Beleidsregel Overbruggingsuitkering Participatiewet 2015 gemeente Groesbeek

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel overbruggingsuitkering Participatiewet 2015

Beleidsregel overbruggingsuitkering Participatiewet 2015

Inhoudsopgave

De inhoud van de beleidsregel

Achtergrond

Vaststelling, publicatie en inwerkingstreding.

De beleidsregel

  • 1.

    Begripsbepalingen

  • 2.

    Uitgangspunt

  • 3.

    Toekenning

  • 4.

    Hoogte

  • 5.

    Vorm

  • 6.

    Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 7.

    Inwerkingtreding

  • 8.

    Citeertitel

De inhoud van de beleidsregel

De ‘beleidsregel overbruggingsuitkering op grond van de Participatiewet’ geeft aan in welke situatie een overbruggingsuitkering kan worden toegekend bij een aanvraag levensonderhoud op grond van de Participatiewet. Ook geeft de beleidsregel de hoogte van de overbruggingsuitkering aan.

Een overbruggingsuitkering is niet een voorschot art 52 Participatiewet. In de toelichting wordt uitgelegd wanneer een overbruggingsvoorschot wordt toegekend en wanneer een voorschot art 52 Participatiewet.

Deze beleidsregel heeft betrekking op de bevoegdheid genoemd in:

  • ·

    titel 4.3 Awb.

  • ·

    Art.7, lid 1 sub b Participatiewet

  • ·

    Art 18, lid 1 Participatiewet

  • ·

    Art 48 lid 1 Participatiewet

Achtergrond

De beleidsregel is in MUG verband in 2013 opgesteld in overleg met klantmanagers Participatiewet en de coördinator van het cluster Participatiewet. De beleidsregel is voorgelegd aan de cliëntenraad. De cliëntenraad heeft een kanttekening geplaatst bij artikel 5 lid 2: is belanghebbende na beëindiging van de uitkering in staat tot terugbetaling van de overbruggingsuitkering? Naar aanleiding van deze kanttekening is de toevoeging gedaan dat het inkomen van belanghebbende na beëindiging boven 110% van de bijstandsnorm moet liggen, voordat wordt overgegaan tot terugvordering.

Er is destijds afgezien van een inspraaktermijn omdat de beleidsregel ten voordele is van belanghebbende.

De MUG-beleidsregel overbruggingsuitkering wordt ongewijzigd voortgezet vanaf 1 januari 2015.

De beleidsregel

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht, het Burgerlijk Wetboek.

  • 2. In de beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groesbeek;

    • b.

      belanghebbende: de persoon die in de gemeente Groesbeek een aanvraag doet voor een uitkering op grond van de Participatiewet en in aanmerking wenst te komen voor een overbruggingsuitkering;

    • c.

      overbruggingsuitkering: algemene bijstand ter overbrugging van de datum van aanvraag van een uitkering levensonderhoud tot de datum van de eerste betaling van de periodieke uitkering.

Artikel 2. Uitgangspunt

De financiële overbrugging van de periode van het wegvallen van de inkomsten tot de eerste betaling van de periodieke uitkering behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van belanghebbende. Bij voldoende eigen middelen (inclusief spaartegoeden) is er geen reden tot het verstrekken van een overbruggingsuitkering.

Artikel 3. Toekenning

Een overbruggingsuitkering kan, na aanvraag van de bijstandsuitkering, slechts worden toegekend indien:

  • a.

    belanghebbende in de problemen dreigt te raken doordat de algemene bijstand voor levensonderhoud achteraf betaald wordt en;

  • b.

    belanghebbende tot de ingangsdatum van het recht op algemene bijstand, geen andere uitkering of inkomsten ontving.

Artikel 4. Hoogte

  • 1. De hoogte van de overbruggingsuitkering is gelijk aan de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm, afgestemd op de periode die moet worden overbrugd. Dit is doorgaans de periode van de ingangsdatum van het recht op uitkering tot de eerste betaling van de periodieke uitkering.

  • 2. Indien belanghebbende toch beschikt over geringe eigen middelen, worden deze in mindering gebracht op de overbruggingsuitkering.

Artikel 5. Vorm

  • 1. De overbruggingsuitkering wordt verstrekt als algemene bijstand om niet.

  • 2. Op grond van artikel 54 lid 3 en artikel 58, lid 2, onderdeel a van de Participatiewet kan het college de overbruggingsuitkering terugvorderen in de volgende situatie:

    • a.

      als de uitkering levensonderhoud van belanghebbende binnen 36 maanden na ontvangst van de overbruggingsuitkering wordt beëindigd én

    • b.

      als het inkomen van belanghebbende na uitstroom uit de bijstand hoger ligt dan 110% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm.

  • 3. In het geval de situatie onder lid 2 aan de orde is, wordt tot een jaar na uitstroom uit de bijstand het meerdere boven 110% van de geldende bijstandsnorm teruggevorderd. Na een jaar wordt het nog niet terugbetaalde deel van de overbruggingsuitkering kwijtgescholden.

Artikel 6 Hardheidsclausule onvoorziene omstandigheden

  • 1. Het college kan in zeer bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2. In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 8. Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: ‘Beleidsregel overbruggingsuitkering Participatiewet 2015’.

Toelichting op de beleidsregel

Artikel 2. Uitgangspunt

Hoofdregel is dat er in beginsel geen overbruggingsuitkering voor algemeen noodzakelijke kosten van bestaan worden verstrekt, omdat de voor belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt geacht toereikend te zijn.

Als een belanghebbende tot de ingangsdatum van het recht op een bijstandsuitkering, een andere uitkering of inkomsten ontving (hiermee wordt niet bedoeld zak-en kleedgeld van COA), bestaat er geen recht op een overbruggingsuitkering. Indien belanghebbende in die gevallen in de problemen dreigt te raken, omdat de bijstandsuitkering altijd achteraf wordt betaald, kan een voorschot worden verstrekt op grond van art. 52 Participatiewet.

Artikel 3 Toekenning

Een overbruggingsuitkering wordt alleen ingezet als belanghebbende een bijstandsuitkering aanvraagt, en op de aanvraagdatum niet beschikt over inkomsten uit arbeid of een andere uitkering die betrekking heeft op de periode voorafgaande aan de aanvraagdatum. In alle andere gevallen volstaat het verstrekken van een voorschot op grond van art. 52 Participatiewet (zie de toelichting bij art. 2).

Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan:

  • ·

    een asielzoeker die een verblijfsvergunning heeft gekregen en, al dan niet met gezin, wegens het verlaten van een asielzoekerscentrum voor de eerste maal zelfstandige huisvesting krijgt. Hij ontving voor aanvraagdatum alleen zak- en kleedgeld van het COA, wat niet wordt beschouwd als inkomsten;

  • ·

    een zwerver zonder inkomsten die een woning toegewezen krijgt;

  • ·

    iemand die zich na een verbroken relatie zelfstandig vestigt en geen eigen inkomsten heeft.

Waarom een overbruggingsuitkering en geen voorschot art.52?

De uitkering wordt achteraf betaald (de 10E van de maand na de maand waar de uitkering betrekking op heeft). Dit betekent dat belanghebbende (in de situatie zoals hierboven beschreven) tot de eerste betaling van de uitkering niet over middelen beschikt. Dit probleem oplossen door een ‘gewoon’ voorschot te verstrekken is niet voldoende. Een gewoon voorschot wordt verrekend met de eerste uitbetaling van de uitkering. De klant zit dan weer met het probleem dat hij niet voldoende middelen heeft om de periode tot de volgende betaling te overbruggen.

Veel gemeenten kennen in zo’n situatie een overbruggingsuitkering toe. Het college kiest hier ook voor. De overbruggingsuitkering is bedoeld om de periode door te komen tot het moment van de eerste betaling van de uitkering, om eten en vaste lasten te betalen.

Artikel 4. Hoogte

De periode die moet worden overbrugd, is doorgaans de periode van de ingangsdatum van het recht op uitkering tot de eerste betaling van de periodieke uitkering. Hier kan in individuele gevallen van worden afgeweken, omdat de periode die moet worden overbrugd, langer kan zijn. Dit komt door de late betalingsdatum van de periodieke uitkering: de 10e van de maand, volgend op de maand waarin de aanvraag is gedaan. Zie uitleg hieronder:

Belanghebbende ontving zak- en kleedgeld (weekuitkering) van COA en vestigt zich op 15 maart in de gemeente Groesbeek. De bijstandsuitkering over de maand maart (die betrekking heeft op de periode van 15 maart tot en met 31 maart) wordt op 10 april uitbetaald. Belanghebbende heeft in de periode 15 maart tot 10 april geen middelen om in zijn levensonderhoud te voorzien. De overbruggingsuitkering bedraagt dan 27 dagen (15 maart tot en met 10 april). Op 10 april ontvangt de belanghebbende de uitkering over de periode 15 maart tot en met 31 maart (= 17 dagen). Hiermee kan belanghebbende dan de periode 10 april tot en met 26 april in zijn levensonderhoud voorzien. De volledige uitkering over april wordt op10 mei uitbetaald. Belanghebbende moet dan de periode 27 april tot 10 mei overbruggen (13 dagen). Belanghebbende moet dan in totaal 40 dagen (27 dagen + 13 dagen) overbruggen, wat neerkomt op 1,33 * de bijstandsnorm.

In de situatie dat een belanghebbende tot de ingangsdatum van het recht op een bijstandsuitkering wel een andere uitkering of inkomsten ontving, maar deze uitkering of inkomsten naar het oordeel van het college onvoldoende zijn ter overbrugging naar de eerstvolgende uitbetaling van de algemene bijstand, kan een uitzondering worden gemaakt. Bij het bepalen van de hoogte van de overbruggingsuitkering wordt met deze uitkering of inkomsten rekening gehouden. Ook als belanghebbende beschikt over geringe eigen middelen, wordt hiermee rekening gehouden.

Artikel 5. Vorm

Als bijstand wordt verleend voor de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan, dan is de overbruggingsuitkering algemene bijstand (dus geen bijzondere bijstand). De uitkering wordt om niet verstrekt, op grond van artikel 48 Participatiewet, lid 1.

Bij beëindiging van de bijstand kan een overbruggingsuitkering worden teruggevorderd met toepassing van artikel 58 lid 2 onderdeel a Participatiewet. Het college kan hiertoe overgaan als de uitkering levensonderhoud van belanghebbende binnen 36 maanden na ontvangst van de overbruggingsuitkering wordt beëindigd, en als het inkomen van belanghebbende na uitstroom uit de bijstand hoger is dan 110% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm. Gedurende een jaar na uitstroom wordt het meerdere boven 110% bijstandsnorm teruggevorderd. Het deel van de overbruggingsuitkering dat na een jaar nog niet is terugbetaald, wordt kwijtgescholden.