Nadere regeling gemeentelijke sportaccommodaties Berg en Dal 2020

Geldend van 30-10-2019 t/m heden

Intitulé

Nadere regeling gemeentelijke sportaccommodaties Berg en Dal 2020

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dal;

gelet op artikel 4 van de Algemene subsidieverordening Welzijn Berg en Dal 2017;

besluit vast te stellen de nadere regeling gemeentelijke sportaccommodaties Berg en Dal 2020:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Algemene subsidieverordening: Algemene subsidieverordening Welzijn Berg en Dal 2017.

    • b.

      Attributen: ballenvangers, lichtmasten, armaturen, terreinafscheiding en veldafscheiding.

    • c.

      Baan: een voor tennis benodigde oppervlakte om te sporten bestaande uit materialen die door de KNLTB worden goedgekeurd.

    • d.

      Berging: opslag voor materialen.

    • e.

      Bouwbeheerschap: opdrachtgever voor de bouwactiviteiten.

    • f.

      Hoofdactiviteit: de belangrijkste sportieve activiteit van de sportvereniging.

    • g.

      Investeringssubsidie: een subsidie in de kosten van nieuwbouw, uitbreiding of vervanging van accommodaties en/of attributen ten behoeve van die accommodaties die voor de uitvoering van de sportactiviteiten noodzakelijk zijn.

    • h.

      Kleedkamer: omkleedruimte exclusief wasruimtes.

    • i.

      Landelijke bond: KNVB (voetbal), KNKV (korfbal) of KNTLB (tennis).

    • j.

      Levensvatbaarheid: de mate waarin de subsidieontvanger kan voldoen aan zijn financiële verplichtingen.

    • k.

      Nieuwbouw: aanleg van een nieuwe sportaccommodatie, voor zover het betreft de velden (incl. attributen) en de kleedlokalen.

    • l.

      Onderhoud: alle werkzaamheden waarbij geen vervanging plaats vindt zoals genoemd in artikel 10.

    • m.

      Sportaccommodatie: een voorziening die wat betreft opzet, indeling en inrichting in hoofdzaak bestemd is voor sportactiviteiten.

    • n.

      Uitbreiding: aanleg van één of meer extra (kunst)grasveld(en) of één of meer extra kleedloka(a)l(en) bij een bestaande sportaccommodatie.

    • o.

      Veld: een voor sportieve activiteiten benodigde oppervlakte van natuur- of kunstgras.

    • p.

      Vervanging: het vernieuwen van een of meer bestaande velden (incl. attributen) en/of één of meer bestaande kleedlokalen.

    • q.

      Wasruimte: een ruimte om te douchen en te wassen.

  • 2. Voor zover begrippen niet in deze nadere regeling zijn gedefinieerd hebben ze dezelfde betekenis als in de Algemene subsidieverordening.

Artikel 2. Toepassingsbereik

Het bepaalde in deze regeling is enkel van toepassing op de verstrekking van investeringssubsidies door burgemeester en wethouders voor de in artikel 3 bedoelde activiteiten.

Artikel 3. Activiteiten

Een subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die gericht zijn op nieuwbouw, uitbreiding dan wel vervanging van voetbal- , korfbal en –tennisaccommodaties.

Artikel 4. Nieuwbouw

Aanleg van een nieuwe sportaccommodatie wordt alleen gesubsidieerd indien:

  • a.

    twee of meer bestaande accommodaties samengaan, waarbij geldt dat niet door vervanging en/of uitbreiding van één van deze accommodaties in de benodigde (gewenste) capaciteit kan worden voorzien, en

  • b.

    nieuwbouw een meerwaarde heeft t.o.v. handhaving van de bestaande accommodaties gelet op de kosten van nieuwbouw afgezet tegen de kosten van handhaving van de bestaande accommodaties, rekening houdend met de dan geldende eisen van de tijd, een en ander ter beoordeling aan burgemeester en wethouders.

