Regeling vervallen per 01-06-2019

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Bergen (L) 2016

Geldend van 01-08-2016 t/m 31-05-2019

Intitulé

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Bergen (L) 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen (L);

gelet op de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen (L) 2015, 1e wijziging en de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Bergen (L) 2016;

besluit vast te stellen de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Bergen (L) 2016.

Hoofdstuk 1. Inleiding

Deze beleidsregels zijn de gemeentelijke richtlijnen ten behoeve van het leveren van ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

De beleidsregels worden vastgesteld door het college van B&W en zijn een uitwerking van de door de Raad vastgestelde Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen (L) 2015, 1e wijziging. De beleidsregels kunnen jaarlijks op basis van een beleidswijziging opnieuw worden vastgesteld.

Uitgangspunt voor de beleidsregels vormt de onderstaande tekst uit de Wmo 2015. Burgers dragen een eigen verantwoordelijkheid voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven waarbij van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar naar vermogen daarin bijstaan.

Het is tevens wenselijk nieuwe regels te stellen om de rechten en plichten van de burger meer met elkaar in evenwicht te brengen

Burgers die zelf dan wel samen met personen in hun naaste omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, moeten een beroep kunnen doen op door de overheid georganiseerde ondersteuning.

De ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen, moet erop gericht zijn dat burgers zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven.

Het ligt in de rede de overheidsverantwoordelijkheid voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie zo dicht mogelijk bij de burger te beleggen en het daarom wenselijk is nieuwe regels te stellen inzake de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de ondersteuning van personen met een beperking en personen met psychische of psychosociale problemen.

Het is voorts wenselijk dat daarbij zorg wordt gedragen voor een goede toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking.

Hoofdstuk 2. Criteria voor een maatwerkvoorziening

Artikel 2.1 Hoofdverblijf

Een voorwaarde om voor een maatwerkvoorziening in aanmerking te komen is een hoofdverblijf in de gemeente Bergen L en daadwerkelijk het grootste deel van de tijd in de gemeente verblijven. Als iemand kan aantonen dat hij op korte termijn in de gemeente Bergen komt wonen, kan de aanvraag in behandeling worden genomen. Er wordt dan wel een termijn afgesproken waar binnen de inschrijving in de gemeente Bergen geregeld moet zijn.

Artikel 2.2 Algemene voorzieningen

Wanneer blijkt dat belanghebbende niet op eigen kracht of met hulp van het sociaal netwerk tot een oplossing kan komen, gaan we na of er algemene voorzieningen zijn die de problemen van belanghebbende oplossen. Algemene voorzieningen zijn voorzieningen waar iedereen, zonder indicatie gebruik van kan maken. Algemene voorzieningen kunnen commerciële diensten zijn zoals een wasserette/stomerij of een boodschappenbezorgdienst van een supermarkt maar ook diensten zonder winstoogmerk, zoals een rolstoelpool en ontmoetingsruimten in dorpen.

Afstemming met andere wet- of regelgeving

Indien een cliënt in aanmerking komt voor een voorziening/dienst op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Wet langdurige zorg (Wlz), zorgverzekering of het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV), zal er op grond van de Wmo in principe geen voorziening/dienst worden verstrekt. Via de ziektekostenverzekeraar kan men bijvoorbeeld tijdelijk gebruik maken van krukken, een rolstoel en andere hulpmiddelen. Vanuit de UWV en de werkgever kan er aanspraak gedaan worden op hulpmiddelen in de werksituatie en voor vervoer van en naar het werk. Vanuit de Wlz worden woningaanpassingen en diensten in een Wlz-instelling gefinancierd.

Artikel 2.3 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die voldoet aan de volgende criteria:

  • -

    Het is niet speciaal bedoeld voor personen met een beperking;

  • -

    Het is verkrijgbaar in de reguliere handel;

  • -

    Het kan voor een persoon zonder beperkingen in een financieel vergelijkbare positie worden gerekend tot het normale aanschaffingspatroon.

Een fiets met lage instap of met elektrische trapondersteuning is een goed voorbeeld van een algemeen gebruikelijke voorziening. Een dergelijke fiets wordt ook gebruikt door mensen zonder beperkingen (bijvoorbeeld door mensen die een lange afstand naar hun werk of school moeten fietsen) en is gewoon bij de fietsenwinkel te koop. Algemeen gebruikelijke voorzieningen worden niet verstrekt.

Artikel 2.4 Goedkoopst compenserende maatwerkvoorziening

Een maatwerkvoorziening is altijd gebaseerd op de goedkoopst compenserende oplossing. Er zijn vaak meerdere geschikte oplossingen, maar er wordt gekozen voor de oplossing die naar objectieve maatstaven geschikt en de goedkoopste is.

Een voorziening kan ook bestaan uit een tegemoetkoming voor meerkosten als gevolg van de beperking ten opzichte van de algemeen gebruikelijke kosten die iemand voor de noodzakelijke voorziening moet maken. Voorbeelden hiervan is een auto of fiets met (specifiek vanwege de handicap noodzakelijke) aanpassingen. Een auto of fiets is algemeen gebruikelijk, dus de kosten hiervoor (normbedragen zoals vastgesteld door het NIBUD) worden niet vergoed.

Hoofdstuk 3. Regels voor een persoonsgebonden budget (PGB) bij een maatwerkvoorziening

Een PGB kan de zorgvrager de mogelijkheid bieden om zijn leven naar eigen wensen en behoeften in te vullen. Een PGB is geschikt voor mensen die zelf de regie over hun leven kunnen voeren. De gemeente vindt het belangrijk dat mensen eigen regie over hun leven kunnen voeren en dat zij, indien zij dit wensen, hiervoor een PGB inzetten.

Het is van belang dat belanghebbenden vooraf goed weten wat het PGB inhoudt en welke verantwoordelijkheden ze daarbij hebben. Tijdens het onderzoek, maar ook later tijdens de aanvraagprocedure, zal belanghebbende hierover worden geïnformeerd. Daarnaast verzorgt het servicecentrum PGB van de sociale verzekeringsbank (SVB) voorlichting voor en ondersteuning van budgethouders.

Voor het PGB heeft de gemeente Bergen (L) met de SVB een aantal proceskeuzes gemaakt:

  • -

    Bemiddelingskosten mogen niet uit het PGB worden betaald;

  • -

    Administratiekosten mogen niet uit het PGB worden betaald;

    In het PGB wordt geen verantwoordingsvrij bedrag opgenomen;

  • -

    Een eenmalige uitkering mag uit het PGB worden betaald;

  • -

    Een feestdagenuitkering mag uit het PGB worden betaald;

  • -

    Budgethouders mogen wél vaste maandlonen afspreken met hun zorgverlener(s). Dit betekent dat de budgethouder vrij is om te kiezen tussen vast maandloon, declaratie of factuur;

  • -

    Budgethouders mogen de reiskosten van hun zorgverlener(s) uit hun PGB betalen;

  • -

    De gemeente keurt elke zorgovereenkomst afzonderlijk goed

Een persoonsgebonden budget om diensten te betrekken van personen die behoren tot het sociale netwerk wordt beperkt tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en moet aantoonbaar tot effectieve ondersteuning leiden en doelmatig zijn.

