Regeling vervallen per 01-09-2019

Beleidsregels terugvordering en verhaal Werk en Inkomen 2013 (versie geldend sedert 4 november 2013)

Geldend van 04-11-2013 t/m 31-08-2019

Intitulé

Beleidsregels terugvordering en verhaal Werk en Inkomen 2013 (versie geldend sedert 4 november 2013)

Burgemeester en wethouders van Beemster

besluiten:

vast te stellen de navolgende Beleidsregeling terugvordering en verhaal Werk en Inkomen 2013.

Hoofdstuk 1: ALGEMEEN

Artikel 1 - Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      WWB: Wet werk en bijstand;

    • b.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • c.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • d.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • e.

      Wk: Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

    • f.

      het college: burgemeester en wethouders van Beemster;

    • g.

      debiteur: iedere natuurlijke of rechtpersoon op wie de gemeente Beemster een vordering heeft die voortvloeit uit de WWB, IOAW, IOAZ of Wk;

    • h.

      uitkering: de verleende bijstand in het kader van de WWB en de uitkering in het kader van de IOAW en IOAZ;

    • i.

      inlichtingenplicht: verplichting genoemd in artikel 17, eerste lid van de WWB, artikel 13, eerste lid van de IOAW, artikel 13, eerste lid van de IOAZ en artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

  • 2. Voor zover niet anders is bepaald worden begrippen in deze beleidsregels gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet.

  • 3. De beleidsregels Terugvordering en Verhaal Werk en Inkomen zijn van toepassing op de wetten WWB, IOAW, IOAZ en Wk.

Artikel 2 - Gebruikmaking van de wettelijke bevoegdheid

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot:

  • a.

    het herzien of intrekken van toekenningsbesluiten als bedoeld in artikel 54 derde en vierde lid van de WWB alsmede artikel 17 derde en vierde lid van de IOAW en IOAZ;

  • b.

    het terugvorderen van ten onrechte verleende uitkeringen als bedoeld in artikel 58 tweede lid en artikel 59 van de WWB alsmede artikel 25 tweede lid en artikel 26 van de IOAW en IOAZ;

  • c.

    het verhalen van verleende uitkeringen als bedoeld in paragraaf 6.5 van de WWB;

  • d.

    het afzien van verdere terugvordering als bedoeld in artikel 58 zevende lid onder a tot en met c van de WWB alsmede artikel 25 zesde lid onder a tot en met c van de IOAW en IOAZ.

Artikel 3 - Terugvordering: bruto of netto

De terugvordering van uitkering omvat ook de op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 verschuldigde loonbelasting en de premies volksverzekeringen tenzij:

  • a.

    de debiteur de netto vordering heeft voldaan binnen het jaar waarin de vordering is ontstaan of;

  • b.

    deze belasting en premies verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen.

Hoofdstuk 2: KWIJTSCHELDING

Artikel 4 - Reikwijdte

De bepalingen in dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op vorderingen die ontstaan zijn na 1 januari 2013 als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht en de daarmee samenhangende boetes.

Artikel 5 - Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

  • 1. Het college kan besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van een of meerdere vordering(en) indien redelijkerwijs te voorzien is, dat:

    • a.

      de debiteur niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en

    • b.

      een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in artikel 8 bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en

    • c.

      de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde uitkering ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing als de terugvordering het gevolg is van het meer dan één keer niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel 17 eerste lid WWB, artikel 13 eerste lid IOAW en IOAZ en de terugvorderingsbeschikking korter dan vijf jaar geleden is.

Artikel 6 - Intrekking kwijtscheldingsbesluit schuldenproblematiek

Het besluit als bedoeld in artikel 5 wordt ingetrokken of ten nadele van de debiteur gewijzigd indien:

  • a.

    niet binnen twaalf maanden nadat het besluit is bekendgemaakt een schuldregeling tot stand is gekomen;

  • b.

    de debiteur zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet of;

  • c.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 7 - Kwijtschelding in verband met oninbaarheid, afkoop of doelmatigheid

  • 1. Het college ziet van (verdere) terug- of invordering af indien:

    • a.

      de debiteur gedurende vijf jaar (60 maanden aaneengesloten) volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

    • b.

      de debiteur gedurende vijf jaar (60 maanden aaneengesloten) niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode alsnog heeft betaald en tenminste 90% van de vordering is voldaan;

    • c.

      de debiteur gedurende vijf jaar (60 maanden aaneengesloten) geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten;

    • d.

      de debiteur een voor het college acceptabel voorstel tot afkoop doet;

    • e.

      de debiteur een beroep doet op de aanwezigheid van dringende redenen en dit beroep door het college is gehonoreerd;

    • f.

      het restant van de totale terugvordering(en) per debiteur lager is dan € 150,-- en de invorderingsprocedure (maximaal 2 herinneringen) niet (meer) tot betaling leidt.

