Beleidsregel ontbreken woonlasten en korten inkomsten uit verhuur 2015

Geldend van 29-05-2015 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Beleidsregel

De inhoud van de beleidsregel

De bevoegdheid van deze beleidsregel is afgeleid van artikel 19, lid 2; artikel 32, lid 1 sub a en artikel 27 Participatiewet.

Vaststelling, publicatie en inwerkingstreding.

datum vaststelling college: 26 mei 2015

datum bekendmaking/ publicatie in:

datum inwerkingtreding: 1 januari 2015

De beleidsregel

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht, het Burgerlijk Wetboek.

  • 2.

    In de beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a)

      belanghebbende: persoon die een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet

    • b)

      wet: de Participatiewet

    • c)

      woonlasten :

      • i)

        eigen woning: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten;

      • ii).

        huurwoning: de op de aanvangsdatum van het lopende huurtoeslagtijdvak per maand geldende huurprijs als omschreven in de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 2. Verlaging ontbreken woonlasten

  • 1. Als belanghebbende, zoals bedoeld in artikel 21 van de wet, geen woonlasten heeft van de woning waar hij verblijft, dan wordt zijn uitkering op grond van artikel 27 van de wet verlaagd met 18% van de gehuwdennorm zoals aangegeven in artikel 21 sub b van de wet.

  • 2. Als belanghebbende, zoals bedoeld in artikel 21 van de wet, geen woonlasten heeft omdat hij of zij geen vaste verblijfplaats heeft, wordt de uitkering op grond van artikel 27 van de wet verlaagd met 20% van de gehuwdennorm zoals aangegeven in art 21 sub b van de wet.

Artikel 3. Korting inkomsten uit (onder)verhuur

Als belanghebbende, zoals bedoeld in artikel 21 van de wet, inkomsten heeft uit verhuur van een ruimte of wegens een kostganger, dan wordt de kale huur of het kale kostgeld in mindering gebracht op de geldende bijstandsnorm. Er moet daarbij sprake zijn van een commerciële huurprijs/kostgeld.

Artikel 4. Overige situaties

Het college beslist in redelijkheid in individuele situaties waarin deze beleidsregel niet of onvoldoende voorziet.

Artikel 5. Inwerkingtreding

De onderhavige beleidsregeling treedt na bekendmaking in werking, en werkt terug tot 1 januari 2015.

Artikel 6. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als “Beleidsregel ontbreken woonlasten en korten inkomsten uit verhuur/kostgeld”

Toelichting algemeen

Deze beleidsregel is vastgesteld om in situaties waarin belanghebbende geen woonlasten heeft (en geen meerderjarige medebewoners heeft, niet zijnde de partner), de uitkering te kunnen verlagen op grond van artikel 27 van de Participatiewet. In het geval dat iemand inkomsten heeft uit commerciële verhuur (en geen meerderjarige medebewoners heeft, niet zijnde de partner) kan met deze beleidsregel worden vastgesteld welk bedrag moet worden ingehouden op de uitkering.

Toelichting op artikelen

Artikel 2.

Met woonlasten wordt bedoeld de kosten zoals omgeschreven in de definitie van woonlasten in artikel 1, lid 2, sub c van de beleidsregel. Overige kosten als kosten voor gas, water en elektriciteit of gemeentelijke belastingen gelden niet als woonlasten. In lid 2 wordt een verlaging van 20% van de gehuwdennorm gehanteerd omdat iemand zonder vaste verblijfplaats geen woonlasten heeft, maar ook geen kosten voor gas, water en elektriciteit.

Artikel 3.

Met kale huur/kostgeld wordt bedoeld het bedrag dat overblijft als de kostenvergoeding voor zaken als energie- en internetverbruik en andere bijkomende kosten in mindering is gebracht op de huurprijs/kostgeld die de verhuurder in rekening brengt bij de huurder/kostganger. De verhuurder moet zelf aangeven wat de kostenvergoeding is. De kostenvergoeding moet redelijk zijn.

Overigens moet er sprake zijn van een commerciële huurprijs/kostgeld, anders wordt de kostendelersnorm toegepast.

Met een commerciële huurprijs/kostgeld wordt bedoeld dat de prijs in verhouding moet staan tot de geleverde prestaties en datgene dat in het commerciële verkeer gebruikelijk is.Als slechts een bijdrage in de kosten of een tegenprestatie voor het mede-bewonen wordt geleverd, zoals boodschappen doen of schoonmaken, is geen sprake van een commerciële prijs. Voor zover weliswaar sprake is van een individueel contract, maar er in feite één prijs wordt opgebracht door de bewoners gezamenlijk, met als gevolg dat het deel van elk van hen onder het niveau van een commerciële prijs zakt, wordt niet meer voldaan aan de criteria voor de commerciële relatie. Dat geldt ook als de bijstandsgerechtigde die op basis van een schriftelijke overeenkomst een commerciële prijs aan de (onder)verhuurder of kostgever betaalt, de woning deelt met een of meer personen die niet een dergelijk contract met deze (onder)verhuurder of kostgever hebben afgesloten (zie TK 2013-2014, 33 801, nr. 3 p. 60). Indien sprake is van het wonen in groepsverband, waarbij ieder hoofdverblijf heeft in zijn eigen woning of indien leden van een woongroep in één woning wonen en ieder een commercieel contract heeft met de verhuurder, zal de kostendelersnorm niet van toepassing zijn dan wel er niemand zijn die meetelt voor de kostendelersnorm. In alle andere gevallen kan de kostendelersnorm bij het wonen in groepsverband worden toegepast (zie TK 2013-2014, 33 801, nr. E p. 4). Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat sprake is van begeleid wonen waarbij een huur-/zorgovereenkomst is overeengekomen.

Een belanghebbende moet op verzoek van het college de schriftelijke overeenkomst en de betaling van de commerciële prijs aantonen door het overleggen van het contract en van de bewijzen van betaling (artikel 22a lid 5 Participatiewet).

Artikel 4.

Behoeft geen toelichting.

Artikel 5.

De beleidsregel werkt terug tot 1 januari 2015. In de Participatiewet is het overgangsrecht geregeld, dat hoeft niet meer in de beleidsregel. In het overgangsrecht staat dat mensen die op 31 december 2014 recht hadden op algemene bijstand, nog vallen onder de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand tot 1 juli 2015. Deze verordening komt per 1 juli 2015 van rechtswege te vervallen.