Artikel 3.1 PGB bij rolstoelen, losse woonvoorzieningen en vervoersvoorzieningen

Programma van eisen

Wanneer belanghebbende kiest voor een PGB krijgt hij na indicatie bij de beschikking een Programma van Eisen (PvE) waar de voorziening aan moet voldoen. De belanghebbende kan op basis van dit programma van eisen zelf de voorziening aanschaffen.

Als belanghebbende een andere voorziening wil, kan hij daarvoor kiezen onder de voorwaarde dat de voorziening geen (andere) belemmeringen oproept. De voorziening die de belanghebbende aanschaft moet geschikt zijn om de beperking te compenseren en niet slechts een deel van het probleem oplossen.

Duur van de toekenning

De voorziening in de vorm van een PGB wordt toegekend voor een periode van 7 jaar of 5 jaar indien er sprake is van een verstrekking bedoeld voor kinderen (tenzij anders beschreven in de beschikking). Als de voorziening tussentijds niet blijkt te voldoen en er geen sprake is van veranderde omstandigheden, kan geen beroep worden gedaan op een vervangende voorziening.

De situatie van de belanghebbende kan verslechteren. Als wordt verwacht dat de belanghebbende achteruit zal gaan, wordt dit ook opgenomen in het PvE. Indien nodig moet belanghebbende meewerken aan een medisch onderzoek of een passing.

Omzetting PGB in voorziening in natura

Een omzetting van het PGB in een voorziening in natura is niet meer mogelijk nadat het PGB is besteed aan een zaak. De belanghebbende moet dan ten minste 5 jaar wachten met het doen van een nieuwe aanvraag. Een voorziening of een PGB voor een voorziening wordt maar eenmaal per 5 jaar verstrekt.

Artikel 3.2 Overgangsrecht

In de Wmo 2015 is een overgangsrecht opgenomen. Dit overgangsrecht geldt ook voor personen die gebruik maken van een PGB. Het overgangsrecht houdt in dat de cliënt recht heeft op de huidige voorziening, maar niet per definitie van de hoogte van het bedrag. Met andere woorden: het aantal uren en dagdelen blijft gelijk, maar de hoogte van het tarief kan anders zijn. De hoogte van het bedrag is, voor zover niet expliciet vastgelegd in de Nadere Regels, gebaseerd op het laagste tarief voor de voorziening in natura.

Hoofdstuk 4. Bijdragen voor maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

De duur van de eigen bijdrage:

Voor alle maatvoorzieningen, behalve rolstoelen, geldt dat de eigen bijdrage verschuldigd is gedurende de periode van de dienstverlening of conform de afschrijvingsperiode. De eigen bijdrage is niet hoger dan de werkelijke of vastgestelde fictieve kosten van de voorziening.

Voor dienstverlening en hulpmiddelen in bruikleen wordt de eigen bijdrage in rekening gebracht gedurende de gebruiksduur van dienstverlening of het hulpmiddel.

Voor de overige voorzieningen of bij de inzet van een PGB wordt de eigen bijdrage in rekening gebracht gedurende de onderstaande afschrijvingstermijnen.

Afschrijvingstermijnen

Hulpmiddelen voor volwassenen

7 jaar

Hulpmiddelen voor kinderen

5 jaar

Autoaanpassingen

5 jaar

Trapliften

10 jaar

Woningaanpassingen

15 jaar

Losse woonvoorzieningen

7 jaar

Hoofdstuk 5. Ondersteuning bij het voeren van een huishouden en zelfstandig blijven wonen in de eigen leefomgeving

Paragraaf 5.1 Ondersteuning bij huishoudelijk werk

Het kunnen voeren van een gestructureerd huishouden maakt langer zelfstandig wonen in de eigen leefomgeving mogelijk. Een huishouden voeren is een zeer subjectief begrip waarop een ieder (anders wellicht dan bij hulpmiddelen) eigen normen en waarden hanteert. Om de tijd die nodig is om het huis op orde te houden te bepalen zijn er normtijden ontwikkeld. Deze normtijden worden sinds een aantal jaren toegepast en zijn hiermee algemeen aanvaard. De gemeente houdt bij het gebruik van de normtijden wel rekening met de specifieke persoonskenmerken van de aanvrager.

Artikel 5.1.1 Vormen van ondersteuning

In Bergen bestaat er vanaf 2015 nog maar één type ondersteuning bij huishoudelijk werk. De ondersteuning bestaat uit het overnemen van schoonmaakwerkzaamheden in huis en het overnemen van de textiel verzorging.

De taken organisatie van het huishouden en het aanleren en activeren van huishoudelijke taken, zoals eerder opgenomen in huishoudelijk werk 2 zijn vanaf 2015 onderdeel van het product begeleiding

De ondersteuning bij het huishouden bestaat uit het overnemen van:

  • *

    Licht huishoudelijke taken;

  • *

    Zwaar huishoudelijke taken;

  • *

    Textielverzorging;

De voorziening is beperkt tot een aanvulling op de eigen mogelijkheden. Het inzetten van particuliere hulp kan onderdeel zijn van de eigen mogelijkheden.

Bij de beoordeling van de noodzaak en de hoeveelheid hulp wordt uitgegaan van de specifieke persoonskenmerken van de cliënt, zijn situatie met huisgenoten en de sociale omgeving. Om richting te geven aan de beoordeling wordt gebruik gemaakt van richtlijnen. Deze geven aan wat van een cliënt en zijn sociale omgeving wordt verwacht om zelf op te pakken en waar een beroep op algemene voorzieningen kan worden gedaan. Hoeveel tijd nodig is om onder normale omstandigheden huishoudelijke taken uit te voeren is uitgewerkt in bijlage 1. "Richtlijnen ondersteuning bij huishoudelijk werk."

Artikel 5.1.2 Meerhulp

Bij bepaalde problematiek zoals incontinentie of COPD kan extra tijd worden toegekend. Dit gebeurt alleen wanneer op grond van medisch advies de noodzaak is vastgesteld. Bij jonge kinderen kan voor bepaalde taken ook extra hulp worden geïndiceerd. Voor de richttijden meerhulp zie bijlage 1.

Artikel 5.1.3 Verwijzing

Voordat er een maatwerkvoorziening wordt ingezet kijken we eerst of andere voorzieningen een oplossing bieden. Dit kunnen algemene technische hulpmiddelen zijn zoals een vaatwasser, wasmachine of wasdroger. Algemene voorzieningen zoals een boodschappenbezorgdienst, maaltijdsevice, vriesversmaaltijden, was en strijkservice, alarmering, glazenwasser, kinderopvang kunnen ook een oplossing zijn of de inzet van een maatwerkvoorziening beperken.

Artikel 5.1.4 Gebruikelijke hulp

Indien de cliënt huisgenoten heeft (partner, kind, familielid) die wel in staat zijn huishoudelijk werk te verrichten, komt men niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden. Iedere volwassene wordt geacht ook naast een baan of gezin een huishouden te voeren. Van kinderen in de leeftijd tussen 12 en 18 jaar wordt ook een bijdrage in het huishouden verwacht.

Voor huisgenoten die geen huishoudelijke taken over kunnen nemen omdat ze niet weten hoe dit moet en dit nog nooit hebben gedaan, kan korte tijd ondersteuning worden ingezet om de kans te krijgen vaardigheden aan te leren.

Artikel 5.1.5 Overbelasting

Wanneer een huisgenoot overbelast is door de zorg voor cliënt, kan tijdelijk ondersteuning bij het huishouden worden ingezet. Tenzij de situatie duidelijk is moet de overbelasting worden vastgesteld door een medisch adviseur. Van cliënt en huisgenoot verwachten wij dat zij (eventueel met ondersteuning van de mantelzorgconsulent of andere cliëntondersteuner) onderzoeken op welke wijze de overbelasting verminderd kan worden, zodat de huishoudelijke taken weer door de huisgenoot kunnen worden overgenomen. Alleen wanneer het echt niet mogelijk is om de overbelasting te verminderen zal langdurig ondersteuning worden ingezet.

Artikel 5.1.6 Voorzetten hulp na overlijden huisgenoot

Wanneer cliënt overlijdt en een huisgenoot met beperking achterblijft, zal de hulp bij het huishouden gedurende 3 weken worden voortgezet. Zo heeft de achterblijvende huisgenoot 3 weken de tijd om de hulp op een andere manier te organiseren.

Artikel 5.1.7 Invloed van de woning of woonvorm op de hulp bij het huishouden

Een grotere woning leidt niet tot meer hulp. Wij gaan uit van het niveau van sociale woningbouw. Bij kamerverhuur wordt de huurder van de betreffende ruimte niet als een huisgenoot gezien van wie gebruikelijke hulp wordt verwacht. Kamerhuur moet met een huurovereenkomst worden aangetoond. Als mensen zelfstandig samenwonen op één adres en gemeenschappelijke ruimtes delen wordt verwacht dat het aandeel in het schoonmaken van de gedeelde ruimtes bij uitval van één van de bewoners wordt overgenomen door een andere bewoner. In vakantiewoningen, tweede woningen, hotels/pensions en kamerhuur wordt geen hulp verstrekt.

Paragraaf 5.2 Rolstoelvoorziening

Een rolstoel stelt iemand met beperkingen in staat zich te verplaatsen is daarom essentieel bij zelfredzaamheid en participatie. Aanpassingen die niet standaard op een rolstoel zitten (zoals comfort beensteunen of een werkblad), maar wel noodzakelijk zijn voor de cliënt zijn onderdeel van de voorziening. Accessoires die niet noodzakelijk zijn, zoals een boodschappenmand worden niet vergoed. Voor handbewogen rolstoelen geldt dat voor incidenteel gebruik we zullen verwijzen naar de uitleenservice. Bewoners van een instelling kunnen voor een rolstoel beroep doen op de Wet langdurige zorg (Wlz).

Artikel 5.2.1 Sportrolstoel

Sport kan een belangrijk middel tot participatie zijn. Wanneer het voor de cliënt zonder sportrolstoel niet mogelijk is om een sport te beoefenen, zullen de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn -dan de voor een persoon zonder beperkingen voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport. In dat geval kan eventueel een sportrolstoel worden verstrekt. Wij verstrekken hiervoor maximaal eens per drie jaar een PGB. De aanvrager moet aantonen dat er sprake is van een actieve sportbeoefening en de aanvrager moet zelf een deel van de kosten dragen.

Paragraaf 5.3 Woonvoorzieningen

Om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen in de eigen leefomgeving (dat kan de eigen woning zijn of een geschiktere woning in dezelfde omgeving) bestaan er veel voorzieningen. In deze paragraaf een toelichting op verschillende soorten woonvoorzieningen en een aantal begrippen, dat bij de beoordeling van de noodzaak van een voorziening een rol spelen.

Wij onderscheiden de volgende woonvoorzieningen:

  • *

    Losse woonvoorzieningen: voorzieningen die niet nagelvast, dus verplaatsbaar zijn (bijvoorbeeld een toiletstoel);

  • *

    Bouwkundige woonvoorziening: nagelvaste voorzieningen (bijvoorbeeld een traplift)

  • *

    Verhuiskostenvergoeding

Voor kortdurend gebruik (maximaal 6 maanden) zijn losse woonvoorzieningen te leen via de Medipoint winkel. Losse voorzieningen kunnen meestal snel worden ingezet, kunnen vaak voor meerdere doeleinden worden gebruikt en meegenomen worden bij een verhuizing. Losse voorzieningen verdienen daarom meestal de voorkeur boven bouwkundige woonvoorzieningen

Relatief goedkope hulpmiddelen (waarvan de kosten van transport en reiniging voor herverstrekking niet opwegen tegen de kosten van een nieuw hulpmiddel), worden niet in bruikleen maar in eigendom verstrekt.

Artikel 5.3.1 Algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen

Veel woonvoorzieningen zijn in de reguliere handel te koop en worden ook door mensen zonder beperkingen gebruikt. Deze zijn hiermee algemeen gebruikelijk.

Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn:

  • *

    Verhoogde toiletpotten

  • *

    Eenvoudige wandbeugels

  • *

    Douchestoelen

  • *

    Drempelhulpen

  • *

    Hendelmengkranen en thermostaat kranen

  • *

    Antislipbehandeling badkamervloer

  • *

    Keramische kookplaat

Kosten die verband houden met de renovatie van badkamer, toilet of keuken na de gebruikelijke afschrijvingstermijn vergoeden wij niet. Alleen de meerkosten van de aanpassingen die noodzakelijk zijn in verband met de beperking worden vergoed, niet de renovatiekosten.

Artikel 5.3.2 Normaal gebruik van de woning

Een woningaanpassing heeft als doel normaal gebruik van de woning mogelijk te maken. Dit houdt in dat het volgende mogelijk moet zijn slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel en het zich verplaatsen in de woning. Er worden daarom geen hobby- of studeerruimtes aangepast of bereikbaar gemaakt, ook worden geen aanpassingen vergoed voor voorzieningen met een therapeutisch doel.

Artikel 5.3.3 Bezoekbaar

Wanneer de cliënt in een Wlz-instelling woont kan één woning waar hij regelmatig op bezoek komt (bijvoorbeeld van ouders) bezoekbaar gemaakt worden. Bezoekbaar houdt in dat de cliënt toegang tot de woning, één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) en het toilet heeft. Er worden geen aanpassingen vergoed om logeren mogelijk te maken. Voor het bezoekbaar maken wordt een bedrag van maximaal €2.500 verstrekt.

Artikel 5.3.4 Grote woningaanpassingen versus verhuizen

Het onderzoek naar de persoonskenmerken en de mate waarin de aanvrager de noodzaak tot hulp of voorzieningen had kunnen voorzien is van belang bij de beoordeling van de hulpvraag. Als een maatwerkvoorziening nodig is wordt de goedkoopst compenserende voorziening verstrekt. Bij grote woningaanpassingen wordt de afweging gemaakt of verhuizen de goedkoopst compenserende oplossing is. Als de kosten voor de aanpassing hoger zijn dan €7.500,- en er geen sprake is van zwaarwegende redenen waardoor aanpassen toch de voorkeur heeft, wordt de cliënt geadviseerd te verhuizen. Wij bieden dan ondersteuning bij het vinden van geschikte woonruimte, door het afgeven van een medische urgentie.

Artikel 5.3.5 Verhuiskosten

Een Nederlander verhuist in zijn leven gemiddeld 7 keer. Een verhuizing die samen hangt met een levensfase (bijvoorbeeld ouder worden en kleiner en gelijkvloers willen gaan wonen) is voorzienbaar. Deze verhuizingen zijn algemeen gebruikelijk en hiervoor wordt geen verhuiskostenvergoeding verstrekt. Als men ten gevolge van plotseling opgetreden beperkingen onvoorzien met een verhuizing wordt geconfronteerd kan mogelijk wel een verhuiskostenvergoeding worden verstrekt.

De hoogte van de verhuiskostenvergoeding wordt afgestemd op de financiële mogelijkheden van de aanvrager. Het betreft een tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en herinrichting en is niet kostendekkend.

Een verhuiskostenvergoeding wordt ook verstrekt als iemand een aangepaste woning, op verzoek van de gemeente verlaat. Dit zijn situaties waarbij de persoon voor wie de woning was aangepast is verhuisd naar bijvoorbeeld een instelling of wanneer degene waarvoor de woningaanpassing noodzakelijk was is overleden. In uitzonderlijke situaties kan een vergoeding worden geboden voor tijdelijke dubbele woonlasten (maximaal 3 maanden) bijvoorbeeld wanneer cliënt gedurende de uitvoering van de woningaanpassing niet in de eigen woning kan wonen.

Artikel 5.3.6 Bijzondere bepalingen persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen

Indien een bouwkundige of technische woonvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget is verleend moet de woningeigenaar de voltooiing van de werkzaamheden uiterlijk binnen 15 maanden na het verlenen van het persoonsgebonden budget aan het college melden. Gedurende een periode van 10 jaar moeten alle rekeningen en betalingsbewijzen ter controle beschikbaar zijn.

Artikel 5.3.7 Verkoop van een woning met een woonvoorziening

De eigenaar van een woning waarin een woonvoorziening is aangebracht in het kader van de Wmo, dient de verkoop van de woning binnen 10 jaar na het aanbrengen van de voorziening te melden aan het college. Het college kan besluiten dat de woonvoorziening wordt terugbetaald. Het terug te betalen bedrag voor de aangebrachte aanpassing is gebaseerd op het verstrekte persoonsgebonden budget of de waarde van de verstrekte woonvoorziening in natura. Het terug te betalen bedrag is 100% van de kosten hiervan in het eerste jaar na het voltooien van de aanpassing en wordt met 10% per jaar verminderd. 10 jaar na het voltooien van de voorziening is de terugbetalingsverplichting vervallen.

Hoofdstuk 6 Ondersteuning bij maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid

De Wmo heeft als doel mensen te laten participeren in de samenleving. Vervoer speelt hierbij een belangrijke rol. Wanneer iemand problemen ervaart op het gebied van vervoer onderzoeken wij of en welke beperkingen cliënt heeft en wat zijn vervoersbehoefte is. Wij gaan na in hoeverre men zelf in de vervoersbehoefte kan voorzien (bijvoorbeeld: door het bezitten van een auto), gebruik kan maken van het openbaar vervoer en hulp kan inschakelen van het eigen netwerk (bijvoorbeeld: meerijden met iemand). Aanvullend hierop kan een collectieve of individuele maatwerkvoorziening worden verstrekt.

Om te kunnen participeren, moet iemand de mogelijkheid hebben om jaarlijks lokaal en regionaal (tot zo'n 15 tot 20 km afstand vanaf de woning) 1500 tot 2000 km te reizen. Alle buitenregionale vervoersdoelen vallen buiten de reikwijdte van de Wmo. Hiervoor is Valys bestemd. Om Valys aan te vragen moet men wel een indicatie hebben voor een vervoersvoorziening.

Paragraaf 6.1 Regiotaxi tegen gereduceerd tarief

De Regiotaxi Noord en Midden Limburg is een collectief vervoerssysteem met (rolstoel)busjes en taxi's dat vervoer van deur tot deur verzorgt voor mensen met een beperking. Gebruikers kunnen een loophulpmiddel, rolstoel of scootmobiel meenemen in het vervoer. Ook kan een medereiziger (tegen een hoger kostendekkend tarief) of een begeleider (gratis, mits medisch gezien noodzakelijk) meereizen. Voor gratis begeleiding moet een indicatie worden gesteld. Als men een indicatie voor begeleiding heeft mag men niet meer zonder begeleiding reizen.

Iemand kan in aanmerking komen voor gebruik van de Regiotaxi tegen gereduceerd tarief als hij geen 800 meter (eventueel met hulpmiddel) zelfstandig kan afleggen en/of het openbaar vervoer niet in kan komen.

Als iemand problemen op het gebied van vervoer niet zelf of met hulp van zijn sociale omgeving kan oplossen beoordelen wij of de Regiotaxi een geschikte oplossing is. Een pasje voor de Regiotaxi geeft het recht te reizen tegen een gereduceerd tarief. De toekenning van het aantal goedkope zones wordt afgestemd op het reisgedrag van de persoon. Wij kennen afhankelijk van de vervoersbehoefte, maximaal 590 goedkope zones per jaar toe. Hiermee kan men circa 2000 km reizen. Het gebruik van andere verstrekte voorzieningen zoals een scootmobiel wordt hierbij meegewogen.

Wanneer collectief vervoer geen compenserende oplossing is (bijvoorbeeld in geval van onbeheersbare incontinentie of ernstige gedragsproblemen) kan een beschikking worden afgegeven voor individueel vervoer.

Paragraaf 6.2 Individuele vervoersmiddelen voor mensen met een beperking

Vervoersmiddelen voor mensen met een beperking worden steeds meer rechtstreeks in de markt aangeboden (zie bijvoorbeeld alle advertenties in de media voor scootmobielen). Ook het aanbod van gebruikte vervoersmiddelen en huurmogelijkheden groeit. Goed advies over waar op te letten bij aanschaf en het wijzen op de mogelijkheden van rijles e.d. blijft een taak van de gemeente.

Artikel 6.2.1 Aangepaste fietsen

Fietsen zoals de driewielfiets en een duofiets die speciaal ontworpen en bestemd zijn voor mensen met een beperking en alleen bij gespecialiseerde bedrijven worden verkocht kunnen worden verstrekt op basis van de Wmo. Een fiets met lage instap of elektrische fiets zijn niet speciaal ontworpen voor mensen met een beperking, worden in de reguliere handel verkocht en zijn daarom algemeen gebruikelijk.

Artikel 6.2.2 Scootmobiel

Een scootmobiel is bedoeld voor vervoer op de korte en middellange afstanden en kan ook worden gebruikt als aanvulling op het collectief vervoer. Scootmobielen worden steeds meer in de reguliere handel aangeboden daarom verwachten wij dat deze op termijn als algemene voorziening zal worden beschouwd (vergelijkbaar met de ontwikkeling rond de rollator).

Een deel van de scootmobielgebruikers maakt niet frequent of alleen in de zomermaanden gebruik van de scootmobiel. Voor hen is een scootmobiel een dure voorziening. Het huren van een scootmobiel gedurende een gedeelte van het jaar kan voor deze gebruikers een goed alternatief zijn.

Artikel 6.2.3 Auto-aanpassingen

Als iemand zonder autoaanpassingen geen gebruik kan maken van zijn auto, kunnen eventueel autoaanpassingen worden verstrekt. Het betreft specifiek voor mensen met een beperking bedoelde voorzieningen (dus geen stuurbekrachtiging of cruise controle). Wij houden rekening met de persoonskenmerken van de aanvrager en gaan wij uit van een levensduur van minimaal 5 jaar van de aanpassingen. De aanvrager moet daarom aantonen dat de aan te passen auto de investering nog waard is (dus naar verwachting nog minimaal 5 jaar mee kan).

Hoofdstuk 7 Ondersteuning bij dagelijkse activiteiten en het brengen van structuur in de dagbesteding

In de Wmo 2015 zijn de producten begeleiding en kortdurend verblijf opgenomen. Begeleiding kan zowel individueel als in een groep worden geboden. Het betreft activiteiten gericht op het bevorderen of behoud van de zelfredzaamheid en tot voorkoming van opname of verwaarlozing van de cliënt.

Wij onderscheiden dagbesteding en individuele begeleiding en kortdurend verblijf.

Paragraaf 7.1 Voorliggende voorzieningen

Artikel 7.1.1 Behandeling

Alvorens begeleiding te verstrekken is het van belang dat wordt onderzocht wat de mogelijkheden van behandeling zijn. De stelregel hierbij is dat als verbetering van functioneren of handelen (vaardigheden) nog mogelijk is, eerst behandeling wordt ingezet. Het is uiteraard niet aan de Wmo consulent om dit te bepalen. Hiervoor wordt de medisch adviseur (onafhankelijk arts) ingeschakeld. Behandeling kan worden geboden door bijvoorbeeld: ergotherapeut, psycholoog, specialist ouderen geneeskunde of in een revalidatiecentrum of een centrum gespecialiseerd in bepaalde problematiek (zoals een reuma-centrum). Behandeling is gericht op: het verbeteren van de aandoening/stoornis/beperking, het aanleren van nieuwe vaardigheden of gedrag of nadere functionele diagnostiek.

Anders dan in de AWBZ is de diagnose niet leidend maar een diagnose is doorgaans wel vereist om behandeling in te kunnen zetten en om te bepalen hoe begeleiding de behandeling eventueel kan versterken (en niet contraproductief is). Begeleiding kan wel worden ingezet om de tijdens behandeling geleerde vaardigheden te oefenen of in te slijten, soms kan begeleiding en behandeling ook tegelijkertijd worden ingezet; dan neemt de begeleiding de taak tijdelijk over, totdat deze tijdens behandeling is aangeleerd. Uiteraard dient er hierover een goede afstemming tussen behandelaar en begeleider plaats te vinden.

Artikel 7.1.2 (Wettelijke) voorzieningen

Dit zijn (wettelijke) voorzieningen waar eerst een beroep op kan worden gedaan alvoren de maatwerkvoorziening "begeleiding" wordt overwogen:

  • *

    Onderwijs: begeleiding van kinderen met problemen is de verantwoordelijkheid van school. Tevens zijn er mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs. Alleen in uitzonderlijke situaties; als toezicht en aansturen meer vraagt dan van school en ouders kan worden verwacht en de mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs ontoereikend zijn kan begeleiding zijn geïndiceerd.

  • *

    Jeugdwet: Opvoedingsondersteuning voor alle ouders en ouders van kinderen met een beperking medisch kinderdagverblijf, specialistische hulp thuis, tijdelijke opname worden op grond van de Jeugdwet geboden. Begeleiding kan is sommige gevallen ondersteunend op opvoedingsondersteuning thuis ter bevordering van de zelfredzaamheid van ouders worden geboden.

  • *

    Arbeidsvoorzieningen: op grond van ziektewet, WIA, Wajong en WSW zijn er mogelijkheden voor aangepast werk. Het uitgangspunt is dat als aangepast werk of speciaal onderwijs op grond van genoemde regelingen niet mogelijk is dat dan begeleiding groep (dagbesteding) kan worden overwogen.

Artikel 7.1.3 Algemeen gebruikelijke voorzieningen en gebruikelijke hulp

Wanneer mensen een beperking hebben wordt bij activiteiten van het dagelijks leven en vrijetijdsbesteding vaak gedacht aan Begeleiding waar algemeen beschikbare oplossingen mogelijk zijn of het gewoon de verantwoordelijkheid is van de cliënt of zijn huisgenoten. Er zijn veel algemeen beschikbare en redelijke oplossingen voorhanden (die mensen zonder beperking ook zelf moeten regelen of betalen). Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen:

  • -

    Activiteiten zoals computercursus of taalles

  • -

    Alarmering

  • -

    Pictogrammenbord of domotica in huis

  • -

    Gezelschap of ondersteuning door vrijwilliger

  • -

    Kinderopvang

Net als bij hulp bij het huishouden hanteren wij bij Begeleiding het begrip: "gebruikelijke hulp". Gebruikelijke hulp is hulp die verwacht wordt van huisgenoten, die "normaal" wordt geacht in de relatie tussen huisgenoten en/of niet structureel meer is dan wanneer de huisgenoot geen beperking zou hebben. Begeleiding door partner, ouder, volwassen inwonend kind of andere volwassen huisgenoot wordt als gebruikelijke hulp beschouwd:

  • *

    In kortdurende situaties (max. 3 maanden): als uitzicht op herstel (van de zelfredzaamheid) dusdanig is dat begeleiding daarna niet meer nodig zal zijn.

  • *

    In langdurige situaties;

    • -

      bij normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer (bezoek familie/vrienden, bezoek huisarts, brengen en halen van kinderen naar school, sport of clubjes);

    • -

      hulp bij overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden behoren zoals de thuisadministratie;

    • -

      het leren omgaan van derden (familie/vrienden/leerkracht etc.) met cliënt;

    • -

      ouderlijk toezicht op kinderen, de aard en mate hiervan is afhankelijk van de leeftijd van het kind.

Alleen wanneer er sprake is van een langdurige situatie waarbij de begeleiding, in vergelijking tot gezonde kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel, substantieel wordt overschreden is er sprake van bovengebruikelijke hulp en kan Begeleiding worden ingezet.

Paragraaf 7.2 Omvang begeleiding

Begeleiding maakt vaak deel uit van een heel pakket van zorg van Behandeling en Persoonlijke verzorging. De indicaties voor Behandeling en Persoonlijke verzorging zullen meegewogen worden bij het toekennen van begeleiding en zal de hulp met behandelaars en thuiszorg (persoonlijke verzorging) worden afgestemd. Verder zoeken wij naar mogelijke combinaties van de maatwerkvoorziening Begeleiding met (algemene) voorzieningen op het gebied van welzijn.

Paragraaf 7.3 Dagbesteding/begeleiding groep

Dagbesteding speelt een belangrijke rol bij het langer leven in de eigen omgeving. In een omgeving waarin burgers, maatschappelijke partners en overheid samen de sociale cohesie versterken, heeft een dagvoorziening een belangrijke functie. De dagvoorzieningen zijn een buffer tussen thuis wonen en langdurige zorg en daarmee een belangrijk instrument in de Wmo.

In het totale aanbod van dagbesteding maken we een onderscheid tussen:

  • 1.

    Inloop / huiskamer: deze voorziening is vrij toegankelijk

  • 2.

    Geregisseerde dagbesteding: deze is alleen toegankelijk door middel van een beschikking;

Artikel 7.3.1 Inloop/Huiskamer

De inloop/huiskamer is er voor en door het dorp. Deze voorzieningen worden volledig beheerd door vrijwilligers.

De inloop/huiskamer is er voor iedereen die hier behoefte aan heeft en kenmerkt zich als algemene voorzieningen.

Activiteiten:

De activiteiten worden op basis van de vraag, behoefte, initiatief van de deelnemers/bezoekers georganiseerd. De activiteiten kunnen divers van aard zijn waarbij een aantal dagbestedingsactiviteiten heel gestructureerd zijn en andere activiteiten minder organisatie en structuur vergen. Afhankelijk van de behoeftes van de deelnemers zullen per dagdeel een of meerdere gestructureerde activiteiten plaatsvinden.

Begeleiding:

De begeleiding van deelnemers tijdens de activiteiten wordt door de vrijwilligers gedaan.

Artikel 7.3.2 Maatwerkvoorzieningen in de vorm van geregisseerde dagbesteding

Bij deze maatwerkvoorzieningen stellen we geen eisen aan de groepsgrootte. We maken onderscheid naar de complexiteit van de hulpvraag in drie categorieën: licht, midden en zwaar.

Dagbesteding als maatwerkvoorziening

Deelname aan deze dagbesteding is mogelijk op basis van een beschikking gebaseerd op een leefplan. In het leefplan wordt de mate van begeleiding bepaald.

Groep

Volwassenen met een somatische (SOM), psychogeriatrische (PG) aandoening, psychische (PSY) klachten, een verstandelijke (VG) en lichamelijke (LG) of zintuigelijke handicap (ZG) met beperkingen op het terrein van:

1. sociale redzaamheid

2. bewegen en verplaatsen

3. psychisch functioneren

4. geheugen en de oriëntatie

5. vertonen van licht probleemgedrag

Bij deze deelnemers is er sprake van problematiek die maatwerk vereist in de begeleiding en afgestemd is op de behoefte van het individu. De problematiek bij de individuen vertoont wel overeenkomsten. Deelnemers aan deze dagbesteding:

  • *

    hebben vaak een fysieke zorgbehoefte;

  • *

    kunnen behoefte hebben aan structuur en regelmaat;

  • *

    hebben professionele begeleiding nodig;

  • *

    kunnen geen gebruik maken van een algemene voorziening (dagbesteding)

De mate van ernst waarin één of meerdere van bovenstaande punten zich uit, bepaalt of een deelnemer ingeschaald wordt in de categorie licht, midden of zwaar. Richtlijnen voor de categorisering hebben we opgenomen in bijlage 2 van dit document.

Activiteiten

Activiteiten worden collectief aangeboden en sluiten aan bij de mogelijkheden en beperkingen van de deelnemers. De activiteiten dragen bij aan de kwaliteit van de daginvulling van de deelnemer waarbij de beleving van de deelnemer en eventuele mantelzorger een graadmeter is.

Begeleiding

De begeleiding wordt verzorgt door de professional. De professional is de inhoudsdeskundige. De professional signaleert wanneer begeleiding opgeschaald of afgeschaald wordt en neemt vervolgens het initiatief richting de Regisseur. De professional is het aanspreekpunt voor de deelnemers, de mantelzorger en voor de vrijwilliger.

Artikel 7.3.4 Vervoer bij dagbesteding

Zorgaanbieders organiseren in de huidige situatie het vervoer voor sommige cliënten aan wie zij zorg verlenen. Zorgaanbieders borgen de continuïteit van het vervoer totdat gemeenten op een andere wijze vorm en inhoud hebben gegeven aan de organisatie van dit zogenaamde doelgroepenvervoer. Tussentijdse evaluaties en bijstellingen kunnen hierbij aan de orde zijn.

Artikel 7.3.5 Omvang begeleiding groep

Begeleiding groep wordt vastgesteld in dagdelen. Een dagdeel staat gelijk aan maximaal 4 aaneengesloten uren. Het aantal dagdelen Begeleiding Groep dat wordt geïndiceerd is afhankelijk van:

  • -

    de noodzaak (hoeveel structuur, activering, toezicht etc. is nodig? Wat biedt het eigen netwerk of algemene voorzieningen, hoe belast is de mantelzorg etc.)

  • -

    de mogelijkheden van de cliënt (hoeveel kan de cliënt fysiek en mentaal aan?)

  • -

    het doel dat begeleiding voor deze specifieke cliënt heeft

  • -

    de mogelijkheden van de specifieke dagbestedingsgroep (bij het werken in groepen is groepsdynamiek essentieel. Hiermee dient rekening gehouden te worden om de voorziening effectief te laten zijn.