  • 2. De in het eerste lid onder a, b en c genoemde termijn is drie jaar (36 maanden aaneengesloten) indien:

    • -

      het een vordering betreft zoals bedoeld in artikel 58 tweede lid onderdeel e WWB;

    • -

      het een minnelijke aflossingsregeling betreft op een geldlening.

  • 3. De in het eerste lid onder a, b en c genoemde termijn is tien jaar (120 maanden aaneengesloten) indien:

    • -

      het een verwijtbare vordering betreft als gevolg van een schending van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 eerste lid WWB en artikel 13 eerste lid IOAW en IOAZ;

    • -

      de vordering is vastgesteld voor 1 januari 2013 en;

    • -

      er sprake is van recidive.

  • 4. Het afzien van (verdere) terug- of invordering vindt ambtshalve plaats zover het betreft het eerste lid onderdeel a, b, c en f, tweede en derde lid.

Artikel 8 - Geen kwijtschelding

Kwijtschelding vindt niet plaats ten aanzien van vorderingen:

  • a.

    die door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voorzover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden of;

  • b.

    die het gevolg zijn van verwijtbaar gedrag of handelen van de debiteur dan wel;

  • c.

    die zien op bijstand die is verstrekt in de vorm van een geldlening op grond van het bepaalde in artikel 48 tweede lid onder a of b van de WWB.

Hoofdstuk 3: INVORDERING VAN TERUGGEVORDERDE UITKERING

Artikel 9 - Richtlijnen met betrekking tot de invordering

  • 1. Het bedrag van de terugvordering wordt direct en ineens ingevorderd.

  • 2. Indien betaling binnen 6 weken ineens door debiteur niet mogelijk is, kan een betalings-regeling getroffen worden.

  • 3. Het aflossingsbedrag is gelijk aan minimaal 10% van de geldende bijstandsnorm plus 50% van het inkomen zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm na aftrek van bovenmatige woonlasten en kosten zorgverzekering.

  • 4. In afwijking van het derde lid bedragen de genoemde percentages bij aflossingen op vorderingen dan wel geldleningen zoals omschreven in artikel 7 tweede lid: de uitkomst van 10% minus percentage vakantietoeslag (artikel 19 lid 3 WWB) plus 35% van het inkomen zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm na aftrek van bovenmatige woonlasten en kosten zorgverzekering.

  • 5. Uitgangspunt bij een betalingsregeling is dat de vordering in beginsel afgelost moet kunnen worden binnen 3, 5 of 10 jaar gelijk aan de in artikel 7 genoemde termijnen bij de specifieke vorderingen.

  • 6. Het verzoek van debiteur tot een betalingsregeling of betalingsvoorstel kan worden afgewezen indien debiteur beschikt over vermogen dat, gelet op de omstandigheden van debiteur, redelijkerwijs te gelde gemaakt kan worden.

  • 7. Het aflossingsbedrag zoals meegedeeld in het terug- of invorderingsbesluit geldt als een opgelegde betalingsverplichting. Het aflossingsbedrag, dat onderling is overeengekomen, geldt als een betalingsregeling;

  • 8. Het college kan onderzoek verrichten naar de hoogte van het inkomen en vermogen. Indien het inkomen en/of vermogen van de debiteur daartoe aanleiding geeft, wordt als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting gewijzigd vastgesteld.

Artikel 10 – Opschorting van invordering

  • 1. Het college schort de invordering in het geval van een bezwaar- of beroepschrift op als de onmiddellijke invordering onevenredig belastend is voor de debiteur.

  • 2. Op verzoek van debiteur kan het college besluiten op individuele gronden eenmalig de aflossingsverplichting 'op te schorten' voor de duur van maximaal 3 maanden.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing bij het tot stand laten komen van een schuldhulp-verleningstraject.

Artikel 11 - Verrekening en beslaglegging

  • 1. Indien debiteur een uitkering ontvangt op grond van de WWB, IOAW of IOAZ wordt het terugvorderingsbesluit ten uitvoer gelegd door middel van verrekening met de maandelijks verleende uitkering.

  • 2. Conform de wettelijke vereisten wordt een dwangbevel afgegeven zoals bedoeld in Paragraaf 4.4.4.2 Awb en artikel 60 tweede lid WWB, artikel 28 eerste lid IOAW en IOAZ wanneer:

    • a.

      de mogelijkheid tot verrekening ontbreekt;

    • b.

      een minnelijke betalingsregeling niet tot stand kan komen;

    • c.

      een betalingsregeling of opgelegde betalingsverplichting niet (meer) wordt nagekomen.

