Regeling vervallen per 29-04-2017

Verordening op de heffing en invordering van landtoeristenbelasting 2015

Geldend van 31-12-2014 t/m 28-04-2017

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van landtoeristenbelasting 2015

De raad van de gemeente Bergen,

gezien het voorstel van het college burgemeester en wethouders van 18 november 2014;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van landtoeristenbelasting 2015.

(Verordening landtoeristenbelasting 2015)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    vakantie-onderkomens: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto’s toercaravans en soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

  • c.

    niet-beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden;

  • d.

    vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van een zelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan;

  • e.

    seizoenplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen dan wel gedeelte daarvan, welk tenminste een aaneengesloten periode van een maand betreft, plaatsen van een zelfde mobiel kampeeronderkomen;

  • f.

    seizoen: het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 2 Belastbaar feit

Ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente in hotels, pensions, vakantie-onderkomens, mobiele kampeeronderkomens, niet-beroepsmatig verhuurde ruimten en op vaste standplaatsen tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, wordt onder de naam “landtoeristenbelasting” een directe belasting geheven.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen;

  • 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt;

  • 3. Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 verblijf houdt.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1.

    Door degene, die:

    • a.

      als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van ouden van dagen verblijft;

    • b.

      verblijf houdt in een gemeubileerde woning indien hij ter zake van het verblijf in of het ter beschikking houden van die woning forensenbelasting is verschuldigd;

  • 2.

    Waarvoor de gemeente belasting heft ingevolge de verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting;

  • 3.

    Van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

  • 4.

    Van personen die vanwege het volgen van een opleiding of een training in een daartoe bestemde educatieve instelling of een daartoe bestemd trainingscentrum verblijven.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen.

Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1. Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:

    • a.

      vakantie-onderkomens en niet-beroepsmatig verhuurde ruimten bepaald op het aantal slaapplaatsen;

    • b.

      mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen en seizoenplaatsen bepaald op 2,8 personen;

    • c.

      mobiele kampeeronderkomens op niet-vaste standplaatsen en niet-seizoenplaatsen bepaald op 2,8 personen;

  • 2. Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht wordt:

    • a.

      ingeval verblijf wordt gehouden gedurende het seizoen in vakantie-onderkomens, dan wel mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen bepaald op 65;

    • b.

      ingeval verblijf wordt gehouden gedurende het seizoen in niet beroepsmatig verhuurde ruimten bepaald op het werkelijk aantal overnachtingen.

    • c.

      ingeval verblijf wordt gehouden gedurende het seizoen in mobiele kampeeronderkomens op seizoenplaatsen welke geschikt zijn voor gebruik of slechts gebruikt mogen worden gedurende: meer dan 3 doch ten hoogste 6 maanden, bepaald op 55;

    • d.

      ingeval verblijf wordt gehouden gedurende het seizoen in mobiele kampeeronderkomens op niet-vaste standplaatsen en niet-seizoenplaatsen, bepaald op 29;

Artikel 7 Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.

Artikel 8 Belastingtarief

Het tarief bedraagt € 1,05 per overnachting.

Artikel 9 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het seizoen.

Artikel 10 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 11 Aanslaggrens

Geen belastingaanslag wordt opgelegd indien het aantal overnachtingen, waartoe gelegenheid wordt of is gegeven, gedurende het belastingjaar minder dan tien zal of heeft belopen.

Artikel 12 Termijnen van betaling

1 In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden

betaald:

a.Bij niet-automatische incasso:

in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede een maand later;

b.Bij automatische incasso:

in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste vier en maximaal tien bedraagt;

2 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de landtoeristenbelasting.

Artikel 14 Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d van de Gemeentewet.

Artikel 15 Accountantsverklaring

Jaarlijks dient vóór 31 maart volgend op het heffingsjaar door de belastingplichtige een accountantsverklaring te worden verstrekt met betrekking tot de ontvangen toeristenbelasting ter controle over de juistheid van de aanslag. In plaats van een accountantsverklaring kan ook worden volstaan met een afschrift van de boekhouding zoals deze voor de belastingdienst is opgesteld.

Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ’Verordening landtoeristenbelasting 2014’ van 17 december 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan;

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking;

  • 3.

    De datum van ingang van heffing is 1 januari 2015;

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening landtoeristenbelasting 2015’.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van de gemeente Bergen van 16 december 2014.
De griffier, I.c. van 't Hof
De voorzitter, M.H.E. Pelzer