Regeling vervallen per 04-12-2015

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING MILIEUSAMENWERKING EN AFVALVERWERKING REGIO NIJMEGEN

Geldend van 04-12-2015 t/m 03-12-2015

Intitulé

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING MILIEUSAMENWERKING EN AFVALVERWERKING REGIO NIJMEGEN

De Raden, de Colleges van Burgemeester en Wethouders en de Burgemeesters van de gemeenten Beuningen, Druten, Groesbeek, Heumen, Mook en Middelaar, Nijmegen, Wijchen en West Maas en Waal, ieder voorzover zij bevoegd zijn;

overwegende dat het gewenst is de gemeenschappelijke regeling Milieusamenwerking en

Afvalverwerking Regio Nijmegen te wijzigen

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de gemeentewet en de Wet Milieubeheer,

BESLUITEN:

De gemeenschappelijke regeling Afvalverwerking Regio Nijmegen, welke regeling is goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten van Gelderland van 29 augustus 1984, vervolgens is gewijzigd bij besluit van de deelnemende gemeenten, welke wijziging is goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten van Gelderland van 22 december 1993 inzake de toetreding van de gemeente Mook en Middelaar, vervolgens gewijzigd bij besluit van de deelnemende gemeenten, welke wijziging is goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten van Gelderland bij besluit van 8 december 1994 inzake de wijziging zijnde de toevoeging van artikel 29 Garantstelling, vervolgens gewijzigd bij besluit van de deelnemende gemeenten, welke wijziging is goedgekeurd bij besluit van het College Gedeputeerde Staten van Gelderland van 14 januari 2000 inzake de taakuitbreiding van de regeling, vervolgens gewijzigd bij besluit van de deelnemende gemeenten, inhoudende de aanpassing aan de dualisering van de gemeentebesturen en de bepaling inzake het archief, welke wijziging is goedgekeurd bij besluit van het College van Gedeputeerde Staten van Gelderland van 17 maart 2003, vervolgens gewijzigd bij besluit van de deelnemende gemeenten in het kader van het rapport “De kunst van het loslaten” inhoudende verkleining van het Algemeen als Dagelijks Bestuur, het benoemen van het personeel als ook de archiefbepaling welke wijziging op 18 mei 2006 in werking is getreden, vervolgens gewijzigd bij besluit van de deelnemende gemeenten welk besluit is gepubliceerd op xx xx 2015 en inwerking getreden op xx xx 2015, inzake de herindeling van de gemeenten Groesbeek, Millingen aan de Rijn en Ubbergen tot een nieuwe gemeente per 1 januari 2015 alsmede de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen in werking getreden per 1 januari 2015 als ook de nieuwe wijze van werken voor de regeling, en wel zodanig dat zij komt te luiden als volgt:

Hoofdstuk 1: Algemene Bepalingen

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

Deze gemeenschappelijke regeling verstaat onder:

de regeling:

deze gemeenschappelijke regeling

het openbaar lichaam:

het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van de regeling;

een deelnemende gemeente:

een aan deze regeling deelnemende gemeente; Gedeputeerde Staten: het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland;

de verwerkingsinrichting :

de inrichting voor de verwerking van afvalstoffen van ARN B.V.;

afvalstoffen:

de afvalstoffen die vallen onder werking van hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer

de wet:

de wet gemeenschappelijke regelingen

de A.R.N. B.V.:

de, bij akte van 25 oktober 1985, opgerichte besloten vennootschap of haar rechtsopvolger, welke de verwerkingsinrichting exploiteert.

Artikel 2: Openbaar Lichaam

Er is een openbaar lichaam, genaamd Milieusamenwerking en Afvalverwerking Regio Nijmegen, afgekort MARN.

Het openbaar lichaam is rechtspersoon en is gevestigd te Nijmegen.

Artikel 3: Bestuursorganen

Het openbaar lichaam kent, onverminderd de mogelijkheid tot het instellen van commissies als bedoeld in hoofdstuk 6 van deze regeling, de volgende bestuursorganen:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

Hoofdstuk 2: Belangen, taken en bevoegdheden

Artikel 4: Belangen

De gemeenschappelijke regeling wordt getroffen ter ondersteuning van de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten ter bescherming van het milieu, waaronder in ieder geval begrepen een doelmatige en milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering van afvalstoffen.