  • 3. De kosten van het dwangbevel zoals bedoeld in het tweede lid worden in rekening gebracht bij de debiteur waarbij wordt aangesloten aan tarieven Kostenwet invordering (rijks)belastingen.

  • 4. Het dwangbevel levert een executoriale titel op waarna verdere terugvordering geschiedt door middel van:

    • a.

      (vereenvoudigd) derden-beslag op loon, uitkering of overige periodieke betalingen aan de debiteur, of

    • b.

      beslag op bezittingen van de debiteur, of

    • c.

      een combinatie van a en b.

Hoofdstuk 4: VERHAAL

Artikel 12 - Algemeen

  • 1. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid de kosten van bijstand te verhalen op grond van artikel 61 t/m 62i van de WWB, voor zover zich daartegen geen andere wettelijke regeling verzet.

  • 2. De op de onderhoudsplichtige te verhalen bijdrage wordt berekend aan de hand van de Tremanormen zoals die door de rechterlijke macht wordt gehanteerd bij de alimentatievaststelling.

  • 3. Het college conformeert zich aan een alimentatiebeschikking van de rechtbank zover hier een draagkrachtberekening naar inkomen aan ten grondslag ligt en de beschikking niet ouder is dan 3 jaar.

  • 4. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om aan de bijstandsontvanger nadere verplichtingen op te leggen op grond van artikel 55 WWB teneinde alimentatie danwel een onderhoudsbijdrage te vorderen van een eventuele onderhoudsplichtige.

Artikel 13 - Afzien van verhaal

Het college ziet geheel of gedeeltelijk af van het nemen van een verhaalsbesluit indien daarvoor gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.

Artikel 14 - Ingangsdatum verhaalsbijdrage

De verhaalsbijdrage ingevolge artikel 62 WWB wordt opgelegd met ingang van de eerste van de maand volgend op de datum van eerste aanschrijving.

Artikel 15 - (her-)Onderzoek naar draagkracht

Het college kan onderzoek verrichten naar de draagkracht voor het voldoen van een verhaalsbijdrage. Indien gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven, wordt als gevolg van dit onderzoek de verhaalsbijdrage gewijzigd vastgesteld.

Hoofdstuk 5: OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 16 - Rente en kosten

  • 1. Indien de betalingsverplichting niet wordt nagekomen, dan kan de vordering verhoogd worden met de wettelijke vertragingsrente en de op de invordering betrekking hebbende kosten.

  • 2. De kosten die in rekening worden gebracht, bedragen maximaal 15% van de nog openstaande vordering, maar niet meer dan het bedrag zoals in rekening wordt gebracht wanneer een dwangbevel zou zijn afgegeven.

  • 3. Zodra een dwangbevel is afgegeven en de kosten daarvan in rekening zijn gebracht bij debiteur, worden geen extra kosten meer in rekening gebracht.

  • 4. Het maximum bedrag aan invorderingskosten dan wel de kosten van een dwangbevel bedraagt € 600,- per vordering.

  • 5. De kosten zoals omschreven in het tweede tot en met vierde lid zijn exclusief bijkomende kosten en rente die een gerechtsdeurwaarder in rekening brengt indien de vordering uit handen is gegeven.

Artikel 17 - Afwijking van de beleidsregels

Indien in verband met dringende redenen (verdere) terugvordering, invordering of verhaal van bijstand onaanvaardbaar is, moet er van deze beleidsregels worden afgeweken.

Artikel 18 - Inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na publicatie.

  • 2. De Beleidsregels Terugvordering en Verhaal Werk en Inkomen vastgesteld op 6 november 2012 worden op deze datum ingetrokken.

Artikel 19 - Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels Terugvordering en Verhaal Werk en Inkomen 2013.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders d.d. 20 augustus 2013.
H.N.G. Brinkman, burgemeester
E. Kroese-Vrolijks, secretaris

Toelichting

Hoofdstuk 1: ALGEMEEN

Artikel 1 - Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 2 - Gebruikmaking van de wettelijke bevoegdheid

Dit artikel bevat de hoofdregel, oftewel de wijze waarop in beginsel gebruik wordt gemaakt

van de bevoegdheid tot herziening, intrekking, terugvordering, invordering, verhaal of brutering van de uitkering.