Artikel 5. Uitbreiding

Uitbreiding met velden/attributen en/of kleedlokalen wordt alleen gesubsidieerd indien dit noodzakelijk is om in de benodigde capaciteit te voorzien wat betreft wedstrijdvelden en/of trainingsvelden.

Artikel 6. Vervanging

  • 1. Vervanging van velden/attributen of kleedlokalen wordt alleen gesubsidieerd indien:

    • a.

      deze in zo'n slechte/matige conditie zijn dat onderhoud geen redelijk resultaat oplevert in kosten ten opzichte van de levensduurverlenging (zie artikel 11 sub b en sub c);

    • b.

      vervanging noodzakelijk is om in de benodigde capaciteit te voorzien;

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere kwaliteitseisen stellen aan de nieuwbouw, uitbreiding en vervanging van velden, kleedlokalen en attributen.

Artikel 7. Capaciteit

De subsidiabele capaciteit wordt als volgt berekend:

  • 1.

    Voetbal:

    • a.

      Voor zover het betreft de wedstrijdvelden conform de opgave van de KNVB-behoeftebepaling voor het aantal benodigde wedstrijdvelden c.q. wedstrijduren.

    • b.

      Voor zover het betreft de benodigde trainingscapaciteit, conform de opgave van de KNVB-behoeftebepaling voor de indicatieve trainingsuren. Bestaande trainingsvelden en oefenhoeken die afwijken in maatvoering kunnen naar rato worden meegenomen voor de capaciteitsberekening.

    • c.

      Voor het bepalen van het totale aantal benodigde velden, inclusief wedstrijdvelden worden de volgende capaciteitsnormen gehanteerd:

      • Kunstgrasveld: 1000 uur (250 uur wedstrijd + 750 uur training)

      • Natuurgras: 250 uur als wedstrijdveld, of

      • Natuurgras: 750 uur als trainingsveld.

    • d.

      Restcapaciteit op de wedstrijdvelden (wedstrijdvelden x 250 uur minus wedstrijduren) wordt meegenomen voor de berekening van de aanwezige trainingscapaciteit.

      Voor het aantal kleedkamers wordt de richtlijn van de KNVB aangehouden, zijnde twee per wedstrijdveld met een minimale oppervlakte per kleedkamer van 15 m2 en een maximale oppervlakte per kleedkamer van 24 m2 een en ander afhankelijk van de volgende samenstelling:

      • Bij alleen senioren: 2 kleedkamers per benodigd wedstrijdveld en 2 teamlockers per kleedkamer;

      • Bij senioren/junioren/pupillen: 2 kleedkamers per benodigd wedstrijdveld en 2 teamlockers per kleedkamer en 50% van de kleedkamers in een grotere maatvoering (i.p.v. 15 m2 24 m2);

      • Indien 1 benodigd wedstrijdveld en senioren/junioren/pupillen: 3 kleedkamers en 2 teamlockers per kleedkamer en 2 van de kleedkamers in een grotere maatvoering.

    • e.

      Voor de wasruimte wordt bij een kleedkamer van 15 m2 10 m2 vergoed en bij een kleedkamer van 24 m2, 12 m2 vergoed.

    • f.

      Voor de scheidsrechtersruimte geldt ten minste één ruimte per accommodatie van minimaal 7 m2 per ruimte waarbij de omvang van die ruimte afhankelijk is van het aantal wedstrijdvelden volgens KNVB norm.

    • g.

      Een berging is genormeerd op 10 m2.

  • 2.

    Tennis:

    • a.

      Voor de bepaling van het aantal banen is het aantal spelende KNLTB leden per baan gesteld op 90. De banen dienen te voldoen aan de kwaliteitsnormen van de NOC*NSF.

    • b.

      Het aantal kleedkamers per accommodatie wordt bepaald op één heren kleedkamer en één dames kleedkamer. Hiervoor geldt de richtlijn van de KNLTB. De oppervlakte van een kleedkamer exclusief wasruimte is minimaal 6 m2 afhankelijk van het aantal banen.

    • c.

