Regeling vervallen per 12-04-2018

Beleidsregel Schuldhulpverlening gemeente Groesbeek 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 11-04-2018

Intitulé

Beleidsregel Schuldhulpverlening gemeente Groesbeek 2015

Inhoudsopgave

De inhoud van de beleidsregel

Achtergrond

Vaststelling, publicatie en inwerkingstreding

De beleidsregel

  • 1.

    Begripsbepalingen

  • 2.

    Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

  • 3.

    Aanvraag schuldhulpverlening

  • 4.

    Aanbod schuldhulpverlening

  • 5.

    Verplichtingen

  • 6.

    Afwijzen aanvraag

  • 7.

    Beëindigingsgronden

  • 8.

    Recidive

  • 9.

    Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 10.

    Inwerkingtreding

  • 11.

    Citeertitel

Toelichting

De inhoud van de beleidsregel

De beleidsregel heeft betrekking op de bevoegdheid van het college genoemd in artikel 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, en geeft een uitgewerkt kader voor de uitvoering van de schuldhulpverlening door de gemeente. In de beleidsregel zijn o.a. afwijzings- en beëindigingsgronden geformuleerd (artikel 6 en 7), die moeten voorkomen dat trajecten schuldhulpverlening, die geen kans van slagen hebben, worden opgestart. Ook is aangegeven in welke gevallen van recidive geen aanbod wordt gedaan (artikel 8).

Achtergrond

De beleidsregel is in concept opgesteld in overleg met PLANgroep, uitvoerder van de schuldhulpverlening in opdracht van de gemeente. Op grond van de Inspraakverordening gemeente Groesbeek 2009 en afdeling 3.4 Awb is de concept-beleidsregel ter inzage gelegd van 21 januari tot 4 maart 2014. Er zijn geen zienswijzen binnengekomen.

Daarnaast is de concept-beleidsregel ter advisering destijds voorgelegd aan de cliëntenraad Werk en Inkomen gemeente Groesbeek. De cliëntenraad is na bespreking akkoord met de beleidsregel.

De beleidsregel

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    De wet: de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groesbeek;

  • c.

    inwoner: ingezetene die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bij de gemeente Groesbeek is ingeschreven;

  • d.

    belanghebbende: de natuurlijke persoon die een aanvraag doet voor schuldhulpverlening Hieronder wordt tevens de eventuele partner verstaan;

  • e.

    schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg;

  • f.

    schuldhulpverleningstraject: het totaal van dienstverlening vanaf aanvraag schuldhulpverlening tot en met de afronding van de schuldhulpverlening;

  • g.

    minnelijke schuldregeling: een regeling van schulden tussen schuldenaar en schuldeisers, ter finale kwijting van de schulden na 36 maanden;

  • h.

    fraude: opzettelijk handelen of nalaten waarbij misleiding wordt gebruikt om een wederrechtelijk voordeel te behalen ten koste van een bestuursorgaan;

  • i.

    WSNP: Wet schuldsanering natuurlijke personen.

  • j.

    Zelfstandig ondernemer: iemand die inkomsten heeft die niet betrekking hebben op arbeid in loondienst zoals bijvoorbeeld inkomsten uit een eigen bedrijf of freelancewerkzaamheden.

Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Alle inwoners van de gemeente Groesbeek van 18 jaar en ouder, kunnen een aanvraag voor schuldhulpverlening indienen.

Artikel 3. Aanvraag schuldhulpverlening

De aanvraag kan schriftelijk worden ingediend bij het college, middels een daarvoor aangewezen aanvraagformulier. Dit formulier is ondertekend door belanghebbende.

Artikel 4 Aanbod schuldhulpverlening

  • 1. Het college biedt schuldhulpverlening aan belanghebbende. Het aanbod kan bestaan uit het volgende product of een combinatie van de volgende producten:

    • a.

      informatie-en adviesgesprek

    • b.

      budgetbeheer

    • c.

      budget coaching

    • d.

      minnelijke schuldregeling

    • e.

      100% betalingsregeling

    • f.

      Afgifte WSNP-verklaring

    • g.

      Aanvraag dwangakkoord

    • h.

      Aanvraag voorlopige voorziening

    • i.

      Nazorg

    • j.

      Inzet cursus Grip op de Knip van het ROC

    • k.

      Inzet Humanitas Thuisadministratie

  • 2. De producten die de gemeente aanbiedt aan belanghebbende, zijn van meerdere factoren afhankelijk en kunnen dus per situatie verschillen. De factoren die een rol kunnen spelen zijn:

    • a.

      aard c.q. omvang van de schulden;

    • b.

      inkomsten en uitgaven;

    • c.

      psychosociale situatie of verslavingsproblematiek;

    • d.

      houding en gedrag van verzoeker (motivatie);

    • e.

      de financiële vaardigheden en mate van leerbaarheid van verzoeker

    • f.

      woonsituatie;

    • g.

      een eventueel eerder gebruik van schuldhulpverlening.

Artikel 5. Verplichtingen

  • 1. Belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de schuldhulpverlening, zowel bij de aanvraag als gedurende de looptijd van het schuldhulpverleningstraject.

  • 2. Belanghebbende is verplicht om aan het college desgevraagd alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is gedurende de aanvraagperiode en tijdens het schuldhulpverleningstraject. Hieronder wordt in ieder geval verstaan;

    • a.

      het tijdig aanleveren van voor de schuldhulpverlening noodzakelijke bewijsstukken. Hiervoor geldt dat altijd één hersteltermijn wordt geboden na verzuim;

    • b.

      het nakomen van afspraken;

    • c.

      geen nieuwe schulden aangaan;

    • d.

      zich houden aan alle bepalingen en voorwaarden als genoemd in de overeenkomst(en) die worden gesloten in het schuldhulpverleningstraject;

    • e.

      zoveel mogelijk afloscapaciteit creëren door het verruimen van inkomen, het inzetten van beschikbaar vermogen en het minimaliseren van uitgaven, en deze afloscapaciteit te gebruiken ter delging van de schulden;

    • f.

      Volledige medewerking verlenen aan hulpverlening van ketenpartners, als dit onderdeel uitmaakt van het schuldhulpverleningstraject.

Artikel 6. Afwijzen aanvraag

  • 1. Het college kan besluiten om de aanvraag schuldhulpverlening af te wijzen. Het college doet dat in ieder geval als:

    • a.

      belanghebbende één of meerdere verplichtingen als genoemd in artikel 5, eerste en tweede lid niet of in onvoldoende mate is nagekomen;

    • b.

      belanghebbende voor de tweede keer niet is verschenen op een afspraak met de schuldhulpverlener zonder hierover vooraf te berichten;

    • c.

      er geen sprake is van een stabiel inkomen op minimaal de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • d.

      belanghebbende niet bereid is de beschikbare afloscapaciteit in middelen en vermogen te gebruiken voor aflossing van zijn schulden;

    • e.

      belanghebbende niet heeft aangetoond gemotiveerd te zijn om de onderliggende oorzaak van de schulden te willen oplossen, bijvoorbeeld door de naar het oordeel van het college benodigde hulpverlening te zoeken en te aanvaarden;

    • f.

      belanghebbende zich misdraagt ten opzichte van medewerkers die zijn belast met de uitvoering van de schuldhulpverlening;

    • g.

      Belanghebbende in staat is om zijn schulden zelf te regelen;

    • h.

      Belanghebbende zich meldt voor schuldhulpverlening binnen 3 jaar na afwijzing van de WSNP tenzij de afwijsreden van de WSNP aanvraag ten tijde van een nieuwe aanvraag niet meer van toepassing is.

    • i.

      belanghebbende geen stabiele woon-of leefsituatie heeft en er geen zicht is op een verbetering van de situatie binnen 3 maanden;

    • j.

      belanghebbende een gezamenlijke huishouding voert met een niet rechtmatig in Nederland verblijvende partner en/of kinderen;

    • k.

      Belanghebbende bezig is met een echtscheidingsprocedure en de echtscheiding nog niet is opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie;

    • l.

      Er sprake is van niet saneerbare vorderingen, waardoor naar het oordeel van het college geen succesvolle schuldregeling mogelijk is;

    • m.

      Belanghebbende fraude heeft gepleegd en wegens de fraude onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld of een onherroepelijk strafrechtelijke sanctie opgelegd heeft gekregen. De fraude betreft hierbij financiële benadeling van een bestuursorgaan. De fraude maakt onderdeel uit van de schulden.

    • n.

      Er sprake is van betwiste vorderingen en/of er een grote kans is op nieuwe vorderingen of schulden.

    • o.

      Belanghebbende niet tot de doelgroep behoort;

    • p.

      Belanghebbende ondernemer is, èn er geen sprake is van stabiele en voldoende inkomsten op minimaal de van toepassing zijnde bijstandsnorm, de boekhouding van de onderneming niet op orde is, en niet alle belastingaangiftes zijn gedaan;

    • q.

      Belanghebbende ex-ondernemer is én de boekhouding van de onderneming niet is afgerond en niet alle belastingaangiftes zijn gedaan over de periode dat de onderneming is gevoerd.

  • 2. In afwijking van lid 1 van dit artikel kan het college besluiten om de producten a,c en j van artikel 4 lid 1 aan te bieden, ook als één of meer van de afwijzingsgronden genoemd onder lid 1 aan de orde zijn.

Artikel 7. Beëindigingsgronden

  • 1. Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels, kan het college besluiten tot beëindiging van de schuldhulpverlening. Het college doet in ieder geval als:

    • a.

      belanghebbende één of meerdere of meerdere verplichtingen als genoemd in artikel 5, eerste en tweede lid niet of in onvoldoende mate is nagekomen;

    • b.

      belanghebbende voor de tweede keer niet is verschenen op een afspraak met de schuldhulpverlener zonder hierover vooraf te berichten;

    • c.

      Het minnelijk traject tot schuldregelen niet is geslaagd, omdat één of meerdere schuldeisers geen medewerking verlenen en de WSNP geen mogelijkheid is;

    • d.

      Er een WSNP-verklaring is afgegeven;

    • e.

      op grond van – zo later is gebleken – onjuiste gegevens schuldhulpverlening aan belanghebbende is toegekend, terwijl indien dit ten tijde van de besluitvorming bekend was geweest bij het college, een andere beslissing zou zijn genomen;

    • f.

      belanghebbende is komen te overlijden;

    • g.

      belanghebbende niet langer voldoet aan het bepaalde onder artikel 2;

    • h.

      belanghebbende zich ten opzichte van de medewerkers, belast met werkzaamheden die voortkomen uit het schuldhulpverleningstraject, misdraagt;

    • i.

      belanghebbende in staat is om zijn schulden zelf te regelen dan wel in staat is de schulden zelfstandig te beheren;

    • j.

      de geboden hulpverlening, gelet op de persoonlijke omstandigheden van belanghebbende, niet (langer) passend is;

    • k.

      belanghebbende zich niet naar vermogen inspant om de onderliggende oorzaak van de schuldenproblematiek op te lossen;

    • l.

      belanghebbende zelf heeft verzocht om het traject schuldhulpverlening te beëindigen;

    • m.

      het schuldhulpverleningstraject succesvol is afgerond.

    • n.

      Belanghebbende gedurende het schuldhulpverleningstraject fraude heeft gepleegd en wegens de fraude onherroepelijk strafrechtelijke is veroordeeld of een onherroepelijk strafrechtelijke sanctie opgelegd heeft gekregen. De fraude betreft financiële benadeling van een bestuursorgaan.

  • 2. In afwijking van lid 1 van dit artikel kan het college besluiten om de producten a,c en j van artikel 4 lid 1 aan te bieden, ook als één of meer van de beëindigingsgronden genoemd onder lid 1 aan de orde zijn

Artikel 8. Recidive

  • 1. Het college doet geen aanbod schuldhulpverlening (met uitzondering van artikel 4, lid 1 onder a,c en j) indien minder dan zes maanden voorafgaande aan de aanvraag schuldhulpverlening is afgewezen of voortijdig beëindigd:

    • a.

      op grond van artikel 6 onder a,b en f;

    • b.

      op grond van artikel 7 onder a, b,c, e en/of k in de periode dat er nog geen schuldregeling tot stand is gekomen. Bij 7c moet worden opgemerkt dat er geen verandering is in de situatie.

  • 2. Het college doet geen aanbod schuldhulpverlening (met uitzondering van artikel 4, lid 1 onder a,c en j) indien minder dan drie jaar voorafgaande aan de aanvraag schuldhulpverlening voortijdig is beëindigd:

    • a.

      op grond van artikel 7 onder a, b, e en/of k en er al sprake was van een schuldregeling;

    • b.

      op grond van artikel 7 onder h;

    • c.

      de schuldhulpverlening op verzoek van klant is beëindigd en er al sprake was van een schuldregeling.

  • 3. In afwijking van het gesteld in het eerste en tweede lid van dit artikel kan het college besluiten om wel een aanbod schuldhulpverlening te doen als:

    • a.

      iedere vorm van verwijtbaarheid bij de beëindiging of weigering ontbrak;

    • b.

      belanghebbende minderjarige kinderen heeft.

  • 4. Het college doet geen aanbod schuldhulpverlening (met uitzondering van artikel 4, lid 1 onder a,c en j) indien minder dan vijf jaar voorafgaande aan de aanvraag schuldhulpverlening een schuldregeling succesvol is afgerond.

  • 5. In afwijking van het gestelde in lid 4 van dit artikel kan het college besluiten om wel een aanbod schuldhulpverlening te doen als:

    • a.

      belanghebbende geheel buiten de eigen schuld om opnieuw in een schuldensituatie terecht is gekomen;

    • b.

      belanghebbende minderjarige kinderen heeft.

Artikel 9 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 1. Het college kan in zeer bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2. In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking per 1 januari 2015.

Artikel 11. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Schuldhulpverlening gemeente Groesbeek 2015.

Toelichting Beleidsregel Schuldhulpverlening gemeente Groesbeek

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Schuldhulpverlening staat in beginsel open voor alle inwoners van Groesbeek van 18 jaar en ouder. Er is sprake van brede toegankelijkheid conform de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

Met betrekking tot zelfstandigen wel weer verwijzen naar Bbz als voorliggende voorziening voor zelfstandigen met een levensvatbaar bedrijf. Verder hier (weer) benoemen dat stabiele inkomsten op minimaal bijstandsniveau, een boekhouding die op orde is en afgeronde belastingaangiftes voorwaarden zijn om toegelaten te worden. Als wij de expertise niet in huis hebben om de (ex) zelfstandige te begeleiden via Plangroep dan kunnen wij besluiten de ondernemer door te verwijzen naar Zuidweg en Partners.

Artikel 3 Aanvraag schuldhulpverlening

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 4 Aanbod schuldhulpverlening

Onder lid 1 is een opsomming gegeven van de producten die PLANgroep (in opdracht van de gemeente) kan aanbieden in een traject schuldhulpverlening. Het product j is geen product van PLANgroep. Het is een produkt die de gemeente heeft ingekocht bij het ROC, en die tevens kan worden ingezet in het traject. Omdat PLANgroep beschikkingen afgeeft namens de gemeente, is dit product opgenomen in de opsomming en kan het worden genoemd als aanbod in de toekenningsbeschikking. Als belanghebbende een ondernemer is, dan kan Plangroep doorverwijzen naar Zuidweg en Partners, in overleg met de gemeente.

Het aanbod van produkten is niet beperkt tot deze opsomming. Ook bijvoorbeeld de produkten en screeningsgesprek maken onderdeel uit van ons aanbod schuldhulpverlening.

Artikel 5 Verplichtingen

Lid 1 Op grond van dit artikel rust op de verzoeker of belanghebbende de verplichting om desgevraagd of uit eigen beweging de gemeente te informeren over alles wat van belang is voor schuldhulpverlening (conform art 6 van de wet). De aangeleverde gegevens dienen door het college onderzocht te worden op juistheid en volledigheid.

Lid 2 Naast de in lid 1 genoemde inlichtingenplicht dient de verzoeker of belanghebbende alle medewerking te verlenen die nodig is voor de uitvoering van schuldhulpverlening (conform art 7 van de wet. De onder a t/m e genoemde lijst verplichtingen is niet limitatief. Afhankelijk van het product en de situatie van de klant kunnen aanvullende verplichtingen gelden.

Voor wat betreft het verruimen van het inkomen geldt dat verzoeker of belanghebbende zich naar vermogen zal moeten inspannen. Onder deze verplichting valt, in het geval van werkloosheid of parttime werk, ook het aanvaarden van iedere vorm van geaccepteerde arbeid. Verzoeker of belanghebbende dient dan ook actief te solliciteren. Hierbij gaat het om een inspanningsverplichting.

Artikel 6. Afwijzen aanvraag

In dit artikel is aangegeven in welke situaties of op welke gronden het college een aanvraag voor schuldhulpverlening kan afwijzen. Onderstaande afwijzingsgronden hebben met name betrekking op het niet kunnen treffen van een schuldregeling of afbetalingsregeling. Als andere producten (zoals producten a,c en j onder artikel 4) kunnen worden ingezet die bijdragen aan stabilisatie of verbetering van de schuldensituatie van belanghebbende, dan kan het college kiezen voor inzet van deze producten. Afwijzing is dan niet aan de orde. Hiervoor is lid 2 toegevoegd aan het artikel.

Hieronder volgt een nadere toelichting van een aantal afwijzingsgronden.

onder a en b: Het is de eigen verantwoordelijkheid van de verzoeker of belanghebbende om de nodige informatie te leveren en medewerking te verlenen (zie vorig artikel). In het geval er niet of in onvoldoende mate aan de verplichtingen is voldaan zal het college de aanvraag voor schuldhulpverlening afwijzen. Indien er een termijn is gesteld, dan dient deze gelet op bijvoorbeeld de gevraagde informatie redelijk te zijn. Over het algemeen zal twee weken voldoende zijn. De gestelde termijn (en de redelijkheid ervan) hangt echter samen met het type verplichting. Na verzuim wordt altijd één hersteltermijn geboden.

Onder c: om bij het treffen van een schuldregeling te kunnen voldoen aan de aflossingsverplichting, is het hebben van een inkomen op minimaal de van toepassing zijnde bijstandsnorm een belangrijke voorwaarde.

onder e: Naast de eigen verantwoordelijkheid is een goede motivatie cruciaal voor het slagen van de schuldhulpverlening. Daarom kan het college de aanvraag weigeren indien belanghebbende de naar het oordeel van het college benodigde hulpverlening niet wil zoeken en/ of aanvaarden. Zonder die hulpverlening is het immers niet mogelijk om de onderliggende oorzaak van de schulden op te lossen of aan te pakken. De kans dat het traject schuldhulpverlening mislukt is groot en dus is de maatschappelijke investering in een traject ongewenst.

onder h: Een nieuwe aanvraag schuldhulpverlening zal na een afwijzing van de WSNP geen zin hebben als de situatie van de belanghebbende ongewijzigd is. Schuldeisers zullen dan hoogstwaarschijnlijk wederom niet akkoord gaan met het voorstel tot regeling van de schulden.

onder i: Indien er geen stabiele woon- of leefsituatie is en er geen uitzicht is dat dit binnen drie maanden verandert, heeft een langdurig traject zoals de minnelijke schuldregeling geen zin. Het risico op nieuwe schulden, uitval in het traject en inkomensachteruitgang is dan te groot. De verzoeker is eerst zelf aan zet bij het stabiel krijgen van zijn woon- leefsituatie voordat schuldhulpverlening mogelijk is. In een financieel adviesgesprek kan de verzoeker geïnformeerd worden over welke stappen hij kan nemen ter stabilisatie van zijn woon- leefsituatie.

onder j: In het geval een van beide partners of niet rechtmatig in Nederland verblijft kan er geen minnelijke schuldregeling worden opgestart. Bij de berekening van de afloscapaciteit kan er geen rekening worden gehouden met de niet rechthebbende en is de inkomensgrondslag gebaseerd op een alleenstaande. Dit terwijl er natuurlijk wel kosten worden gemaakt voor zaken zoals kleding en voedsel. Wel kan er advies en informatie gegeven worden over het zelf regelen en aflossen van schulden. Ook als de verzoeker één of meerdere kinderen heeft die niet rechtmatig in Nederland verblijven is er geen minnelijke regeling mogelijk.

onder k: Als verzoeker gescheiden is, moet de echtscheiding staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Bij een echtscheidingsprocedure is het over het algemeen zo dat het inkomen en de schuldenlast van een van de beide partners onduidelijk is. Een van de partners moet bijvoorbeeld nog een uitkering aanvragen. Een andere moeilijkheid kan zijn het niet krijgen van een juist schuldoverzicht door een niet meewerkende partner.

onder l: Bij niet saneerbare schulden kan een schuldeiser niet worden gedwongen mee te werken aan een minnelijk traject schuldbemiddeling. Schuldbemiddeling is daardoor uitgesloten. Onder niet saneerbare schulden vallen onder meer bepaalde verkeersboetes en schulden die zijn ontstaan door fraude.

Onder m: Fraude met uitkeringen mag niet worden ‘beloond’ door belanghebbende te helpen bij het oplossen van de door fraude ontstane schulden. Hierbij wordt aangesloten bij de vernieuwde Fraudewet die met ingang van 1 januari 2013 is ingevoerd.

onder n: Een voorstel tot schuldbemiddeling kan aan de schuldeisers worden gedaan als schulden stabiel zijn. Als hierin nog veranderingen zijn te verwachten doordat de belanghebbende een vordering betwist of doordat er nieuwe schulden te verwachten zijn, is het niet mogelijk om te bemiddelen tussen schuldeisers en belanghebbende.

Onder p: genoemde voorwaarden zijn belangrijk omdat anders geen oordeel kan worden gevormd over de schulden, de inkomsten en de levensvatbaarheid van het bedrijf. Als daarnaast voldoende en stabiele inkomsten ontbreken, kan geen aflossingsbedrag worden vastgesteld dat kan worden voorgelegd aan de schuldeisers.

Onder q: als de onderneming niet geheel is afgerond, kan er geen oordeel worden gevormd over de schulden.

Artikel 7. Beëindigingsgronden

In dit artikel is aangegeven in welke gevallen het college kan besluiten om de schuldhulpverlening te beëindigen. Het kan gaan om de situatie dat belanghebbende niet of in onvoldoende mate aan de verplichtingen als genoemd in artikel 5 heeft voldaan. In dat geval zal het college de schuldhulpverlening stoppen. Hieronder volgt een korte toelichting op de andere genoemde beëindigingsgronden:

onder c: het kan voorkomen dat niet alle schuldeisers akkoord gaan met de voorgestelde schuldregeling. De schuldregeling is dan niet tot stand gekomen. Resterende mogelijkheid is dan de WSNP. Die mogelijkheid is er echter ook niet altijd, bijvoorbeeld als belanghebbende al eerder gebruik heeft gemaakt van de WNSP. In dat geval zal het college de schuldhulpverlening beëindigen.

onder d: na het afgeven van de WSNP-verklaring is het traject bij de gemeente afgerond en volgt er een beëindiging.

