Regeling vervallen per 09-08-2017

Nadere regels voor het graven van sleuven, de aanleg, instandhouding en het verwijderen van kabels en leidingen inclusief herstel van verhardingen in en op gronden in eigendom en beheer van de gemeente Groesbeek

Geldend van 22-01-2015 t/m 08-08-2017 met terugwerkende kracht vanaf 15-01-2015

Intitulé

Nadere regels Kabels en Leidingen

Nadere regels voor het graven van sleuven, de aanleg, in stand houding en het verwijderen van kabels en leidingen inclusief herstel van verhardingen in en op gronden in eigendom en beheer van de gemeente Groesbeek.

Inhoudsopgave

1. Inleiding

2. Begripsbeschrijvingen

3. Verwijzingen

4. Richtlijnen ten behoeve van de tracé engineering 5

4.1 Eisen ten aanzien van de tracébepaling

4.2 Bepalingen ten aanzien van de engineering/ werkvoorbereiding

4.3 Situering handholes cq. ondergrondse lasmoffen

4.4 Bovengrondse voorzieningen behorend bij kabel- /leidingnet

5. Meldingsprocedure graafwerkzaamheden in openbare grond

5.1 Vergunning cq. Instemming

5.2 Calamiteiten en Storingen

5.3 Overschrijding van de datum van beëindiging werk

5.4 Tijdelijk opschorten van de graafvergunning

6. Voorschriften werken in openbare ruimte

6.1 Algemene voorwaarden

6.2 Voorschriften voor werken in verontreinigde grond

6.3 Archeologisch onderzoek

6.4 Archeologische vondsten

6.5 Ontgraven en verdichten sleuf cq. werkgat

6.6 Herstel verharding

6.7 Asfaltverharding

6.8 Voorwaarden bij uitnemen groenvoorzieningen

6.9 Herstel groenvoorzieningen

6.10 Bescherming te handhaven bomen

6.11 Beschermingszones rondom bomen, ontwerp

6.12 Beschermingszones rondom bomen, uitvoering

7. Standaard dwarsprofielen

7.1 Normaal (smal)profiel en normaal profiel

7.2 Kanttekeningen dwarsprofielen

8. Voorschriften ten aanzien van de uitvoering

8.1 Operationele voorschriften

8.2 Verkeersmaatregelen en bereikbaarheid

8.3 Werktijden

8.4 Informatie en communicatie

9. Procedure Levering materialen door gemeente

10. Aansprakelijkheid en schade

1. Inleiding

Deze nadere regels zijn vastgesteld op grond van het bepaalde in artikel 3 van de "Verordening werkzaamheden kabels en leidingen Groesbeek 2015".

Doel van deze nadere regels is:

  • -

    Het bevorderen van een veilige ligging en ordening van de ondergrondse infrastructuur;

  • -

    Het beperken van de overlast en het bevorderen van een veilige omgeving voor de burgers tijdens de werkzaamheden aan ondergrondse infrastructuur;

  • -

    Het voorkomen van schade aan private- en gemeentelijke eigendommen;

  • -

    Het borgen van de kwaliteit van de openbare ruimte.

  • -

    Het bereiken en handhaven van deze doelstellingen wordt ondersteund door uitgewerkte, uniforme voorbereiding- en uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van alle kabel- en leidingwerken in het openbare gebied van gemeente Groesbeek.

2. Begripsbeschrijvingen

As built (revisie)tekening:

Een gewaarmerkte tekening die de gerealiseerde ligging aangeeft, welke leidingen gelegd zijn in X-, Y- en Z- coördinaten volgens het RD-stelsel alsmede hoeveel leidingen gelegd zijn in een sleuf(deel). De Z coördinaat wordt alleen in die gevallen gebruikt waar de

kabels- en leidingen niet op de door de gemeente aangegeven- c.q. bepaalde profieldiepte zijn gelegd.

Boring/persing:

Met behulp van een sleufloze techniek een holle ruimte maken in de grond zonder daarbij de omringende grondslag te verwijderen.

Buisleiding:

Buis voor het doorstromen van gassen of vloeistoffen, bestemd om hetzij een gas of een vloeistof te transporteren, hetzij een vloeistof als intermediair te gebruiken voor het transport van warmte of een opgelost of verpulverd product.

Calamiteit:

Onverwachte verstoring aan ondergrondse infrastructuur, zoals bijv. gaslek, grote wateroverlast door lekkage waterleiding waarbij openbare orde, veiligheid en/of gezondheid voor (directe) omgeving gevaar oplevert en per direct tot herstel c.q. reparatie moet worden overgegaan.

Degeneratievergoeding:

De vergoeding aan de gemeente voor vermindering van de kwaliteit en/of duurzaamheid van de verharding, veroorzaakt door de (graaf)werkzaamheden onder verhardingsconstructies of andere voorzieningen.

Gefundeerde open verharding:

Verhardingsconstructie bestaande uit elementen of andere ongebonden materialen op een al dan niet hydraulische granulaatfundering of gebonden zandfundering.

Gesloten verharding:

Verhardingsconstructie bestaande uit een bitumen, cement of kunststof gebonden materiaal.

Graaflocatie:

De locatie waar graafwerkzaamheden worden verricht.

Handhole:

Afsluitbare ondergrondse holle behuizing voor het onderbrengen van voornamelijk telecommunicatie appendages of apparatuur, met toegangsluik onder de verharding of op maaiveldniveau. Een handhole moet altijd toegankelijk blijven.

Kadaster-sectie KLIC:

Instantie welke uitvoering geeft aan de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) alsmede zorgdraagt voor de uitwisseling van kabel- en leidinggegevens.

Ligging gegevens:

Gegevens over de werkelijke plaats van een leiding, zoals deze op het moment van vaststelling visueel waarneembaar en controleerbaar zijn.

Montagegat c.q. lasgat:

Sleuven met over het algemeen beperkte afmetingen, die worden gemaakt t.b.v. de toegang tot een handhole, het opgraven van een kabelrol tbv. klantaansluitingen, het maken van aftakkingen, voor het herstellen van kabels c.q. leidingstoringen of voor inspectiedoeleinden.

Net of netwerk:

Één of meer ondergrondse kabel(s) en/of leiding(en), daaronder mede begrepen lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken, bestemd voor het transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie.

Normaal (smal) profiel / normaal profiel:

Het door de gemeente eenzijdig vastgestelde en voor de vergunninghouder verplichte schema met betrekking tot de ligging van kabels en leidingen in gemeentegrond. Binnen specifiek door de gemeente aangewezen gebieden kunnen in overleg met de gemeente afwijkende profielen

gehanteerd worden. Als dit voornemen bestaat heeft de netbeheerder de verplichting dit voornemen in de vergunningaanvraag op te nemen.

Opbreekverbod:

Tijdelijke opschorting van graaf-/opbreekwerkzaamheden op last van de gemeente als gevolg van weersomstandigheden zoals wateroverlast, zware sneeuwval en/-of vorst. Grondslag voor de opschorting is de overlast voor de bewoners en/ of schade voor de gemeente door bijvoorbeeld breuk van vastgevroren bestratingsmateriaal, niet goed te verdichten ondergrond dan wel het niet (meer) aaneengesloten kunnen afwerken van sleuven of verhardingen.

Open verharding:

Verhardingsconstructie bestaande uit elementen of andere ongebonden materialen al of niet op een puinfundering, waaraan geen bindmiddel is toegevoegd.

Ondergrondse lasmof:

Afsluitbare ondergrondse holle behuizing c.q. (semi)permanent afgesloten behuizing voor het onderbrengen van verbindingen in kabels met metalen- of glasvezelgeleiders c.q. glasvezelgeleidingsbuisjes. Een ondergrondse lasmof moet altijd toegankelijk blijven.

Tijdelijk herstel:

Het tijdelijk terugbrengen van de verhardingsmaterialen op een niet noodzakelijke vaktechnische wijze maar wel zodanig dat het functionele gebruik door het verkeer volledig is hersteld en geen gevaar ontstaat voor de weggebruiker.

Sleuf:

De opening die ontstaat door het verwijderen van verharding en/of grond ten behoeve van het leggen van kabels en leidingen.

Storing:

Verstoring in een ondergronds net variërend van kleine- tot grote impact, waarvan de netbeheerder de urgentie van herstel cq. reparatie bepaald.

Werkterrein:

De stallingsplaats van haspel-, vracht-, directie-, materiaalwagens, enz.

3. Verwijzingen

In dit Handboek wordt op diverse onderdelen verwezen naar normen, richtlijnen e.d. Hieronder is een beknopte omschrijving weergegeven van de belangrijkste normen.

WION

De Wet Informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

De WION heeft tot doel gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen te voorkomen. Hiertoe zijn

netbeheerders verplicht om de geografische gegevens van hun belangen te registreren en te delen met grondroerders die hierom vragen.

NEN

Nederlands Normalisatie instituut.

Het Nederlandse centrum van normalisatie helpt bedrijven en andere partijen om onderling heldere en toepasbare afspraken te maken. NEN draagt bij aan veiligheid, gezondheid, milieu en innovatie. Bedrijfsleven en andere partijen maken in normcommissies zelf afspraken over producten en werkwijzen. NEN bemiddelt in het afwegen van de verschillende belangen en zorgt voor neutrale procesbegeleiding. NEN biedt direct toegang tot Europese (NEN-EN) en mondiale normalisatieplatforms.

NPR

Nederlandse Praktijk Richtlijnen.

De NPR geeft toelichting op en aanwijzingen voor het verantwoord gebruik van de NEN- en NENEN

normen.

C.R.O.W.

CROW is het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte. Organisatie ontwikkelt, verspreidt en beheert praktisch toepasbare kennis voor beleidsvoorbereiding, planning, ontwerp, aanleg, beheer en onderhoud. Dit gebeurt in samenwerking met alle belanghebbende partijen, waaronder Rijk, provincies, gemeenten, adviesbureaus, uitvoerende bouwbedrijven in de grond-, water- en wegenbouw, toeleveranciers en vervoerorganisaties.

Standaard RAW bepalingen

De RAW-systematiek, beheerd en onderhouden door CROW, is een algemeen gebruikte

standaard voor bestekken in de grond-, water- en wegenbouw (GWW). Bij de meeste werken in de GWW wordt de systematiek gevolgd.

4. Richtlijnen ten behoeve van de tracé engineering

Artikel 4.1 Eisen ten aanzien van de tracébepaling

  • Bij de tracébepaling van leidingen zijn drie aspecten van belang:

    -de horizontale ligging;

    -de verticale ligging;

    -de onderlinge afstand tussen de kabels en leidingen in de ondergrond.

    Het doel van deze liggingen is een optimaal gebruik van de openbare ruimte, een ongestoorde exploitatie van leidingen en het optimaliseren van de veiligheid.

  • 1. Het normprofiel bij herontwikkeling / nieuwbouw wordt door de betreffende (project)ontwikkelaar met de netbeheerders en gemeente afgestemd en ter vaststelling aan de toezichthouder voorgelegd.

  • 2. Bij nieuwe kabel- en leidingstroken worden de richtlijnen van NEN 7171 zoveel mogelijk in acht genomen.

  • 3. Horizontale ligging:

    In het tracé, bij een tracébreedte zonder bomen en gerekend vanaf erfgrens of gevel, geldt als richtlijn dat distributieleidingen volgens een vaste volgorde worden ingedeeld (zie normprofielen hoofdstuk 7). In het overig deel van de openbare weg liggen de transportleidingen. De normprofielen uit hoofdstuk 7. zijn indicatief waardoor de werkelijke situatie kan afwijken en de gemeente genoodzaakt wordt een andere indeling te bepalen. In bermen langs rijbanen is de afstand tot de zijkant van de verharding ten minste gelijk aan de diepteligging, tenzij anders wordt overeengekomen.

  • 4. Aanvullende eisen voor horizontale ligging:

    Werkzaamheden aan- of bij groenvoorzieningen en bomen worden zoveel mogelijk vermeden. Is dit onvermijdelijk dan wordt eerst overleg met de gemeentelijke toezichthouder gevoerd, ongeacht of er sprake is van een verlegging in een nieuw- of een bestaand tracé. Bij het passeren van bomen moeten een aantal in dit handboek omschreven voorzorgsmaatregelen worden getroffen die schade aan bomen en/of te leggen kabels of leidingen voorkomt. Waar mogelijk zal bij voorkeur een alternatieve route worden gekozen. Indien voor nieuwe kabels een tracé buiten de wortelzone niet mogelijk is, kan de gemeente bepalen dat de wortelzone gepasseerd moet worden door het boren van mantelbuizen onder de wortelzone dan wel andere maatregel te treffen. CROW publicatie 208 wordt hierbij als uitgangspunt genomen.

  • 5. Verticale ligging

    Richtlijn is dat distributieleidingen en transportleidingen bij een standaard tracébreedte zonder bomen en gerekend vanaf erfgrens, volgens een vaste diepte worden ingedeeld (zie normprofielen hoofdstuk 7). Voor aanleg kabels en leidingen geldt een minimale gronddekking van 50 cm. In bepaalde situaties en in overleg kan de gemeente een andere diepteligging toestaan.

    Uitgangspunten bij verticale ligging:

    • -

      distributieleidingen liggen niet dieper dan transportleidingen;

    • -

      vrij verval leidingen hebben voorrang boven drukleidingen;

    • -

      bij kruisingen van kabels en leidingen met andere kabels en leidingen bedraagt de tussenruimte (verticale dagmaat) ten minste 0,20 m (uitgezonderd huis aansluitleidingen riolering);

    • -

      strook tussen 0,70 m en 0.90 m beneden het (toekomstige) maaiveld voor de huisaansluiting van het riool vrijhouden.

  • 6. Aanvullende eisen voor verticale ligging

    Bij boringen/persingen, in welke vorm ook, is de diepteligging afhankelijk van de situatie ter plaatse. De minimale verticale dagmaat ten opzichte van de te kruisen leidingen bedraagt ten minste 0,50 m, waarbij de te boren / persen leiding onder de bestaande leiding moet worden gevoerd. Genoemde minimale verticale dagmaat moet aantoonbaar worden gegarandeerd om afwijkingen tijdens de uitvoering op te vangen. Bij het kruisen van sloten / open watergangen moet een minimale gronddekking van 1,00 m ten opzichte van de ontwerpdiepte van de bodem van de watergang worden aangehouden. Indien de aanwezige bodem van de watergang lager ligt dan de ontwerpdiepte moet een gronddekking van 1,00 m ten opzichte van de aanwezige bodem worden aangehouden.

  • 7. Kruising gesloten verhardingen

    Het opbreken van gesloten verhardingen is zonder voorafgaand overleg met- en verkregen toestemming van de toezichthouder niet toegestaan waarbij door aanvrager aangetoond moet worden dat de gewenste opbreking niet te vermijden is.

  • 8. Ligging nabij andere objecten

    Objecten die kunnen worden beïnvloed door de tracering en aanleg van leidingen moeten vooraf door de aanvrager worden geïdentificeerd. Objecten kunnen onder meer zijn: bestaande wegen, spoorwegen, waterlopen, voetpaden, primaire- en secundaire waterkeringen, kademuren, viaducten, tunnels, naastliggende leidingen, bomen en gebouwen.

Artikel 4.2 Bepalingen ten aanzien van engineering / werkvoorbereiding

  • 1. De aanvrager dient middels een oriëntatiemelding bij Kadaster Klic te inventariseren welke ondergrondse belangen incl. kruisingen zich in het beoogde tracé bevinden

  • 2. De aanvrager van de vergunning /het instemmingsbesluit is bij het initiëren van omvangrijke projecten en/of aanleg transportleidingen verantwoordelijk voor informeren en afstemmen van andere netbeheerders over voorgenomen werkzaamheden en inzichtelijk maken van ondergrondse belangen van derden incl. kruisingen binnen het beoogde tracé(s)

  • 3. De aanvrager van de vergunning / het instemmingsbesluit kan door gemeente verplicht worden, voorafgaand aan de vaststelling van het definitieve tracé, onderzoek te doen naar de werkelijke ligging van kabels en leidingen doormiddel van proefsleuven. Het resultaat van de proefsleuven (incl. maatvoering) dient bij eerste aanzeggen bij de toezichthouder aangeleverd te worden

  • 4. Indien blijkt dat de zetting aan een direct aan de openbare ruimte grenzende gevel zodanig is dat verwacht kan worden dat de huisaansluiting dreigt te beschadigen of af te breken dan is de vergunning aanvrager / aanvrager van het instemmingsbesluit verplicht hiernaar onderzoek te doen, zo nodig maatregelen te nemen en deze bij de toezichthouder te specificeren

  • 5. Indien leidingen onder een overkapping worden gesitueerd, dan dient de hoogte van de overkapping ten opzichte van het ter plaatse vastgestelde uitgiftepeil minimaal 2,50 m te bedragen, in verband met de benodigde werkruimte voor mechanisch materieel.