      Per wasruimte geldt een norm van minimaal 5 m2 per kleedkamer, mede afhankelijk van het aantal banen.

    • d.

      Een berging is genormeerd op 10 m2.

  • 3.

    Korfbal:

    • a.

      Voor de bepaling van het aantal velden is het aantal normteams conform de planningsnorm van de KNKV bepalend. Voor natuurgras is de planningsnorm acht normteams per speeloppervlakte van 68 x 44 meter. Voor kunstgrasvelden is dit in onderstaande tabel uitgewerkt.

      Teams

      Belastings-coëfficiënt veld

      Richtlijn alleen zaterdagvereniging

      Richtlijn zaterdag- en zondagvereniging

      F-jeugd

      0,4

       1 kunstgrasveld van 44 x 28 meter = 0 tot 7 normteams

      tot 7 normteams

      E-jeugd

      0,4

      idem

      idem

      D-jeugd

      0,625

       2 kunstgrasvelden afmeting 48 x 44 meter = 7 tot 14 normteams

      tot 21 normteams

      C-Jeugd

      0,625

       Idem

      idem

      B-jeugd

      1

      3 kunstgrasvelden van 40 x 20 meter = 14 tot 21 normteams

      tot 28 normteams

      A-jeugd

      1

       idem

      idem

      G-Korfbal

      1

      4 kunstgrasvelden van 40 x 20 meter = 21 tot 28 normteams

      tot 35 normteams

      Senioren

      1

      5 kunstgrasvelden van 40 x 20 meter = 28 tot 35 normteams

       tot 42 normteams

    • b.

      Voor de veldbelasting bij korfbal geldt de volgende capaciteitsnorm:

      • Kunstgrasveld bestaande uit 2 wedstrijdvelden: 800 uren.

      • Natuurgras per 68 x 44 meter: 150 uren.

      • De trainingsbelasting wordt bepaald door het aantal teams, incl. midweek en recreantenteams te vermenigvuldigen met 2 uur per week x 20 weken (half seizoen). Daarbij komt het aantal competitie uren.

      • De veldbelasting voor de competitie wordt bepaald door de helft van het aantal competitieteams te vermenigvuldigen met 80 minuten per team x 20 weken.

    • c.

      Het aantal kleedkamers wordt bepaald aan de hand van het aantal normteams. Dit is uitgewerkt in onderstaand schema:

      Aantal normteams

      Aantal kleedkamers

      ≤ 7

      4 kleedkamers, 2 dames/2 heren

      ≤ 14

      4 kleedkamers, 2 dames/2 heren

      ≤ 21

      6 kleedkamers, 3 dames/3 heren

      ≤ 28

      8 kleedkamers, 4 dames/4 heren

      ≤ 35

      10 kleedkamers, 5 dames/5 heren

      ≤ 42

      12 kleedkamers, 6 dames/6 heren

    • d.

      De omvang van een kleedkamer is minimaal 15 m2 en maximaal 24 m2.

    • e.

      Voor de wasruimte wordt bij een kleedkamer van 15 m2 10 m2 vergoed en bij een kleedkamer van 24 m2 12 m2 vergoed.

    • f.

      Voor de scheidsrechtersruimte geldt één ruimte per accommodatie van minimaal 7 m2 waarbij de omvang van die ruimte afhankelijk is van het aantal wedstrijdvelden volgens KNKV norm.

    • g.

      Een berging is genormeerd op 10 m2.

Artikel 8. Nadere voorwaarden

  • 1. Een aanvrager kan in aanmerking komen voor een subsidie indien:

    • a.

      de aanvrager zich richt op activiteiten voor inwoners van de gemeente Berg en Dal en

    • b.

      zich richt op een van de volgende sportgebieden:

      • voetbal;

      • korfbal;

      • tennis en

    • c.

      waarbij de betreffende vereniging is aangesloten bij een landelijke bond en;

    • d.

      de aanvrager levensvatbaar is en het naar het oordeel van burgemeester en wethouders aannemelijk is dat de aanvrager volledig aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen gedurende ten minste de komende vijf jaar.

  • 2. De ledenontwikkeling van de afgelopen vijf jaar en de verwachte ontwikkeling van het ledenaantal voor de komende vijf jaar worden meegewogen in de beoordeling van de subsidieaanvraag.

  • 3. Indien de aanvrager een nieuwe vereniging betreft, dan geldt een eis van minimaal 50 leden en wordt in aansluiting op artikel 4 eerst gekeken naar de capaciteit van reeds bestaande accommodaties.

  • 4. De peildatum voor het bepalen van de omvang van het aantal leden en het voldoen aan de gestelde criteria in deze nadere regeling is 1 januari van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar. Is dit niet mogelijk dan geldt de datum van oprichting.

Artikel 9. Gegevens bij de aanvraag

  • 1. Bij indiening van een aanvraag voor een subsidie dienen, in aanvulling op artikel 7 van de Algemene subsidieverordening de volgende documenten te worden ingediend:

    • a.

      Een bewijs van inschrijving van een landelijke bond en;

    • b.

      Een gespecificeerde begroting van inkomsten en uitgaven voor de komende vijf jaar met een toelichting op deze begroting en;

    • c.

      Een bouwkundig plan dan wel een beschrijving of tekening van de voorgenomen activiteiten met een toelichting en;

    • d.

      Een prognose van het aantal actieve, spelende (jeugd)leden voor de volgende vijf jaar en;

    • e.

      Een overzicht van de actieve, spelende (jeugd)ledenaantallen van de afgelopen vijf jaar tenzij het een nieuwe vereniging betreft, dan geldt het aantal (jeugd)leden bij oprichting.

  • 2. In afwijking van artikel 8 van de Algemene subsidieverordening dient de aanvraag voor 1 februari voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd schriftelijk te worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

Artikel 10. Subsidiabele kosten

  • 1. Subsidiabel zijn alleen de kosten gemaakt voor vervanging of uitbreiding van:

    • a.

      de volgende attributen:

      • ballenvangers;

      • lichtmasten voor trainingsvelden (alleen ten behoeve van breedtesport);

      • veldafscheiding;

      • terreinafscheiding.

    • b.

      de volgende velden of banen:

      • velden of banen natuurgras;

      • toplaag kunstgrasveld of baan;

      • onderbouw kunstgrasveld of baan.

    • c.

      Kleedkamers, wasruimtes en scheidsrechtersruimtes

    • d.

      bergingen.

  • 2. Niet subsidiabel zijn:

    • a.

      kosten waarvoor subsidie wordt aangevraagd die hoger zijn dan de voorgeschreven normeringen van de landelijke bond.

    • b.

      kosten voor bestuurskamers, tribunes en kantines omdat dit geen noodzakelijke voorzieningen zijn voor deelname aan de sport.

    • c.

      voorbereidingsbudgetten voor nieuwbouw, vervanging of uitbreiding.

    • d.

      kosten ten behoeve van sportfaciliteiten voor mensen met een beperking terwijl een andere vereniging voor de betreffende sport reeds is toegerust met de daarvoor benodigde faciliteiten.

Artikel 11. Hoogte van de subsidie

De subsidie wordt verleend aan de hand van de volgende criteria:

  • a.

    80% van de daadwerkelijke (aanbestede) kosten van de te vervangen, uit te breiden dan wel nieuw te realiseren voorziening kan worden gesubsidieerd;

  • b.

    De volgende levensduurnormen voor vervanging zijn geldend voor de bepaling van de hoogte van de subsidie bij voetbal en korfbal:

    • Velden natuurgras: twintig jaar;

    • Toplaag kunstgrasveld: tien jaar;

    • Onderbouw kunstgrasveld: dertig jaar;

    • Ballenvangers: dertig jaar;

    • Lichtmasten: vijftig jaar

    • veldafscheiding: veertig jaar;

    • terreinafscheiding: veertig jaar;

    • kleedkamers: veertig jaar;

    • wasruimte: veertig jaar

    • bergingen: veertig jaar.