Artikel 3 - Terugvordering: bruto of netto

De te veel verstrekte uitkering wordt bruto (inclusief belasting en premies) teruggevorderd. Alleen wanneer in hetzelfde jaar waarin teveel uitkering is verstrekt het bedrag wordt terugbetaald, kan netto worden terugbetaald. Een bruto terugbetaling kan bij de belasting-aangifte als ‘negatief inkomen’ opgegeven worden, wat leidt tot een belastingteruggaaf.

 

In een aantal gevallen is het niet mogelijk om de teveel afgedragen belastingen en premies terug te vorderen. De Centrale Raad van Beroep (zie CRvB nr 05 / 2497 d.d. 28 november 2006) heeft bepaald dat de gemeente niet bruto maar netto moet terugvorderen, indien de belanghebbende:

- niet te verwijten valt dat de vordering is ontstaan, en;

- niet te verwijten valt dat de vordering niet reeds is voldaan in het kalenderjaar waarop deze betrekking heeft. Als de vordering betrekking heeft op de in het lopende kalenderjaar verstrekte bijstand kan belanghebbende tot en met 31 december van dat jaar netto terugbetalen. De afdrachten kunnen dan immers nog netto gecorrigeerd worden. Als terugbetaling in het huidige kalenderjaar niet mogelijk is (omdat de vordering bijvoorbeeld betrekking heeft op een eerder kalenderjaar of omdat aflossing niet voor 1 januari geschied is), vindt brutering plaats. Bij nalatigheid van het college (bijvoorbeeld wanneer bij tijdige besluitvorming netto terugbetaling mogelijk zou zijn geweest) wordt volstaan met netto terugvordering.

Hoofdstuk 2: KWIJTSCHELDING

Artikel 4 - Reikwijdte

In verband met de invoering van de wet aanscherping komen fraudevorderingen enkel in de bij wet geregelde situaties (artikel 58, zevende lid van de WWB en artikel 25 , zesde lid van de IOAW en IOAZ) voor kwijtschelding in aanmerking. Het bepaalde in hoofdstuk 2 is daarom niet van toepassing op fraudevorderingen.

Artikel 5 tot en met 8 - Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

In dit artikel geeft het college aan onder welke voorwaarden medewerking wordt verleend aan een eventuele schuldregeling. Het is wettelijk bepaald dat geen medewerking aan de totstandkoming van een schuldregeling kan worden verleend indien het een na 1 januari 2013 ontstane fraudevorderingen betreft of de daarmee samenhangende boete. Dit artikel ziet daarom niet op deze vorderingen.

 

In artikel 7 zijn de bepalingen opgenomen met betrekking tot kwijtschelding in verband met oninbaarheid, afkoop of doelmatigheid.

Onder lid 1 sub d is opgenomen dat het college van verdere terug- of invordering afziet indien de debiteur een voor het college acceptabel voorstel tot afkoop doet. Hiermee zal zeer terughoudend worden omgegaan. Van deze mogelijkheid wordt alleen gebruik gemaakt in situaties waarin tevoren vrijwel vast staat dat de reguliere wijze van invordering minder oplevert dan datgene dat met afkoop van het restant kan worden geïncasseerd.

Hoofdstuk 3: INVORDERING VAN TERUGGEVORDERDE UITKERING Artikel 9 tot en met 11 - Richtlijnen met betrekking tot de invordering

Vanaf 1 juli 2009 is in titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het betalingsverkeer tussen overheid en burger en vice versa geregeld. Samengevat komt dat ten aanzien van terugvordering en verhaal op het volgende neer.

Een betalingsverplichting kan rechtstreeks uit de wet voortvloeien of uit een beschikking (hier: de terugvorderingsbeschikking op grond van de artikelen 58 en 59 WWB). In deze beschikking staat – voor zover hier van belang – tenminste de hoogte van het (terug) te betalen bedrag en de termijnen waarbinnen de schuldenaar voor betaling moet zorgen. Dat is volgens de Awb zes weken. De schuldenaar kan om uitstel van betaling vragen. Als dit wordt toegestaan vervalt de termijn van zes weken. In de beschikking waarbij uitstel wordt verleend, wordt de termijn vermeld waarvoor het uitstel geldt. Verder kan de schuldenaar om betaling in termijnen verzoeken. Als dat – passend binnen het gemeentelijk beleid - wordt toegestaan,, wordt dit bij beschikking bevestigd, waarbij de termijnen en de periodieke bedragen worden vermeld.

Uitgangspunt is dat de aflossing in redelijke verhouding moet staan tot het inkomen en dat de vordering binnen de termijn van 3, 5 of 10 jaar, gelijk aan de in artikel 7 genoemde termijnen bij de specifieke vorderingen. is afgelost. De maximale aflossingscapaciteit kan worden bepaald aan de hand van de regels van het beslagrecht. Dit is van belang bij de toepassing van de artikelen 5 tot en met 8 (kwijtschelding).

