Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening maatregelen en handhaving IOAW en IOAZ

Geldend van 07-04-2011 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2010

Intitulé

Verordening maatregelen en handhaving IOAW en IOAZ

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

b. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

c. de IOAW/IOAZ: de IOAW alsmede de IOAZ, beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;

d. uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid IOAW/IOAZ;

e. uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde netto grondslag, bedoeld in artikel 5, vierde lid IOAW/IOAZ;

f. maatregel: het verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 20, tweede lid IOAW en artikel 20, eerste lid IOAZ alsmede het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid IOAW en artikel 20, tweede lid IOAZ;

g. inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 IOAW/IOAZ;

h. benadelingbedrag: bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als uitkering op grond van de IOAW/IOAZ;

i. belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAW, voor zover hij is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, alsmede hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAZ;

j. standaardmaatregel: de maatregel die passend is voor de gedraging zoals die in de verordening is opgenomen;

k. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergeijk.

Artikel 2 Het opleggen van een maatregelen

  • 1.

    Als de belanghebbende naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting – anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAZ - schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.

  • 2.

    Het eerste lid is gelijkelijk van toepassing op de belanghebbende die een uitkering ontvangt op grond van de IOAW, wanneer hij de op basis van artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op hem rustende verplichtingen schendt.

Artikel 3 Berekeningsomslag

De maatregelen wordt toegepast op de uitkeringsnorm.

Artikel 4 Hoogte en duur van de maatregelen

  • 1.

    Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 2.

    Tenzij in de verordening anders is bepaald bedraagt de duur van de maatregel een maand.

  • 3.

    De duur van de maatregel als bedoeld in het tweede lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 7, tweede lid.

Artikel 5 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd, het bedrag waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 6 Horen van belanghebbende

  • 1.

    Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:a. de vereiste spoed zich daartegen verzet;b.de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan; ofc. de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of een door haar ingescha- kelde derde, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 13 van IOAW/IOAZ.

Artikel 7 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; ofb. de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaats gevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte een uitkering is verleend.

  • 2.

    Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3.

    Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

  • 4.

    Het college kan volstaan met het opleggen van een waarschuwing indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding vormen.

Artikel 8 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1.

    De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand, volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekend gemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende uitkeringsnorm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald.

Artikel 9 Samenloop van gedragingen en recidive

  • 1.

    Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregelen rekening gehouden met elke verwijtbare gedraging afzonderlijk, waarbij de maatregelen worden gecumuleerd.

  • 2.

    Het college kan de op grond van het eerste lid gecumuleerde maatregelen lager vaststellen indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3.

    De duur van de maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging, met uitzondering van het gestelde in artikel 16, lid 2 sub f en g.

  • 4.

    Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, als bedoeld in artikel 7, tweede lid

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 10 Indeling in categorieën

Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 37 van de IOAW/IOAZ, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAW/IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:a. het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;b. het niet of niet tijdig ondertekenen, of het niet aan het college verstrekken, van het trajecplan

  • 2.

    Tweede categorie:a. het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;b. het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeids- inschakeling.

  • 3.

    Derde categoriea. gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;b. het niet of in onvoldoende gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering;c. het niet, niet tijdig dan wel in onvoldoende mate voldoen aan de verplichtingen welke zijn opgenomen in het trajectplan.

Artikel 11 De hoogte en duur van de maatregele

  • 1.

    Onverminderd artikel 4, eerste lid, wordt de maatregel vastgesteld opa. 5% van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de eerste categorie;b. 10% van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de tweede categorie;c. 20 % van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de derde categorie.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, onder c, legt het college, indien belanghebbende een uitkering ontvangt op grond van de IOAW en de belemmerende gedragingen, bedoeld in artikel 10, derde lid, onder a, dusdanige vormen aannemen dat gesproken moet worden van het door eigen toedoen niet verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, voor onbepaalde duur een maatregel op ter hoogte van het door eigen toedoen niet verkregen netto inkomen uit deze arbeid.

  • 3.

    Het college heroverweegt een besluit als bedoeld in het tweede lid binnen een door hem te bepalen termijn die ten hoogste drie maanden bedraagt.

Hoofdstuk 3 Het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid, alsmede het nalaten algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden

Artikel 12 Door eigen toedien verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid

  • 1.

    Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het college, met in achtneming van artikel 20, vierde lid IOAW/IOAZ, voor onbepaalde duur een maatregel op indien de belanghebbende door eigen toedoen een inkomen uit of in verband met arbeid is verloren en:a. aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; dan welb. de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de belanghebbende zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd.

  • 2.

    De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door dit gedrag verloren netto inkomen.

  • 3.

    Het college heroverweegt een besluit als bedoeld in het eerste lid binnen een door haar te bepalen termijn die ten hoogste drie maanden bedraagt.

Artikel 13 Niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid

  • 1.

    Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het college voor onbepaalde duur een maatregel op indien de belanghebbende een uitkering ontvangt op basis van de IOAW en hij weigert hem aangeboden algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.

  • 2.

    De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door eigen toedoen niet verkregen netto inkomen uit deze arbeid.

  • 3.

    Het college heroverweegt een besluit als bedoeld in het eerste lid binnen een door haar te bepalen termijn die ten hoogste drie maanden bedraagt.

Hoofdstuk 4 Het niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 14 Te laat verstrekken van gegevens

Onverminderd, artikel 4, eerste lid, legt het college een maatregel op van vijf procent van de uitkeringsnorm, indien belanghebbende de verplichting op grond van artikel 13 IOAW/IOAZ niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van de uitkering of de voortzetting darvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken.

Artikel 15 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de uitkering

Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het college een maatregel op van vijf procent van de uitkeringsnorm, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ niet eheft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstekken van een uitkering.

Artikel 16 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de uitkering

  • 1.

    Indien het niet of niet behoordelijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering, wordt de maatregelen afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2.

    Onverminderd artikel 4, eerste lid, wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:a. bij een benadelingsbedrag tot € 500,--: 10% van de uitkeringsnorm;b. bij een benadelingsbedrag van € 500,-- tot € 1.000,--: 20% van de uitkeringsnorm;c. bij een benadelingsbedrag van € 1.000,-- tot € 2.000,--: 40% van de uitkeringsnorm;d. bij een benadelingsbedrag van € 2.000,-- tot € 4.000,--: 60% van de uitkeringsnorm;e. bij een benadelingsbedrag van € 4.000,-- tot € 10.000,--: 100% van de uitkeringsnorm;f. bij een benadelingsbedrag van € 10.000,-- of hoger: 100% van de uitkeringsnorm gedurende 2 maanden, nadien het Openbaar Ministerie niet tot vervolging overgaat;g. bij recidive binnen 5 jaar waarbij één van de benadelingsbedragen minimaal € 3.000,-- bedraagt: 100% van de uitkeringsnorm gedurende 4 maanden, indien het Openbaar Ministerie niet tot vervolging overgaat.

Hoofdstuk 5 Zeer ernstige misdragingen

Artikel 17 Zeer ernstige misdragingen

  • 1.

    Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het college een maatregel op indien belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ.

  • 2.

    De volgende maatregelen worden bij de te onderscheiden categorieën opgelegd:a. Bij gedragingen in de eerste categorie, te weten verbaal geweld: 20% van de uitkeringsnorm.b. Bij gedragingen in de tweede categorie, te weten intimidatie of zaakgericht fysiek geweld: 40% van de uitkeringsnorm.c. Bij gedragingen in de derde categorie, te weten mensgericht fysiek geweld: 100% van de uitkeringsnorm.

Hoofdstuk 6 Handhavingsbeleid

Artikel 18 Handhavingsbeleid

  • 1.

    Het college draagt in het kader van de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, zorg voor het opstellen van een handhavingsplan.

  • 2.

    In het in het eerste lid genoemde handhavingsplan komt op zijn minst tot uitdrukking:a. een gemeentelijke visie op handhaving;b. aanpak fraudepreventie;c. aanpak frauderepressie.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 19 Uitvoering en nadere regels

  • 1.

    De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

  • 2.

    Het college kan in situaties waarin deze verordening niet voorziet nadere regels stellen.

Artikel 20 Hardheidsclausule

Het college kan afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening naar het oordeel van het college tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking en heeft een terugwerkende kracht tot 1 juli 2010.

Toelichting 1 Algemene toelichting en artikelsgewijze toelichting