onder e: het kan voorkomen dat de belanghebbende is toegelaten tot de schuldhulpverlening op basis van onjuiste of onvolledige gegevens. Aan de hand van de juiste gegevens dient te worden nagegaan of het bestaande aanbod terecht is gedaan. Indien dit niet het geval is, zal het college het traject schuldhulpverlening beëindigen.

onder f : als belanghebbende komt te overlijden zal het college de schuldhulpverlening beëindigen, ook als nabestaanden verzoeken de schuldhulpverlening voort te zetten. Een uitzondering hierop vormt de weduwe of weduwnaar die in gemeenschap van goederen getrouwd is geweest met de overleden belanghebbende.

onder g: schuldhulpverlening staat open voor inwoners van Groesbeek. Bij een verhuizing naar een andere gemeente zal schuldhulpverlening in Groesbeek worden beëindigd. Een lopende minnelijke schuldregeling zal niet worden beëindigd.

onder h: agressie, fysiek of verbaal, tegen medewerkers die belast zijn met de uitvoering van schuldhulpverlening is onacceptabel. Dit is de reden dat de schuldhulpverlening na misdraging door belanghebbende kan worden beëindigd.

onder i: nadat het aanbod is gedaan kan alsnog blijken dat belanghebbende in staat is om zelf of met hulp van zijn omgeving zijn schulden te kunnen regelen. Dit kan aanleiding zijn om de schuldhulpverlening te beëindigen.

onder j: gedurende het traject schuldhulpverlening kan blijken dat de hulp niet langer passend is. Dat kan het geval zijn bij een echtscheiding, verlies van werk, ontstaan van sociaal/psychische problemen waardoor de aflossing van de schuld problematisch wordt. Het college gaat dan na welke andere hulp mogelijk is.

Onder k: zie dezelfde bepaling bij artikel 6, onder e

Artikel 8. Recidive

In verband met de eigen verantwoordelijkheid en de beperkte middelen voor schuldhulpverlening is in dit artikel opgenomen dat het college in het geval van recidive in bepaalde situaties (zoals aangegeven in het artikel) geen aanbod schuldhulpverlening doet. De bestaande praktijk was dat burgers na een beëindiging van de schuldhulpverlening door eigen toedoen na korte tijd opnieuw een beroep op de gemeente deden. Hieraan is door middel van dit artikel een grens gesteld.

Voor wat betreft de termijn van uitsluiting is een onderscheid gemaakt op basis van de eerdere reden van beëindigen of weigeren. Indien iedere vorm van verwijtbaarheid ontbrak bij de afwijzing of beëindiging kan een verzoek niet op basis van dit artikel worden geweigerd. Ook in het geval van gezin met minderjarige kinderen, waarbij het afwijzen van een aanbod schuldhulpverlening kan leiden tot ernstig leed van de kinderen, en er geen alternatieve oplossing binnen het eigen sociale netwerk mogelijk is, kan er alsnog een aanbod schuldhulpverlening gedaan worden. Gedacht kan worden aan een huisuitzetting bij een gezin met jonge kinderen die geen beroep kunnen doen op het eigen netwerk voor opvang en dus dakloos dreigen te worden. Ook als belanghebbende geheel buiten zij eigen schuld om weer in een schuldensituatie terecht is gekomen, kan het college besluiten toch een aanbod te doen.

Artikel 9. Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen kan het college ten gunste van de verzoeker afwijken van de bepalingen uit deze beleidsregels, maar niet van de in de wet zelf genoemde bepalingen. Verder is met nadruk gemeld: in bijzondere gevallen. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet beschouwd worden als een uitzondering en niet als regel. Er moet in verband met precedentwerking dan ook duidelijk worden aangegeven waarom in een bepaalde situatie van de beleidsregels wordt afgeweken.

Artikel 10 Inwerkingtreding

De bepaling behoeft geen toelichting

Artikel 11. Citeertitel

Deze bepaling behoeft geen toelichting