Regeling vervallen per 01-05-2012

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Groesbeek 2010

Geldend van 12-05-2010 t/m 30-04-2012

Intitulé

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Groesbeek 2010.

De raad der gemeente Groesbeek;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 april 2010;

Overwegende dat het noodzakelijk is dat genoemde verordeningen worden gewijzigd in verbandmet wetwijziging van de Wet werk en bijstand en de invoering van de Wet Investeren Jongeren;

Dat het voorts wenselijk is de verordeningen op punten te vereenvoudigen;

b e s l u i t :

Vast te stellen: de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Groesbeek 2010.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet werk en bijstand;

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groesbeek;

  • c.

    de raad: de gemeenteraad van de gemeente Groesbeek;

  • d.

    UWV werkbedrijf: onderdeel van het UWV waarin de diensten van het voormalig Centrum voor Werk en Inkomen en de re-integratiediensten van UWV samengevoegd zijn;

  • e.

    uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wet Werk en Bijstand, de Ioaw of de Ioaz;.

  • f.

    Nuggers: personen als bedoeld in de Wwb, artikel 6 lid 1 onder a;

  • g.

    Anw-ers: personen met een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het UWV werkbedrijf;

  • h.

    voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet, deze verordening en het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 eerste lid;

  • i.

    Ioaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • j.

    Ioaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

HOOFDSTUK 2 BELEID EN FINANCIEN

Artikel 2. Opdracht college

  • 1. Het college kan aan uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers alsmede aan personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, het volgende aanbieden:

    • a.

      ondersteuning bij de arbeidsinschakeling;

    • b.

      een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3. Het college kan bij het bepalen van het aanbod aan re-integratie-instrumenten prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden, maatschappelijke ontwikkelingen, economische ontwikkelingen en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 4. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

Artikel 3. Beleidsplan

  • 1. Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening 1 maal per twee jaar een beleidsplan vast en legt deze ter kennis aan de gemeenteraad.

  • 2. Dit plan omvat in elk geval:

    • a.

      regels met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, waaronder scholing of opleiding, bedoeld in artikel 10a , vijfde lid;

    • b.

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

    • c.

      een omschrijving van de verschillende voorzieningen;

    • d.

      de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van arbeid en zorg.

  • 3. Het college draagt eenmaal per jaar zorg voor verslaglegging van de geleverde prestatie aan de gemeenteraad.

Artikel 4. Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, Nuggers, alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, alsook personen die door het college zijn aangewezen als prioritair op grond van artikel 3 van de Wet Participatiebudget, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en het in artikel 3 genoemde beleidsplan.

  • 3. Geen aanspraak op een voorziening bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar de mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van de belanghebbende.

Artikel 5. Verplichtingen

  • 1. Een persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Ioaw, de Ioaz en de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 2. Indien een uitkeringsgerechtigde die de arbeidsverplichting heeft en/of die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand 2010 en het Maatregelenbesluit Abw, Ioaw en Ioaz.

  • 3. Indien een persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 6. Sluitende aanpak

  • 1. Het college kan uitkeringsgerechtigden, na registratie bij het UWV Werkbedrijf, een aanbod doen voor een voorziening gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor deze persoon een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting voor bepaalde tijd geldt.

Artikel 7. Budget- en subsidieplafonds

  • 1. De gemeenteraad stelt middels de begroting een subsidieplafond vast. Een ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen in de verdeling van het door de gemeenteraad beschikbaar gesteld budget.

HOOFDSTUK 3 VOORZIENINGEN

Artikel 8. Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden.

  • 2. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3. Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de wet niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 4. Het college kan ten aanzien van de voorzieningen, met inachtneming van hetgeen daarover in het beleidsplan is bepaald, nadere regels stellen. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringsgronden bij het aanvragen van voorzieningen;

    • c.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of - vaststelling;

    • d.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • e.

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • f.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Artikel 9. Loonkostensubsidies

  • 1. Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een persoon bedoeld in artikel 1 onder e een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling dan wel participatie.

  • 2. Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening regels ten aanzien van de duur van deze subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

Artikel 10. Premies

  • 1. Het college verstrekt een premie voor de in artikel 10a zesde lid van de wet bedoelde gevallen.

  • 2. Het college kan tevens een premie verstrekken in de volgende gevallen:

    • a.

      aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • b.

      deelneming aan een voorziening

    • c.

      met goed gevolg beëindigen van een voorziening.

  • 3. De premie bedraagt maximaal het bedrag als bedoeld in artikel 31 lid 2 onder j van de wet.

  • 4. Het college stelt nadere regels ter uitvoering van het bepaalde in lid 1 en 2.

Artikel 11. Overige vergoedingen

Het college kan een vergoeding verstrekking voor noodzakelijke kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling of in het kader van deelneming aan een voorziening. Het gaat onder meer om de volgende kosten:

  • 1.

    verhuiskosten

  • 2.

    reiskosten

  • 3.

    kosten voor kinderopvang

  • 4.

    kosten voor studiemiddelen

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 12. Uitvoering

Het college is belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 13. Overgangsregeling

Voor jongeren van 21 tot 27 jaar die nog niet onder de Wet investeren jongeren vallen is deze verordening van toepassing tot uiterlijk 1 juli 2010

Artikel 14. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 15. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2010.

Artikel 16. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking in het Groesbeeks Weekblad. Gelijktijdig wordt de Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Groesbeek, zoals vastgesteld op 30 september 2004, ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Groesbeek op
op 29 april 2010
De raadsgriffier, De voorzitter,

Nota-toelichting

Algemene toelichting

Voor ligt de re-integratieverordening. Re-integreren betekent letterlijk 'weer laten functioneren', in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) spreken we over het weer gaan functioneren of aansluiting vinden op de arbeidsmarkt. De inhoudelijke vertaling van deze verordening vindt plaats in het Beleidsplan Re-integratie, dat per gemeente is/wordt vastgesteld, nadere gedetailleerde regels kunnen we vastleggen in zogenaamde beleidsregels.

Samen met het beleidsplan en de beleidsregels vormt deze verordening een compleet re-integratie-instrument. In het beleidsplan staan regels met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, die zaken die de gemeente aanbiedt of via de gemeente worden aangeboden om personen weer te kunnen laten participeren op de arbeidsmarkt. Ook geeft het beleidsplan inzicht in de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen, ook worden in het beleidsplan de verschillende voorzieningen omschreven en worden de criteria genoemd voor het toekennen en/of ontheffen va de arbeidsverplichting. Om dit beleid uit te kunnen voeren en duidelijke regels te kunnen stellen wordt deze verordening opgesteld.

In deze verordening staan de wettelijke en juridische kaders voor de re-integratie. Met ingang van 1 januari 2009 zijn er een aantal zaken gewijzigd in de Wet werk en bijstand, zo is er nieuw beleid vastgesteld ten aanzien van de systematiek voor de budgetten voor participatie (onderwijs, inburgering, reintegratie). Deze worden door het Rijk 'ontschot'.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand.

Artikel 2. Opdracht college

In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de Wwb. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie.

In de Wwb is in artikel 10, derde lid aangegeven dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor die personen die ook daadwerkelijk inwoners van de gemeente zijn, door middel van een verwijzing naar artikel 40, eerste lid van de wet. Door deze verwijzing ook aan de opdracht aan het college te koppelen, kan de gemeente aangeven voorzieningen alleen voor de eigen doelgroep in te willen zetten.

Het tweede lid is de vertaling van de opdracht uit de Wwb dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden, en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. In het beleidsplan, maar vooral in de uitvoering komt vervolgens tot uiting hoe dit punt uitgewerkt wordt.

Het derde lid biedt het college aan de hand actuele mogelijkheden en ontwikkelingen de mogelijkheid prioriteiten te stellen voor wat betreft het aanbod van re-integratievoorzieningen.

Het vierde lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden. Dit is met name van belang omdat de gemeente de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is: er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn.

In de wet (artikel 7 lid 3 van de Wwb) is geregeld dat, ondanks de verantwoordelijkheidsverdeling tussen gemeente en UWV Werkbedrijf zoals neergelegd in de Wet Suwi, de gemeente aan personen die van het UWV Werkbedrijf een uitkering ontvangen een voorziening kan aanbieden. Een en ander vindt plaat in goed overleg en na een goede afstemming, in de verordening zijn hierover derhalve geen aanvullende eisen opgenomen.

Artikel 3. Beleidsplan

Het eerste lid geeft aan dat het college, ter uitvoering van de verordening, een beleidsplan opstelt. Er is gekozen voor een tweejaren cyclus, dit om continuïteit te kunnen bieden. het college brengt dit plan ter kennis van de gemeenteraad.

In het tweede lid is geregeld welke onderwerpen in ieder geval in het beleidsplan aan de orde dienen te komen: deze vloeien rechtstreeks voort uit de wet.

Het college biedt na een periode van 6 maanden na aanvang van de werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 10 a Wwb een voorziening aan in de vorm van scholing of opleiding. Deze voorziening draagt bij aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces van de belanghebbende (artikel 10 a lid 5 Wwb).

Het college verstrekt een premie aan de belanghebbende nadat hij gedurende 6 maanden aditionele arbeid heeft verricht zoals bedoeld in artikel 10 a Wwb. Voorwaarde daarbij is dat de belanghebbende voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kans op inschakeling van de arbeid. De maximale hoogte van de premie vloeit voort uit de wet (artikel 31 lid 2 onderdeel j Wwb). Bij het bepalen van de hoogte van de premie dient rekening gehouden worden met de armoedeval.

Het derde lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. De Wwb geeft aan dat het college elk jaar een voorlopig en een definitief verslag over de uitvoering (VODU) naar het rijk zendt. Desgevraagd kan de minister verzoeken om een verklaring van de gemeenteraad.

Artikel 4. Aanspraak op ondersteuning

De Wwb stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de Wwb zelf geregeld. Eveneens uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen (eerste lid).

In het tweede lid wordt expliciet te koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar elk document waarin die criteria geformuleerd kunnen worden, doch minimaal de verordening en het beleidsplan.

In het derde lid wordt bepaald wanneer geen aanspraak bestaat op ondersteuning. Deze situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen wanneer er sprake is van recht op studiefinanciering (in het kader van de Wet Studiefinanciering).

Artikel 5. Verplichtingen van de cliënt

In de Wwb is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd.

In het vierde lid is de mogelijkheid opgenomen dat in specifieke gevallen de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen. Daartoe is het noodzakelijk dat afspraken hierover schriftelijk wordt vastgelegd.

Artikel 6. Sluitende aanpak

De Wwb kent geen bepaling over sluitende aanpak. De wetgever gaat er van uit dat door de systematiek van de wet er in de praktijk de facto een sluitende aanpak ontstaat. Dit uitgangspunt, welke wordt onderschreven, komt in dit artikel nader tot uitdrukking.

Het tweede lid geeft aan dat de sluitende aanpak niet van toepassing is op diegenen die voor bepaalde tijd een ontheffing van de arbeidsverplichting hebben gekregen.

Artikel 7. Subsidie- en budgetplafonds

De gemeenteraad stelt, middels de begroting, de financiële kaders vast voor de re-integratie.

Het gemeentebestuur kan, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen.

Bij dit artikel worden de bevoegdheid tussen gemeenteraad en het college vastgelegd. Een mogelijkheid is dat bij de vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die in het beleidsplan of in de begroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd.

Een budgetplafond geldt voor de uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen.

Artikel 8. Algemene bepalingen over voorzieningen

Dit artikel regelt de zaken die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet in de verordening zijn genoemd. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat. Deze worden nader benoemd in het beleidsplan.

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.

Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.

Het vierde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.

De bepaling over het vragen van een eigen bijdrage heeft betrekking op de doelgroep Nuggers. Immers, van deze groep is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomensniveau zitten. Het vragen van een eigen bijdrage, eventueel gerelateerd aan de hoogte van het inkomen, is dan zeer redelijk.

Artikel 9. en 10. Loonkostensubsidies en activeringspremies

Voor het verstrekken van subsidies en van premies is een wettelijke basis in een verordening vereist. Vandaar dat er naast het algemene artikel over voorzieningen twee artikelen zijn opgenomen die deze basis bieden. Daarin is, in lijn met het procedurele karakter van deze verordening, het minimale geregeld.

Op grond van de wet (artikel 8 lid 2 sub c) dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen omtrent de hoogte van de premie zoals bedoeld in artikel 10 a lid 6 van de wet in relatie tot de armoedeval.

Wij definiëren de armoedeval als de val die optreed als voor een persoon waarbij deze regeling stopt vanwege een beperkte inkomensstijging of het accepteren van arbeid, deze netto een substantieel nadeel ondervindt. Een substantieel nadeel ten opzichte van de de situatie waarbij hij nog wel in aanmerking komt voor deze regeling.

Het ondervangen van de armoedeval vraagt om een complexe berekening. Zowel Rijk als gemeente kennen immers inkomensondersteunende maatregelen, bijvoorbeeld de huurtoeslag, zorgtoeslag en kinderopvangtoeslag (op grond van de Toeslagenwet) of de langdurigheidstoeslag en kwijtschelding gemeentebelasting. Omdat de exacte achteruitgang in de financiele tegemoetkoming slechts op grond van individuele omstandigheden (enigszins) in kaart kan worden gebracht, dienen belanghebbenden volledig worden geïnformeerd over de eventuele consequenties van een toekenning van deze premie. Indien blijkt dat de armoedeval substantieel is, kan in individuele gevallen gezocht worden naar andere vormen van arbeid waarbij geen sprake is van een armoedeval.