bij gebruikelijke hulp wordt gekeken naar wat aan tijdsbesteding bij die activiteit bij een gezond persoon gebruikelijk is. Daarbij omvat gebruikelijke hulp de zorg die iedereen nodig heeft (wassen, eten en dergelijke) maar ook de zorg die deze activiteiten in verband met gezondheidsproblemen vervangt.

Van bovengebruikelijke hulp is sprake wanneer mensen elkaar bij ziekte of handicap langdurig meer zorg bieden dan wat binnen de sociale relatie gewoon is. Voorbeeld: het is niet gebruikelijk dat een volwassene langdurig hulp nodig heeft bij de toiletgang. Hier is dus sprake van bovengebruikelijke hulp.

Algemene uitzonderingen op het bieden van gebruikelijke hulp aan volwassenen en kinderen voor de functies PV en BG

  • 1.

    Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke persoonlijke verzorging, en/of begeleiding voor de ondersteuningsbehoevende uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hen geen bijdrage verwacht. De betreffende ondersteuning kan worden geïndiceerd. Geobjectiveerde beperkingen zijn beperkingen gerelateerd aan gezondheidsproblemen. De reden dat de gebruikelijke helper de vaardigheden niet kan aanleren, moet worden gemotiveerd.

  • 2.

    Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot overbelast is of dreigt te raken, wordt van hem geen gebruikelijke persoonlijke verzorging en/of begeleiding verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven. Er kan in een dergelijke situatie in eerste instantie enkel een kortdurende indicatie worden afgegeven. Hierbij geldt het volgende:

    • a.

      Wanneer voor de partner, ouder, volwassen kind en/ of andere volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen moeten deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het zelf leveren van geïndiceerde ondersteuning/zorg moet men die overbelasting opheffen door deze ondersteuning/zorg door (andere) hulpverleners uit te laten voeren/in te kopen;

    • b.

      Voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke persoonlijke verzorging en/of begeleiding, wel of niet in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke persoonlijke verzorging en/of begeleiding voor op die maatschappelijke activiteiten.

  • 3.

    Voor zover de ondersteuningsbehoevende zich in de terminale levensfase bevindt, wordt geen bijdrage verwacht van een partner, ouder, kind en/of andere huisgenoot.

Persoonlijke Verzorging

Partners onderling

Kortdurende situaties

Van partners wordt verwacht dat zij elkaar Persoonlijke Verzorging bieden als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie (hierbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden) met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de ondersteuningsbehoevende, dat maatwerkondersteuning daarna niet langer is aangewezen. Bijvoorbeeld wanneer de partner een been breekt.

Deze zorg valt buiten de aanspraken van de gemeentelijke ondersteuningsplicht. De zorgplicht van partners onderling betreft de persoonlijke, lichaamsgebonden zorg in de vorm van assistentie bij, of overname van alle activiteiten die onder de functie PV vallen. Maar ook aandacht en begeleiding bij een aandoening horen hierbij. Cliëntsoevereiniteit behoort bij partners onderling niet tot de categorie uitzonderingen en is daarom hier niet van toepassing, ook niet vanwege geloofsovertuiging, culturele achtergrond of binnen een gezinssituatie waarin partners ruzie hebben.

Langdurende situaties

Als vanaf de start van de zorgsituatie duidelijk is dat de zorgsituatie een langdurig karakter heeft, is er geen sprake van gebruikelijke hulp. Er hoeft dan dus niet eerst drie maanden „gebruikelijke hulp‟ door partners geleverd te worden, alvorens maatwerkondersteuning kan worden geïndiceerd.

Volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling

Persoonlijke Verzorging van volwassen inwonende kinderen en andere volwassen huisgenoten, anders dan partners onderling, is geen gebruikelijke hulp.

Partners onderling en volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling

Aanleren aan derden

Het aanleren van handelingen op het gebied van Persoonlijke Verzorging aan derden (familie, vrienden) is gebruikelijke hulp. Als anderen dan de gebruikelijke helper de handelingen uitvoeren als de gebruikelijke helper niet aanwezig is, wordt van de gebruikelijke helper verwacht dat hij die handelingen zelf aan de desbetreffende persoon aanleert.

Begeleiding

Partners onderling, ouders en volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling

Kortdurende situaties

Alle begeleiding van de ondersteuningsbehoevende door de partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de ondersteuningsbehoevende, dat maatwerkondersteuning daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.

Langdurige situaties

Als het gaat om een chronische situatie is de Begeleiding van een volwassen ondersteuningsbehoevende gebruikelijke hulp wanneer die Begeleiding naar algemeen aanvaarde maatstaven door partner, ouder, inwonend kind en/of andere huisgenoot in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar moet worden geboden. Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende vormen van begeleiding aan een ondersteuningsbehoevende:

  • -

    Het geven van BG aan een ondersteuningsbehoevende op het terrein van de maatschappelijke participatie.

  • -

    Het begeleiden van ondersteuningsbehoevende bij het normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer zoals het bezoeken van familie/vrienden, huisarts, enzovoort.

  • -

    Het bieden van hulp bij of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie. Dit kan worden overgenomen door een niet-beperkte huisgenoot wanneer die taak altijd door de nu beperkte ondersteuningsbehoevende werd uitgevoerd.

Aanleren aan derden

Het leren omgaan van derden (familie/vrienden) met de ondersteuningsbehoevende is gebruikelijke hulp.

Toelichting

Algemeen

Deze nadere regels geven aan hoe de Verordening Jeugdhulp gemeente Beekdaelen 2019 ten uitvoer zal worden gebracht. Bij een beperkt aantal artikelen in de verordening is aangegeven dat het college nadere regels zal vaststellen. Enkel deze betreffende artikelen zullen in deze nadere regels geëxpliciteerd worden. De keuze om de nadere regels beperkt te houden, komt voort uit het feit dat er door de decentralisatie jeugdzorg een totaal nieuw complex speelveld jeugdhulp zal gaan ontstaan, waardoor vooraf te veel inperken door strakke regelgeving niet wenselijk of werkbaar is.

Artikelsgewijs

Ad Artikel 1

Hier worden de begripsbepalingen gehanteerd die ook aan de verordening ten grondslag liggen. Voor de artikelsgewijze toelichting wordt dan ook naar de verordening verwezen.

Ad Artikel 2

In dit artikel wordt expliciet gemaakt dat voorzieningen die als algemeen gebruikelijk kunnen worden aangemerkt niet voor verstrekking als individuele voorziening of persoonsgebonden budget in aanmerking komen.

Lid 2 bevat een niet limitatieve opsomming gebaseerd op het huidige beleid.

Waar de grens precies getrokken moet worden tussen wat algemeen gebruikelijk is en wat dat niet is, zal afgemeten moeten worden aan algemeen maatschappelijke normen en is ter invulling van de gemeente. In het algemeen kan gesteld worden dat iets algemeen gebruikelijk is wanneer voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de aan te schaffen dienst kan voor een jeugdige en/of zijn ouders als er geen sprake is van een ondersteuningsvraag en er sprake is van een vergelijkbare financiële situatie tot het normale aanschaffingspatroon worden gerekend;

  • b.

    het is niet speciaal voor jeugdige en/of ouders met een ondersteuningsbehoefte;

  • c.

    het is algemeen verkrijgbaar;

  • d.

    het is niet duurder is dan soortgelijke producten.

Ad Artikel 3

In dit artikel wordt expliciet gemaakt dat hulp die als gebruikelijk kan worden aangemerkt niet voor verstrekking als individuele voorziening of persoonsgebonden budget in aanmerking komt.

Uitgangspunt is dat ouders verantwoordelijk zijn voor het opgroeien en de opvoeding van hun kinderen. Daarnaast is het uitgangspunt dat mensen die samen een leefeenheid vormen, elkaar horen te helpen, waar dat kan. Ze zijn dus ook gezamenlijk verantwoordelijk voor het creëren van een veilig klimaat waarin de jeugdigen kunnen opgroeien. Ze zijn ook gezamenlijk verantwoordelijk voor een huishouden. Het aandeel dat ieder lid van de leefeenheid geacht wordt bij te kunnen dragen aan het opvoeden en opgroeien wordt gebruikelijke hulp genoemd.

Lid 2 bevat een verwijzing naar de richtlijn gebruikelijke hulp die bij de beoordeling wordt gehanteerd. Deze richtlijn is voor wat betreft de gemeentelijke taken op het terrein van Jeugdhulp gebaseerd op hoofdstuk 4 van de CIZ indicatiewijzer 2014, zoals deze werd gehanteerd in de Algemene wet bijzondere ziektekosten.

Ad Artikel 4

In dit artikel wordt toegelicht welke vormen van overige voorzieningen en individuele voorzieningen er zijn. Overige voorzieningen zijn vrij toegankelijk wat wil zeggen dat er geen beschikking van de gemeente nodig is om op deze ondersteuning een beroep te doen. Veelal betreft het vormen van jeugdhulp die reeds voor de decentralisatie van de jeugdhulp onder verantwoordelijkheid van de gemeenten werden uitgevoerd. Het betreft veelal kortdurende en weinig intensieve hulp, met een preventief karakter. Onder preventief wordt in deze context verstaan het voorkómen van (verergering van) problemen.

De individuele voorzieningen zijn niet vrij toegankelijk: er is een beschikking nodig van de gemeente, dan wel een verwijzing door een daartoe bij wet bevoegde functionaris/instantie, zoals de huisarts of de gecertificeerde instelling.

