Verordening Tegemoetkoming Kosten Kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie (SMI) gemeente Groesbeek 2015

Geldend van 30-10-2015 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Verordening Tegemoetkoming Kosten Kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie (SMI) gemeente Groesbeek 2015

De raad van de gemeente Groesbeek;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Groesbeek 15 september 2015;

overwegende dat de taak, om te zorgen voor kinderopvang voor gezinnen met sociaal-medische problematiek, door het Rijk is neergelegd bij de gemeenten;

besluit:

Vast te stellen onderstaande Verordening Tegemoetkoming Kosten Kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie (SMI) gemeente Groesbeek 2015

Geconsolideerde tekst van de regeling

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    raad:

    de gemeenteraad van de gemeente Groesbeek;

  • b.

    belanghebbende(n):

    de ouder(s) die inwoner is (zijn) van de gemeente en een tegemoetkoming aanvraagt in de kosten van kinderopvang van haar/zijn kind(eren) op grond van een sociaal medische indicatie;

  • c.

    partner:

    degene, met wie belanghebbende is gehuwd of anderszins een gezamenlijke huishouding voert;

  • d.

    tegemoetkoming:

    een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie.

  • e.

    aanvraag:

    een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie;

  • f.

    sociaal-medische indicatie:

    een schriftelijk advies door een adviesorgaan waaruit blijkt dat kinderopvang van het kind of de kinderen van belanghebbende om sociaal-medische redenen noodzakelijk is. In dit advies staat tevens het benodigde aantal uren opvang per week en de benodigde duur van de opvang.

  • g.

    adviesorgaan:

    het sociaal team van de gemeente of het CIZ.

  • h.

    kinderopvang:

    dagopvang of buitenschoolse opvang in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang van een kind of kinderen van belanghebbende van 0 jaar tot de leeftijd dat het kind naar het voortgezet onderwijs gaat.

  • i.

    inkomensafhankelijke ouderbijdrage:

    de ouderbijdrage zoals aangegeven in de VNG adviestabel ouderbijdrage peuterwerk.

  • j.

    toetsingsinkomen:

    het bruto jaarinkomen van de klant en de eventuele partner conform systematiek belastingdienst toeslagen.

  • k.

    verordening:

    de verordening Tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie (SMI) gemeente Groesbeek 2015;

  • l.

    onverwijld:

    binnen vijf werkdagen na de datum waarop de wijziging plaatsvindt die leidt tot wijziging of beëindiging van de tegemoetkoming.

Artikel 2 Doelstelling

Tijdelijk een financiële tegemoetkoming verstrekken in de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie, ten behoeve van de opvang van kind(eren) van belanghebbende in de leeftijd van 0 tot jaar tot de leeftijd dat zij naar het voortgezet onderwijs gaan.

Artikel 3 Bevoegdheid college

Het college besluit op aanvragen met inachtneming van de verordening

Artikel 4 Rechthebbende

De verordening is van toepassing op belanghebbende met een kind of meerdere kinderen in de leeftijd van 0 jaar tot de leeftijd dat het kind naar het voortgezet onderwijs gaat, waarbij een adviesorgaan een schriftelijk advies heeft afgegeven waarin de noodzaak van kinderopvang wordt aangegeven op grond van een sociaal medische indicatie. Belanghebbende kan geen beroep doen op een voorliggende voorziening.

Artikel 5 Voorliggende voorziening

  • 1. Het college weigert de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk indien er sprake is van een voorliggende voorziening. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend:

  • 2. Indien er geen voorliggende voorziening is op grond van lid1, maar wel een andere voorliggende voorziening die voldoet, dan weigert het college de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk.

Artikel 6 Vaststellen van het recht op een tegemoetkoming

  • 1. Het college stelt op aanvraag van belanghebbende vast of er sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 4 van de verordening.

  • 2. Het college kan aanvullend op de sociaal-medische indicatie, advies vragen aan een ander adviesorgaan, als het college dat nodig acht om een besluit te kunnen nemen ten aanzien van het recht op een tegemoetkoming.

  • 3. Het college kan op elk moment, als daar reden toe is, een onderzoek instellen naar de noodzaak en rechtmatigheid van de tegemoetkoming kinderopvang die is toegekend aan belanghebbende.

Artikel 7 Aanvraag

  • 1. Voor een aanvraag dient belanghebbende gebruik te maken van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 2. Een aanvraag bevat in ieder geval de volgende gegevens en bewijsstukken:

    • a.

      persoonsgegevens en burgerservicenummer van belanghebbende(n);

    • b.

      persoonsgegevens en burgerservicenummer van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • c.

      bruto-inkomensgegevens van belanghebbende(n);

    • d.

      de sociaal-medische indicatie van een adviesorgaan, waarin wordt aangegeven: de grond waarop de kinderopvang nodig is, de omvang (in uren per week) en de duur van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht;

    • e.

      een contract onder voorbehoud of een offerte van het geregistreerde kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind per week, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

    • f.

      overige gegevens die het college nodig acht om een besluit te kunnen nemen op de aanvraag.

  • 3. Belanghebbende moet de gegevens/bewijsstukken genoemd onder lid 2 binnen een redelijk gestelde termijn na het indienen van de aanvraag aanleveren. Als belanghebbende de gevraagde gegevens en bewijsstukken genoemd onder lid 2 niet binnen de gestelde termijn aanlevert, wordt een hersteltermijn geboden waarbinnen belanghebbende de gevraagde gegeven/bewijsstukken moet aanleveren. Als belanghebbende de gevraagde gegevens/bewijsstukken niet binnen de hersteltermijn aanlevert, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld.

Artikel 8 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt verstrekt met ingang van de datum waarop de kinderopvang, op sociaal-medische indicatie, is begonnen. Dit kan met terugwerkende kracht, teruggaand tot zes maanden, als er een goede reden is waarom de aanvraag voor een tegemoetkoming niet eerder is gedaan.

Artikel 9 Periode van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming geldt voor maximaal 12 maanden, maar tot uiterlijk 1 januari van het volgende jaar.

  • 2. Na afloop van deze periode kan de tegemoetkoming weer voor maximaal 12 maanden worden toegekend nadat de noodzaak van verlenging is vastgesteld door het college.

Artikel 10 Hoogte van de tegemoetkoming

  • 1. De hoogte van de tegemoetkoming per maand is maximaal: het benodigde aantal opvanguren per maand vermenigvuldigd met het uurtarief van de kinderopvang (zoals vastgesteld door de Belastingdienst) minus de inkomensafhankelijke ouderbijdrage.

  • 2. De inkomensafhankelijke ouderbijdrage wordt vastgesteld op basis van het toetsingsinkomen en de VNG adviestabel ouderbijdrage peuterwerk. Bij de eerste (laagste) inkomensschijf wordt in afwijking van de VNG adviestabel de ouderbijdrage op € 0,00 per uur gesteld, zowel voor het eerste kind als voor het tweede kind e.v. Dit betekent dat ouders met een inkomen dat valt in de eerste inkomensschijf van de VNG adviestabel of een inkomen op 110% bijstandsniveau, geen ouderbijdrage hoeven te betalen.

Artikel 11 Inlichtingenplicht

  • 1. Belanghebbende informeert het college onverwijld en uit eigen beweging schriftelijk over inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming of intrekking ervan.

  • 2. Belanghebbende verstrekt op verzoek van het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn en hersteltermijn, alle gegevens en inlichtingen die voor het recht op en de hoogte van de tegemoetkoming van belang zijn.

  • 3. Indien belanghebbende niet voldoet aan de inlichtingenplicht zoals aangegeven in lid 1 en 2, wordt de tegemoetkoming beëindigd.

Artikel 12 Intrekking recht op tegemoetkoming en terugvordering

  • 1. De tegemoetkoming kan worden ingetrokken door het college indien:

    • a.

      de tegemoetkoming is vastgesteld op grond van onjuiste of onvolledig verstrekte inlichtingen door belanghebbende;

    • b.

      de kinderopvang niet of niet meer plaatsvindt;

    • c.

      belanghebbende niet meer woonachtig is in de gemeente Groesbeek;

    • d.

      belanghebbende aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening;

    • e.

      de sociaal-medische indicatie is komen te vervallen.

  • 2 Het college kan (een deel van) de tegemoetkoming terugvorderen van belanghebbende als:

    • a.

      belanghebbende de tegemoetkoming heeft ontvangen met betrekking tot een periode waarin hij niet of niet volledig gebruik heeft gemaakt van de kinderopvang.

    • b.

      De tegemoetkoming is vastgesteld op grond van onjuiste of onvolledig verstrekte inlichtingen door belanghebbende en belanghebbende redelijkerwijs had kunnen begrijpen dat de bijdrage geheel of gedeeltelijk ten onrechte is uitbetaald.

Artikel 13 Inwerkingtreding en overgangsbepaling

  • 2. Aanvragen die zijn gedaan voor 1 januari 2015, die worden verlengd in 2015 worden tot 1 januari 2016 nog afgehandeld volgens de regels die golden tot 31 december 2014.

  • 3. Als de datum van aanvraag in 2015 valt voor de datum van bekendmaking, dan is de op dat moment geldende verordening van toepassing, tenzij de in lid 1 genoemde beleidsregel kinderopvang voordeliger is voor belanghebbende. In dat geval wordt de oude beleidsregel toegepast.

Artikel 14 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: verordening Tegemoetkoming kinderopvang SMI

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Groesbeek

op

22 oktober 2015.

De raadsgriffier,
J.A.M. van Workum
De voorzitter,
M. Slinkman

Toelichting Algemeen

Een gezin kan kinderopvang nodig hebben wegens sociaal-medische redenen (gelegen in de ouder of het kind), maar geen kinderopvangtoeslag van de belastingdienst ontvangen omdat de ouder of één van de ouders niet werkt. Kan een gezin dan nog een tegemoetkoming krijgen in de kosten van kinderopvang?

Aanvankelijk maakte kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie (SMI) onderdeel uit van de Wet kinderopvang (de Wko). Omdat er in 2005 geen duidelijkheid ontstond over de plaats waar de centrale indicatiestelling voor de doelgroep zou moeten plaatsvinden, zijn de SMI-artikelen uit de Wko niet in werking getreden en is aan gemeenten gevraagd de uitvoering ter hand te nemen en een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van SMI te verstrekken. Hiervoor is een bedrag toegevoegd aan het gemeentefonds. De meeste gemeenten voeren dit al een aantal jaren uit, zo ook Groesbeek. Wettelijke borging van kinderopvang op grond van SMI in de Wko is in de jaren na 2005 echter niet meer tot stand gekomen, ook niet in de Jeugdwet en de Wmo. (zie ook brief Tweede kamer van minister SZW, 3 juli 2014)

De MUG-gemeenten hebben de afgelopen jaren veelvuldig aan gezinnen een tegemoetkoming in de kosten kinderopvang verstrekt op grond van een sociaal-medische indicatie. Begin 2015 is een beleidsregel vastgesteld door het college om dit voort te zetten. Een beleidsregel is echter niet het juiste instrument om de tegemoetkoming te kunnen toekennen, omdat de wettelijke basis ontbreekt (zie hierboven). Daarom wordt nu een verordening vastgesteld op grond van artikel 149 Gemeentewet. Dit artikel geeft de raad de autonome bevoegdheid om een gemeentelijk regeling vast te stellen.

In de verordening is geen inkomensgrens gesteld, omdat sociaal-medische problematiek in alle inkomensgroepen voorkomt. Een brede toegang wordt ook voorgestaan door het ministerie van SZW. Wel wordt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage gevraagd conform de VNG adviestabel ouderbijdrage peuterwerk. Dit is redelijk, gezien het feit dat ook in de Wet kinderopvang en bij de peuterspeelzalen in Groesbeek een inkomensafhankelijke ouderbijdrage wordt gevraagd. Alleen de gezinnen met een inkomen op 110% bijstandsniveau, hoeven geen ouderbijdrage te betalen.

De indicatiestelling van de kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie ligt in eerste instantie bij het sociaal team van de gemeente. Binnen het sociaal team wordt de noodzaak van kinderopvang op grond van SMI in een gezin integraal bekeken: er wordt gekeken naar de totale problematiek binnen een gezin, de totale behoefte aan hulpverlening en andere mogelijkheden van opvang van de kinderen (bijv het netwerk om het gezin heen). Het advies van het sociaal team wordt vervolgens getoetst aan de verordening. In bepaalde situaties volstaat echter een indicatie van het CIZ, met name bij aanvragen van het moeder/kind huis 24/7. Soms kan een indicatie achterwege blijven, omdat de situatie en de noodzaak eenduidig is.

Toelichting Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel bevat de begripsbepalingen die op deze beleidsregels van toepassing zijn.

g: het adviesorgaan is in eerste instantie het sociaal team van de gemeente. Binnen het sociaal team wordt de noodzaak van kinderopvang op grond van SMI in een gezin integraal bekeken: er wordt gekeken naar de totale problematiek binnen een gezin, de totale behoefte aan hulpverlening en andere mogelijkheden van opvang van de kinderen (bijv het netwerk om het gezin heen). Het advies van het sociaal team wordt vervolgens getoetst aan de verordening.

Een indicatie van het CIZ is daarnaast ook een mogelijkheid, met name bij de aanvragen van het moeder-kind huis 24/7 Tot slot kan in een enkel geval de noodzaak tot kinderopvang zo eenduidig zijn een sociaal-medische indicatie achterwege kan blijven.

i: de adviestabel ouderbijdrage peuterwerk van VNG sluit aan bij de inkomenstabel die de belastingdienst hanteert, maar is een vereenvoudigde versie, waar veel gemeenten mee werken.

Artikel 2 Doelstelling

Met genoemde doelstelling wordt een lacune opgevuld in de Wet kinderopvang voor ouders die vanwege sociaal medische redenen op kinderopvang zijn aangewezen. De tegemoetkoming is als een tijdelijke ondersteuning bedoeld aangezien ouders primair zelf verantwoordelijk zijn voor de opvang van hun kind(eren). Van hen wordt verwacht dat zij actief zoeken naar andere mogelijkheden om weer zelf te kunnen voorzien in de noodzakelijke opvang van hun kind(eren)

Artikel 5 Voorliggende voorziening

De tegemoetkoming fungeert als een vangnet. Als de Wet kinderopvang, de Wet langdurige zorg , de Wet maatschappelijke ondersteuning, de peuterspeelzaal of het netwerk van belanghebbende een mogelijkheid biedt, dan moet daarvan gebruik worden gemaakt.

Artikel 6 Vaststellen van het recht op een tegemoetkoming

Het college neemt een besluit over de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie van een advies orgaan.

De indicatie bevat in ieder geval:

  • naam, geboortedatum en burgerservicenummer van het kind of de kinderen waarvoor de indicatie geldt;

  • de redenen voor de noodzaak van de kinderopvang;

  • de soort opvang;

  • de omvang en duur van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht.

In dit artikel is opgenomen dat het college advies bij een ander adviesorgaan kan opvragen als zij twijfels heeft bij de noodzaak of de omvang van de gevraagde kinderopvang.

Artikel 7 Aanvraag

Lid 2, d: in een enkel geval kan de noodzaak voor kinderopvang zo duidelijk zijn dat een sociaal-medische indicatie achterwege kan blijven. Dit moet echter wel goed worden gemotiveerd.

Artikel 9 Periode van de tegemoetkoming

Kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie is met nadruk een tijdelijke oplossing. Verlenging moet niet jaar na jaar plaatsvinden; 1,5 tot 2 jaar zou het maximum moeten zijn. Werken aan een oplossing op langere termijn is hierbij belangrijk.

Artikel 10 Hoogte van de tegemoetkoming

lid 2. Door bij de eerste inkomensschijf (in 2015: € 17.918 en lager) van de VNG adviestabel ouderbijdrage peuterwerk 2015 de ouderbijdrage op € 0,-- per uur te zetten, wordt tegemoetgekomen aan een groep ouders, die de ouderbijdrage vaak niet kan betalen wegens een minimuminkomen (110% bijstandsnorm). Deze ouders vragen hiervoor vaak bijzondere bijstand aan. Dat zou betekenen dat ze weer een aanvraag bijzondere bijstand moeten doen, met net iets andere regels, en dat de gemeente een aanvraag bijzondere bijstand moet verwerken, en de bijzondere bijstand moet uitbetalen. Nu hoeven deze ouders dat niet te doen, en hoeven ze geen ouderbijdrage te betalen aan de gemeente (en dus ook geen bijzondere bijstand hiervoor te ontvangen). Het bespaart de gemeente een hoop administratieve rompslomp.

Artikel 12 Intrekking recht op tegemoetkoming en terugvordering

lid 2 sub a. Teveel betaalde tegemoetkoming wordt zoveel als mogelijk voorkomen door de tegemoetkoming pas uit te betalen nadat belanghebbende de factuur van de opvanginstelling heeft overlegd.

lid 2, sub b Het bedrag wordt teruggevorderd. Omdat deze verordening niet valt onder de Participatiewet, volgt er geen boeteprocedure.