Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Beekdaelen houdende regels omtrent erfgoed (Erfgoedverordening Beekdaelen 2021)

Geldend van 01-01-2021 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Beekdaelen houdende regels omtrent erfgoed (Erfgoedverordening Beekdaelen 2021)

De raad van de gemeente Beekdaelen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 oktober 2020;

gelet op de artikelen 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet, gelezen in samenhang met de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

gezien het advies van de commissie Ruimte van 26 november 2020;

besluit vast te stellen de volgende verordening: “Erfgoedverordening Beekdaelen 2021”

§ 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder

monument

  • 1.

    een zaak die van algemeen belang is wegens haar schoonheid, betekenis voor de wetenschap, archeologische, bouwhistorische, natuurhistorische, historisch landschappelijke of cultuurhistorische waarde,

  • 2.

    een terrein of gebied dat van algemeen belang is wegens een of meerdere daar aanwezige of verwachte zaken als bedoeld onder 1.

beschermd rijksmonument

  • beschermd monument als bedoeld in artikel 1 van de Erfgoedwet en als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

rijks beschermd stads- en dorpsgezicht

  • beschermd stads- en dorpsgezicht als bedoeld in artikel van de Erfgoedwet en als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

gemeentelijk stads- en dorpsgezichten:

  • groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde, in overeenstemming met de bepalingen in deze verordening als zodanig aangewezen en als bedoeld in artikel 2.2 eerste lid sub b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

gemeentelijk monument

  • onroerend monument, als bedoeld in het eerste lid onder begripsbepaling voor monument, dat in overeenstemming met de bepalingen in deze verordening als zodanig is aangewezen en als bedoeld in artikel 2.2 eerste lid sub b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

archeologische verwachtingskaart

  • kaart met bijlagen zoals vastgesteld door de raad, en waarop aangegeven de verwachtingswaarden voor archeologie met daaraan verbonden richtlijnen.

Monumentencommissie

  • De op basis van artikel 15 van de Monumentenwet 1988 ingestelde onafhankelijke adviescommissie met als taak om het college te adviseren over de toepassing van de Erfgoedwet, de Wabo, deze verordening en het erfgoedbeleid in het algemeen.

Onderzoek

  • 1.

    cultuurhistorische rapportage als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Mor en

  • 2.

    een onafhankelijk en deskundig onderzoek naar:

    • -

      de architectonische bouwhistorische, interieurhistorische, kleurhistorische, tuinhistorische, wetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarde van een (rijks)beschermd monument of gemeentelijk monument; of

    • -

      naar de esthetische kwaliteiten, de ruimtelijk (bouw)historische en kleurhistorische kenmerken evenals de wetenschappelijke en cultuurhistorische waarde van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht; of

    • -

      de esthetische kwaliteiten, de tuihistorische, natuurhistorische of landschappelijke waarde van een gemeentelijk groen- en landschapsmonument; of

    • -

      de aanwezigheid van beschermde natuurwaarden; of

    • -

      de archeologische relicten in de bodem.

Mor

  • Ministeriele regeling omgevingsrecht, houdende nadere regels ter uitvoering van de Wabo en van het Besluit Omgevingsrecht

minister

  • Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

omgevingsvergunning:

  • omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

beeldbepalende panden of Waarde - Cultuurhistorie:

  • panden met bijbehorende percelen als zodanig in vigerende ruimtelijke plannen (bestemmingsplannen) aangewezen middels de dubbelbestemming “Waarde – Cultuurhistorie” of “beeldbepalende panden”, overeenkomstig de omschrijving zoals aldaar omschreven.

Artikel 2. Gemeentelijk erfgoedregister

  • 1. Burgemeester en wethouders houden een door eenieder te raadplegen gemeentelijk register bij van krachtens deze verordening onherroepelijk aangewezen cultureel erfgoed (gemeentelijk erfgoedregister).

  • 2. Het gemeentelijk erfgoedregister bevat tenminste de gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

§ 2. Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen

Artikel 3. Aanwijzing als beschermd gemeentelijke cultuurgoederen of beschermde gemeentelijke verzameling

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als beschermd gemeentelijk cultuurgoed.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als beschermde gemeentelijk verzameling.

  • 3. Voor de aanwijzing van een cultuurgoed dat of een verzameling die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd is toestemming van de eigenaar vereist.

  • 4. Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een beschermd gemeentelijk cultuurgoed of een beschermde gemeentelijke verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vragen burgemeester en wethouders advies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet.

  • 5. Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, en

    • b.

      cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

Artikel 4. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijke cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste of tweede lid, ambtshalve wijzigen of intrekken. Artikel 3, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

    • a.

      beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, of

    • b.

      beschermd cultureel erfgoed op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

  • 3. Zodra de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing onherroepelijk is geworden wordt dat onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

§ 3. Gemeentelijk monument

Aanwijzing tot gemeentelijk monument.

Artikel 5. Aanwijzing als gemeentelijk monument

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument. Aan dit besluit zal een deskundig onderzoek ten grondslag liggen.

  • 2. Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      rijksmonumenten, en

    • b.

      monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

Artikel 6. Voornemen tot aanwijzing

  • 1. Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 5 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2. Voordat een kerkelijk monument of gebedshuis wordt aangewezen, voeren burgemeester en wethouders overleg over het voornemen met de eigenaar en het bisdom of andere aangewezen overkoepelende geloofsorganisaties.

Artikel 7. Voorbescherming

  • 1. De bescherming van paragraaf 3 is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 6 is bekendgemaakt.

  • 2. De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister of op het moment waarop het aanwijzingsbesluit wordt herroepen of door de bestuursrechter wordt vernietigd.

Artikel 8. Advies Monumentencommissie (adviescommissie)

  • 1. Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 5 advies aan een onafhankelijke en deskundige Monumentencommissie waarbinnen enkele leden deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg. De Monumentencommissie wordt voorgezeten door een voorzitter. Van de Monumentencommissie maken geen deel uit leden van het gemeentebestuur.

  • 2. De Monumentencommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

  • 3. De Monumentencommissie brengt binnen 4 weken na ontvangst van de adviesaanvraag schriftelijk en deugdelijk gemotiveerd advies uit.

Artikel 9. Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

  • 1. Op een aanvraag om aanwijzing dient te worden besloten binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 10. Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

  • 1. De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2. Zodra een aanwijzing onherroepelijk is geworden wordt deze onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 11. Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

  • 1. In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 8 wordt in dat geval aan de gemeentelijke adviescommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.

  • 2. Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 26 weken of zoveel eerder als burgemeester en wethouders een besluit hebben genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 5.

  • 3. Artikelen 13, 14, 15, 16 en 17 zijn van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

Artikel 12. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorlopige gemeentelijke monumenten ambtshalve wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2. Als de wijziging ziet op het schrappen uit het register is paragraaf 3 van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 3. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

Instandhouding gemeentelijk monument.

Artikel 13. Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

Artikel 14. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een gemeentelijk monument:

    • a.

      te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de uitvoering van normaal (klein) onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt, of

    • b.

      inpandige veranderingen van het monument, voor zover het een onderdeel daarvan betreft dat vanuit het oogpunt van monumentenzorg zonder betekenis is.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.

Artikel 15. Intrekken van de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 14, eerste lid, kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken:

  • a.

    als de verlening berust op onjuiste of onvolledige gegevens en de juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;

  • b.

    voor zover veranderde omstandigheden of feiten met betrekking tot de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van die activiteit verzetten.

Artikel 16 Advies omgevingsvergunning gemeentelijk monument.

  • 1. Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 14 en 15 advies aan een Monumentencommissie waarbinnen enkele leden deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg. De Monumentencommissie wordt voorgezeten door een voorzitter. Van de Monumentencommissie maken geen deel uit leden van het gemeentebestuur.

  • 2. De Monumentencommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

  • 3. De Monumentencommissie brengt binnen 4 weken na ontvangst van de adviesaanvraag schriftelijk en deugdelijk gemotiveerd advies uit

Artikel 17. Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

§ 4. Rijksmonumenten

Artikel 18. Advies omgevingsvergunning rijksmonument

Burgemeester en wethouders zenden onverwijld een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor een rijksmonument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor advies aan de adviescommissie, bedoeld in artikel 8, eerste lid. Artikel 8, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

§ 5. Gemeentelijke stads- en dorpsgezichten

Aanwijzing gemeentelijk stads- en dorpsgezicht.

Artikel 19. Aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht

  • 1. De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, stads- en dorpsgezichten aanwijzen als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

  • 2. Burgemeester en wethouders zenden het voorstel voor advies aan de adviescommissie, bedoeld in artikel 8, eerste lid. Artikel 8, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De gemeenteraad beslist binnen 26 weken na verzending van het voorstel, bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Een aangewezen gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 5. De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- en dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.

  • 6. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt, dan wel of een beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening kan worden vastgesteld.

  • 7. Als een bestemmingsplan als bedoeld in het vijfde of zesde lid, opnieuw moet worden vastgesteld ingevolge artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening, kan de gemeenteraad in afwijking van artikel 3.1, eerste lid, van die wet, voor het desbetreffende gebied een beheersverordening als bedoeld in die wet vaststellen.

  • 8. Dit artikel is niet van toepassing op beschermde stads- en dorpsgezichten die zijn aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 20. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijke stads- en dorpsgezicht

  • 1. De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 19, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 19, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- en dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- en dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

    • a.

      beschermd stads- en dorpsgezicht als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988, of

    • b.

      beschermd stads- en dorpsgezicht op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 3. Zodra de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing onherroepelijk is geworden wordt dat onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

Instandhouding gemeentelijk stads- en dorpsgezicht.

Artikel 21. Verbodsbepaling en aanvraag vergunning

  • 1. Het is in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een bouwwerk te slopen.

  • 2. De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

  • 3. Aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden vanuit het oogpunt van bescherming van de bestaande erfgoedwaarden in de omgeving, en gericht op toekomstige bebouwing.

  • 3. De artikelen 15 en 16 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet.

§ 6. Beeldbepalend pand of Waarde - Cultuurhistorie

Artikel 22 Verbodsbepaling en aanvraag vergunning

  • 1. Het is in gebieden die ingevolge ruimtelijke plannen zoals bestemmingsplannen zijn bestemd met de dubbelbestemming Waarde – Cultuurhistorie (beeldbepalend pand) verboden om zonder omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste aanhef en onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een bouwwerk te slopen.

  • 2. Het is in gebieden die ingevolge ruimtelijke plannen zoals bestemmingsplannen zijn bestemd met de dubbelbestemming Waarde – Cultuurhistorie (beeldbepalend pand) verboden om de als zodanig omschreven beeldbepalende waarden te wijzigen, te beschadigen, verstoren of op zodanige wijze te (laten) gebruiken dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Instandhouding Waarde – Cultuurhistorie

Artikel 23 Advies omgevingsvergunning beeldbepalend pand of Waarde - Cultuurhistorie

  • 1. Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 22 advies aan een Monumentencommissie waarbinnen enkele leden deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg. De Monumentencommissie wordt voorgezeten door een voorzitter. Van de Monumentencommissie maken geen deel uit leden van het gemeentebestuur

  • 2. Voor wijzigingen, beschadigingen, verstoringen of gebruik zoals bedoeld in artikel 22 lid 2 zal overleg worden gevoerd met de Monumentencommissie overeenkomstig de bepalingen van het bestemmingsplan.

  • 2. De Monumentencommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

  • 3. De Monumentencommissie brengt binnen 4 weken na ontvangst van de adviesaanvraag schriftelijk en deugdelijk gemotiveerd advies uit.

§ 7. Handhaving en toezicht

Artikel 24. Strafbepaling

Met uitzondering van de feiten die reeds op grond van de Wabo strafbaar zijn gesteld, wordt overtreding van deze verordening gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 25. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen.

§ 8. Vangnet archeologie

Artikel 26. Vangnet archeologie.

  • 1. Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten worden verwacht op grond van vastgestelde archeologische verwachtingskaarten of als in het daar vigerende bestemmingsplan niet is voldaan aan artikel 3.1.6, vijfde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, tenzij:

    • a.

      voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend;

    • b.

      het de verstoring betreft van een archeologisch monument of verwachtingsgebied dat is aangegeven op de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden of de gemeentelijke archeologische verwachtingskaarten, en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;

    • c.

      de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of

    • d.

      met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over het verrichten van archeologisch (bureau) onderzoek en/of hieraan een programma van eisen verbinden.

  • 3. Burgemeester en wethouders zullen zich hierbij laten adviseren door de regio-archeoloog (senior archeoloog).

§ 9. Slotbepalingen

Artikel 27. Intrekken oude verordeningen

De volgende verordeningen worden ingetrokken:

  • -

    Erfgoedverordening gemeente Schinnen 2014

  • -

    Erfgoedverordening gemeente Onderbanken 2009

  • -

    Monumentenverordening Nuth 1994

Artikel 28. Overgangsrecht

  • 1. Een krachtens de ingetrokken verordeningen zoals genoemd in artikel 27 of de daarvoor ingetrokken verordeningen met betrekking tot monumenten, aangewezen en geregistreerd gemeentelijke monument of stads- en dorpsgezicht, wordt geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Aanvragen om vergunningen die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de ingetrokken verordeningen zoals genoemd in artikel 27.

Artikel 29. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2021.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Erfgoedverordening Beekdaelen 2021.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad van Beekdaelen op 15 december 2020,

De griffier,

Mevr. B. van der Wijst

De voorzitter,

dhr. ing. E. Geurts