  • c.

    De levensduurnormen voor vervanging zoals opgenomen in onderstaande tabel zijn geldend voor de bepaling van de toekenning van subsidie bij tennis:

    TYPE BAAN

    A. ONGEBONDEN MINERAAL

    B. MINERAAL (GEBONDEN)

    NUMMER

    A1

    A2

    A3

    B1

    B2

    SPORTVLOER

    GRAVEL

    GRAVEL ONDER AFSCHOT

    CANADA TENN

    CLAYTECH

    TENNISFORCE

    Toplaag (exclusief belijning)

    15

    15

    15

    20

    20

    Belijning

    5

    5

    5

    5

    5

    Fundering 1

    30

    30

    30

    30

    30

    Fundering 2

    -

    -

    -

    -

    -

    Onderbouw

    30

    30

    30

    30

    30

    Drainage

    30

    30

    30

    30

    30

    Beregening

    20

    20

    20

    20

    20

    TYPE BAAN

    C. KUNSTSTOF

    NUMMER

    C1

    D1

    D2

    D3

    SPORTVLOER

    BETONBANEN

    RECAFLEX

    KUSHION KOURT

    TENNISFLOOR PRO

    Toplaag (exclusief belijning)

    20

    10

    20

    30

    Belijning

    5

    6

    5

    5

    Fundering 1

    30

    30

    30

    30

    Fundering 2

     

    30

    30

    30

    Onderbouw

    30

    30

    30

    30

    Drainage

    30

    30

    30

    -

    Beregening

    -

    -

    -

    -

    TYPE BAAN

    E. ZANDKUNSTGRAS

    F. ZANDKUNSTGRAS GEBONDEN

    G. ZANDKUNSTGRAS (ROOD)

    H. ZANDKUNSTGRAS (ROOD)

    NUMMER

    E1

    F1

    G1

    H1

    SPORTVLOER

    ZANDKUNSTGRAS

    ZANDKUNSTGRAS GEBONDEN

    ZANDKUNSTGRAD (ROOD)

    ZANDKUNSTGRAD (ROOD)

    Toplaag (exclusief belijning)

    10

    10

    10

    10

    Belijning

    10

    10

    10

    10

    Fundering 1

    30

    30

    30

    30

    Fundering 2

    -

    30

     

    30

    Onderbouw

    30

    30

    30

    30

    Drainage

    30

    30

    30

    30

    Beregening

    -

    -

    -

    -

  • d.

    Belijning op de velden en banen wordt niet vergoed, maar wordt gezien als onderhoud.

  • e.

    Als niet aan de genoemde levensduur zoals aangegeven in sub b dan wel sub c wordt voldaan zullen burgemeester en wethouders de onder sub a genoemde kosten naar evenredigheid van de kortere levensduur lager vaststellen, tenzij dit tot een onbillijkheid van overwegende aard leidt;

  • f.

    Wordt een langere levensduur gerealiseerd dan aangegeven in sub b dan wel sub c, zullen burgemeester en wethouders naar evenredigheid van de langere levensduur de subsidie hoger vaststellen met een maximum van de daadwerkelijk (aanbestede) kosten;

  • g.

    De subsidie wordt alleen verstrekt voor zover dit noodzakelijk is voor het bereiken van een minimaal voorzieningenniveau teneinde de hoofdactiviteit te kunnen beoefenen;

  • h.

    Kunstgrasvelden worden hierbij alleen gesubsidieerd indien dit de meest doelmatige oplossing is.

Artikel 12. Nadere weigeringsgronden

De subsidie wordt naast de in artikel 10 van de Algemene subsidieverordening genoemde gevallen geweigerd, indien een gegronde reden bestaat aan te nemen dat de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld.

Artikel 13. Wijze van verdeling

Voor zover het totaal van de toe te kennen subsidies het subsidieplafond overschrijdt, gelden de volgende verdeelregels:

  • a.

    Burgemeester en wethouders beslissen op de aanvragen in volgorde van ontvangst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 8, vijfde lid van de Algemene subsidieverordening de gelegenheid heeft gehad om de aanvraag aan te vullen, de datum waarop de aanvraag voldoende is aangevuld geldt als datum van ontvangst.

  • b.

    Voor zover toe te kennen aanvragen om subsidie op dezelfde dag zijn ontvangen en toekenning ervan zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, worden de aanvragen gehonoreerd aan de hand van de volgende prioriteitsvolgorde:

    • prioriteit 1: natuurgrasvelden en –banen, veldafscheiding en ballenvangers;

    • prioriteit 2: kunstgrasvelden en –banen, veldafscheiding en ballenvangers;

    • prioriteit 4: kleedkamers;

    • prioriteit 5: terreinafscheiding;

    • prioriteit 6: bergruimten;

    • prioriteit 8: lichtmasten voor trainingsvelden bij voetbal en korfbal en voor alle banen bij tennis.

Artikel 14. Aanvullende verplichtingen voor de subsidieontvanger

Onverminderd de in de Algemene subsidieverordening opgenomen verplichtingen is de subsidieontvanger verplicht om:

  • a.

    haar accommodatie beschikbaar te stellen aan andere gebruikers en;

  • b.

    bouwbeheerschap uit te oefenen.

Artikel 15. Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. In aanvulling op het gestelde in de artikelen 15, 16 en 17 van de Algemene subsidieverordening dient een aanvraag voor vaststelling van de subsidie in ieder geval vergezeld te zijn van een rekening/verantwoording van de aan de verrichte activiteiten verbonden inkomsten en uitgaven.

  • 2. Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald onder verrekening van de betaalde voorschotten.

  • 3. Het vast te stellen subsidiebedrag wordt bijgesteld aan de hand van het aanbestede bedrag met een maximum van het in de begroting opgenomen bedrag.

Artikel 16. Hardheidsclausule

Daar waar deze nadere regeling niet in voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 17. Slotbepalingen

  • 1. De volgende nadere regeling wordt ingetrokken:

    • a.

      Nadere regeling gemeentelijke sportaccommodaties Berg en Dal 2017

  • 2. Deze nadere regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking en wordt voor de eerste maal toegepast voor het subsidiejaar 2020.

  • 3. Deze nadere regeling wordt aangehaald als: Nadere regeling gemeentelijke sportaccommodaties Berg en Dal 2020.

Ondertekening

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dal in zijn vergadering van 22 oktober 2019.

De secretaris,

E.W.J. van der Velde

De burgemeester,

mr. M. Slinkman

Artikelsgewijze toelichting op de Nadere regeling gemeentelijke sportaccommodaties Berg en Dal 2020

Artikel 1

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 3

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 4

Het betreft in dit artikel twee of meer accommodaties van verschillende verenigingen die willen samengaan. Zowel sub a als sub b moeten van toepassing zijn. Dus naast het samengaan moet het ook zo zijn dat de huidige accommodaties niet tegen lagere kosten alsnog aangepast kunnen worden.

Artikel 5

In artikel 7 staat uitgelegd hoe de capaciteit moet worden berekend.

Artikel 6

In artikel 7 staat uitgelegd hoe de capaciteit moet worden berekend.

Artikel 7

Eerste lid, sub b: de oppervlakte van bestaande velden die afwijken van de vereiste maatvoering kunnen eventueel worden meegenomen bij de capaciteitsbepaling voor trainingsvelden.

Eerste lid, sub d: Restcapaciteit betreft hier dus wedstrijdvelden waarop 250 uur gespeeld moet worden, maar waarop minder uren worden gespeeld. Deze overcapaciteit wordt dan vervolgens meegeteld voor de trainingscapaciteit.

Derde lid, sub b, derde gedachtestreepje: het aantal teams wordt naar rato van hun belastingcoëfficiënt meegenomen in de berekening. Bij één team F-jeugd wordt dit team dus voor 0,4 meegerekend.

