Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Beekdaelen houdende regels omtrent financiën (Financiële verordening gemeente Beekdaelen 2019)

Geldend van 11-07-2019 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Beekdaelen houdende regels omtrent financiën (Financiële verordening gemeente Beekdaelen 2019)

de raad van de gemeente Beekdaelen

gelet op het voorstel van de raadswerkgroep auditcommissie Beekdaelen;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

b e s l u i t :

vast te stellen:

de financiële verordening gemeente Beekdaelen 2019.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    afdeling:

    iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.

  • b.

    administratie:

    het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de organisatie en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • c.

    financieel beheer:

    het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Beekdaelen.

  • d.

    rechtmatigheid:

    het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

  • e.

    doelmatigheid:

    het realiseren van bepaalde prestaties binnen een bepaalde tijd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

  • f.

    doeltreffendheid:

    de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de taakvelden per programma vast.

  • 2a.

    Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de jaarstukken, de kadernota, de tussentijdse rapportages en de begroting met de meerjarenraming.

  • 3.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 4.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s, de baten en lasten per taakveld weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt uiterlijk in juni aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. Nieuw beleid wordt afgewogen bij de behandeling van deze nota. De raad stelt deze nota uiterlijk vast in de laatste raadsvergadering voor het zomerreces.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorzien van € 50.000 opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en lasten per programma.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat de lasten van een programma de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden of de baten van een programma de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. Het college voegt hierbij een voorstel voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het programma, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet of voor het bijstellen van beleid

  • 4. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

  • 5. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 6. Het resultaat van de jaarrekening wordt, indien de algemene reserve toereikend is toegevoegd aan de “reserve nog te bestemmen”.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste vier en de eerste negen maanden van het begrotingsjaar.

  • 2. De tussenrapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het financieel beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en lasten per programma uitgesplitst naar taakvelden;

    • b.

      het totale saldo van de baten en lasten;

    • c.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • d.

      het resultaat, volgend uit onderdeel b en c.

  • 3. In de tussenrapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten en investeringskredieten groter dan € 25.000 toegelicht.

Artikel 7. Informatieplicht

Het college besluit, voor zover niet opgenomen in de begroting, niet over:

  • a.

    aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 50.000;

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 50.000;

  • c.

    het toekennen van subsidies groter dan € 10.000,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. Investeringen minder dan € 10.000 worden niet geactiveerd maar direct ten laste van de exploitatie gebracht.

Artikel 10. Voorziening voor oninbare debiteuren

  • 1. Voor openstaande publiekrechtelijke vorderingen in het kader van bijstandsverstrekking wordt per balansdatum een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van:

    • a.

      maatregelen op grond van de afstemmingsverordening > 5 jaar: 100%

    • b.

      ten onrechte verstrekte bijstand (fraude) > 5 jaar: 100%

    • c.

      leenbijstand: 70 %

    • d.

      krediethypotheek: 30%

    • e.

      bijstandsbesluit zelfstandigen: 30%

  • 2. Voor overige openstaande publiekrechtelijke vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van:

    • a.

      vorderingen van 4 jaar en ouder: 100%

    • b.

      vorderingen van 3 tot 4 jaar: 75%

    • c.

      vorderingen van 2 tot 3 jaar: 50%

    • d.

      vorderingen van 1 tot 2 jaar :25%

    • e.

      vorderingen tot 1 jaar: 1%

  • 3. Voor openstaande privaatrechtelijke vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van inbaarheid per balansdatum.

  • 4. Jaarlijks wordt op begrotingsbasis een percentage van de gemeentelijke heffingen en belastingen toegevoegd aan de voorzieningen oninbare debiteuren algemene dienst. Dit percentage is conform de aangeleverde prognose van de BsGW.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

  • 1. Op voorstel van het college stelt de raad periodiek een nota reserves en voorzieningen vast. De nota behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding voorzieningen;

  • 2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve;

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 3. Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij. De vrijvallende middelen maken onderdeel uit van de resultaatbestemming.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten, rechten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.

  • 6. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten verminderd met de renteopbrengsten.

  • 7. In afwijking van het zesde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken.

  • 8. In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden worden tenminste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit. Waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rechten en heffingen.

  • 2. Het college biedt de raad periodiek een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

  • 3. Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 15. Financieringsfunctie

  • 1. Het college neemt bij het uitzetten en aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      Voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • b.

      Er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

  • 3. Bij het verstrekken van een garantie wordt een voorziening ten laste van de begroting gevormd ter grootte van het risico dat de gemeente met de garantie loopt. Als in de begroting niet is voorzien in budget voor deze voorziening dan doet het college vooraf aan de garantieverlening een voorstel aan de raad voor een begrotingswijziging.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 16. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van art. 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    De berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen

  • b.

    De kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht.

Artikel 17. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de kasgeldlimiet;

  • b.

    de renterisico norm;

  • c.

    de rentevisie;

  • d.

    de rentekosten en rente-opbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1. Het college biedt periodiek een nota weerstandsvermogen en risicomanagement aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins. In de nota wordt tevens de gewenste weerstandscapaciteit bepaald. De raad stelt de nota vast.

  • 2. Het college geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken risico’s van materieel belang en een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen. Het college brengt hierbij in elk geval de risico’s in beeld en actualiseert de risico’s genoemd in de nota bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de weerstandscapaciteit en in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluitbegroting en verantwoording in ieder geval op:

    • a.

      De voortgang van het geplande onderhoud;

    • b.

      De omvang van het achterstallig onderhoud.

  • 2. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een onderhoudsplan wegen aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het plan vast.

  • 3. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 4. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een onderhoudsplan openbare verlichting aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het plan vast.

  • 5. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een onderhoudsplan openbaar groen aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het plan vast.

  • 6. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het plan vast.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de kosten van inhuur van derden;

  • c.

    de huisvestingskosten;

  • d.

    de automatiseringskosten;

  • e.

    de budgetten voor de raad, de griffie , de rekenkamer en de accountant;

  • f.

    de kosten van onderzoek op grond van de verordening ex artikel 213 van de gemeentewet.

Artikel 21. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    het bestuurlijk belang;

  • b.

    het financieel belang;

  • c.

    risico’s en kansen;

  • d.

    ontwikkelingen.

Artikel 22. Grondbeleid

  • 1. In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      De verwerving van gronden;

    • b.

      De te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen gronden.

  • 2. Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • d.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 23. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van vaste activa voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen, strategische projectregie en concernstaf;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 25. Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de crediteurenschulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 4 jaar.

  • 3. Bij afwijkingen van het bepaalde in lid 1 en/of lid 2 neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening Beekdaelen, vastgesteld op 2 januari jl. wordt ingetrokken.

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking van de vastgestelde verordening.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Beekdaelen 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Beekdaelen d.d. 2 juli 2019

De Griffier,

H.J. Waterborg

De Voorzitter,

Mr. Drs. G.A.A. Verkerk

Bijlage 1 Afschrijvingstermijnen

Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 worden niet geactiveerd met uitzondering van gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd. Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

Onderstaande materiële vaste activa worden lineair afgeschreven in maximaal:

omschrijving

aantal jaren

 

 

 

automatisering

software

5

 

hardware

5

begraafplaatsen:

aanleg en inrichting

40

gebouwen

aankoop/nieuwbouw

40

 

inrichting

15

 

onderhoud

25

 

technische installaties

15

natuurontwikkeling

 

20

onderzoek en ontwikkeling

zonder planverwezenlijking

5

openbare ruimte

inrichting

20

 

straatmeubilair

10

openbare verlichting

lichtmasten

40

 

armaturen

20

riolering

aanleg en vervanging

40

sportvelden

aanleg

25

 

kunstgrasveld bovenlaag

15

 

kunstgrasveld onderlaag

30

verkeersmaatregelen

materiaal

20

voertuigen/vervoermiddelen

aankoop

7

werkapparatuur

aanschafwaarde > € 10.000 < € 20.000

5

aanschafwaarde > € 20.000

10

wegen, pleinen en rotondes

aanleg

25

woonwagencentra

aanleg en inrichting

40

 

woonwagens

25