Beleidsregels lijkbezorging van gemeentewege gemeente Berg en Dal 2016

Geldend van 16-04-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels lijkbezorging van gemeentewege gemeente Berg en Dal 2016

Artikel 21 lid 1 en artikel 22 Wet op de lijkbezorging

Geconsolideerde tekst van de regeling

Artikel 1 Begripsbepaling

In de beleidsregels wordt verstaan onder:

  • ·

    college:

    het college van B&W van Berg en Dal;

  • ·

    beleidsregels:

    beleidsregels lijkbezorging van gemeentewege Gemeente Berg en Dal 2016;

  • ·

    burgemeester:

    de burgemeester van de gemeente Berg en Dal;

  • ·

    doodgeborene:

    de na een zwangerschapsduur van tenminste 24 weken levenloos ter wereld gekomen menselijke vrucht;

  • ·

    gemeente:

    gemeente Berg en Dal. Ook de ambtelijke organisatie van de gemeente Berg en Dal, die voor de uitvoering van de lijkbezorging (artikel 21 lid 1 van de wet) hiertoe is gemachtigd door de burgemeester;

  • ·

    lijk:

    het lichaam van een overledene of doodgeborene;

  • ·

    nabestaande:

    bloedverwant in de eerste of tweede graad;

  • ·

    overledene:

    hieronder wordt in de beleidsregels ook verstaan doodgeborene;

  • ·

    wet:

    Wet op de lijkbezorging.

Artikel 2 Opdracht geven tot de lijkbezorging

  • 1. Als nog niet duidelijk is wie opdracht geeft tot de lijkbezorging maakt de burgemeester met de uitvaartondernemer de afspraak zorg te dragen voor het verplaatsen van de overledene en de eerste verzorging, maar nog niet voor de uitvaart.

  • 2. Als er nabestaanden bekend zijn dan verzoekt de gemeente de nabestaanden de uitvaart te verzorgen.

  • 3. Als de nabestaanden geen opdracht willen geven tot de uitvaart van de overledene of als er geen nabestaanden zijn of niet gevonden kunnen worden, dan geeft de burgemeester opdracht tot lijkbezorging.

Artikel 3 Overige gelijktijdige stappen

  • 1. De gemeente doet onderzoek naar nabestaanden als deze niet bekend zijn. Het onderzoek gaat niet verder dan tot en met de 2e graad van bloedverwantschap. De gemeente verricht geen bovenmatige inspanningen om nabestaanden op te sporen.

  • 2. De gemeente doet onderzoek naar bankrekeningen, uitvaartverzekering en bezittingen van overledene waaruit de lijkbezorging kan worden bekostigd.

  • 3. De gemeente onderzoekt of er sprake is van een testament.

Artikel 4 Huisbezoek

  • 1. De gemeente pleegt een huisbezoek als dat nodig is om benodigde gegevens van de overledene op te sporen, nabestaanden op te sporen of als (naar verwachting) in het huis bezittingen van de overledene aanwezig zijn waarmee de lijkbezorging kan worden bekostigd.

  • 2. De woonruimte van de overledene wordt betreden door twee daartoe gemachtigde ambtenaren van de gemeente, een en ander in overleg met de eventuele verhuurder of een nabestaande.

Artikel 5 Beheersmaatregelen bij huurwoning

Indien overledene een woonruimte huurt, gaat de gemeente, indien nodig, over tot de volgende beheersmaatregelen:

  • a.

    De verhuurder alsmede de nutsbedrijven in kennis stellen van het overlijden;

  • b.

    eventuele huisdieren naar het asiel brengen;

  • c.

    indien nodig bezittingen van de overledene veiligstellen.

Artikel 6 Beheersmaatregelen bij een eigen woning

Indien overledene een eigen woning bezit, gaat de gemeente, indien nodig, over tot de volgende beheersmaatregelen:

  • a.

    afsluiten nutsvoorziening, cv-ketel e.d.;

  • b.

    nutsbedrijven in kennis stellen van het overlijden;

  • c.

    vervangen sloten, sluiten ramen en deuren;

  • d.

    bij ernstige vervuiling opdracht geven tot sanering;

  • e.

    eventuele huisdieren naar het asiel brengen;

  • f.

    indien nodig bezittingen van overledene veiligstellen.

Artikel 7 Invulling van de uitvaart

  • 1. De gemeente houdt rekening met de door de overledene vastgelegde wens over de wijze van uitvaart of met voorschriften op grond van de geloofsovertuiging van overledene, voor zover dit begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap omvat.

  • 2. De gemeente gaat bij het ontbreken van concrete aanwijzingen over de wens van de overledene over tot begraven in een algemeen graf zonder grafmonument op de gemeentelijke begraafplaats.

  • 3. De gemeente hanteert het uitgangspunt van de Wet op de Lijkbezorging betreffende een sobere maar respectvolle uitvaart. De gemeente vergoedt de volgende kosten:

    • a.

      het overbrengen van de overledene van de plaats van overlijden naar het mortuarium;

    • b.

      huur ‘bewaarplaats’ in mortuarium;

    • c.

      verzorgen noodzakelijke formaliteiten (zoals verklaring van overlijden);

    • d.

      één gelegenheid tot bezoek door nabestaanden in het mortuarium;

    • e.

      aanschaf eenvoudige kist;

    • f.

      het ‘kisten’ van de overledene;

    • g.

      een rouwauto op de dag van de uitvaart;

    • h.

      begraven van de overledene in een algemeen graf zonder grafmonument, dan wel cremeren als dat de wens van de overledene was.

Artikel 8. Verhaal op nalatenschap en nabestaanden

  • 1. De gemeente maakt gebruik van de bevoegdheid op grond van art 22 van de wet om de kosten van de uitvaart te verhalen op de nalatenschap van overledene.

  • 2. De gemeente maakt gebruik van de bevoegdheid op grond van artikel 22 van de wet om de kosten van de uitvaart de verhalen op nabestaanden.

Artikel 9. Inwerkingtreding

De onderhavige regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Gelijktijdig vervalt de notitie over lijkbezorging van overheidswege (art.20 t/m 22a Wlb) alsmede bijzondere bijstand voor begrafeniskosten t.b.v. de gemeenten Groesbeek en Millingen aan de Rijn, van november 2010.

Artikel 10. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als ‘Beleidsregels lijkbezorging van gemeentewege gemeente Berg en Dal’.

Ondertekening

Vastgesteld door de burgemeester op 18 maart 2016

Mr. M. Slinkman

Algemene toelichting beleidsregels

Uitgangspunt van de beleidsregels is dat nabestaanden zorg dragen voor de uitvaart, en dat lijkbezorging geen primaire taak is van de overheid. De artikelen 21 tot en met 22a van de Wet op de Lijkbezorging vormen een uiterste vangnet als nabestaanden geen opdracht geven tot uitvaart of als er geen nabestaanden kunnen worden gevonden. Dan is de burgemeester daarvoor verantwoordelijk en geeft hij/zij opdracht tot de lijkbezorging. De daaraan verbonden kosten komen voor rekening van de gemeente. De gemeente kan deze kosten verhalen op de nalatenschap van overledene of op nabestaanden.

Omdat in de artikelen 21 tot en met 22a Wet op de Lijkbezorging maar weinig concreet is geregeld moet de gemeente zelf invulling geven aan de afspraken met betrekking tot de lijkbezorging. De gemeente zal daarbij onder meer moeten bepalen welke inspanningen worden verricht om nabestaanden op te sporen, op welke wijze de uitvaart wordt gerealiseerd en in hoeverre de gemeente maatregelen neemt om de bezittingen van de overledenen te beheren en de kosten van de lijkbezorging te verhalen. Deze keuzes zijn terug te vinden in onderhavige beleidsregels.

De beleidsregels beperken zich tot uitwerking van de bevoegdheden zoals aangegeven in artikel 21 lid1 en artikel 22 van de Wet op de Lijkbezorging. Dat zijn de volgende bevoegdheden, die zijn gemandateerd naar de consulenten van het cluster inkomen.

Artikel 21 Wet op de lijkbezorging

  • 1.

    Indien niemand voorziet in de lijkschouwing en lijkbezorging overeenkomstig de wet, draagt de burgemeester daarvoor zorg. Aan hoofdstuk V wordt in dat geval geen toepassing gegeven, tenzij de overledene zijn lijk uitdrukkelijk tot ontleding heeft bestemd.

Artikel 22 Wet op de lijkbezorging

De kosten, verbonden aan de bezorging van lijken waarvoor de burgemeester zorg draagt, daaronder begrepen lijken die uit zee worden aangebracht, komen ten laste van de gemeente. Voor zover zij door de bij de lijken gevonden, niet klaarblijkelijk aan anderen toebehorende goederen of gelden niet kunnen worden gedekt, kan de gemeente die kosten verhalen op de nalatenschap en, bij ongenoegzaamheid van deze, op de bloed- en aanverwanten, die krachtens de artikelen 392–396 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest, dan wel de reder indien en voor zover kosten van de lijkbezorging op grond van artikel 416 Wetboek van Koophandel voor diens rekening komen. paragraaf 6.5 van de Participatiewet is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 21, lid 2 t/m 6 en artikel 22a worden niet uitgewerkt in de beleidsregels. Hierin worden situaties genoemd die minder vaak voorkomen en waarbij de burgemeester opdracht moet geven voor bepaalde handelingen. Deze bevoegdheden zijn niet gemandateerd. Het is wel belangrijk om kennis te nemen van deze bevoegdheden zodat consulenten weten wanneer de burgemeester moet worden ingeschakeld. Daarom wordt hieronder de artikelen weergegeven.

Artikel 21 Wet op de lijkbezorging

  • 2.

    Indien de toepassing van het voorgaand lid wordt verhinderd, doordat het lijk zich in een woning bevindt en de afgifte van het lijk of de toegang tot de woning wordt geweigerd, heeft de burgemeester of een ambtenaar van politie toegang tot die woning zonder toestemming van de bewoner, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

  • 3.

    Indien de identiteit van het lijk niet kan worden vastgesteld, draagt de burgemeester er, uitsluitend ten behoeve van de identificatie en opsporing van vermiste personen, zorg voor dat door of onder verantwoordelijkheid van een arts daarvan lichaamsmateriaal wordt afgenomen.

  • 4.

    Zo nodig kan tevens door of onder verantwoordelijkheid van een arts onderzoek in het lichaam worden verricht of een gebitsstatus worden opgemaakt of kunnen door een daartoe bevoegde ambtenaar van politie afdrukken van lichaamsdelen worden afgenomen.

  • 5.

    Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien het de burgemeester bekend is dat daarin genoemde handelingen reeds in opdracht van de officier van justitie hebben plaatsgevonden.

  • 6.

    Een lijk als bedoeld in het derde lid wordt begraven.

Artikel 22a Wet op de lijkbezorging

  • 1.

    Indien een lijk is besmet met een infectueus of giftig agens of een infectueuze of giftige stof, of een gegrond vermoeden daarvan bestaat, waardoor een ernstig gevaar voor de volksgezondheid kan ontstaan, kan de burgemeester, na advies van de gemeentelijke gezondheidsdienst, bedoeld in artikel 17 van de Wet publieke gezondheid, maatregelen treffen om dit gevaar af te wenden.

  • 2.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in het eerste lid zijn belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.

Van melding tot uitvaart

Hieronder wordt kort weergegeven welke stappen moeten worden ondernomen bij de lijkbezorging van gemeentewege. De uitvoering van de lijkbezorging van gemeentewege is neergelegd bij het cluster inkomen van de afdeling Sociale Zaken.

Een melding bij de gemeente dat er een overledene is waarover niemand zich ontfermt, is meestal afkomstig van hulpverleners, zoals huisarts, verpleeg- of verzorgingshuis, politie, uitvaart ondernemers ed. Volgens de wet (art.20) moet de melding uiterlijk op de derde dag na het overlijden worden gedaan.

Direct na de melding worden in beginsel de volgende stappen gezet:

  • ·

    Vaststellen identiteit overledene;

  • ·

    Overbrengen overledene naar mortuarium;

  • ·

    (indien nodig) Onderzoek naar nabestaanden;

  • ·

    Nabestaanden verzoeken de uitvaart te regelen;

Als zij dat niet doen:

  • ·

    Opdracht geven tot lijkbezorging;

  • ·

    Onderzoek naar testament;

  • ·

    Onderzoek naar vermogen en bezittingen;

  • ·

    Onderzoek naar uitvaartverzekering van overledene;

  • ·

    Onderzoek doen naar verhaalsmogelijkheid op nalatenschap en nabestaanden.

Toelichting beleidsregels artikelsgewijs

Artikel 2 Opdracht geven tot lijkbezorging

lid 2. Nabestaanden worden telefonisch benaderd met het verzoek zorg te dragen voor de uitvaart. Dit moet aan hen worden voorgelegd vanuit het uitgangspunt dat lijkbezorging primair géén taak is van de overheid, maar een zaak van burgers, die zorg dragen voor elkaar. Het advies is daarom om niet te snel over te gaan tot het opdracht geven voor de uitvaart. De zes-dagen termijn die in de wet wordt genoemd, is een termijn van orde. Deze termijn mag worden overschreden. Soms is het beter wat langer te wachten totdat duidelijk is of de nabestaanden niet kunnen zorgen voor de uitvaart, of dat niet willen (maar het wel kunnen). Als nabestaanden toch blijven weigeren om zorg te dragen voor de uitvaart (dit kan mondeling worden bevestigd, het is niet nodig dit op schrift te krijgen), kan het nodig zijn om toch contact te houden om via hen gegevens te verzamelen over bankrekeningen, uitvaartverzekeringen, een mogelijk testament en overige bezittingen/vermogen.

lid 3. De opdracht tot lijkbezorging is gemandateerd aan het afdelingshoofd Sociale Zaken en de consulent inkomen ten aanzien van artikel 21 lid 1 van de wet. Het is denkbaar dat de ambtenaar wordt verhinderd om uitvoering te geven aan de lijkbezorging, omdat de overledene zich in een afgesloten ruimte bevindt waar geen toegang tot bestaat. Om daarin te voorzien is in artikel 21, lid 2 van de wet bepaald, dat als de overledene zich bevindt in een woning en de afgifte en/of de toegang tot die woning wordt geweigerd, de burgemeester (of een ambtenaar van politie) zich zonder toestemming van de bewoner de toegang kan verschaffen. Deze bevoegdheid is niet overgedragen aan een ambtenaar.

Belangrijk om te weten: De burgemeester van de gemeente waar de overledene zich bevindt, geeft de opdracht tot de lijkbezorging. Dit kan een andere gemeente zijn dan de gemeente waar de overledene woonachtig is.

Artikel 3 Overige gelijktijdige stappen

lid 1. Er wordt nagegaan of er nabestaanden zijn als deze nog niet bekend zijn.

De inspanning om nabestaanden op te sporen wordt beperkt tot tweedegraads bloedverwantschap.

lid 2 en 3.Het kan nodig zijn om een huisbezoek af te leggen om informatie te verkrijgen over bankrekeningen, uitvaartverzekering of bezittingen. Zie hiervoor artikel 4 van de beleidsregels.

Artikel 4 Huisbezoek

lid 2. De Algemene wet op het binnentreden is hier onverkort van toepassing. Dit betekent dat:

  • ·

    een schriftelijke machtiging door de burgemeester moet zijn afgegeven (dit is niet vereist bij voorkoming of bij bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen en/of goederen);

  • ·

    terstond in de woning moet worden binnengetreden;

  • ·

    enkel kan worden binnengetreden door personen die bevoegd zijn verklaard;

  • ·

    binnentreden gebeurt met inachtneming van de overige ter zake geldende regels, zoals de legitimatieplicht en de verplichting om van het binnentreden een verslag op te maken.

Voor het binnentreden van woning is een machtiging door de burgemeester afgegeven aan de consulenten (artikel 3 Algemene wet op het binnentreden). Zie hiervoor het bevoegdhedenregister van de gemeente. Het binnentreden moet gebeuren door twee consulenten, waarbij ook een nabestaande of iemand van de woningbouwvereniging aanwezig is in de woning.

Nadat de woning is onderzocht wordt aan de woningbouwvereniging doorgegeven dat de gemeente verder geen aanspraak maakt op dingen die zich in de woning bevinden.

Artikel 5 en 6 Beheersmaatregelen bij een huurwoning of eigen woning

Het nemen van beheersmaatregelen door de gemeente is geen wettelijke taak op grond van de Wet op de Lijkbezorging. Het is in bepaalde gevallen echter raadzaam om beheersmaatregelen te treffen om toename van schulden te voorkomen (energie- en water rekeningen), en om misbruik en vervuiling van een woning te voorkomen. Indien een nabestaande voor deze zaken zorg kan en wil dragen, heeft dit natuurlijk de voorkeur. Meestal draagt de woningbouwvereniging hiervoor zorg.

Het komt niet vaak voor dat bij een gemeente-uitvaart de overledene een huis bezit. In dat geval zijn er meestal wel nabestaanden die zorg dragen voor de uitvaart.

De kosten van de beheersmaatregelen worden verhaald op de nalatenschap.

Artikel 7 Invulling van de uitvaart

lid 1. De burgemeester dient de wens van de overledene te respecteren voor wat betreft de wijze waarop dit plaatsvindt (TK1981/1982, 11 256,nr. 17, p. 7). Dit kan begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap zijn. Andere vormen zijn wettelijk gezien niet mogelijk. Door middel van een codicil of testament kan de overledene aangeven welke vorm van uitvaart gekozen moet worden. Ook wordt rekening gehouden met voorschriften op grond van de geloofsovertuiging van overledene.

Lid 2. Er wordt gekozen voor begraven in een algemeen graf zonder grafmonument omdat dit goedkoper is dan cremeren. Als nabestaanden niet gevonden kunnen worden, dan moet de overledene worden begraven. Cremeren is dan geen optie. Dit staat onder artikel 21 van de wet, lid 3 en lid 6. Als zich later nog nabestaanden melden, dan kunnen zij nog een eventuele herbegraving of crematie regelen.

Artikel 8 Verhaal op nalatenschap en op nabestaanden

De gemeente heeft op grond van artikel 22 van de wet de bevoegdheid om de kosten van de lijkbezorging te verhalen op de nalatenschap. Artikel 8 van de beleidsregels is een uitwerking van deze bevoegdheid.

lid 1. De bij de overledene aangetroffen goederen zonder relevante waarde kunnen aan de nabestaanden worden overgedragen. Zijn die niet bekend of hebben nabestaanden geen belangstelling, dan kan de kleding vernietigd worden of naar de kringloop.

Nalatenschap

Als bij de overledene aangetroffen geld en goederen ontoereikend zijn om in de kosten van de lijkbezorging te voorzien dan verhaalt de gemeente in eerste instantie de kosten op de nalatenschap. Onder nalatenschap wordt verstaan het geheel van bezittingen en schulden dat de overledene nalaat. Onder bezittingen vallen ook uitkeringen, die nog worden verstrekt na het overlijden en dergelijke. De schulden dienen als eerste, naar gelang hun preferentie, uit de nalatenschap te worden voldaan.

Formeel gesproken kan de gemeente de kosten van de lijkbezorging niet zelf invorderen of verhalen op de nalatenschap door bezittingen van de overledene te gelde te maken (verkoop bezittingen) of door uitgaven te verrekenen met inkomsten of vermogen van de overledene (bijv. banksaldi of uitkeringen) of door banken en verzekeringsmaatschappijen te verplichten tegoeden over te maken op rekening van de gemeente. De gemeente is immers niet benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap en een executoriale titel ontbreekt. Toch is de praktijk dat veel gemeenten daar wel toe over gaan vanuit het perspectief dat de nalatenschap vaak onbeheerd zal blijven, dat het te gelde maken van bezittingen een effectieve manier van kostenverrekening is en dat het risico van een dergelijke handelwijze beperkt is. De gemeente Berg en Dal conformeert zich aan deze gedragslijn. In dat geval worden vaak banksaldi opgevraagd en verzocht aanwezige positieve saldi over te boeken naar de gemeente. Soms vindt nog nabetaling van uitkeringen plaats, bijvoorbeeld opgebouwde vakantietoelage of overlijdensuitkeringen. Als de gemeente zelf uitkeringsverstrekker is, vindt verrekening plaats. Gaat het om een andere instantie, dan wordt wel verzocht uitkeringen naar de gemeente over te boeken. Verzekeringspolissen waarbij de overledene als begunstigde is aangemerkt, kunnen soms te gelde worden gemaakt.

Hieronder wordt de formele weg beschreven als er wel nabestaanden in beeld zijn die erfgenamen zijn.

Aanvaarding nalatenschap door nabestaanden

De nalatenschap vormt, zolang deze niet is aanvaard, een van de erfgenamen afgescheiden vermogen. Na zuivere aanvaarding vloeit de nalatenschap, inclusief de schulden, naar het vermogen van de betreffende erfgenaam. De kosten van de lijkbezorging worden in rekening gebracht bij de betreffende erfgena(a)m(en) c.q. de executeur testamentair of de notaris. Als er een vereffenaar is benoemd kunnen de kosten bij hem worden ingediend. Deze kosten zijn schulden van de nalatenschap die daaruit met voorrang moeten worden voldaan (conform artikel 4:7 en artikel 4:184 BW). Bezittingen, die door de gemeente in beheer zijn genomen (bijv. sieraden of waardepapieren), moeten aan de erfgenamen/notaris/vereffenaar overhandigd worden zodat ze te gelde kunnen worden gemaakt.

Daarnaast is denkbaar dat de nalatenschap beneficiair aanvaard is of dat er een onbeheerde nalatenschap is. Dit kan worden nagevraagd bij de rechtbank.

Een beneficiair aanvaarde nalatenschap brengt met zich mee dat de erfgenamen niet persoonlijk aansprakelijk zijn voor schulden van de overledene als blijkt dat de nalatenschap ontoereikend is om de schulden te voldoen.

Van een onbeheerde nalatenschap is sprake als er na het overlijden

  • -

    geen erfgenamen zijn, of

  • -

    als niet bekend is of er erfgenamen zijn, of

  • -

    als de wel bekende erfgenamen de nalatenschap onbeheerd laten en een executeur ontbreekt.

Is een nalatenschap beneficiair aanvaard of is er een onbeheerde nalatenschap (bijvoorbeeld omdat deze verworpen is door alle erfgenamen), dan wordt er vaak een vereffenaar benoemd. Deze is verantwoordelijk voor het voldoen van de schulden van de nalatenschap, waaronder ook de kosten van de lijkbezorging. Bij een (beneficiair) aanvaarde nalatenschap, wordt deze taak ook wel uitgevoerd door een executeur testamentair (als er een testament is) of een erfgenaam.

Het zuiver aanvaarden van een erfenis kan middels een notariële akte maar ook stilzwijgend, bijvoorbeeld door het gebruik van goederen van de nalatenschap. Beneficiaire aanvaarding (en verwerping van de nalatenschap) moeten middels een schriftelijke verklaring bij de rechtbank plaatsvinden. Gedurende drie maanden na het overlijden kan op goederen van de nalatenschap, die (nog) niet zuiver is aanvaard, geen verhaal worden genomen (artikel 4:185 eerste lid BW).

Lid 2. De gemeente kan afzien van verhaal als de nabestaanden weinig tot geen middelen hebben of als er sprake is van een slechte band met de overledene om verschillende redenen.