  • 6. Indien leidingen boven een onderbouwing worden gesitueerd, dan dient de diepte van de onderbouwing ten opzichte van het ter plaatse vastgestelde maaiveld ten minste 0,90 m te bedragen, in verband met benodigde gronddekking voor leidingen

  • 7. Tijdelijk aan te brengen voorzieningen in de openbare ruimte zoals damwanden, heipalen, etc. dienen na voltooiing van de werkzaamheden te worden verwijderd. De toezichthouder van de gemeente dient zowel bij plaatsing als verwijdering in kennis te worden gesteld. Mocht dit om welke reden dan ook niet mogelijk zijn, dan kan door de toezichthouder besloten worden deze voorzieningen tot een nader te bepalen maat onder het maaiveld te verwijderen. In de regel is deze maat minimaal 2,50 m.

  • 8. Bij het plannen van routes van kabels, leidingen en voorzieningen nabij bomen en in of nabij groenvoorzieningen dienen de voorschriften uit de paragraven 6.9, 6.10 en 6.11 van dit handboek in acht genomen te worden. Tevens ter voorbereiding van graafwerkzaamheden nabij bomen dient de handreiking CROW publicatie 208 "Combineren onder- en bovengrondse infrastructuur met bomen" geraadpleegd te worden.

  • 9. Er worden geen bovengrondse obstakels boven leidingen geplaatst. Indien geen andere oplossing mogelijk is, dan kan in overleg en na goedkeuring van de gemeente en leidingbeheerders alsnog tot plaatsing boven leidingen worden overgegaan.

  • 10. Huisaansluitingen worden zo veel mogelijk haaks op het distributienet aangelegd om geen beslag te leggen op de ruimte voor distributieleidingen.

Artikel 4.3 Situering handholes cq. ondergrondse lasmoffen

  • 1. Voor aanleg van handholes gelijktijdig met aanleg van de bijbehorende leidingtracés, dient in de aanvraag voor een vergunning / instemmingsbesluit het aantal en de afmetingen aangegeven te worden. De locatie van de handhole dient op de tekening behorende bij de aanvraag aangegeven te zijn.

  • 2. De aanvrager dient voorafgaand op beoogde locatie een spitprofiel te maken om zich ervan te vergewissen dat er sprake is van vrije ligging ten opzichte van ondergrondse infrastructuur.

  • 3. Nadat het gat ten behoeve van de handhole is ontgraven dient de toezichthouder in de gelegenheid te worden gesteld aanwezig te zijn bij de daadwerkelijke plaatsing van de handhole.

  • 4. Handhole c.q. ondergrondse lasmof moet geplaatst worden op een, naar oordeel van de gemeente, maatschappelijk verantwoorde plaats. In geen geval mag een handhole geplaatst worden in/op kabel- en leidingtracés, parkeerplaatsen, uitwegen, kruisingen, ter plaatse van de aansluitlocatie van woningen en binnen de beschermingszones rond boomwortels zoals aangegeven in par. 6.10/6.11.

  • 5. Afgaande en inkomende buizen en kabels moeten onder de eventueel aanwezige kabels en/of leidingen van derden worden gelegd. De in- en uitgaande buizen van de handhole moeten onderlangs het tracé uitgebogen worden naar de handhole toe. Verweving van het kabel- c.q. buizenstelsel moet zoveel mogelijk worden voorkomen.

  • 6. Minimale afstand in horizontaal vlak tussen handhole c.q. ondergrondse lasmof en (hoofd)riool, (hoofd)leidingen dient 0,50 m te zijn. Indien hier niet aan voldaan kan worden, dient dit overlegd en afgestemd te worden met de toezichthouder.

  • 7. Handholes dienen zodanig aangebracht te worden dat de deksel van de handhole een minimale dekking heeft van 0,3 m onder maaiveld. Verder dient de handhole ingebed en afgedekt te worden met straatzand conform de RAW bepalingen(behoudens groenstroken).

  • 8. De maximale toegestane uitwendige breedte van de handhole is 0,7 m. Indien deze niet toepasbaar is door ruimtegebrek dient een andere locatie te worden bepaald. Handholes van afwijkend formaat vooraf ter goedkeuring aan de toezichthouder voorleggen.

  • 9. Handhole c.q. ondergrondse lasmof is eigendom van de vergunninghouder. De vergunninghouder / houder van het instemmingsbesluit draagt zorg voor het beheer van de handhole c.q. ondergrondse lasmof, waaronder het op eerste aanzegging van de toezichthouder op de juiste hoogte te stellen van de handhole.

Artikel 4.4 Bovengrondse voorzieningen behorend bij kabel- / leidingnet

  • 1. De exacte plaats van bovengrondse voorzieningen behorend bij een kabel-/leidingnet, waaronder kabelkasten, verdeelkasten, onderstations en andere kasten moet altijd in overleg met de toezichthouder van de afdeling Openbare Ruimte worden vastgesteld.

  • 2. De toezichthouder van afdeling Openbare Ruimte moet minimaal vijf werkdagen voorafgaand aan de plaatsing door de netbeheerder of uitvoerder op de hoogte worden gebracht om eventueel aanwezig te kunnen zijn bij de plaatsing ervan.

5. Meldingsprocedure graafwerkzaamheden in openbare grond

Artikel 5.1 Vergunning c.q. instemming

  • 1. Voor informatie over de aanvraag van een instemmingsbesluit of verkrijgen van toestemming voor het leggen, in stand houden of verwijderen van kabels en leidingen kan contact worden opgenomen met de toezichthouder van de afdeling Openbare Ruimte van de gemeente.

  • 2. Indien het tracé tbv kabels en leidingen, anders dan een huisaansluiting, grond van particulieren kruist dient de vergunning aanvrager overeenstemming met betreffende grondeigenaar te bereiken en een afschrift van de overeenstemming bij de vergunningaanvraag te voegen.

Artikel 5.2 Calimiteiten en storingen

  • 1. Een calamiteit zoals bijv. gaslek, grote wateroverlast door lekkage waterleiding waarbij openbare orde, veiligheid en/of gezondheid voor (directe) omgeving gevaar oplevert dient te allen tijde direct aan de meldkamer van de brandweer gemeld te worden via tel: 024-3271515 (geen spoednummer) of tel. 024-3555555 (spoednummer). De brandweer informeert de gemeente.

  • 2. Spoedeisende werkzaamheden (binnen 48 uur) bijv. als gevolg van een calamiteit of storing waarvan uitstel niet mogelijk is kan nadat de brandweer in kennis is gesteld per direct worden uitgevoerd.

  • 3. Verkeersmaatregelen en afzetting zoals plaatsen van borden en hekken als gevolg van spoedeisende werkzaamheden dient in onderling overleg tussen gemeente, politie/brandweer en betreffende netbeheerder of uitvoerder georganiseerd te worden.

  • 4. Een calamiteit dient uiterlijk de volgende werkdag gemeld te worden.

  • 5. Bij storing waarvan herstel of reparatie niet binnen 48 uur noodzakelijk is, is de netbeheerder verantwoordelijk voor plaatsen van borden en hekken en te treffen verkeersmaatregelen. De gemeente dient vooraf geïnformeerd te worden over te treffen maatregelen.

  • 6. Kosten door hulpdiensten en/of gemeente, voorvloeiend uit spoedeisende werkzaamheden worden rechtstreeks bij betreffende netbeheerder in rekening gebracht. Indien van toepassing moet betreffende netbeheerder deze kosten vervolgens zelf verhalen bij veroorzaker van de calamiteit /storing.

Artikel 5.3 Overschrijding van de datum van beëindiging werk

  • 1. Bij dreigende overschrijding van de aangegeven of toegestane tijdsduur van het werk dient voor verlenging ervan toestemming te worden aangevraagd bij de gemeente.

  • 2. Na afloop van de toegestane termijn mag het werk niet eerder worden voortgezet dan nadat de gemeente toestemming heeft gegeven voor de in lid 1 genoemde melding.

  • 3. Tijdens deze verlenging blijven de aan de vergunning / het instemmingsbesluit verbonden voorschriften en beperkingen onverminderd van kracht. Zo nodig kunnen nog aanvullende voorschriften en beperkingen worden gesteld.

  • 4. De netbeheerder of uitvoerder dient de betrokken bewoners en bedrijven van de verlenging in kennis te stellen.

Artikel 5.4 Tijdelijk opschorten van de graafvergunning

Bij bepaalde weersomstandigheden, bijv. wateroverlast, zware sneeuwval of vorst, waarbij de uitvoering van de werkzaamheden tot overlast voor de bewoners en / of schade voor de gemeente leidt, zal de gemeente overgaan tot het tijdelijk opschorten van een verleende graafvergunning (opbreekverbod ). De toezichthouder van de gemeente bepaalt, mede op basis van de plaatselijke weersomstandigheden/condities en de beschikbare meteo informatie, of er omstandigheden zijn die het instellen of opheffen van een breekverbod rechtvaardigen.

6. Voorschriften werken in openbare ruimte

Artikel 6.1 Algemene voorwaarden

  • 1. Het herstel van de weg dient direct na voltooiing van het werk te worden uitgevoerd. In overleg met de afdeling Openbare Ruimte kan hier zo nodig van worden afgeweken. Totdat de weg geheel is hersteld dient de netbeheerder of uitvoerder de afzettingen en verkeersvoorzieningen in stand te houden.

  • 2. Na oplevering van nieuw straatwerk behoud de gemeente zich het recht voor een graafrustperiode in te stellen. In bepaalde gevallen, zoals bij calamiteiten, storingen en werkzaamheden als gevolg van klantvraag of huisaansluitingen is dat niet van toepassing.

  • 3. In geval van het opbreken van verharding niet ouder dan 3 jaar moet met de gemeente overlegd worden over de wijze van herstel om de vereiste kwaliteit te bereiken. De gemeente kan verlangen om de verharding over de volle breedte (van band tot band) opnieuw te straten of om de kabels en leidingen via een ander tracé te leggen.

  • 4. Ter plaatse van nieuwbouw-, reconstructie- en herbestratingsprojecten kunnen er tussen de gemeente en civiele aannemers garantieafspraken bestaan inzake de aanwezige verharding. In die gevallen kan gemeente van de netbeheerder verlangen dat het herstel van de verharding, op kosten van netbeheerder door betreffende contractpartij wordt uitgevoerd tegen een marktconform tarief.

  • 5. Eventuele geconstateerde tekortkomingen bij oplevering 1e herstel moeten op eerste aanzeggen van toezichthouder, terstond worden hersteld, waarna de netbeheerder of uitvoerder dit gereed meldt aan de toezichthouder.

  • 6. Na herstel en oplevering straatwerk kan de gemeente een beroep doen op de onderhoudstermijn van 12 maanden voor het verrichten van onderhoud (vervolgherstel).

  • 7. Degeneratiekosten worden berekend conform de geldende tarieven die behoren bij de overeenkomst herstraat regeling ‘Richtlijnen tarieven (graaf)werkzaamheden telecom 2004’, waarbij het lage (B1) tarief wordt gehanteerd (herstel en onderhoud door de aanbieder) evenals een onderhoudstermijn op het straatwerk van 12 maanden. De geldende tarieven zijn te downloaden van de website van de VNG. http://www.vng.nl/onderwerpenindex/ruimte-en-wonen/kabels-en-leidingen

Artikel 6.2 Voorschriften voor werken in verontreinigde grond

  • 1. Ter voorbereiding en bij uitvoering van graafwerkzaamheden dienen de richtlijnen van CROW publicatie 307 "Kabels en leidingen in verontreinigde bodem in acht te worden genomen.

  • 2. Bij reconstructies of herontwikkeling dient de initiatiefnemer (bijv. de projectontwikkelaar of de gemeente) een geschikt tracé aan te bieden voor de (her)aanleg van kabels en leidingen.

  • 3. Vergunninghouder / houder van het instemmingsbesluit te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de Wet Bodembescherming en het Besluit Bodemkwaliteit.

  • 4. De bodemkwaliteitskaart geeft informatie over de gemiddelde bodemkwaliteit in een gebied. De bodemkwaliteitskaart en een lijst met locaties van voormalige ondergrondse tanks is te raadplegen op de website van de gemeente: http://www.muggemeenten.nl/groesbeek-inwoners/milieu-en-afval_43011/item/bodem-en- grond_29781.html Op de site van provincie Gelderland zijn de locaties van alle bekende bodemverontreinigingen te vinden: http://ags.prvgld.nl/GLD.Atlas/(Sycoh1e45p0bh3pevrexd2tix))/Default.aspx?applicatie=Bodemverontreinigingen

  • 5. Het Besluit Bodemkwaliteit is van toepassing op het toepassen van grond, bagger en bouwstoffen. Het is echter niet van toepassing indien grond binnen een werk tijdelijk wordt uitgenomen (ontgraven) om later weer teruggeplaatst te worden waarbij de grond het werk niet verlaat en de samenstelling ervan niet veranderd wordt.

  • 6. Grond afkomstig uit de sleuf, die niet geschikt is voor hergebruik (verdichten sleuf) kan op een andere locatie binnen Groesbeek worden toegepast volgens het Besluit bodemkwaliteit. Indien de kwaliteit van de grond niet geschikt is voor hergebruik moet de grond worden afgevoerd naar een erkende en gecertificeerde verwerker. De bijkomende kosten, zoals acceptatie- en beheerkosten, komen voor rekening van vergunninghouder.

  • 7. Aan te voeren aanvulgrond moet voor het gebruiksdoel geschikt zijn. De kwaliteit van deze aanvulgrond moet middels een wettig erkende kwaliteitsverklaring zijn gewaarborgd.

  • 8. Het werken in de grond valt onder de Wet bodembescherming, art. 27 en 28 waarbij de vergunninghouder / houder van het instemmingsbesluit dient aan te tonen dat de vereiste procedures zijn doorlopen, alvorens tot afvoer wordt overgegaan. Correspondentie met de betrokken instanties c.q. bedrijven dient op verzoek te worden overhandigd aan de toezichthouder van afdeling Openbare Ruimte.

  • 9. Als tijdens het uitvoeren van werkzaamheden buiten kantooruren grond vrijkomt en deze niet direct kan worden afgevoerd moet de betreffende netbeheerder er zorg voor dragen dat grond op milieuhygiënisch verantwoorde wijze op haar kosten tijdelijk wordt opgeslagen. De tijdelijk opgeslagen grond moet daarna, indien deze vervuild blijkt, op een milieuhygiënische verantwoorde wijze worden afgevoerd naar een erkende, gecertificeerde verwerker.

  • 10. De door vergunninghouder / houder van het instemmingsbesluit af te voeren grond moet vergezeld gaan van een stort(geleide)bon. Een kopie van de stort(geleide)bon moet op verzoek direct na het afleveren van de grond, getekend door de beheerder van het depot van de verwerker, aan de toezichthouder worden overlegd c.q. gemaild.

Artikel 6.3 Archeologisch onderzoek

De gemeente behoud zich het recht voor specifieke voorwaarden op te nemen in de vergunning / het instemmingsbesluit met betrekking tot archeologisch onderzoek. Om op voorhand te kunnen beoordelen of uw aanvraag in aanmerking zou kunnen komen voor bovengenoemde specifieke voorwaarden kunt u de archeologische beleidsadvieskaarten van de gemeente raadplegen op de website van de gemeente: http://www.muggemeenten.nl/groesbeekinwoners/zoeken_43051/?trefwoord=monumenten+en+archeologie . Ook kunt u contact opnemen met de afdeling Beleid van de gemeente

Artikel 6.4 Archeologische vondsten

  • 1. Het kan voorkomen dat tijdens (graaf)werkzaamheden een archeologische toevalsvondst wordt gedaan. Op grond van de Monumentenwet moet deze vondst worden gemeld.

  • 2. Grondroerder moet de (graaf)werkzaamheden tot nadere order staken en direct contact opnemen met de toezichthouder van de gemeente.

  • 3. De procedure is vervolgens als volgt: Ter plaatse wordt i.s.m. de regio archeoloog beoordeeld of een archeologisch vervolgonderzoek moet plaatsvinden. Archeologisch vervolgonderzoek (opgraving of begeleiding) wordt door een gecertificeerd archeologisch bedrijf uitgevoerd in opdracht van de initiatiefnemer / vergunninghouder. Na onderzoek geeft de gemeente het betreffende gebied vrij om de werkzaamheden te hervatten.

  • 4. Schade door eventuele wachturen van personeel en / of vertraging van de werkzaamheden veroorzaakt wegens een archeologisch onderzoek is voor risico van de initiatiefnemer / vergunninghouder. De gemeente zal in overleg zoveel mogelijk gebruik maken van het materieel van de grondroerder om wachturen van personeel en materieel zoveel mogelijk te voorkomen.

Artikel 6.5 Ontgraven en verdichten sleuf c.q. werkgat

  • 1. Tenzij anders is overeengekomen, mag per dag geen grotere sleuflengte worden gemaakt, dan op die dag weer volledig kan worden dichtgemaakt.

  • 2. Ondergraven van de wegbedekking en haar onderbed is verboden. Wegbedekking en onderbed altijd over minstens de volle lengte en breedte van de ontgraving opbreken.

  • 3. Ontgraving binnen de wortelzone (overeenkomstig omvang kruin boom) van bomen dient zo beperkt mogelijk te worden uitgevoerd en zo snel mogelijk te worden aangevuld. Te kort komende grond dient door de netbeheerder of uitvoerder te worden aangevuld. De aanvulgrond moet voldoen aan de bepalingen van het Bouwstoffenbesluit.

  • 4. Verharding en grond gescheiden op soort ontgraven en opslaan. Funderingsmateriaal dat met de uitkomende grond wordt vermengd is niet meer geschikt om als fundering te worden gebruikt en wordt eigendom van de netbeheerder of uitvoerder en moet vervolgens door deze op zijn kosten worden afgevoerd.

  • 5. Ontgraven funderingsmateriaal kan worden hergebruikt, mits dit geen hoogovenslakken zijn en mits gescheiden van zand is ontgraven en weer gescheiden wordt aangebracht. Indien het funderingsmateriaal bestond uit hoogovenslakken dient als nieuw funderingsmateriaal menggranulaat te worden gebruikt.

  • 6. Indien tijdelijke opslag van uitgenomen sleufmateriaal langs de sleuf niet mogelijk is dient in overleg met de toezichthouder van de gemeente een locatie te worden bepaald.

  • 7. De bij de ontgraving vrijgekomen gescheiden grondsoorten of verhardingen dienen bij het herstel in de juiste volgorde te worden teruggebracht zodat de oorspronkelijke opbouw van het bodemprofiel zoveel mogelijk wordt herkregen.

  • 8. Om verzakkingen in de weg te voorkomen dient de verdichting in lagen te geschieden van maximaal 30 centimeter, waarbij iedere laag afzonderlijk moet worden afgetrild. Indien bij het verdichten, afhankelijk van de uitvoeringswijze en omstandigheden, meer zand nodig is, dient de beheerder of uitvoerder hier zelf zorg voor te dragen. De hoeveelheid aan geleverde materialen komt hierbij voor rekening van de gemeente. (Dus transport voor rekening van de uitvoerder, afhaalbon voor rekening van de gemeente)

  • 9. Sleuven in bermen en plantsoenen dienen volgens oorspronkelijke opbouw van het bodemprofiel te worden verdicht met het uitgegraven materiaal. Daar waar nodig wordt met schone grond of teelaarde aangevuld.

  • 10. Indien een sleuf door een Wadi of daarmee gelijkgestelde constructie wordt gegraven dient na afloop van de werkzaamheden de gehele Wadi constructie weer in de oorspronkelijke vorm, hoedanigheid en functionaliteit te worden hersteld. Indien noodzakelijk dient vergunninghouder op haar kosten de gehele Wadi opnieuw te construeren.

Artikel 6.6 Herstel verharding

  • 1. Wanneer na aanvulling en verdichting de grondslag te hoog blijkt, moet deze op de juiste hoogte worden aangebracht. De overtollige grond moet worden afgevoerd.

  • 2. Alle bestratingsmaterialen, trottoirbanden en opsluitbanden dienen in oorspronkelijke staat en onbeschadigd te worden aangebracht. De uitvoerder dient bij beschadiging zelf te zorgen voor vervangend materiaal dat van dezelfde soort, afmeting, kleur en kwaliteit moet zijn als het oorspronkelijk aanwezig materiaal.

  • 3. De gemeentewerf kan, indien voorradig, vervangend materiaal leveren. Indien het materiaal voor aanvang van het werk beschadigd blijkt te zijn dan stelt de gemeente het materiaal kosteloos ter beschikking. Als de uitvoerende partij de schade aan het materiaal veroorzaakt dan wordt het vervangend materiaal door de gemeente in rekening gebracht.

  • 4. Door de gemeente ter beschikking gestelde bouwstoffen en materialen kunnen uitsluitend worden verkregen middels de procedure die in hoofdstuk 8 is aangegeven.

  • 5. Tijdens de werkzaamheden vrijgekomen niet herbruikbare materialen dienen door de netbeheerder of uitvoerder te worden afgevoerd naar een erkend verwerkingsbedrijf of stortplaats.

  • 6. Indien de netbeheerder of uitvoerder op het werkterrein, voorafgaand aan het werk, beschadigde materialen aantreft kan op zijn verzoek een voorschouw worden gehouden met de toezichthouder, waarbij tevens afspraken kunnen worden gemaakt over de levering van de vervangende materialen door de gemeentewerf.

  • 7. Tenzij met de toezichthouder van de gemeente anders is overeengekomen geldt dat alle weer aangebrachte elementen ten opzichte van de ongeroerde elementen vlak bestraat dienen te worden. Binnen het weer aangebrachte straatwerk mogen geen oneffenheden voorkomen. Het straatwerk dient onder hetzelfde profiel en verband te worden bestraat als voor de werkzaamheden aanwezig was.

  • 8. Indien bestratingsmateriaal passend gemaakt moet worden dient dit te gebeuren door knippen of zagen.

  • 9. Uitgevoerd straatwerk dient te worden afgetrild en ingeveegd met brekerzand.

  • 10. Asfalt- en overige gesloten verhardingen dienen door de netbeheerder tijdelijk te worden dichtgeblokt met voor diens rekening aan te leveren betonklinkers, tenzij met de toezichthouder anders is overeengekomen.

  • 11. Definitief herstel van gesloten verharding wordt op kosten van de netbeheerder uitgevoerd door de gemeente, tenzij anders overeen te komen.

  • 12. Na het afwerken van de bestrating mag geen puin, grond, zand en/of afval van de werkzaamheden op het werk meer voorkomen.

Artikel 6.7 Asfaltverharding

  • 1. Alvorens een asfaltconstructie te verwijderen moeten de sleufkanten worden ingezaagd. De vrijgekomen materialen worden onderscheiden in:

    • -

      teerhoudend:

    • -

      niet teerhoudend.

    Asfalt dient te worden verwijderd en verwerkt conform CROW publicatie 210 (richtlijn omgaan met vrijkomend asfalt). De kosten voortkomend uit de in de CROW publicatie 210 genoemde werkzaamheden zijn voor rekening van de vergunninghouder.

  • 2. Binnen 5 werkdagen na ondertekening van het begeleidingsformulier door de uitvoerende partij moet bij de toezichthouder een kopie van het dossier m.b.t. het in lid 1 genoemde worden ingeleverd met daarin opgenomen:

    (kopie van de) doorslag (bewijs van ontvangst) van het door de vergunde inrichting ondertekende begeleidingsformulier(en) (waarop aangegeven de aard, de hoeveelheid, de herkomst en de vervoerder).

  • 3. De ontstane sleuf in de asfaltverharding moet over de volle breedte worden opgevuld en verdicht tot 0,15 m onder de oppervlakte met zand en een toplaag van 0,25 m menggranulaat 0/31.5. De ondergrond van de fundering en de funderingslaag moeten hersteld en verdicht zijn volgens de vigerende RAW standaard.

  • 4. Direct aansluitend aan de verdichting moet de sleuf in de asfaltverharding worden dicht gestraat in ten minste 50 mm vulzand met betonstenen in blokverband in een ligging die geen gevaar oplevert. De bovenzijde van de stenen moeten gelijk liggen met het ingezaagde asfalt. De betonstenen moeten door de vergunninghouder /houder van het instemmingsbesluit voor diens rekening worden geleverd, tenzij anders overeengekomen.

  • 5. Bij het graven van een sleuf in de lengterichting langs een gefundeerde weg dient minimaal een afstand van 0,50 m tussen de rand van de sleuf en de rand van de wegfundering te worden aangehouden.

  • 6. Oversteekbuizen, mantelbuizen en overige beschermingsmaatregelen dienen minimaal 0,50 m aan weerszijden van het te kruisen vlak door te lopen.

Artikel 6.8 Voorwaarden bij uitnemen groenvoorzieningen

  • 1. De gemeente besluit aan de hand van de melding van de vergunninghouder / houder van het instemmingsbesluit welke beplanting (bomen, planten, struiken, gras) mag worden verwijderd of gesnoeid en onder welke voorwaarden.

  • 2. Opgenomen grasbedekking/zoden in berm dient na uitsteken goed aansluitend te worden terug geplaatst. Zie ook artikel 5.9, lid 2.

  • 3. Eventueel te handhaven struiken en vaste planten in het kabel- of leidingtracé van een te graven sleuf dienen ruim te worden uitgestoken, gescheiden gehouden te worden van ontgraven grond en te worden beschermd tegen uitdroging. Zie ook artikel 5.9, lid 2.

Artikel 6.9 Herstel groenvoorzieningen

  • 1. Bomen, beplantingsmateriaal en/of gazon welke verloren is gegaan, of binnen 12 maanden afsterft ten gevolge van werkzaamheden aan kabels & leidingen wordt door de gemeente in een gunstig jaargetijde vervangen of ingezaaid op kosten van de vergunninghouder/houder van het instemmingsbesluit.

  • 2. Bij de vergunning/- instemmingsverlening kunnen aparte specifieke afspraken gemaakt worden over bijzondere omstandigheden of afwijkende voorwaarden of werkzaamheden.

  • 3. De grond moet op zodanige wijze zijn afgewerkt dat er na klink sprake is van een vlakke aansluiting op de ongeroerde grond. Reservering voor klink mag maximaal 0,10 m bedragen.

  • 4. Te handhaven struiken en vaste planten moeten binnen 24 uur na het gereedkomen van de grondwerkzaamheden ter plaatse zijn terug geplant.

Artikel 6.10 Bescherming te handhaven bomen

  • 1. Bij het passeren van bomen zijn een aantal voorzorgsmaatregelen te nemen die schade aan bomen voorkomt. Zie hiervoor de paragraaf 5.12.

  • 2. De afdeling Openbare Ruimte en de netbeheerder of uitvoerder komen overeen welke groenvoorzieningen gehandhaafd moeten worden en welke beschermingsmaatregelen worden genomen om schade aan te handhaven beplanting te voorkomen / beperken.

  • 3. Handmatig graven binnen bereik van wortels die behouden moeten blijven.

  • 4. Bij beplanting dient graven in de wortelzone zo veel mogelijk te worden voorkomen. Verwijderen van wortels waar deze voor overlast (kunnen) zorgen is toe te passen onder specifieke nader overeen te komen voorwaarden.

  • 5. Indien voor nieuwe kabels een tracé buiten de wortelzone niet mogelijk is, kan de gemeente bepalen dat de wortelzone gepasseerd moet worden door het boren van mantelbuizen onder de wortelzone. Zie hiervoor de paragraaf 5.12.

  • 6. Ontgraven / blootliggende wortels dienen te worden beschermd tegen uitdrogen, vorst en beschadiging, bijv. door toepassen van jute. Wortels mogen maximaal 24 uur bloot liggen.

  • 7. Bij het verlagen van de grondwaterstand binnen de wortelzone in de periode van maart tot december dient de netbeheerder of uitvoerder de beplanting zo nodig , doch in ieder geval op aanwijzing van de toezichthouder van de gemeente, zorg te dragen voor het handhaven van het vochtgehalte van het wortelstelsel. Indien noodzakelijk dienen de bomen water te krijgen met zuurstofrijk oppervlaktewater.

  • 8. Het is toegestaan, indien noodzakelijk voor de uitvoering, enkele boomwortels dunner dan 40 mm te kappen met de voorwaarde dat snoeiwonden/zaagsneden scherp worden afgewerkt.

  • 9. Het is de netbeheerder of uitvoerder niet toegestaan zelfstandig wortels dikker dan 40 mm te kappen. Hiervoor dient men onder alle omstandigheden van te voren contact op te nemen met de toezichthouder van de gemeente.

  • 10. De gemeente moet door vergunninghouder / houder van het instemmingsbesluit in de gelegenheid worden gesteld de wortels, kabels en leidingen te inspecteren alvorens tot aanvullen van de sleuf mag worden overgegaan.

Artikel 6.11 Beschermingszones rondom bomen, ontwerp

Bij het ontwerpen van kabeltracés en het leggen van kabels en leidingen moet rekening gehouden worden met een minimale afstand tussen boom en kabel cq. leiding.

In onderstaande tabel zijn de minimale afstanden aangegeven tussen hart stamvoet en het hart

van de kabel of leiding. Bij leidingen met een diameter groter dan 500mm en warmteleidingen geldt de afstand tot zijkant van de leiding

Stamdiameter in cm

20

40

60

80

100

150

>150

Straal in cm

 

 

 

 

 

 

 

Wortelkluit normaal

120

160

220

280

340

550

In overleg

Wortelkluit trekzijde

140

200

280

360

440

670

In overleg

 

Artikel 6.12 Beschermingszones rondom bomen, uitvoering

  • 1. Bescherm de stam en de wortels

    Plaats voor de aanvang van de werkzaamheden zo nodig bouwhekken rond de boom. Breng nooit een gesloten verharding (bijvoorbeeld rijplaten) aan onder de kroonprojectie.

    afbeelding binnen de regeling

  • 2. Plaats geen bouwmaterialen onder de boom

    Voertuigen of bouwketen mogen nooit (tijdelijk) op het wortelpakket geplaatst worden. De opslag van bouwmaterialen is in deze zone eveneens verboden. Dit leidt namelijk tot beschadiging van wortels en het verdicht de bodem. Dit kan leiden tot afsterven van de wortels.

    afbeelding binnen de regeling

  • 3. Voorkom beschadiging van de wortels

    Graaf nooit machinaal binnen de kroonprojectie, maar werk zoveel mogelijk handmatig. Hak nooit wortels door van meer dan 40mm dik zonder eerst te overleggen met de toezichthouder van de gemeente.

    afbeelding binnen de regeling

  • 4. Leg kabels en leidingen zorgvuldig aan

    Leg kabels en leidingen niet dichter dan 120cm langs bomen.

    De tabel met maatvoering in paragraaf 6.11 is hierbij maatgevend. Pas zo mogelijk sleufloze technieken toe, dat wil zeggen: gestuurd boren onder het wortelpakket door in plaats van een sleuf graven. Maak gebruik van kabelgoten en mantelbuizen.

    afbeelding binnen de regeling

  • 5. Houd de grondwaterstand bij de boom gelijk

    Verhoging van de grondwaterstand leidt tot wortelsterfte vanwege een zuurstoftekort. Zorg bij stijging van het grondwaterniveau voor een damwand buiten de kroonprojectie of pomp het water weg. Let bij grondwaterverlaging op uitdroging. Bij noodzakelijke bronbemaling altijd damwanden plaatsen.

    afbeelding binnen de regeling

7. Standaard dwarsprofielen

Artikel 7.1 Normaal (smal)profiel en normaal profiel

  • 1. Uitgewerkte gewenste dwarsprofielen zijn weergegeven in dit handboek.

  • 2. Bij nieuwe kabel- en leidingstroken worden de richtlijnen van NEN 7171 zoveel mogelijk in acht genomen.

  • 3. Als vuistregel kunnen de bijbehorende profielen worden aangehouden. Altijd één en ander verifiëren bij de gemeente en vaststellen door het graven van proefsleuven.

    afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling

Artikel 7.2 Kanttekeningen dwarsprofielen

De gewenste dwarsprofielen zijn hier boven weergegeven. In de profielen zijn netwerken opgenomen van de in de gemeente actief zijnde reguliere nuts/- en telecombedrijven. Het is echter een feit dat nu en in de toekomst de aanleg, in stand houding en het verwijderen van netwerken niet alleen is voorbehouden aan deze reguliere nuts/- en telecombedrijven. Wat betreft de ordening van de schaarse ondergrond zal de aanleg van netwerken van deze niet reguliere nuts/- en telecombedrijven hun tol gaan eisen. Één en ander is mede het gevolg van de gedoogplicht die elke gemeente heeft met betrekking tot de reguliere en niet reguliere telecomoperators. Of een gewenst profiel bij uitbreiding van netwerken in de beschikbare ondergrond in praktijk haalbaar is zal bepaald moeten worden aan de hand van proefsleuven. De gemeente heeft hierbij een voorwaarden stellende en toezichthoudende taak.

8. Voorschriften ten aanzien van de uitvoering

Artikel 8.1 Operationele voorschriften

  • 1. Uitvoerder dient de bepalingen aangaande de WION na te leven.

  • 2. De uitvoerder dient onderzoek te doen naar de precieze ligging van alle leidingen op de graaflocatie conform CROW publicatie 250 (Zorgvuldig Graafproces).

  • 3. Op het werk moet minimaal de gebiedsinformatie (klic), een goedgekeurde graafmelding of (indien aan orde) de vergunning / instemmingsbesluit met goedgekeurde vergunningtekening aanwezig zijn.

  • 4. Ten gunste van efficiency, voorkomen van schade en het beperken van overlast in openbare ruimte dienen de werkzaamheden met betrekking tot kabels en leidingen door één (combi-)aannemer zo mogelijk te worden nagestreefd.

  • 5. Resultaat van proefsleuven dienen op eerste aanzeggen aan de toezichthouder overhandigd te worden.

  • 6. Als voor de uitvoering van de werkzaamheden bronbemaling (ontwatering) noodzakelijk is, dient u mogelijk een melding dan wel een aanvraag in te dienen voor het verkrijgen van een watervergunning. U dient in dat geval contact op te nemen met Waterschap Rivierenland via de volgende link: http://www.waterschaprivierenland.nl/vergunningen/%40166510/bronnering_en/

  • 7. Wijzingen in de uitvoering van het werk ten opzichte van de verstrekte gegevens waarop de vergunning is gebaseerd dienen aan de toezichthouder te worden gemeld. De wijzigingen mogen niet eerder worden gerealiseerd dan na het verlenen van toestemming hiervoor. Bij grote wijzigingen kan van de netbeheerder worden verlangd opnieuw een vergunning aan te vragen.

  • 8. Vervallen leidingen moeten worden verwijderd, tenzij anders met de toezichthouder overeen te komen. Indien een vervallen buisleiding om gegronde reden in de ondergrond blijft liggen dient deze te worden vol geschuimd / gedemmerd ter voorkoming van indringend water, grond, vuil etc.

  • 9. Bij reconstructies c.q. herontwikkeling dient de initiatiefnemer (bijv. de projectontwikkelaar of de gemeente) een geschikt tracé aan te bieden voor de (her)aanleg van kabels en leidingen.

  • 10. Vóór het aanvullen van de sleuf of een pers- c.q. lasput moet(en) de kabel- en leidingbeheerder(s) van de vrij gegraven naastliggende en/of kruisende kabels en leidingen altijd in de gelegenheid worden gesteld om zijn / hun kabels en leiding(en) te inspecteren. Vergunninghouder is verplicht om de informatie en coördinatie ter zake uit te voeren.

  • 11. Netbeheerder is verantwoordelijk voor toezicht houden op uitvoeren van de werkzaamheden. Het toezicht van de gemeente beperkt zich tot het controleren van het naleven van de bepalingen uit de graafvergunning / instemmingsbesluit, de ‘Verordening werkzaamheden kabels en leidingen Groesbeek 2015’ en de daarbij behorende nadere regels.

  • 12. Uitvoerder zal overlast als gevolg van lawaai, stank, modder, stof etc. tot een minimum beperken.

  • 13. Uitvoerder zal tijdens en na het uitvoeren van werkzaamheden de begaanbare trottoirs en wegverhardingen vrij houden van milieuschadelijke- /verontreinigende stoffen.

Artikel 8.2 Verkeersmaatregelen en bereikbaarheid

  • 1. Tijdens de werkzaamheden dienen de richtlijnen van CROW Handboek wegafzettingen 96b bij werken in uitvoering op niet-autosnelwegen en wegen binnen de bebouwde kom, in acht te worden genomen.

  • 2. Een aanvraag voor tijdelijke verkeersmaatregel dient minimaal 15 werkdagen voorafgaand aan de geplande werkzaamheden in combinatie met betreffende graafvergunning cq. Opbreekmelding bij de toezichthouder ter beoordeling ingediend te worden, waarbij wordt vermeld, de ingangsdatum en tijdsduur van de tijdelijke verkeersmaatregel, de eventuele fasering en de werkvolgorde.

  • 3. Bij een melding voor opbreekwerkzaamheden voegt de melder het bijbehorende verkeersplan met tijdelijke verkeersmaatregel toe.

  • 4. Indien een tijdelijke verkeersomleiding noodzakelijk is, wordt deze gerealiseerd door beheerder of uitvoerder. De verkeersomleiding wordt aangegeven door borden, maar kan ook tijdelijke wegverhardingen, verkeerslichten, geleideblokken, belijningen, afzetmaterialen en dergelijke omvatten.

  • 5. De werkzaamheden moeten naar genoegen van de gemeente in tijd en uitvoeringswijze zodanig worden gepland dat de belemmering van de bereikbaarheid van woningen, bedrijven en openbare voorzieningen tot het minimum wordt beperkt.

  • 6. Indien de gemeente het noodzakelijk acht, kan vergunninghouder / houder van het instemmingsbesluit worden verplicht ´s nachts, in de avonduren of buiten de spitsuren de werkzaamheden uit te voeren. Dit zal indien vooraf bekend bij graafvergunning / instemmingsbesluit schriftelijk worden medegedeeld.

  • 7. Het afvoeren van voorzieningen moet op een zorgvuldige wijze gebeuren ter voorkomen van beschadigingen aan gemeentelijke en particuliere eigendommen.

  • 8. Vergunninghouder / houder van het instemmingsbesluit draagt zorg voor regelmatige en voldoende controle op de instandhouding van verkeersborden, wegbebakening en afzettingen, ook buiten de normale werktijden en zo nodig een spoedig herstel van de in ongerede geraakte voorziening.

  • 9. Tijdelijke bebording mag niet aangebracht worden aan bestaande verticale elementen en lichtmasten en/of het zicht op overige verkeersborden of verkeerslichten voor verkeersdeelnemers wegnemen.

  • 10. Permanente verkeersborden in strijd met tijdelijke bebording dient afgedekt of afgedraaid te worden.

  • 11. De aannemer of onderaannemer die de verkeersmaatregelen opzet en/of verwijderd dient in het bezit te zijn van een KOMO-procescertificaat op basis van de BRL-9101 conform de het KIWA Reglement voor Procescertificatie.

  • 12. De gemeente zal er de nodige zorg aan besteden, dat het nuts/-telecombedrijf kan beschikken over het tracé.

  • 13. De bereikbaarheid voor hulpdiensten moet doorlopend worden gewaarborgd. De brandweer moet gebouwen tot op tenminste 40 meter kunnen benaderen. De minimale doorrijbreedte voor brandweervoertuigen bedraagt 3,50 meter. De doorrijhoogte is 4,50 meter.

  • 14. Brandkranen moeten altijd zichtbaar blijven en bereikbaar zijn. Aansluitingen voor droge blusleidingen moeten worden vrijgehouden.

  • 15. Uitvoerder draagt zorg voor de bereikbaarheid van woningen, winkels, bedrijven, openbare gebouwen e.d. voor (mindervalide) voetgangers en (brom)fietsers en bevoorrading. In overleg met de betrokkenen kan door de gemeente de mate van bereikbaarheid nader inhoud worden gegeven.

  • 16. Alle (nood)uitgangen van gebouwen moeten over de volle breedte worden vrijgehouden.

  • 17. Stalling van haspel-, vracht-, directie-, materiaalwagens enz. moet in overleg met de gemeente worden bepaald.

  • 18. De toezichthouder controleert vanuit de publieke taakstelling van de gemeente of het werk veilig wordt uitgevoerd en is bevoegd om, bij onveilige situaties, correctieve maatregelen af te dwingen.

Artikel 8.3 Werktijden

  • 1. Het is niet toegestaan om op zaterdagen, zondagen alsmede nationale feestdagen opbreek- , graaf-, kabel-, aanvulling-, verdichting-, en/of bestratingswerkzaamheden in de openbare ruimte te verrichten, met uitzondering van een calamiteit of indien in de vergunning/instemming anders is aangegeven.

  • 2. Het is niet toegestaan om op werkdagen vóór 07.00 uur en na 18.00 uur opbreek- , graaf-, kabel-, aanvulling-, verdichting-, en/of bestratingswerkzaamheden in de openbare ruimte te verrichten, met uitzondering van een calamiteit of indien in de vergunning/instemming anders is aangegeven.

  • 3. De werkdag voorafgaande aan het weekend of nationale feestdag moet uiterlijk 16.30 uur de verhardingen hersteld en gesloten zijn.

  • 4. De gemeente kan de vergunninghouder / houder van het instemmingsbesluit in specifieke gevallen verplichten werkzaamheden buiten de reguliere werktijden uit te voeren.

  • 5. In winkelstraten op evenementenpleinen mogen geen opbrekingen zijn of worden uitgevoerd gedurende door de gemeente namens Burgemeester en Wethouders vergunde evenementen, in clusief de opbouw en afbreekperiode. Hieronder vallen onder andere:

    • -

      Koningsdag;

    • -

      De wekelijkse markten;

    • -

      Lokale evenementen zoals de 'Wandelvierdaagse van Nijmegen'.

    Een afschrift van de evenementenkalender is te verkrijgen bij de gemeente. De Evenementenkalender is tevens te raadplegen via de website van de gemeente. http://www.groesbeektoerisme.nl/Basis.aspx?Tid=2&Sid=40&Hmi=40&Smi=0

Artikel 8.4 Informatie en communicatie

  • 1. Namens de uitvoerende partij dient altijd één Nederlands sprekend aanspreekpunt op het werk aanwezig te zijn die de verantwoordelijk draagt voor het nakomen van de afspraken en voorwaarden overeenkomstig in de graafvergunning / instemmingsbesluit vermeld is.

  • 2. Uitvoerder dient op verzoek de gevraagde informatie met betrekking tot het werk aan de toezichthouder ter beschikking te stellen en medewerking te verlenen om toezicht mogelijk maken.

  • 3. Netbeheerder of uitvoerder stelt betrokken bewoners, bedrijven en andere belanghebbenden schriftelijk in kennis van voorgenomen werkzaamheden. In deze kennisgeving worden in elk geval vermeld aard, startdatum en duur van het werk alsmede naam en telefoonnummer van de uitvoerder.

  • 4. In geval bereikbaarheid tijdelijk wordt verminderd, bijv. als gevolg van wegafzetting of omleiding, moet de uitvoerder de betreffende bewoners, bedrijven en hulpdiensten minimaal 3 werkdagen voor aanvang van het werk schriftelijk op de hoogte stellen.

  • 5. Een afschrift van de bewonersbrief dient voor aanvang van het werk in bezit te zijn bij de toezichthouder van afdeling Openbare Ruimte.

  • 6. De netbeheerder of uitvoerder dient op verzoek revisietekening(en) van een nieuw dan wel bestaand werk aan te leveren. Binnen welke termijn en op welke wijze in nadere afstemming.

  • 7. In bepaalde gevallen kan de gemeente het wenselijk, zo niet noodzakelijk vinden dat een voornemen van een nuts/- of telecombedrijf gepubliceerd wordt. In dat geval dient de vergunning aanvrager / aanvrager van het instemmingsbesluit mee te werken aan een tekst die geschikt is voor publicatie. De gemeente zal de aangeleverde tekst beoordelen en waar nodig aanpassen. De tekst zal vervolgens door en op kosten van de gemeente worden gepubliceerd.

9. Procedure levering materialen door de gemeente

Aannemer neemt contact op met de toezichthouder van de gemeente en dient hierbij het volgende door te geven:

  • -

    Soort werk, indien van toepassing onder vermelding van het zaaknummer(vergunning / instemmingsbesluit)

  • -

    Hoeveelheid, soort en/of type materiaal.

Met de toezichthouder wordt tevens een afspraak gemaakt over datum/tijdstip van het afhalen van materiaal bij de gemeentewerf of een andere door de toezichthouder aangewezen locatie.

10. Aansprakelijkheid en schade

Artikel 10.1 Aansprakelijkheid en schade

  • 1. Leidingen die zijn gelegd in afwijking van aanwijzingen, richtlijnen e.d. van de gemeente moeten op eerste aanzegging van de toezichthouder door en voor rekening van de betreffende vergunninghouder / houder van het instemmingsbesluit worden verlegd naar de door de gemeente aan te geven plaats c.q. hoogte.

  • 2. Vergunninghouder / houder van het instemmingsbesluit moet redelijkerwijs alle mogelijke maatregelen nemen om te voorkomen dat de gemeente dan wel derden ten gevolge van het werk schade lijden.

  • 3. Indien tijdens werkzaamheden schade ontstaat dient dit direct door de netbeheerder of uitvoerder te worden gemeld aan de toezichthouder en aan de eigenaar van het beschadigde object. Bij schade aan ondergrondse voorzieningen kan worden gedacht aan schade aan de hoofdriolering, huisaansluitingen, kolken en kolkaansluitingen op het riool, peilbuizen, kabels van de openbare verlichting en verkeersregelinstallaties, drainageleidingen en ondergrondse containers.

  • 4. Het herstel van opgetreden schade vindt plaats in overleg en voor rekening van de veroorzaker. Uitgangspunt bij het herstel van de (voorziene) schade als gevolg van de werkzaamheden is dat de netbeheerder of uitvoerder de situatie in oorspronkelijke staat herstelt.

  • 5. Bij schades die zich als gevolg van leidingwerkzaamheden achteraf openbaren of bij verborgen gebreken, wordt indien aantoonbaar, de netbeheerder of uitvoerder alsnog aansprakelijk gesteld. Voorbeelden hiervan zijn onder andere:

    • -

      Werkzaamheden waarbij de overlevingskans van de aanwezige/teruggeplaatste beplanting gering is en deze beplanting vervangen dient te worden;

    • -

      Werkzaamheden waarbij boomwortels zodanig zijn aangetast dat de overlevingskans c q. stabiliteit van de boom verloren is gegaan;

    • -

      Aantasting (ecologische) kwaliteit groeiplaats.

  • 6. Bij ontstane schade buiten de sleuf c q. het werkgebied ten gevolge van werkzaamheden zal, indien aantoonbaar, de netbeheerder of uitvoerder aansprakelijk worden gesteld. Hierbij kan o.a. worden gedacht aan schade aan voet-/fietspaden, groenstroken etc. als gevolg van rijden/parkeren door voertuigen of ander materieel. Afhankelijk van de situatie kan het wenselijk zijn voorafgaand aan de werkzaamheden een (gezamenlijke) schouw uit te voeren waarbij de bestaande situatie wordt nagegaan en vastgesteld. Ontstane schades zullen door de toezichthouder worden vastgelegd in een schaderapport voorzien van fotomateriaal.