Verrekening.

De WWB en IOAW/Z maken verrekening mogelijk door te bepalen dat het in aanmerken nemen van middelen over de voorafgaande drie maanden niet als terugvordering wordt beschouwd. Verder kan de gemeente ter uitvoering van de invordering verrekenen op grond van artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek.

Als de schuldenaar verzuimt te betalen, krijgt hij een aanmaning om alsnog te betalen. Blijft hij dan nog in gebreken, dan wordt ingevorderd bij dwangbevel. Daarmee verschaft de gemeente zich een executoriale titel als bedoeld in het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Tegen een dwangbevel staat geen bezwaar en beroep open. Hier is de burgerlijke rechter bevoegd.

Hoofdstuk 4: VERHAAL

Artikel 12 - Algemeen

Het verhalen van kosten van bijstand is sinds de invoering van de Wet werk en bijstand in 2004 een bevoegdheid van het college. Van deze bevoegdheid maakt het college van gemeente Beemster gebruik.

 

De verhaalsbijdrage van de onderhoudsplichtige wordt door het college berekend volgens het Rapport Alimentatienormen, ook wel Tremanormen genoemd. Dit rapport wordt periodiek geactualiseerd door de werkgroep alimentatienormen van de Nederlandse vereniging van Rechtspraak en ook door de rechtbank gebruikt voor de vaststelling van alimentatie.

 

Dit houdt ook in dat er, conform voornoemd rapport, van uit wordt gegaan dat iedere onderhoudsplichtige wel iets kan betalen. Het minimumbedrag is in principe € 25 per maand. Uitgangspunt is wel dat de onderhoudsplichtige over 90% van de voor hem geldende bijstandsnorm moet kunnen beschikken.

 

Binnen de Wet werk en bijstand staat de eigen verantwoordelijkheid voorop.

De onderhoudsverplichting wordt door ons college beschouwd als een voorliggende voorziening conform artikel 5 sub e van de WWB: "elke voorziening buiten deze wet waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven."

Inwoners die een bijstandsaanvraag indienen, krijgen dan ook een aanvullende verplichting

opgelegd (artikel 55 WWB) om zelf alimentatie te eisen :

  • -

    voor de kind(eren) indien zij ten laste komende kinderen hebben waar zij de volledige zorg voor dragen en,

  • -

    voor hen zelf wanneer zij in een echtscheidingsprocedure verwikkelijn. z

Een belanghebbende met alimentatie heeft minder overige inkomsten nodig om niet meer afhankelijk te zijn van een bijstandsuitkering en heeft grotere kans om uit te stromen uit de bijstand.

 

Ook kan de bijstandsgerechtigde worden verplicht om zijn of haar medewerking te verlenen om de onderhoudsbijdrage van de onderhoudsplichtige af te dwingen.

Artikel 13 - Afzien van verhaal

Er kan van verhaal worden afgezien in geval van dringende redenen. Het gaat hierbij om maatwerk waarbij een individuele afweging wordt gemaakt.

Artikel 14 - Ingangsdatum verhaalsbijdrage

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 15 - (her-)Onderzoek naar draagkracht

Er wordt onderzoek verricht naar de verhaalsbijdrage. Als de omstandigheden van de belanghebbende zodanig gewijzigd zijn dat hij/zij meer kan bijdragen, dan wordt de betalingsverplichting opnieuw worden vastgesteld.

 

Betalingsplichtige kan zelf ook een verlaging van de bijdrage vragen op grond van gewijzigde financiële of persoonlijke omstandigheden. Hierbij wordt geen rekening gehouden met schulden, leningen die zijn ontstaan of aangegaan na dat het primaire besluit tot verhaal is genomen.

Hoofdstuk 5: OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 16 - Rente en kosten

Wanneer de belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt, dienen voor de openstaande vorderingen invorderingskosten te worden gemaakt. Deze kosten hebben betrekking op zowel verschuldigde rente als overige kosten van betekening en dergelijke. Deze kosten worden in beginsel vastgesteld op een percentage 15% van de openstaande vordering met een maximum van € 600. Daarnaast komen nog kosten van rente en bijkomende kosten die een gerechtsdeurwaarder in rekening brengt indien de vordering uit handen is gegeven.

Artikel 17 - Afwijking van de beleidsregels

In bijzondere gevallen, wanneer zich daartoe bijzondere omstandigheden voordoen, is de mogelijkheid aanwezig om af te wijken van het gestelde in deze beleidsregels. Dit artikel geeft aan het college daartoe de bevoegdheid.

Artikel 18 - Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 19 - Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting