Wijziging artikel 10 van de Verordening reclamebelasting 2014

Geldend van 01-01-2014 t/m heden

Intitulé

Wijziging artikel 10 van de Verordening reclamebelasting 2014

De raad der gemeente Bergeijk;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 november 2014;

gezien het advies van de commissie ABZ d.d. 4 december 2014.

besluit:

artikel 10 van de Verordening reclamebelasting 2014 te wijzigen.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. reclameobject: een openbare aankondiging in letters, symbolen of kleuren, of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg;

b. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in de grond;

c. onroerende zaak: de onroerende zaak, bedoel in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

d. jaar: een kalenderjaar.

Artikel 2 Gebiedsomschrijving

Deze verordening is van toepassing binnen het centrumgebied van de kern Bergeijk zoals aangegeen op de bij deze verordening behorende kaart.

Artikel 3 Belastbaar feit

Onder de titel "reclamebelasting" wordt, onder de bij deze verordening gestelde voorwaarden, binnen het gebied als bedoeld in artikel 2 een directe belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.

Artikel 4 Belastingplicht

De reclamebelasting wordt geheven van de gebruiker van de onroerende zaak, waarop en waarbij één of meer reclameobjecten worden aangetroffen.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

1. De reclamebelasting wordt geheven per onroerende zaak.

2. De heffingsmaatstaf is een bedrag dat afhankelijk is van de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar.

3. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid van de Wet waardering onroerende zaken.

4. Het tarief van de reclamebelasting bedraagt 0,1500% van de heffingsmaatstaf met een minimumbedrag van € 300,-- en een maximumbedrag van € 700,--.

5. Indien de vastgestelde WOZ-waarde voor het betreffende jaar naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere WOZ-waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.

Artikel 6 Belastingtijdvak

Het belastingstijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1. De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 8 Wijze van heffing

De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:

a. die korter dan 13 weken aanwezig zijn;

b. die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;

c. die door de gemeente of in opdracht van de gemeente is verplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;

d. aangebrzcht door of namens winkeliersverenigingen of centrummanagement, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag, banier of zuil met de naam van de winkeliersvereniging of het centrummanagement.

e. aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

f. die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang dienen;g. die onderdeel uit maken van voor de verkoop of verhuur bestemde artikelen en producten in een etalage of in de winkel;

h. bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn  in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te verhuren zaak;

i. aangebracht op scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en die betrekking hebben op de functie van het gebouw;

j. die door (semi-)overheden of culturele, maatschappelijke of daarmee gelijk te stellen lichamen met ideële doelstellingen zijn aangebracht en betrekking hebben op activiteiten die uitsluitend een cultureel, maatschappelijk, chariatief of ideëel belang dienen;

k. die kleiner zijn dan 0,1 vierkante meter.

Artikel 10 Termijn van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in 1 termijn welke vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 10 gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het tweede lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van reclamebelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van reclamebelasting.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

3. Deze verordening wordt aangehaald als "Wijziging artikel 10 van de Verordening reclamebelasting 2014".