Artikel 5: Taken en bevoegdheden

Ter verwezenlijking van de van de in artikel 4 genoemde belangen komen het openbaar lichaam de volgende taken en bevoegdheden toe:

  • 1.

    Afvalverwerking:

    • a)

      Het deelnemen in het aandelenkapitaal van ARN B.V. of haar rechtsopvolger.

    • b)

      Het verwerven, beheren en verhuren van gronden, indien en voor zover nodig voor de exploitatie van de verwerkingsinrichting.

    • c)

      Het in overleg met de gemeenten regelen van de aanvoer van de afvalstoffen, voor zover dit uit een oogpunt van doeltreffende bedrijfsvoering van de verwerkingsinrichting noodzakelijk is.

    • d)

      Elk van de gemeenten verbindt zich om:

      • 1.

        de door of vanwege die gemeente ingezamelde afvalstoffen aan de verwerkingsinrichting aan te bieden van welke verplichting door het Algemeen Bestuur ontheffing kan worden verleend;

      • 2.

        de wijze van inzamelen af te stemmen op de wijze van verwerken van de verwerkingsinrichting;

      • 3.

        voor veranderingen in het inzamelsysteem, tijdig vooraf toestemming te vragen aan het Dagelijks Bestuur waaraan de voorwaarde kan worden verbonden dat de uit die veranderingen voortvloeiende nadelige gevolgen aan het openbaar lichaam of aan de ARN B.V. worden vergoed.

    • e)

      het openbaar lichaam sluit met de ARN B.V. een vuilverwerkingsovereenkomst, regelende de aanbiedingsplicht van de deelnemende gemeenten van de door of vanwege hen opgehaalde afvalstoffen, de acceptatieplicht van de aangeboden afvalstoffen door de verwerkingsinrichting en het in rekening brengen van de verwerkingskosten door ARN B.V. aan de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Projecten

    Het op verzoek en in opdracht van de deelnemende gemeenten dan wel een deel van de deelnemende gemeenten (doen) opzetten en (doen) uitvoeren van projecten op het terrein van het milieu waarbij de projecten bekostigd worden door de daaraan deelnemende gemeenten naar rato van deelname.

Hoofdstuk 3: Het Algemeen Bestuur

Artikel 6: Samenstelling

  • 1. De raden van de deelnemende gemeenten wijzen een lid aan tot lid van het Algemeen Bestuur.

  • 2. Een lid van het Algemeen Bestuur kan niet tevens zijn medewerker in dienst van of op grond van een dienstverleningsovereenkomst als bedoeld in artikel 21 werkzaam voor het samenwerkingsverband.

  • 3. De leden van het Algemeen Bestuur hebben, onverminderd het bepaalde in artikel 18, derde lid, zitting gedurende de zittingsduur van de gemeenteraad. Indien zij in de nieuwe periode opnieuw burgemeester zijn dan wel benoemd wordt als wethouder, kunnen zij terstond opnieuw worden aangewezen.

  • 4. Het lidmaatschap eindigt van rechtswege zodra het lid geen lid meer is van de deelnemer die hem heeft aangewezen.

  • 5. De leden van het Algemeen Bestuur die tussentijds ontslag nemen, stellen de voorzitter van het Algemeen Bestuur, alsmede de Raad die hen heeft aangewezen, hiervan op de hoogte. Het ontslag gaat in zodra onherroepelijk in hun opvolging is voorzien.

  • 6. Elk lid van het Algemeen Bestuur heeft een plaatsvervanger.

  • 7. Het bepaalde in het eerste tot en met het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervanger.

Artikel 7: Bevoegdheden

  • 1. Het algemeen bestuur stelt de begroting en de jaarrekening vast.

  • 2. Het algemeen bestuur besluit tot deelname in organisaties als bedoeld in artikel 31a van de Wet.

  • 3. Het algemeen bestuur kan bevoegdheden overdragen aan het dagelijks bestuur tenzij de aard van de bevoegdheid zich hiertegen verzet maar in ieder geval met uitzondering van de bevoegdheid tot het vaststellen van de begroting, de wijzigingen daarvan, de jaarrekening als ook over deelname in organisaties als bedoeld in lid 2.

  • 4. Het algemeen bestuur kan instructies geven voor de werkwijze van het dagelijks bestuur.

  • 5. Het algemeen bestuur beslist over alle andere aangelegenheden waarvoor de bevoegdheid niet op grond van de Wet of deze regeling aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter toekomt.

Artikel 8: Werkwijze en besloten vergaderingen

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, of tenminste een vijfde van het aantal zittende leden van het algemeen bestuur daarom verzoekt.

  • 2. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 3. Elk lid van het Algemeen Bestuur heeft 2 stemmen, met uitzondering van het lid namens de gemeente Nijmegen dat 7 stemmen heeft.

  • 4. Tot het sluiten van de deuren en het vergaderen in beslotenheid kan worden overgegaan met inachtneming van het bepaalde in artikel 22 van de wet en artikel 23 van de Gemeentewet.

  • 5. In een besloten vergadering van het Algemeen Bestuur wordt geen besluit genomen over:

    • a.

      de begroting, de wijzigingen daarvan en de rekening;

    • b.

      het doen van een uitgaaf, voordat de begroting of de begrotingswijziging, waarbij deze uitgaaf is geraamd, is goedgekeurd;

    • c.

      het liquidatieplan.

Hoofdstuk 4: Het dagelijks bestuur

Artikel 9: Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit vier leden, de voorzitter inbegrepen door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen.

  • 2. Zij treden, onverminderd het bepaalde in artikel 16 , vierde lid van deze regeling, af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur. Zij kunnen, indien zij opnieuw zijn aangewezen tot lid van het algemeen bestuur, terstond opnieuw worden benoemd.

  • 3. Degene, die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

  • 4. Voorzover deze regeling niet anders bepaalt, kan het dagelijks bestuur zijn werkzaamheden verdelen over zijn leden. Het dagelijks bestuur deelt zijn besluiten terzake mee aan het algemeen bestuur.

Artikel 10: Bevoegdheden

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met en bevoegd tot het voeren van het dagelijks bestuur, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

    • a.

      het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter beraadslaging en besluitvorming wordt voorgelegd;

    • b.

      het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

    • c.

      het voorstaan van de belangen van de regeling en het openbaar lichaam bij andere overheden, instellingen en diensten waarmee, of personen met wie contact met het dagelijks bestuur van belang is;

    • d.

      het beheer van activa en passiva van het openbaar lichaam;

    • e.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht en eigendom;

  • 2. Het dagelijks bestuur benoemt, schorst en ontslaat het personeel. Onder benoeming van personeel wordt tevens verstaan de tewerkstelling op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt een regeling vast omtrent de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam, alsmede de rechtspositieregelingen.

  • 4. Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het aangaan van privaatrechtelijke overeenkomsten met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a van de Wet.

  • 5. Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het voeren van rechtsgedingen namens de regeling.

Artikel 11: Werkwijze

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt, of een van de andere leden van het dagelijks bestuur dat schriftelijk, onder opgave van de te behandelen onderwerpen verzoekt, in welk laatste geval de vergadering binnen twee weken plaatsvindt.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen.

  • 3. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten als tenminste de helft van de leden aanwezig is.

  • 4. Indien het vereiste aantal leden niet aanwezig is, schrijft de voorzitter een nieuwe vergadering uit waarop het tweede lid niet van toepassing is. Tussen de twee vergaderingen zit minimaal een werkdag.

  • 5. In een vergadering als bedoeld in het derde lid kan alleen worden beraadslaagd en besloten over andere aangelegenheden dan die waarvoor de oorspronkelijke vergadering was belegd indien meer dan de helft van de leden aanwezig is.

  • 6. De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.

  • 7. Over personen wordt schriftelijk, over zaken mondeling gestemd. Ieder aanwezig lid brengt één stem uit. Indien de stemmen staken, is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

Hoofdstuk 5: De voorzitter

Artikel 12: Voorzitter

  • 1. De voorzitter wordt door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen.

  • 2. Bij afwezigheid van de voorzitter wordt hij vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, door dat college aan te wijzen.

  • 3. De voorzitter kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur. Het ontslag gaat in zodra in opvolging is voorzien.

  • 4. Als tussentijds de functie van de voorzitter vacant wordt, wijst het algemeen bestuur in zijneerstvolgende vergadering of ten spoedigste daarna de nieuwe voorzitter aan.

Artikel 13: Bevoegdheden

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2. De voorzitter ondertekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 3. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.

Hoofdstuk 6: De Commissies

Artikel 14: Regiegroep en vakberaden

  • 1. het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen commissies van advies instellen, dat met inachtneming van artikel 24 van de wet.

  • 2. Er is een regiegroep welke tot taak heeft het dagelijks Bestuur te adviseren omtrent de uitvoering van de in artikel 5 genoemde taken.

  • 3. Elk der deelnemende gemeenten wijst een in haar dienst zijnde ambtenaar als lid van de in het vorige lid genoemde regiegroep aan. Het dagelijks bestuur wijst de secretaris aan vanuit de regeling.

  • 4. Het dagelijks bestuur kan een of meer vakberaden instellen, die met inachtneming van artikel24 van de wet het dagelijks bestuur van advies dienen over een nader aan te geven deelterrein.

Artikel 15: Bestuurscommissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.

  • 2. Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie als bedoeld in het eerste lid dan na verkregen verklaring van geen bezwaar van de raden van elk van de deelnemende gemeenten

  • 3. Het algemeen bestuur regelt met inachtneming van artikel 25 van de wet hun bevoegdheden en samenstelling.

Hoofdstuk 7: Inlichtingen, verantwoording en ontslag

Intern

Artikel 16: Dagelijks bestuur en voorzitter ten opzichte van algemeen bestuur

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2. Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

  • 3. Zij geven - tezamen dan wel afzonderlijk - aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.

  • 4. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. In dit geval zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Het bepaalde in het eerste tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.

Extern

Artikel 17: Algemeen bestuur en dagelijks bestuur ten opzichte van de raden

  • 1. Het algemeen en dagelijks Bestuur geven aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het Dagelijks en algemeen bestuur gevoerde en te voeren beleid, nodig is.

  • 2. Het algemeen en dagelijks bestuur verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden verlangd.

Artikel 18: Leden ten opzichte van de raden

  • 1. Een lid of een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur verschaft de raad die dit lid heeft aangewezen met inachtneming van artikel 16 van de wet alle inlichtingen, die door die raad of door een of meer leden van die raad worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.

  • 2. Een lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur is de raad die dit lid heeft aangewezen met inachtneming van artikel 16 van de wet verantwoording verschuldigd voorhet door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.

  • 3. Een lid of een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur kan door de raad die hem heeft aangewezen, worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van die raad niet meer bezit.

Hoofdstuk 8: Reglement van orde

Artikel 19: Reglement van orde algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van de artikelen 22 en 23 van de wet voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.

  • 2. In het reglement van orde worden onder meer regels gegeven omtrent: het horen van belanghebbenden ten aanzien van door het algemeen bestuur te nemen besluiten;

  • 3. de wijze van het verstrekken van inlichtingen en het afleggen van verantwoording als bedoeld in de artikelen 17 en 18.

Artikel 20: Reglement van orde dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen, dat aan het algemeen bestuur wordt overgelegd.

Hoofdstuk 9: Ambtelijk apparaat

Artikel 21: Secretaris en overig personeel

  • 1. Het openbaar lichaam kan personeel aanstellen, aan het hoofd waarvan de secretaris staat.

  • 2. Voorzover het dagelijks bestuur daarin niet op andere wijze heeft voorzien, zijn op het personeel van overeenkomstige toepassing de bezoldigingsregelingen en andere algemene voorschriften en bepalingen van de gemeente Nijmegen.

  • 3. Het dagelijks bestuur benoemt een ambtelijk secretaris.

  • 4. De taken en bevoegdheden van de secretaris worden door het dagelijks bestuur vastgesteld.

  • 5. Alle stukken uitgaande van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur worden door de secretaris mede ondertekend.

  • 6. De overige ambtenaren, alsmede het personeel werkzaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, worden benoemd door het dagelijks bestuur.

Hoofdstuk 10: Financiële bepalingen

Artikel 22: Organisatie en controle

  • 1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van vermogenswaarden. Op deze regels is artikel 212 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast met betrekking tot de controle op de administratie en het beheer zoals bedoeld in het eerste lid. Op deze regels is artikel 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23: Begrotingsprocedure

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks vóór 15 april een ontwerpbegroting van het openbaar lichaam voor het komende jaar, vergezeld van een behoorlijke toelichting, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2. Het dagelijks bestuur houdt bij het opstellen van de ontwerpbegroting rekening met de door de deelnemende gemeenten opgestelde begrotingsrichtlijnen.

  • 3. De ontwerpbegroting wordt door de deelnemende gemeenten voor eenieder ter inzage gelegd en algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 4. De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt deze zienswijzen, voorzien van zijn reactie, toe aan de ontwerpbegroting zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 5. De vaststelling van de begroting door het algemeen bestuur geschiedt niet eerder dan 8 weken nadat deze aan de raden van de deelnemers is verzonden in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 6. Terstond na de vaststelling van de begroting zendt het algemeen bestuur de begroting aan de gemeenteraden, die ter zake bij het college van Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 7. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus aan het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland.

  • 8. Dit artikel is, met uitzondering van de daarin genoemde data, van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

Artikel 24: Bijdragen van de gemeenten

  • 1. Indien de begroting een nadelig saldo heeft, kan in de begroting worden aangegeven, welke bijdrage elke gemeente verschuldigd is voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft. Als verdeelsleutel wordt gehanteerd het aantal inwoners volgens de door het Centraal bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor de bijdrage is verschuldigd.

  • 2. Voor berekening van deze bijdrage wordt rekening gehouden met bijdragen van het Rijk en van anderen.

  • 3. De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks voor 16 januari en 16 juli telkens de helft van de verschuldigde bijdrage.

Artikel 25: Jaarrekening

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt de concept jaarrekening over het afgelopen jaar, onder toevoeging van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door de overeenkomstig artikel 24 van de Gemeentewet aangewezen deskundigen, en hetgeen het dagelijks bestuur te zijner verantwoording dienstig acht, met alle bijbehorende bescheiden jaarlijks vóór 15 april aan aan de deelnemende gemeenten.

  • 2. De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de concept jaarrekening naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt deze zienswijzen, voorzien van zijn reactie, toe aan de concept jaarrekening zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 3. De vaststelling van de jaarrekening door het algemeen bestuur geschiedt niet eerder dan 8 weken nadat deze aan de raden van de deelnemers is verzonden.

  • 4. Terstond na de vaststelling van de jaarrekening zendt het algemeen bestuur de jaarrekening aan de gemeenteraden, die ter zake bij het college van Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 5. Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli aan het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland.

  • 6. Vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

Artikel 26: Verdeling batig resp nadelig saldo

  • 1. Het dagelijks bestuur doet een voorstel tot verdeling van een batig exploitatiesaldo aan het algemeen bestuur en de deelnemende gemeenten toekomen tegelijkertijd met het verzenden van de jaarrekening.

  • 2. Indien besloten wordt een batig saldo geheel of deels onder de deelnemende gemeenten te verdelen geschiedt dit op basis van het inwonertal op basis van door het CBS ter beschikking gestelde inwonertallen.

  • 3. Het algemeen bestuur beslist dat een nadelig saldo van de jaarrekening:

    • a.

      Eerst geheel of gedeeltelijk ten laste van bestaande reserves wordt gebracht

    • b.

      Bij ontoereikende reserves over de termijn waarbinnen het tekort door het openbaar lichaam moet worden inverdiend en vervolgens

    • c.

      Voor welk deel het nadelig saldo ten laste van de deelnemers wordt gebracht die naar rato van het inwonertal daarin bijdragen.

Artikel 27: Vereveningsfonds

  • 1. De gemeenten zijn verplicht om bij te dragen in een fonds, strekkende tot het doen van uitkeringen aan de deelnemende gemeenten voor de kosten van transport van de afvalstoffen naar de verwerkingsinrichting. Het algemeen bestuur bepaalt welke parameters in de regeling worden meegenomen.

  • 2. Het algemeen bestuur bepaalt elk jaar hoe groot de in het eerste lid bedoelde bijdrage per gemeente zal zijn.

  • 3. De uitkeringen uit het fonds worden jaarlijks door het algemeen bestuur vastgesteld op basis van een te bepalen vergoedingsbedrag.

  • 4. De betaling van de in het eerste en derde lid bedoelde bijdragen en uitkeringen vindt plaats in de maand februari na afloop van het jaar, waarop deze betrekking hebben.

Artikel 28: Garantstelling

  • 1. De gemeenten zijn gezamenlijk garant voor de juiste betaling van rente, aflossing, boeten en kosten van de door het openbaar lichaam gesloten en af te sluiten langlopende en kasgeldleningen en in rekening courant opgenomen en op te nemen gelden, en voor de door het openbaar lichaam verstrekte garanties.

  • 2. Elke deelnemende gemeente is hierbij verbonden naar verhouding van haar inwonertal.

  • 3. Voor de vaststelling van het inwonertal zijn bepalend de laatste door het Centraal Bureau voor de Statistiek bekend gemaakte bevolkingscijfers.

  • 4. Alle deelnemende gemeenten, ook die welke op het moment van het ontstaan van de betalings- of garantieverplichtingen nog niet aan de gemeenschappelijke regeling deelnamen, staan naar rato van hun inwonertal garant voor de voldoening van betalingsverplichtingen en voor door het openbaar lichaam verstrekte garanties op het moment dat daarop door de betrokken rechthebbende aanspraak wordt gemaakt.

Hoofdstuk 12: Het Archief

Artikel 29: Archief

  • 1. Het Dagelijks Bestuur is belast met de zorg op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van het openbaar lichaam.

  • 2. Het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de MARN is opgedragen aan de gemeentearchivaris van de gemeente Nijmegen.

  • 3. Het Algemeen Bestuur kan een regeling treffen met betrekking tot de zorg en het beheer volgens het eerste lid van dit artikel. Deze regeling wordt aan Gedeputeerde Staten meegedeeld.

  • 4. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het Algemeen Bestuur een archiefbewaarplaats aan.

Hoofdstuk 13: Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 30: Toetreding en uittreding

  • 1. Het bestuur van een gemeente, dat wenst toe te treden of uit te treden richt het verzoek ter zake aan het algemeen bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur zendt het verzoek als bedoeld in het eerste lid binnen drie maanden door aan de besturen van de deelnemende gemeenten, onder overlegging van zijn advies omtrent de toetreding respectievelijk uittreding en de eventueel daaraan te verbinden voorwaarden.

  • 3. Toetreding respectievelijk uittreding vindt plaats indien de besturen van de meerderheid van de deelnemende gemeenten daarin bewilligen.

  • 4. Aan de toetreding respectievelijk uittreding kunnen bij de in het derde lid bedoelde besluiten voorwaarden worden verbonden.

  • 5. De toetreding respectievelijk uittreding gaat in op 1 januari van het jaar, volgende op het jaar waarin is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 27, eerste lid en tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 31: Wijziging en opheffing

  • 1. De regeling kan worden gewijzigd of opgeheven bij daartoe strekkend besluit van de besturen van ten minste twee derde van het aantal deelnemende gemeenten.

  • 2. Indien het algemeen bestuur wijziging of opheffing van de regeling wenselijk acht, doet het dagelijks bestuur het daartoe strekkende voorstel van het algemeen bestuur toekomen aan de besturen van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Voor zover bij de wijziging wettelijke bevoegdheden van het College van Burgemeester en Wethouders, respectievelijk de Burgemeester zijn betrokken, dient daartoe ook te worden besloten door ten minste twee derde van het aantal Colleges van Burgemeester en Wethouders, respectievelijk Burgemeesters van de deelnemende gemeenten.

Artikel 32: Liquidatie

  • 1. Ingeval van opheffing van de regeling, besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 2. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld.

  • 3. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de beëindiging voor het personeel, bedoeld in hoofdstuk 9, heeft.

  • 4. Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten, voorzover het saldo ontoereikend is, zorgdragen voor de nakoming van de verplichtingen van het openbaar lichaam.

  • 5. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 6. Zo nodig blijven de organen van het openbaar lichaam ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

Hoofdstuk 14: Slotbepalingen

Artikel 33: Klachtenregeling

  • 1. Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van hoofdstuk 9, titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, een interne klachtenregeling vast.

  • 2. Het algemeen bestuur kan besluiten tot aansluiting bij een regionale ombudsfunctie in plaats van aansluiting bij de Nationale ombudsman.

Artikel 34: Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 35: Inwerkingtreding

De regeling of een wijziging ervan treedt in werking een dag nadat deze op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.

Artikel 36: Titel

De regeling kan worden aangehaald als Milieusamenwerking en Afvalverwerking Regio Nijmegen, afgekort MARN.

Artikel 37 : Toezending aan Gedeputeerde Staten

  • 1. Het bestuur van de gemeente Nijmegen draagt zorg voor de in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen bedoelde toezending en publicatie.

  • 2. Van alle besluiten die op grond van deze regeling worden toegezonden aan Gedeputeerde Staten, worden per gelijke post afschriften toegezonden aan Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg.