Regeling vervallen per 01-01-2017

Subsidieverordening Groenblauwe diensten Groesbeek 2012

Geldend van 14-03-2012 t/m 31-12-2016

Intitulé

Subsidieverordening Groenblauwe diensten Groesbeek 2012

De raad der gemeente G r o e s b e e k;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groesbeek van 31 januari 2012;

overwegende de subsidieverordening Groenblauwe diensten Groesbeek 2012 te hebben gelezen

b e s l u i t :

de subsidieverordening Groenblauwe diensten Groesbeek 2012 vast te stellen.

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de raad: de raad van de gemeente Groesbeek;

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groesbeek;

  • c.

    Groenblauwe Diensten: bovenwettelijke publieke prestaties gericht op realisatie van maatschappelijke wensen op terreinen als natuur, landschap, waterbeheer en recreatief medegebruik die passen binnen de Nederlandse catalogus Groenblauwe Diensten 2007, zoals bedoeld in de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 en de bijbehorende nadere regels subsidieverstrekking Groenblauwe Diensten;

  • d.

    venster: een geografisch gebied zoals aangegeven in bijlage I;

  • e.

    onderhoud: maatregelen aan bestaande landschapselementen en de eventuele recreatieve ontsluiting daarvan met een cyclisch beheer ten behoeve van duurzame instandhouding;

  • f.

    landschapselement: in het landschap voorkomende ruimtelijke eenheid die voldoet aan de eisen zoals opgenomen in het door de gemeenteraad vastgestelde uitvoeringsprogramma (GUP) en als Groenblauwe Dienst voorkomt in de Catalogus Groen-Blauwe diensten;

  • g.

    Gemeentelijk uitvoeringsprogramma (GUP): het door de raad van de gemeente Groesbeek vastgestelde gebiedsuitvoeringsprogramma op basis van de Nederlandse Catalogus Groenblauwe Diensten met daarin de te hanteren kwaliteits- en prioriteitsvoorwaarden voor de op grond van deze verordening te subsidieren activiteiten;

  • h.

    Uitvoeringsovereenkomst Groenblauwe landschapselement(en): de bij de verleende subsidie behorende uitvoeringsovereenkomst ter uitvoering van het langdurige onderhoud van betreffend(e) landschapselement(en);

  • i.

    erf: een al dan niet omheind stuk grond met gebouwen en onbebouwde ruimte, die samen een functionele eenheid vormen. De onbebouwde ruimten tussen en rondom de gebouwen bestaan uit de tuin en de al dan niet agrarische gebruiksruimte;

  • j.

    Tuin: grond begroeid met sierbeplanting, inclusief de op deze grond aanwezige afscheidingen (haag, hek, muur of anderszins) die de afbakening vormen tussen deze grond en de omliggende grond;

  • k.

    Bedrijfslandschapsplan: plan voor de uit te voeren activeiten waarvoor subsidie wordt gevraagd

  • l.

    Uitvoeringsorganisatie: een door het college aangewezen organisatie ten behoeve van de uitvoering van deze verordening die als intermediair tussen subsidieaanvragers en het college optreedt.

  • m.

    Catalogus Groenblauwe Diensten: door de Europese Commissie goedgekeurde Nederlandse Catalogus Groenblauwe Diensten.

.

Artikel 2: Reikwijdte

  • 1. Deze subsidieverordening is van toepassing op Groenblauwe Diensten conform de door de Europese Commissie goedgekeurde Nederlandse Catalogus Groenblauwe Diensten 2007 en het GUP op het grondgebied van de gemeente Groesbeek die worden uitgevoerd in overeenstemming met de vastgestelde nadere regels en beleid en de nadere uitwerkingen daarvan.

  • 2. De subsidieverlening voor de activiteiten moeten zijn afgerond op 31 december 2016. Dit betekent dat voor die datum de uitvoeringsovereenkomsten moeten zijn afgesloten.

  • 3. Indien de in het vorige lid genoemde einddatum niet kan worden gehaald dient vóór 31 december 2016 een verzoek tot verlenging van die termijn bij de Provincie Gelderland te worden ingediend.

Paragraaf 2. Subsidie landschapselementen Groenblauwe diensten.

Artikel 3: Bevoegdheid, vaststellen subsidieplafond

  • 1. Het college kan op basis van een door het college goedgekeurde begroting een subsidie verstrekken voor de subsidiabele kosten van aanleg van landschapselementen ten behoeve van het aanleggen van een samenhangend netwerk van landschapelementen in de gemeente Groesbeek met inachtneming van het uurloon en de uurtarieven bij eigen inzet personeel zoals aangegeven in de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 (art. 1.5), de randvoorwaarden in het GUP en de maximale normen zoals opgenomen in de Nederlandse Catalogus Groenblauwe Diensten.

  • 2. Het college kan met inachtneming van het uurloon en de uurtarieven bij eigen inzet personeel zoals aangegeven in de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 (art. 1.5), het GUP, en een daartoe door de Provincie Gelderland uitgegeven normenlijst, een subsidie verstrekken in de kosten van het uitvoeren van onderhoud van landschapselementen ten behoeve van het duurzaam in stand houden van een samenhangend netwerk van landschapelementen in de gemeente Groesbeek.

  • 3. Binnen de autorisatie van de programmabegroting stelt het college jaarlijks door middel van de gemeentebegroting een subsidieplafond vast voor de activiteiten per venster zoals in bijlage I opgenomen, waarvoor op grond van de voorgaande leden subsidie kan worden verstrekt. Het college is bevoegd het subsidieplafond tussentijds te wijzigen, indien daarvoor gegronde redenen bestaan.

  • 4. Het college kan bij wijze van uitzondering subsidie verlenen voor aanleg en onderhoud van landschapselementen buiten de in bijlage I weergegeven vensters voor zover dat naar het oordeel van het college aantoonbare meerwaarde heeft voor de Groenblauwe dooradering binnen die vensters. Hiervoor zijn de subsidieplafonds zoals aangegeven voor de beide vensters van toepassing.

  • 5. De subsidie wordt verleend op basis van een kwaliteits/prioriteitstoets conform het GUP tot het subsidieplafond is bereikt.

  • 6. Een subsidie voor onderhoud wordt verleend telkens voor een periode van 6 jaar tot maximaal een totale gesubsideerde onderhoudsperiode van 30 jaar.

  • 7. Het subsidiejaar loopt gelijk met het kalenderjaar.

Artikel 4: Rechthebbende

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 3 kan alleen worden verleend aan de natuurlijke of rechtspersoon die krachtens enig zakelijk of duurzaam persoonlijk recht voor de looptijd van 30 jaar beschikt over het recht tot gebruik en onderhoud van één of meerdere percelen grond waarop de betreffende landschapelementen moeten worden gerealiseerd dan wel zijn gelegen.

  • 2. Uitzondering daarop vormt een publiekrechtelijk lichaam of instelling als bedoeld in art. 3 eerste en tweede lid van de Regeling Subsidies Particuliere Terreinbeherende Natuurbeschermingsorganisaties zoals dat artikel tot 1 januari 2008 luidde. Dergelijke instellingen zijn geen rechthebbende als bedoeld in het vorige lid tenzij de subdieaanvraag een buiten de EHS (Ecologische Hoofdstructuur) gelegen gebied betreft.

  • 3. Een rechthebbende die niet tevens eigenaar is van het perceel waarop de activiteiten zullen worden uitgevoerd dient in het geval van aanleg van een landschapselement de subsidieaanvraag mede te laten ondertekenen door de eigenaar van betreffend perceel ter goedkeuring van de voorgenomen aanleg van het landschapselement en alle rechten en plichten die daaruit voortvloeien.

  • 4. Indien een landschapselement voldoet aan het gemeentelijk uitvoeringsprogramma (GUP), maar het gebruiksrecht bij twee of meer (rechts)personen berust, dan is er sprake van meerdere rechthebbenden. Deze rechthebbenden kunnen ieder individueel in aanmerking komen voor subsidie voor de uitvoering van activiteiten als bedoeld art. 3 De rechthebbenden dienen gezamenlijk de aanvraag in, vergezeld van een tussen hen gesloten overeenkomst waaruit blijkt dat zij genoegzaam en duurzaam samenwerken betreffende het onderhoud van het landschapselement. De subsidie voor aanleg en onderhoud van het desbetreffende landschapselement wordt in dat geval naar rato aan de rechthebbenden toegedeeld.

Artikel 5: Verplichting tot onderhoud

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 3.1 kan alleen worden verleend als de zakelijk gerechtigde zich middels een overeenkomst verplicht de betreffende landschapselementen gedurende ten minste 30 jaar na de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten naar behoren te onderhouden.

  • 2. Subsidie als bedoeld in artikel 3.1. kan alleen worden verleend indien tevens een subsidieaanvraag voor het onderhoud van de landschapselementen is ingediend dan wel op andere wijze het onderhoud van de betreffende landschapselementen gedurende 30 jaar is gegarandeerd.

Artikel 6: Overige eisen

Subsidie als bedoeld in artikel 3 kan alleen worden verleend als:

  • a.

    de uit te voeren werkzaamheden passen binnen de doelstellingen van het Gemeentelijke uitvoeringsprogramma (GUP) en de daarin opgenomen voorwaarden;

  • b.

    de beplanting die deel uit maakt van het landschapselement autochtoon plantmateriaal is;

  • c.

    het landschapselement deel uitmaakt van het bij de aanvraag gevoegde landschapsplan dat ziet op een gebied gelegen binnen de vensters zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende plattegrond (Bijlage I) tenzij het een landschapselement betreft dat buiten die vensters is gelegen maar naar het oordeel van het college aantoonbare meerwaarde heeft voor de Groenblauwe dooradering binnen die vensters;

  • d.

    de activiteiten aansluiten bij een (bestaande) integrale visie op aanleg en onderhoud ten behoeve van recreatieve ontsluiting van het totale gebied.

Artikel 7: De aanvraag en het besluit tot subsidieverlening

  • 1. De subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 3 kan gedurende het gehele jaar worden ingediend bij de uitvoeringsorganisatie met gebruikmaking van een door het college vastgesteld aanvraag formulier.

  • 2. Subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst in behandeling genomen tot het subsidieplafond is bereikt.

  • 3. Het besluit tot subsidieverlening vindt plaats binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 4. In de beschikking tot verlening van de subsidie wordt in elk geval vermeld:

    • a.

      het bedrag waarop de subsidie maximaal kan worden vastgesteld, indien van toepassing uitsgesplitst per jaar;

    • b.

      de periode waarvoor subsidie wordt verstrekt;

    • c.

      de ligging en maatvoering (ha, m1, m2, of stuks) van het landschapselement waarvoor subsidie wordt verstrekt;

    • d.

      de te bereiken doelen van de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 8 Bij de aanvraag te overleggen bescheiden

  • 1. In de aanvraag moet in elk geval worden aangegeven:

    • a.

      of subsidie wordt gevraagd voor aanleg van één of meer landschapselementen;

    • b.

      of subsidie wordt gevraagd voor onderhoud van de landschapselementen;

    • c.

      of al uit andere hoofde subsidie wordt ontvangen voor de betrokken activiteiten.

  • 2. Bij de aanvraag voor de aanleg van een landschapselement moet tevens een bedrijfslandschapsplan worden overlegd waarin in elk geval is opgenomen:

    • a.

      de bijdrage van het plan aan een samenhangend netwerk van landschapselementen en recreatieve ontsluitingen in de omgeving, zoals beschreven in het GUP (gemeentelijk uitvoeringsprogramma);

    • b.

      de uit te voeren werkzaamheden;

    • c.

      omschrijving van de landschapselementen;

    • d.

      de motivering voor het treffen van de werkzaamheden;

    • e.

      de oppervlakte waarop, het aantal, of de lengte en breedte waarover die werkzaamheden zullen worden uitgevoerd (ha/m¹/m²/stuks);

    • f.

      het gebruikte assortiment beplanting en/of de samenstelling van het zaai- en/of plantgoed;

    • g.

      de periode waarin de aanleg zal plaatsvinden en een daarbij behorende planning;

    • h.

      een begroting voor inrichtingskosten;

    • i.

      een topografische kaart, met daarop duidelijk aangegevende exacte locaties waar de landschapelementen worden gerealiseerd.

  • 3. Bij een aanvraag voor de aanleg van landschapselementen moet voorts worden aangegeven of subsidie voor het onderhoud daarvan is aangevraagd.

Artikel 9 Subsidiabele kosten

  • 1. Tot de subsidiabele kosten behoren kosten verband houdende met:

    • a.

      planvorming, voor zover de kosten voor planvorming niet meer bedragen dan € 1.000,- of 10% van de subsidiabele aanlegkosten;

    • b.

      arbeidskosten;

    • c.

      maatregelen gericht op wijziging van de waterhuishouding;

    • d.

      grondverzet;

    • e.

      materiaalkosten en aanplant;

    • f.

      inboet;

    • g.

      plaatsen/ verwijderen van raster/ boompalen;

    • h.

      plaatsing van kleinschalige voorzieningen (geen gebouw zijnde) ten behoeve van recreatieve doeleinden;

    • i.

      vergunningen en financiële verantwoording;

    • j.

      overige werkzaamheden voor zover noodzakelijk in verband met de aanleg van het landschapselement

    • k.

      de BTW, voor zover verrekening niet mogelijk is.

  • 2. Kosten die verband houden met de volgende activiteiten komen in ieder geval niet voor een subsidie in aanmerking:

    • a.

      onderzoekskosten en andere kosten in verband met archeologische vondsten;

    • b.

      de bouw van opstallen;

    • c.

      de aanschaf van machines;

    • d.

      de verwijdering van bodemverontreiniging of afval.

Artikel 10: Weigeringsgronden

  • 1. De subsidie als bedoeld in artikel 3 wordt geweigerd:

    • a.

      Bij overschrijding van het subsidieplafond;

    • b.

      Indien en voor zover reeds uit andere hoofde subsidie is verleend voor de uit te voeren activiteiten;

    • c.

      Indien en voor zover er voor de aanleg en/of onderhoud een wettelijke verplichting bestaat;

    • d.

      Indien de uit te voeren activiteiten betrekking hebben op een landschapelement gelegen in een tuin of erf;

    • e.

      voor zover het betreft groenblauwe diensten in gebieden die in het natuurbeheerplan zijn aangemerkt als type N00.01 "nog om te vormen naar natuur".

  • 2. De subsidie als bedoeld in artikel 3 kan worden geweigerd:

    • a.

      indien de activiteiten niet passen in het gemeentelijk gebiedsuitvoeringsprogramma;

    • b.

      indien de activiteiten niet passen in het vigerende overheidsbeleid;

    • c.

      de subsidieaanvraag minder dan € 1.000,00 bedraagt;

    • d.

      indien reeds een begin is gemaakt met de activiteiten zonder zonder toestemming van het college of de uitvoeringsorganisatie.

Artikel 11: Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. Het college kan met het oog op de voorwaarden die de provincie Gelderland in het kader van de subsidieverlening aan de gemeente stelt, nadere voorwaarden aan de subsidieverlening als bedoeld in artikel 3 stellen.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht uiterlijk 8 weken na gehele of gedeeltelijke overdracht van de bevoegdheid tot gebruik en onderhoud van het betrokken landschapselement, schriftelijk daarvan melding te doen bij de uitvoeringsorganisatie en medewerking te verlenen aan de overgang van de uitvoeringsovereenkomst op de nieuwe rechthebbende.

  • 3. Landschapselementen dienen te worden aangelegd binnen de bij verlening van de subsidie aangegeven aanlegperiode doch uiterlijk binnen een jaar na onherroepelijk worden van het besluit tot verlening van de subsidie.

  • 4. In situaties van aantoonbare overmacht kan het college een langere aanlegperiode als bedoeld in het vorige lid vaststellen.

  • 5. Indien subsidie voor de aanleg van een landschapselement wordt verleend is de subsidieontvanger verplicht de aanleg overeenkomstig het bedrijfslandschapsplan als bepaald bij de subsidieverlening uit te voeren en overeenkomstig de planning zoals bij de aanvaag is overgelegd.

  • 6. Indien een subsidie wordt verleend voor onderhoud van een landschapselement is de subsidieontvanger verplicht de in de subsidieverleningsbeschikking vermelde doelen te realiseren.

Artikel 12: Aanvraag tot vaststelling subsidie

  • 1. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie dient te worden ingediend binnen 8 weken na afloop van de aanlegperiode dan wel binnen 8 weken na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend (zes jaar).

    Het college kan hiervan afwijken indien daarvoor gegronde redenen bestaan.

  • 2. De aanvraag om vaststelling van de subsidie moet worden ingediend bij de uitvoeringsorganisatie met gebruikmaking van het daarvoor bedoelde (gereedmeldings)formulier.

  • 3. Bij de aanvraag zoals bedoeld in het vorige lid dient een verklaring te zijn gevoegd dat de gesubsidieerde acitiveiten zijn uitgevoerd conform de subsidieverleningsbeschikking en de daaraan verbonden verplichtingen. Tevens dient een gespecificeerde opgave van de werkelijk gemaakte en betaalde kosten van de uitgevoerde activiteiten met daarop betrekking hebbende rekeningen en betaalbewijzen te worden overgelegd.

Artikel 13 De vaststelling van de subsidie

  • 1. Het college kan de subsidie als bedoeld in artikel 3 lager vaststellen dan het bedrag uit de subsidieverlening indien de aanvrager het bij of krachtens deze verordening bepaalde niet heeft nageleefd.

  • 2. Subsidievaststelling vindt plaats op basis van de goedgekeurde werkelijke kosten met als maximum het bij subsidieverlening toegekende bedrag.

Paragraaf 3. Overige bepalingen.

Artikel 14: Het geven van voorschotten

  • 1. Aan de subsidieontvanger kan een voorschot verleend worden van maximaal 80 % van de verleende subsidie voor aanleg met een minimum van € 1.000,00. Dit voorschot wordt uitbetaald binnen vier weken nadat het besluit tot verlening van de subsidie onherroepelijk is geworden.

  • 2. Aan de subsidieontvanger kan een voorschot verleend worden van de jaarlijkse bijdrage van de verleende subsidie voor onderhoud binnen 4 weken na afloop van een jaar.

Artikel 15 Overgang duurzaam gebruiksrecht

  • 1. In geval op grond van de onderhavige subsidieverordening subsidie is verleend ten behoeve van een gedeelte van een perceel, waarvan het duurzaam gebruiksrecht van de subsidieontvanger overgaat op een derde gedurende het tijdvak genoemd in de verleningsbeschikking, dan wordt met ingang van de dag waarop het recht is overgegaan, de subsidieverlening ingetrokken tenzij de beschikking wordt overgezet zoals bedoeld in het volgende lid. ​

  • 2. Indien het duurzaam gebruiksrecht van het landschapselement gedurende het tijdvak van de subsidieontvanger over gaat op een derde, kan de desbetreffende verleningsbeschikking worden gewijzigd in een beschikking aan deze derde, indien deze, uiterlijk 8 weken na de datum waarop het recht is overgegaan, in een gericht schrijven aan de uitvoeringsorganisatie, verklaart te treden in de aan de subsidieverleningsbeschikking verbonden rechten en plichten, waarvan de wijziging uit hoofde van dit artikel van kracht zal zijn.

  • 3. Indien het recht op subsidie wordt ingetrokken zoals bedoeld in het eerste lid dan wordt de subsidie aan de subsidieontvanger ambtshalve vastgesteld over het tijdvak tot aan het moment van overdracht, en naar evenredigheid van de verleende subsidie als genoemd in de verleningsbeschikking.

Artikel 16 Overlijden subsidieontvanger

  • 1. Indien een subsidie is verleend met betrekking tot een landschapselement waarvan het duurzaam gebruiksrecht berust bij een natuurlijk persoon die komt te overlijden gedurende het tijdvak waarvoor subsidie is verleend, gaat de desbetreffende subsidieverleningsbeschikking over op de wettelijke rechtsopvolgers dan wel de gerechtigde bij testament, tenzij deze uiterlijk 1 jaar na het overlijden schriftelijk verzoeken om subsidievaststelling en stopzetting. Dit verzoek wordt gedaan aan de uitvoeringsorganisatie.

  • 2. Stopzetting als bedoeld in het vorige lid en vaststelling van de subsidie vinden plaats met ingang van de dag volgend op de dag van overlijden. De subsidie wordt ambtshalve vastgesteld over het tijdvak tot aan het moment van overlijden, en naar evenredigheid van de verleende subsidie als genoemd in de verleningsbeschikking.

Artikel 17 Terugvordering onverschuldigd betaalde voorschotten

Onverschuldigd betaalde voorschotten worden teruggevorderd met inachtneming van het bepaalde in titel 4.4.2 Awb (Verzuim en wettelijke rente). 

Paragraaf 4: Slotbepalingen

Artikel 18 Toezicht op naleving

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze subsidieverordening bepaalde worden door het college aan te wijzen personen of instanties belast.

Artikel 19: Nadere regels en bijzondere gevallen

  • 1. Het college kan ter uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.

  • 2. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, treft het college de nodige voorzieningen en/of neemt zij de nodige beslissingen, één en ander mede in overleg met de belanghebbende, en onder mededeling aan de raad.

  • 3. Het college is bevoegd, al dan niet onder het stellen van nadere voorwaarden, artikelen buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken, voor zover toepassing gelet op het belang daarvan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 20: Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als "Subsidieverordening Groenblauwe diensten gemeente Groesbeek 2012".

  • 2. Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking in het Groesbeeks Weekblad.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Groesbeek in zijn openbare vergadering van 1 maart 2012.
De raadsgriffier, De voorzitter

Bijlage 1 Vensters plattegrond

Bijlage 1

afbeelding binnen de regeling

Nota-toelichting Subsidieverordening Groenblauwe diensten Groesbeek 2012

Groenblauwe diensten is een nieuwe vorm van financiering van het landschapsbeheer. Gemeenten staan centraal bij de uitvoering van groenblauwe diensten. De gemeente neemt voor de uitvoering een uitvoeringsloket in de arm. Tevens stelt de gemeente een Gebiedsuitvoeringsplan (GUP) op. Hierin staan de ambities beschreven die de gemeente heeft voor aanleg en beheer van landschapselementen en blauwe diensten. Het GUP is de verbijzondering voor Groesbeek van de Nederlandse Catalogus Groenblauwe diensten. Op basis van het GUP en de beschikbare middelen verleent de gemeente een subsidie voor aanleg en/of onderhoud van landschapselementen. De verordening is gericht op de toepassing in twee vensters (deelgebieden) van de gemeente Groesbeek. Het streven is om in de vensters 5% groenblauwe dooradering te realiseren in de vorm van lijnvormige, in dit gebied passende elementen. Tevens is het de bedoeling een kwart van de lengte van de landschapselementen recreatief te ontsluiten voor wandelaars. Voor de duur van het onderhoud wordt uitgegaan van een periode van dertig jaar. Er kunnen beheerssubsidies worden verleend voor telkens 6 jaar tot een maximale subsidieperiode van 30 jaar.