Artikel 8

Eerste lid, sub c: indien een stichting een aanvraag indient, moet de vereniging (of de verengingen) die gebruikmaakt van de accommodatie zijn aangesloten bij een landelijke bond.

Eerste lid, sub d: de aanvrager dient nu en in de toekomst aan zijn financiële verplichtingen te kunnen voldoen. In artikel 9 staat aangegeven hoe aanvrager dit moet aantonen. Als burgemeester en wethouders oordelen dat aanvrager niet aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen, wordt de aanvraag afgewezen.

Tweede lid: indien uit de opgave van de ledenontwikkeling blijkt dat het aantal leden daalt dan wel stijgt, kunnen burgemeester en wethouders besluiten dat de capaciteit van de accommodatie daarop moet worden aangepast. Als bijvoorbeeld aannemelijk is dat de komende jaren het aantal leden daalt, kan dat betekenen dat uitbreiding niet of in mindere mate nodig is en de subsidie daarop wordt aangepast.

Derde lid: als blijkt dat er voldoende bestaande capaciteit is waar de nieuwe vereniging gebruik van kan maken, kunnen burgemeester en wethouders besluiten dat de bouw van een nieuwe accommodatie niet wordt gesubsidieerd.

Artikel 9

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10

Eerste lid, sub a: met breedtesport wordt bedoeld dat alle voorzieningen die het niveau van breedtesport overstijgen niet worden vergoed.

Artikel 11

Sub e: rekenvoorbeeld: als een vereniging besluit om na achttien jaar een natuurgrasveld te vervangen, terwijl de levensduur in sub b op twintig jaar is gesteld wordt de hoogte van de subsidie als volgt bepaald: 18/20ste van 80% = 72%. met een onbillijkheid van overwegende aard wordt bedoeld dat indien er gebeurtenissen hebben plaatsgevonden waar een vereniging niets aan kon doen (bijvoorbeeld extreme schade door ongedierte), hiermee rekening kan worden houden bij de bepaling van de subsidiehoogte.

Sub f: rekenvoorbeeld: als een vereniging besluit om na 22 jaar een natuurgrasveld te vervangen, terwijl de levensduur in sub b op twintig jaar is gesteld wordt de hoogte van de subsidie als volgt bepaald: 22/20ste van 80% = 88%. Maximaal 100% van de daadwerkelijke kosten wordt vergoed.

Sub g: Met een minimaal voorzieningenniveau wordt hier bedoeld dat alleen die voorzieningen voor subsidie in aanmerking komen die noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van de hoofdactiviteit.

Sub h: Met de meest doelmatige oplossing wordt het volgende bedoeld. Stel dat er extra veldcapaciteit nodig is vanwege extra leden. Er kan een keuze worden gemaakt tussen kunstgras of natuurgras. Het duurdere kunstgras kan toch in aanmerking komen als dit er op termijn toe leidt dat een tweede natuurgrasveld niet meer nodig is. Kunstgrasveld kent immers een hogere capaciteitsnorm.

Artikel 12

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 13

Sub b: bij de prioriteiten 1 en 2 geldt dat als de velden en banen uitgebreid, vervangen of vernieuwd moeten worden, direct ook de veldafscheiding en eventuele ballenvangers vervangen moeten worden.

Artikel 14

Sub a: als andere organisaties gebruik willen maken van de accommodatie, bijvoorbeeld voor een kindervakantieweek, dan maakt de subsidieontvanger dit mogelijk. Uiteraard in goed overleg tussen beide organisaties. Voorwaarden hierbij zijn dat de uitvoering van de hoofdactiviteit van de hoofdgebruiker zo min mogelijk wordt gehinderd en dat de velden door deze extra activiteiten niet worden aangetast. De subsidieontvanger kan een vergoeding vragen voor het gebruik van de accommodatie en de kosten bij schade verhalen op de gebruiker.

Sub c: de subsidieontvanger is opdrachtgever en voert het opdrachtgeverschap uit tijdens de verbouwing. De gemeente neemt deze verantwoordelijkheid niet over.

Artikel 15

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 16

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 17

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.