Regeling vervallen per 23-04-2014

Algemene subsidieverordening Beemster

Geldend van 01-01-2009 t/m 22-04-2014

Intitulé

Algemene subsidieverordening Beemster(versie geldend sedert 1 januari 2009)

DE RAAD VAN DE GEMEENTE BEEMSTER;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Beemster van 18 november 2008, nr.54;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING BEEMSTER

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Aanvrager:

een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid dan wel één of meer natuurlijke personen, die een aanvraag heeft of hebben ingediend om subsidie te verkrijgen.

Activiteit:

een met gebruikmaking van de subsidie te leveren product of prestatie.

Aanvraag tot subsidieverlening:

een door de instelling bij het college ingediende aanvraag om subsidie te verlenen aan de hand van door het college voorgeschreven beleidsregels en formulieren.

Aanvraag tot subsidievaststelling:

een door de instelling bij het college ingediende aanvraag om de verleende subsidie vast te stellen; hierin wordt rekening en verantwoording afgelegd; de aanvraag bestaat uit een jaarverslag en een exploitatierekening en zij wordt ingediend aan de hand van door het college voorgeschreven beleidsregels en formulieren.

Activiteitenplan:

een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en prestaties, dat tevens de beoogde resultaten en de relatie met het beleid van gemeente Beemster aangeeft, en per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiele middelen.

Awb:

de Algemene wet bestuursrecht

Begroting:

activiteit(en) en beoogde prestatie(s), de opbrengsten daarvan en de kosten die gemaakt moeten worden om ze te bereiken, opgesteld aan de hand van een door het college voorgeschreven formulier.

Beschikking tot subsidieverlening:

een besluit van het college dat voorafgaande aan een bepaald jaar wordt bekend gemaakt aan de aanvragende instelling en dat een voorwaardelijke aanspraak op subsidie geeft.

Beschikking tot subsidievaststelling:

een besluit van het college dat na afloop van de subsidieperiode wordt afgegeven en waarin wordt vastgesteld in hoeverre de voorwaarden zijn vervuld en hoeveel het exacte subsidiebedrag bedraagt.

Budgetsubsidie:

een subsidie aan een instelling voor structurele activiteiten in de vorm van een budget voor een periode van minimaal 1 en maximaal vier jaren, waarbij het subsidiebedrag is gerelateerd aan een bepaald niveau van prestaties of activiteiten.

College:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beemster

Directe subsidievaststelling:

het vaststellen van de subsidie voor de aanvang van het subsidietijdvak, zonder dat er voorafgaand een subsidieverlening plaatsvindt.

Exploitatiesubsidie:

een subsidie voor structurele activiteiten, die wordt verstrekt als een bijdrage in de exploitatiekosten van de instelling.

Instelling:

elke organisatie of groepering van personen zonder winstoogmerk, wiens activiteiten zich richten op de beleidsterreinen die vallen binnen de werking van deze verordening.

Jaar:

het tijdvak waarvoor subsidies worden verstrekt, doorgaans een kalenderjaar of een begrotingsjaar.

Jaarexploitatierekening:

een opgestelde financiële verantwoording van de exploitatie van de instelling in het voorafgaande jaar, die correspondeert met de begroting over dat jaar en waarin ook de balans is opgenomen, opgesteld aan de hand van een door het college voorgeschreven formulier.

Jaarverslag:

een door een instelling opgestelde beschrijving van de aard en de omvang van de activiteit(en) en prestatie(s) waarvoor subsidie werd verleend met een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen; die correspondeert met het voor dat jaar opgestelde activiteitenplan en wordt opgesteld aan de hand van een door het college voorgeschreven formulier.

Projectsubsidie:

een op grond van een besluit van het college voor een aangegeven periode toegekende eenmalige subsidie in de vorm van een donatie als bijdrage in de kosten van een met name genoemd en door de instelling uit te voeren project met vooraf overeengekomen uitgaven en inkomsten.

Subsidie:

een subsidie als bedoeld in artikel 4:21 van de Awb, te weten “de aanspraak op financiële middelen, door het bestuursorgaan verstrekt, met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten”.

Subsidieplafond:

het bedrag dat gedurende het eerstvolgende subsidiejaar ten hoogste beschikbaar is per beleidsterrein voor de verstrekking van subsidies krachtens deze verordening.

Uitvoeringsovereenkomst:

een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Awb tussen de gemeente en de subsidieontvanger ter uitvoering van de subsidiebeschikking.

Waarderingssubsidie:

een subsidie die bedoeld is om een instelling aan te moedigen of te ondersteunen. Het betreft in het algemeen kleine bedragen. Deze subsidies worden vastgesteld volgens de beleidsregels. De procedure en verantwoording is licht.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op subsidies voor activiteiten op beleidsterreinen die het belang van de gemeente en diens inwoners dienen, waaronder in ieder geval de volgende beleidsterreinen: sport, cultuur, vormings- en ontwikkelingswerk, ouderen, volksgezondheid en maatschappelijke ontwikkeling en die passen binnen de door de gemeenteraad vastgestelde begroting.

  • 2. Het college kan de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt, met inbegrip van de criteria, de specifieke grondslagen en voorwaarden bij de verdeling van subsidies nader invullen, alsmede regels vaststellen met betrekking tot de wijze van indiening en afhandeling van aanvragen, waaronder mede wordt begrepen het bepalen van de termijnen.

Artikel 3 Categorieën subsidies

  • 1. Deze verordening onderscheidt vier soorten subsidies, te weten: budgetsubsidies, exploitatiesubsidies, projectsubsidies en waarderingssubsidies.

  • 2. Afdeling 4.2.8 van de Awb is van toepassing op budgetsubsidies, exploitatiesubsidies en projectsubsidies.

  • 3. Het college beslist of een subsidieaanvraag een waarderingssubsidie, exploitatiesubsidie, budgetsubsidie of projectsubsidie betreft en of de aanvraag betrekking heeft op in de tijd beperkte activiteiten, danwel een subsidiejaar en geven dit aan in de beschikking.

  • 4. Voor een activiteit kan slechts 1 categorie subsidie op grond van deze verordening worden verstrekt in dezelfde periode.

Artikel 4 Subsidieplafond

  • 1. De gemeenteraad stelt de beleidsgebieden, die voor subsidie in aanmerking komen, vast.

  • 2. Het college kan voor de in lid 1 bedoelde beleidsterreinen nadere regels vaststellen waarin het subsidiebeleid ten aanzien van deze terreinen wordt omschreven.

  • 3. De raad stelt jaarlijks, al dan niet per beleidsterrein, het subsidieplafond vast.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen die verband houden met de verdeling van het beschikbare budget.

Artikel 5 Bevoegdheid tot subsidiering

  • 1. Het college besluit over het al dan niet verlenen, vaststellen, wijzigen en intrekken van subsidies, met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen en het subsidieplafond, en- indien de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd- onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Het college kan bepalen dat deze verordening niet, of slechts ten dele, van toepassing is op bepaalde subsidieontvangers dan wel op één of meer beleidsterreinen.

  • 3. Het college besluit over voorschriften en voorwaarden die aan de toekenning verbonden kunnen worden, alsmede over het aangaan en ontbinden van een uitvoeringsovereenkomst.

  • 4. Het college is bevoegd om te besluiten over subsidies waarvoor een wettelijke grondslag zoals bedoeld in artikel 4:23 van de Awb ontbreekt.

Artikel 6 Rechtspersoonlijkheid

  • 1. Subsidies kunnen slechts worden toegekend aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid. Instellingen moeten zijn opgericht bij notariële akte, waarin de statuten zijn opgenomen en ingeschreven staan in het handelsregister.

  • 2. Het college kan, op schriftelijk verzoek, groeperingen van personen, niet zijnde rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, deze hiermee gelijkstellen voor de uitvoering van deze verordening. Het college kan in dergelijke gevallen aanvullende eisen stellen, zoals inschrijving in het verenigingenregister, gehouden door een Kamer van Koophandel.

Artikel 7 Algemene voorwaarden

Instellingen zijn subsidiabel indien:

  • a.

    Subsidie noodzakelijk is voor het voortbestaan van de instelling;

  • b.

    zij naar het oordeel van het college, in een behoefte voorzien van de gehele bevolking of specifieke doelgroepen daarbinnen, mede gelet op de pluriforme samenstelling en de spreiding van de bevolking van de gemeente Beemster;

  • c.

    door de instelling geen systeem van ballotage wordt toegepast bij de bepaling wie wel of niet deelnemer, gebruiker of lid kan zijn;

  • d.

    de activiteiten van de instelling, in het licht van de statutaire doelstelling, algemeen toegankelijk zijn;

  • e.

    de instelling voor haar activiteiten gebruik maakt van in de gemeente Beemster gelegen accommodaties;

  • f.

    de instelling aan de deelnemers, c.q. gebruikers of leden prijzen en contributies in rekening brengt die marktconform zijn aan de gebruiken in de regionalemarkt;

  • g.

    de instelling zich ten volle houdt aan de door het college gestelde en in de toekomst nog te stellen algemene regels, zoals op het terrein van alcohol-, drugs- en rookbeleid, emancipatie enz.;

  • h.

    de instelling op 1 januari van het jaar waarover het subsidie wordt gevraagd, tenminste 2 jaar bestaat.

  • i.

    Het college kan bepalen dat aan één of meer van de in dit artikel genoemde voorwaarden niet voldaan hoeft te worden, indien daarmee geen aantoonbaar belang is gediend of indien dit redelijkerwijs niet van de aanvrager verlangd kan worden.

Hoofdstuk 2 Aanvraag en verlening

Artikel 8 Procedure voor aanvraag en behandeling in geval van eerste aanvragen i.g.v. waarderings-, budget-, of exploitatiesubsidie

  • 1. Een eerste aanvraag tot verlening van subsidie moet in het jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak waarvoor subsidie wordt aangevraagd, schriftelijk bij het college worden ingediend met gebruikmaking van de voorgeschreven formulieren.

  • 2. Het college kan regels vaststellen over het tijdstip waarop een aanvraag voor subsidie ingediend moet te zijn.

  • 3. Bij deze aanvraag moeten worden overlegd:

    • a.

      Een afschrift van de statuten, de stichtingsakte of het reglement van de instelling en de samenstelling van het bestuur, zoals deze luiden op het moment van de aanvraag en een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      Indien van toepassing de exploitatierekening en de balans over het afgelopen jaar;

    • c.

      Een activiteitenplan en begroting voor het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • d.

      Alle gegevens die nodig zijn voor de berekening van de subsidie.

    • e.

      Het college kan bepalen dat een of meer van de in dit artikel genoemde stukken niet overgelegd behoeven te worden, indien daarmee geen aantoonbaar belang is gediend of indien dit redelijkerwijs niet van de aanvrager verlangd kan worden.

Artikel 9 Vervolgaanvragen i.g.v. waarderings-, budget-, of exploitatiesubsidie

  • 1. Voor instellingen die reeds waarderingssubsidie ontvangen is het doen van een vervolgaanvraag om voortzetting niet noodzakelijk. Een eerste aanvraag wordt in de periode van vier jaar als ongewijzigde aanvraag in behandeling genomen. Indien in de omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel een beslissing tot wijziging of intrekking, is de aanvrager verplicht dat aan het college mede te delen, onder overlegging van de relevante stukken.

  • 2. Na afloop van de termijn van vier jaar als bedoeld in het eerste lid van artikel 18 in deze verordening, dient de instelling opnieuw een eerste aanvraag in te dienen als bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

  • 3. Instellingen die reeds exploitatie- of budgetsubsidie ontvangen moeten in het jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak waarvoor subsidie wordt aangevraagd, schriftelijk een vervolgaanvraag bij het college indienen met gebruikmaking van de voorgeschreven formulieren. Verder moeten hierbij worden overlegd:

    • a.

      Het activiteitenplan van de instelling voor het eerstvolgende jaar, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is;

    • b.

      De begroting voor het eerstvolgende jaar, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is;

    • c.

      Het jaarverslag over het voorafgaande jaar, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is;

    • d.

      De exploitatierekening en balans over het voorafgaande jaar;

    • e.

      Alle gegevens die nodig zijn voor de berekening van de subsidie;

    • f.

      Het college kan bepalen dat een of meer van de in dit artikel genoemde stukken niet overgelegd behoeven te worden, indien daarmee geen aantoonbaar belang is gediend of indien dit redelijkerwijs niet van de aanvrager verlangd kan worden.

  • 4. Het college kan regels vaststellen over het tijdstip waarop een vervolgaanvraag voor subsidie ingediend moet te zijn.

Artikel 10 Beslistermijn subsidieverlening i.g.v. waarderings-, budget-, ofexploitatiesubsidie

  • 1. Nadat de gemeenteraad het subsidieplafond heeft vastgesteld wordt binnen 4 weken aan de instellingen een beschikking tot subsidieverlening gezonden.

  • 2. Op een eventuele tussentijdse aanvraag voor het verlenen van een subsidie neemt het college een besluit binnen 8 weken nadat de aanvraag is ontvangen. Zij kunnen dat besluit met opgave van redenen ten hoogste één keer met 13 weken verdagen en doen de instelling daarvan gemotiveerd mededeling.

Artikel 11 Aanvraag en verlening projectsubsidie

  • 1. Een aanvraag projectsubsidie dient tenminste 3 maanden voor het begin van de te subsidiëren activiteit te worden ingediend.

  • 2. Het college kan een kortere termijn toestaan dan de termijn zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel.

  • 3. Bij een aanvraag voor projectsubsidie wordt in ieder geval de volgende informatie overgelegd:

    • a.

      een afschrift van de statuten, de stichtingsakte of het reglement van de instelling en de samenstelling van het bestuur, zoals deze luiden op het moment van de aanvraag en een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      een activiteitenplan en begroting voor het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd

    • c.

      doel van het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd

    • d.

      verwachte aantal bezoekers en/of deelnemers van het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

    • e.

      locatie van het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen voor het over het tijdstip waarop een aanvraag voor subsidie ingediend moet zijn.

Artikel 12 Beslistermijnen i.g.v. projectsubsidies

  • 1. Het college beslist op een aanvraag tot projectsubsidie binnen 3 maanden na ontvangst daarvan.

  • 2. Het college kan deze termijn met maximaal 13 weken verlengen. Zij doet hiervan voor afloop van de in het eerste lid vermelde termijn mededeling aan de aanvrager.

  • 3. Indien het college een tijdstip heeft bepaald waarop aanvragen uiterlijk moeten zijn ingediend, gaat de in het eerste lid vermelde termijn in op de dag na die waarop dit tijdstip is verstreken.

Artikel 13 Buiten behandeling laten aanvraag ten aanzien van alle categorieën subsidies

  • 1. Indien de ingediende aanvraag niet is voorzien van alle in deze verordening of in door het college op grond van deze verordening vastgestelde nadere regels voorgeschreven stukken, kan het college besluiten de aanvraag niet te behandelen mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het college gestelde termijn aan te vullen.

  • 2. In voorkomende gevallen is het college gerechtigd de instelling te verzoeken aanvullende informatie te verstrekken alvorens de aanvraag tot subsidieverlening in behandeling wordt genomen.

Artikel 14 Weigeringsgronden

  • 1. Een subsidie zal geheel of gedeeltelijk worden geweigerd, wanneer het door de gemeenteraad vastgestelde subsidieplafond door de subsidieverstrekking zou worden overschreden.

  • 2. De subsidieverstrekking kan, naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen, worden geweigerd, indien het college gegronde redenen heeft om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten zich niet richten op de gemeente Beemster of niet aantoonbaar ten goede komen aan bewoners van de gemeente;

    • b.

      de subsidie niet of onvoldoende besteed zal worden aan het doel waarvoor zij wordt toegekend;

    • c.

      de activiteiten niet passen binnen de doelstellingen die vermeld zijn in de statuten van de instelling;

    • d.

      de doelstellingen of de activiteiten van de instelling in strijd zijn met de wet, het algemeen belang, de gezondheid of de veiligheid van de inwoners of de openbare orde;

    • e.

      de instelling zonder subsidie over voldoende middelen kan beschikken om de activiteiten uit te voeren;

    • f.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

    • g.

      de instelling op welke wijze dan ook discrimineert wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, burgerlijke staat, ras, sekse of seksuele geaardheid of op welke grond dan ook;

    • h.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zouden hebben geleid;

    • i.

      de instelling zich niet heeft gehouden aan de indieningtermijnen van de aanvraag;

    • j.

      de te ontvangen contributiegelden per Beemsterlid lager of gelijk zijn aan de ontvangen subsidiegelden per Beemsterlid.

    • k.

      het college kan nadere weigeringsgronden stellen.

  • 3. Activiteiten en prestaties van instellingen met een horecavergunning die accommodaties aanbieden dan wel accommodatiegebonden activiteiten kennen, zijn slechts subsidiabel indien de eigen accommodaties uitsluitend gebruikt worden voor verenigingsgebonden, niet commerciële of particuliere activiteiten.

Artikel 15 Verplichting ontvanger en meldplicht

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten waarvoor de subsidie is toegekend.

  • 2. Het college kan - aanvullend op de verplichtingen die in deze verordening of in een bijzondere verordening zijn opgenomen - verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 3. De subsidieontvanger hanteert voor wat betreft haar subsidieaanvraag en haar verantwoording het kalenderjaar als subsidietijdvak, tenzij het college hieromtrent nadere regels vaststelt.

  • 4. De subsidieontvanger levert zowel gegevens over de prestaties van de subsidieontvanger als geheel, als over de activiteiten waarvoor subsidie wordt toegekend.

  • 5. Het college kan nadere eisen stellen aan de inrichting van de administratieve organisatie van de subsidieontvanger.

  • 6. Het college kan de subsidieontvanger onder meer verplichtingen opleggen metbetrekking tot:

    • a.

      de hoogte van de contributie van de leden van de subsidieontvanger;

    • b.

      de hoogte van de tarieven of bijdragen van deelnemers aan de gesubsidieerde activiteiten;

    • c.

      de wijze waarop en de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteiten worden verricht.

Artikel 16 Meldingsplicht

De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

  • a.

    besluiten of procedures die zijn gericht op beëindiging van de activiteiten van de subsidieontvanger, dan wel op ontbinding van de rechtspersoon;

  • b.

    aanmerkelijke verschillen tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten van de begroteuitgaven en inkomsten, onder vermelding van de oorzaak van de verschillen;

  • c.

    wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

  • d.

    ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat gemaakte afspraken voortvloeiende uit een tussen gemeente en subsidieontvanger gesloten uitvoeringsovereenkomst niet kunnen worden verwezenlijkt.

Hoofdstuk 3 Financiële verantwoording

Artikel 17 Algemene bepalingen

  • 1. Instellingen die subsidie ontvangen, zijn verplicht aan het college alle inlichtingen te verstrekken die voor de beoordeling van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de subsidies van belang kunnen zijn.

  • 2. Het college kan bepalen dat ook andere dan de in artikel 18, 19, 20 en 21 bedoelde gegevens en bescheiden moeten worden overgelegd.

  • 3. Indien de subsidieontvanger de in artikel 18, 19, 20 of 21 bedoelde bescheiden niet tijdig bij het college indient, kan het college besluiten om de subsidie lager vast te stellen.

  • 4. De subsidieontvanger behoeft toestemming van het college voor handelingen in artikel 4:71 van de Awb.

  • 5. De instellingen hebben het recht op vermogensvorming, naast het plegen van reserveringen in het doelgebonden reservefonds. De algemene reserve mag maximaal 50% van de jaarexploitatie exclusief reserveringen betreffen.

  • 6. Bij vervreemding van roerende en/of onroerende zaken kan het college bepalen dat de voor de aanschaf van die goederen gebruikte subsidies, vermeerderd met een evenredig deel van de eventuele waardestijging, in de gemeentekas wordt teruggestort.

  • 7. Het college behoudt zich het recht voor om in voorkomende gevallen inzage te verlangen in de administratie van de instelling.

  • 8. Instellingen die krachtens deze verordening subsidie ontvangen, dienen de aanwijzingen op te volgen die hen in het belang van een goede administratie voor of namens het college worden gegeven.

  • 9. Het college behoudt zich het recht voor om voor rekening van de gemeente Beemster een registeraccountant onderzoek naar de financiële stukken te laten verrichten.

  • 10. Mocht blijken dat een instelling laakbaar handelen verweten kan worden, dan dient de instelling alsnog de kosten van het accountantsonderzoek voor haar rekening te nemen.

  • 11. Het college kan bepalen dat een of meer van de in dit artikel genoemde stukken niet overgelegd behoeven te worden of bepaalde acties niet behoeven te worden ondernomen, indien daarmee geen aantoonbaar belang is gediend of indien dit redelijkerwijs niet van de aanvrager verlangd kan worden.

  • 12. Het college kan nadere eisen stellen over de wijze waarop zij geïnformeerd wil wordenover de in artikel 16, onder b genoemde aanmerkelijke verschillen tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten van de begrote uitgaven en inkomsten.

Artikel 18 Verantwoording bij waarderingsubsidie

  • 1. Subsidies tot € 1.500,= worden na één subsidiejaar verstrekt voor een periode van vier jaar, tenzij in de beschikking of in door het college vastgestelde nadere regels anders wordt beslist.

  • 2. Na afloop van de termijn van vier jaar als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, dient de instelling opnieuw een eerste aanvraag in te dienen als bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

  • 3. De verantwoording voor de vaststelling voor een periode van 4 jaar wordt geacht plaats te vinden bij vaststelling naar aanleiding van de eerste aanvraag van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

  • 4. Het college kan binnen 5 jaar na de verstrekking als bedoeld in lid 1 bepalen dat de volgende gegevens en bescheiden worden overgelegd:

    • a.

      een inhoudelijk jaarverslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel jaarverslag of jaarrekening).

Artikel 19 Verantwoording bij exploitatiesubsidies

  • 1. Tenzij in de subsidiebeschikking een andere termijn is genoemd, dient de subsidieontvanger in het jaar na afloop van het subsidietijdvak waarvoor de subsidie is verleend de volgende bescheiden in bij het college:

    • a.

      een inhoudelijk jaarverslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarexploitatierekening);

    • c.

      een balans naar de toestand aan het einde van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.

  • 2. In geval van exploitatiesubsidie worden de instellingen geacht aantoonbare inspanningen te verrichten tot het verwerven van inkomsten van derden (bijvoorbeeld giften van donateurs, sponsors) zijnde geen entreegelden of kantineinkomsten. De minimale inspanning hiervoor bedraagt 10% van de jaarexploitatie.

Artikel 20 Verantwoording bij budgetsubsidies

  • 1. Tenzij in de subsidiebeschikking een andere termijn is genoemd, dient de subsidieontvanger in het jaar na afloop van het subsidietijdvak waarvoor de subsidie is verleend de volgende bescheiden in bij het college:

    • a.

      een inhoudelijk jaarverslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans naar de toestand aan het einde van het afgelopen subsidiejaar met een toelichting daarop;

    • d.

      een accountantsverklaring, zoals bedoeld in het tweede lid van dit artikel.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht een controleopdracht te verstrekken aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, resulterend in een accountantsverklaring. De controle richt zich op de getrouwheid en rechtmatigheid van de verantwoordingsinformatie.

  • 3. Het college kan besluiten dat de verplichtingen zoals neergelegd in het eerste lid, onder d van dit artikel, voor een bepaalde categorie subsidieontvangers niet gelden.

Artikel 21 Verantwoording bij projectsubsidies

Tenzij in de subsidiebeschikking een andere termijn is genoemd, dient de subsidieontvanger in het jaar na afloop van het subsidietijdvak waarvoor de subsidie is verleend de volgende bescheiden in bij het college:

  • a.

    een inhoudelijk jaarverslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd;

  • b.

    een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

  • c.

    een balans naar de toestand aan het einde van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.

Artikel 22 Intrekking, wijziging, beëindiging en lagere vaststelling van subsidies

  • 1. Zolang de subsidie nog niet is vastgesteld kan het college de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, uitsluitend in de gevallen waarin de Awb voorziet in de artikelen 4:48, 4:50 en 4:51.

  • 2. Het college kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, uitsluitend in de gevallen waarin de Awb voorziet in artikel 4:49.

  • 3. Intrekking of wijziging op grond van de vorige 2 leden van dit artikel geschiedt zodanig dat de instelling wordt gehoord en dat zij de verplichtingen naar behoren kan beëindigen die zij in redelijkheid is aangegaan op grond van een verleende subsidie in het licht van haar statutaire doelstelling.

  • 4. In geval van intrekking, wijziging of lagere vaststelling kunnen reeds betaalde voorschotten door het college worden teruggevorderd.

Artikel 23 Subsidievaststelling

  • 1. De subsidieontvanger dient binnen 4 maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. De subsidie wordt per subsidietijdvak vastgesteld, tenzij anders is bepaald.

  • 3. Het college stelt de subsidie vast binnen 3 maanden na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 4. Het college kan de in het tweede lid genoemde termijn met maximaal 13 weken verlengen. Zij doet hiervan voor afloop van de in het tweede lid vermelde termijn mededeling aan de aanvrager.

  • 5. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen waarvoor de subsidieverlening en subsidievaststelling tegelijkertijd bepaald wordt.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van het tijdstip waarop een aanvraag voor subsidievaststelling ingediend moet zijn.

  • 7. Indien het college een tijdstip heeft bepaald waarop aanvragen uiterlijk moeten zijn ingediend, gaat de in het derde lid vermelde termijn in op de dag na die waarop dit tijdstip is verstreken.

Artikel 24 Onvoorziene situaties

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is, beslist het college.

Artikel 25 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 26 Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Algemene Subsidieverordening Beemster.

Artikel 27 Inwerkingtreding, intrekking en overgangsregeling

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009 en is vanaf dat tijdstip van toepassing op subsidieaanvragen, subsidieverlening en subsidievaststelling.

  • 2. De algemene subsidieverordening sport, en cultuur, vormings-en ontwikkelingswerk, ouderen en volksgezondheid vastgesteld door de raad in december 2004 wordt gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.

  • 3. Besluiten die zijn genomen voor de inwerkingtreding van deze verordening blijven gehandhaafd.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 18 december 2008.
H.N.G. Brinkman, voorzitter
C.J. Jonges, griffier