Een bijzondere individuele voorziening is de JeugdzorgPlus, ook wel gesloten jeugdzorg genaamd. Gemeenten kunnen hier namelijk geen beschikking voor afgeven. Plaatsing in een instelling voor JeugdzorgPlus kan enkel met een machtiging van de kinderrechter.

Ad Artikel 5

Er is voor gekozen om de jeugdige of zijn ouders een plan te laten opstellen op basis waarvan de wettelijk voorgeschreven voorwaarden (artikel 8.1.1 lid 2 van de Jeugdwet) voor pgb kunnen worden getoetst.

De eerste voorwaarde stelt dat de jeugdige en zijn ouder er blijk van dienen te geven dat zij op eigen kracht voldoende in staat dienen te zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake. Mocht dat niet het geval zijn dan zal afgewogen moeten worden of de jeugdige of zijn ouders met hulp uit het sociale netwerk òf met hulp van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Een jeugdige bij wie om wat voor reden dan ook een gecertificeerde instelling betrokken is of die gesloten jeugdhulp ontvangt, heeft bijvoorbeeld te maken met beperkingen die door de rechter zijn opgelegd. In dergelijke situaties is het denkbaar dat met hulp van de gecertificeerde instelling of van de aanbieder van gesloten jeugdhulp de jeugdige of zijn ouders in staat zullen zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Het is aan de gemeente om daarover een oordeel te vellen (TK 2013-2014, 33983. nr. 3, p. 23).Bij deze voorwaarde gaat het overigens uitdrukkelijk niet om het beheren van het budget zelf. Dat blijft immers onder het college.

De tweede voorwaarde bepaalt dat de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt moeten stellen dat de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, door hen niet passend wordt geacht.

Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als:

  • -

    de jeugdhulp niet goed vooraf is in te plannen,

  • -

    de jeugdhulp op ongebruikelijke tijden of op veel korte momenten per dag geboden moet worden,

  • -

    jeugdhulp op verschillende locaties moet worden geleverd,

  • -

    het noodzakelijk is om 24 uur jeugdhulp op afroep te organiseren, of

  • -

    als de ondersteuning door de aard van de beperking door een vaste hulpverlener moet worden geboden.

Deze voorwaarde sluit aan bij de pgb-regeling die voorheen in de AWBZ was opgenomen, waarbij in een budgetplan moet worden toegelicht waarom er geen gebruik gemaakt kan worden van het gecontracteerde zorgaanbod. Om dit te doen, zal de jeugdige of zijn ouders moeten aantonen dat zij zich voldoende hebben georiënteerd op de individuele voorziening 'in natura' en moeten onderbouwen waarom zij deze niet passend achten. Dit biedt het college de mogelijkheid voor innovatie in het aanbod van individuele voorzieningen in natura of het uitbreiden van het gecontracteerde aanbod (TK 2013-2014, 33 684, nr. 11, p. 16).

Ten slotte stelt de derde voorwaarde dat de jeugdhulp die de jeugdige en zijn ouders met het budget wensen in te kopen dient te voldoen aan de kwaliteitseisen. Zie voor deze eisen hoofdstuk 4 Jeugdwet "Kwaliteit jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen". De gemeente zal zich ervan moeten vergewissen dat de kwaliteit van de te kopen jeugdhulp goed is, hetgeen zowel voor de veiligheid van de jeugdige en zijn ouders als voor de effectiviteit van de inzet van de jeugdhulp van groot belang kan zijn (TK 2012-2013, 33 684, nr. 3, p. 222).

Ad Artikel 6

In dit artikel slaat lid 1 volledig terug op de voorwaarden uit artikel 6. Het niet voldoen aan de voorwaarden is uiteraard reden voor uitsluiting. Daarnaast wordt door bemiddeling uit te sluiten bevorderd dat het pgb-budget zoveel mogelijk ten gunste komt van zorg. Het vrij besteedbaar bedrag is een bedrag waarover de budgethouder niet hoeft aan te tonen hoe hij of zij dit bedrag besteedt. Het college hanteert geen vrij besteed bedrag. Het vrij besteedbaar bedrag is € 0.

In artikel 12 van de verordening jeugdhulp is geregeld dat het pgb niet meer bedraagt dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

Bij amendement Bisschop en Voortman (Kamerstukken II 2013/14 33 684, nr. 100) is duidelijk geworden dat jeugdigen of hun ouders zelf kunnen bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college te bieden individuele voorziening in natura. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan deze door het college te bieden individuele voorziening in natura.

Ad Artikel 8

Conform artikel 8.1.3 van de Jeugdwet onderzoekt het college periodiek of er aanleiding is een beslissing aangaande een persoonsgebonden budget te heroverwegen.

Ad Artikel 9

Dit artikel bepaald de inwerkingtreding van deze nadere regels en legt vast hoe deze nadere regels dient te worden aangehaald.