Paragraaf 7.4 Begeleiding individueel

Begeleiding individueel heeft als doel:

  • °

    Versterken van de eigen kracht en stimuleren van het netwerk;

  • °

    Het bieden van activiteiten gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid die ingezet worden ter voorkoming van opname in een instelling of van verwaarlozing.

  • °

    Ondersteunen bij beperkingen op het vlak van zelfregie over het dagelijks leven, waaronder begeleiding bij tekortschietende vaardigheden in zelfregelend vermogen.

  • °

    Begeleiden bij het toepassen van inslijpen van aangeleerde vaardigheden en gedrag in het dagelijks leven door herhaling en methodische interventie.

  • °

    Om leren gaan met een beperking (psychisch danwel fysiek).

Groep

Mensen met een somatische (SOM), of psychogeriatrische (PG) aandoening/ psychische (PSY) klachten, een verstandelijke (VG) en lichamelijke (LG) of zintuigelijke handicap (ZG) met beperkingen op het terrein van en/of:

1. sociale redzaamheid

2. het bewegen en verplaatsen

3. het psychisch functioneren

4. het geheugen en de oriëntatie

5. het vertonen van probleemgedrag

Activiteiten

  • *

    toezicht of aansturing bij activiteiten (zowel thuis als buitenshuis) op het gebied van praktische vaardigheden;

  • *

    ondersteuning bij het aanbrengen van structuur / het voeren van regie

  • *

    oefenen van in behandeling aangeleerde vaardigheden of gedrag;

  • *

    ondersteuning bij het organiseren van het dagelijks leven (huishouden, agenda, administratie, geldzaken, regelzaken etc); dan wordt het vaak "thuisbegeleiding" genoemd.

Artikel 7.4.1 Categorisering Begeleiding Individueel

Welke vorm van begeleiding gewenst is hangt af van de ondersteuningsvraag. In sommige gevallen kan het voldoende zijn om te volstaan met een vrijwilliger/maatje die bereid is de betreffende hulpvrager te ondersteunen. Een ander voorbeeld op het gebied van administratieve ondersteuning is de als algemene voorzieningen aangeboden "Thuisadministratie".

Als een maatwerkvoorziening gewenst is, zijn er vier keuzes mogelijk:

1. Begeleiding 'light'

2. Begeleiding basis

3. Begeleiding basis+

4. Begeleiding specialistisch

Anders dan bij dagbesteding komt de complexiteit hier tot uitdrukking in het volume (het aantal uren begeleiding).

De uitleg bij de categorisering vindt u hieronder:

  • 1.

    Begeleiding 'light': het gaat hier om het aansturen van activiteiten op het gebied van het voeren van een huishouden en het aansturen van eten en drinken als onderdeel van de Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen. Het gaat nadrukkelijk om aansturen en niet om overnemen.

  • 2.

    Begeleiding basis: het planbaar (op vooraf afgesproken tijdstippen) bieden van activiteiten gericht op het ondersteunen bij of oefenen met vaardigheden of handelingen, het aanbrengen van (dag)structuur of het voeren van regie. Ook het aansturen van gedrag en het overnemen van toezicht vallen hieronder.

  • 3.

    Begeleiding basis+: idem aan begeleiding basis, aangevuld met het interveniëren in/stabiliseren van de situatie buiten de afgesproken tijden (niet-planbaar).

  • 4.

    Begeleiding specialistisch: deze categorie is er specifiek voor mensen met 1. een chronische vorm van niet-aangeboren hersenletsel gepaard met matig of zwaar regieverlies, of 2. Een langdurige psychische of psychiatrische stoornis gepaard met matig of zwaar regieverlies, of 3.Mensen, voorheen aangemerkt als 'bijzondere reiziger' (bijvoorbeeld dak- en thuislozen, die moeten worden ondersteund bij het weer zelfstandig leren wonen en op orde krijgen van hun leven.

Artikel 7.4.2 Omvang Begeleiding Individueel

Begeleiding Individueel wordt vastgesteld in uren. De omvang van de indicatie (het aantal uren begeleiding) is gebaseerd op de optelsom van de duur van de betreffende activiteiten. Dus welke activiteiten zijn nodig, hoeveel tijd kosten deze activiteiten, hoe vaak per week en zijn de activiteiten planbaar of niet planbaar of is er ook vaak toezicht nodig?

Paragraaf 7.5 Persoonlijke verzorging

De maatwerkvoorziening persoonlijke verzorging wordt in veruit de meeste gevallen vanuit de Zvw verleend. In sommige gevallen gebeurt dit vanuit de Wmo. Criterium hiervoor is het volgende: Als de aard van de hulp voortkomt uit fysieke ongemakken wordt persoonlijke verzorging geleverd vanuit de Zvw. In de andere gevallen vanuit de Wmo.

Als een maatwerkvoorziening vanuit de Wmo geleverd wordt hebben we twee maatwerkvoorzieningen:

  • 1.

    Persoonlijke verzorging basis: het planbaar (op vooraf afgesproken tijdstippen) bieden van activiteiten gericht op hulp bij ADL (wassen, kleden, beweging en houding, eten en drinken, toiletgang), hulp bij beperkingen op het vlak van zelfverzorging (haren, opmaken, scheren etc.).

  • 2.

    Persoonlijke verzorging basis+: idem aan begeleiding basis, aangevuld met het interveniëren in/stabliseren van de situatie buiten de afgesproken tijden (niet-planbaar).

Voor persoonlijke verzorging specialistisch (NZA-code H120) is niet de gemeente, maar de zorgverzekeraar verantwoordelijk.

Paragraaf 7.6 Logeren

Bij logeren logeert iemand in een andere omgeving dan het eigen woonadres. Bijvoorbeeld in een logeerhuis, zorgboerderij gehandicapteninstelling of verzorgingshuis. Hierdoor wordt de mantelzorger ontlast, zodat deze de zorg langer kan volhouden en de cliënt thuis kan blijven wonen. Logeren is bedoeld voor mensen die permanent toezicht nodig hebben. Bijvoorbeeld als er valgevaar is of als de cliënt zelf niet in staat is hulp in te roepen als dat nodig is of omdat er ernstige gedragsproblemen zijn. Het kan ook gaan om constante zorg of zorg op ongeregelde tijdstippen; bijvoorbeeld voor iemand met een ernstige hartaandoening of dementie.

Er zijn meer manieren om de mantelzorg te ontlasten bijvoorbeeld door een vrijwilliger in te schakelen om een paar uur de zorg over te nemen en ook dagbesteding kan als belangrijk neveneffect of doel hebben de mantelzorg te ontlasten. Soms is dat niet voldoende om het langdurig vol te kunnen houden of is de zorg die een vrijwilliger kan bieden onvoldoende vanwege de beperkingen van de cliënt. Alleen als er sprake is van de combinatie van voortdurend zorg en toezicht van de cliënt en dreigende overbelasting van de mantelzorger en als andere voorzieningen niet voldoen kan logeren worden geïndiceerd.

De omvang van kortdurend verblijf is 1, 2 of 3 etmalen per week; afhankelijk van wat noodzakelijk is in de specifieke situatie van de cliënt. Er is een maximum van 3 etmalen per week gesteld omdat het logeren betreft; bij meer dan 3 etmalen in een instelling is er sprake van opname waarvoor een indicatie op grond van Wlz moet worden gesteld.

Op het logeeradres waar de cliënt verblijft wordt de dagelijkse zorg overgenomen. Wanneer verpleging nodig is, is hiervoor apart een indicatie op grond van de Zvw noodzakelijk. Behandeling behoort nadrukkelijk niet bij logeren.

De cliënt is zelf verantwoordelijk voor vervoer van en naar het logeeradres.

Hoofdstuk 8 Beschermd wonen en maatschappelijke opvang

Voor beschermd wonen, maatschappelijke opvang en vrouwenopvang is een apart besluit opgesteld: Besluit Beschermd Wonen, Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang 2016

Hierin is de werkwijze vervat rondom deze maatwerkvoorzieningen. De gemeente Bergen (L) heeft de gemeente Venlo gemandateerd voor de collegebevoegdheden tot het beoordelen en toekennen van beschermd wonen en maatschappelijke opvang.

De toegang tot het beschermd wonen en maatschappelijke opvang wordt verzorgd door het Zorg- en Veiligheidshuis Limburg Noord.

De gemeente Venlo realiseert voor de regio de maatwerkvoorzieningen beschermd wonen en maatschappelijke opvang. In de nadere regels en besluit is de regeling uitgewerkt.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 9.1 inwerkingtreding

De "Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen (L) 2015, 1e wijziging" treedt in werking op 1 juli 2016. Deze beleidsregels zijn een nadere invulling van de verordening en treden in werking na besluitvorming door het college.

Bijlage 1 Richtlijnen Ondersteuning bij huishoudelijk werk

Uitgangspunten:

  • *

    Het aantal slaapkamers in gebruik is leidend.

  • *

    Voor de aanwezigheid van kinderen kan meerzorg worden geïndiceerd.

  • *

    Het hebben van huisdieren is een eigen keuze.

  • *

    Het hebben van een grotere dan "normale" woning leidt niet tot meerzorg of een hogere indicatie.

  • *

    Bij bepaalde problematiek zoals incontinentie en COPD kan meer zorg worden geïndiceerd. Het betreft een individuele beoordeling dan wel op basis van medisch advies.

Licht poetswerk in huis, kamers opruimen

Hieronder vallen de volgende activiteiten: Stof afnemen, opruimen

Woning met 2 slaapkamers in gebruik of minder

40 minuten per week

Woning met 3 slaapkamers of meer in gebruik

60 minuten per week

Zwaar huishoudelijk werk

Stofzuigen, nat afnemen

Dweilen, soppen van sanitair en keuken

Ramen wassen aan de binnenzijde: (1 maal per 2-3 maanden)

Bedden verschonen

Woning met 2 slaapkamers of minder

70 minuten per week

Woning met 3 slaapkamers of meer

100 minuten per week.

Voor een woning met een trappenhuis (eengezinswoning) kan 15 minuten meerzorg worden berekend.

Bij een hoge vervuilingsgraad ten gevolge van een beperking kan meerzorg worden geïndiceerd van maximaal 30 minuten per week.

Textielverzorging

Kleding en linnengoed sorteren en wassen in een machine

Was drogen in droger

Vouwen, strijken en opbergen

Eenpersoonshuishouden

max. 45 minuten per week

Tweepersoonshuishouden

max. 60 minuten per week

Factoren meerzorg

Aantal kinderen jonger dan 16 jaar

15 minuten per kind per week

Het strijken van bovenkleding is opgenomen in de normtijd. Onderkleding en beddengoed worden gevouwen.

Bijlage 2 Richtlijnen Categorisering Maatwerkvoorziening Dagbesteding

Licht

Midden

Zwaar

Medisch

Zuurstoftoediening

Ja, maar grotendeels zelfstandig

Ja, maar grotendeels zelfstandig

Ja, intensieve professionele ondersteuning nodig tijdens begeleiding (b.v. traceacanule uitzuigen)

Kunstmatige voedseltoediening

Ja, indien niet structureel

Ja, indien niet structureel

Ja

Epilepsie

incidenteel, aandacht gevraagd

incidenteel, aandacht gevraagd

Zeer frequent

Stomaverzorging tijdens begeleiding noodzakelijk

Ja, maar grotendeels zelfstandig en/of indien de dagbestedingslocatie in de thuiszorgronde wordt meegenomen

Ja, maar grotendeels zelfstandig en/of indien de dagbestedingslocatie in de thuiszorgronde wordt meegenomen

Ja

Transfers met tilhulpmiddelen noodzakelijk tijdens

nee

nee

Ja

hulp bij toiletgang/verzorging

Ja, indien slechts hulp nodig is bij het naar het toilet brengen/begeleiden

Ja, enige zorg noodzakelijk door professional

Ja, met transfers met tilhulpmiddelen

Medicatie

Ja, indien de dagbestedingslocatie in de thuiszorgronde wordt meegenomen

Ja, toezicht houden noodzakelijk of indien de dagbestedingslocatie in de thuiszorgronde wordt meegenomen

-

Spuiten/injecteren

Ja, indien de dagbestedingslocatie in de thuiszorgronde wordt meegenomen

Ja, door professional of indien de dagbestedingslocatie in de thuiszorgronde wordt meegenomen

-

Valrisico

laag

hoog

-

Licht

Midden

Zwaar

Gedrag

Agressief gedrag

nee

ja, verbaal

ja, fysiek gericht op personen of spullen

seksueel ontremd gedrag

nee

ja, verbaal ontremd

Ja, ongewenste intimiteiten, gevaar op misbruik

Psychiatrisch gedrag

Ja, in lichte vorm, afhankelijk van de impact op de groep

Ja, in lichtere vorm. B.v. depressief gedrag, kleptomanisch gedrag etc.

Ja, zwaardere vormen, b.v. zelfmutulatie en zelfmoordneigingen

Gevaar op dwalen/weglopen

nee

ja

ja

Misbruik van alcohol en drugs leidend tot mogelijke overlast tijdens zorg/begeleiding

Geen misbruik of uitsluitend in thuissituatie niet leidend tot problemen buitenshuis

incidenteel

frequent

Communicatieproblemen

Communiceren zelfstandig mogelijk

lichte vorm van afasie of andersoortige communicatiestoornissen

zware afasie of andere zware vormen van communicatiestoornissen

Ziektemijdend gedrag/initiatiefproblemen

Bij aanbod van activiteiten in beveiligde omgeving kan individu zelf tot invulling hiervan komen

Weinig tot geen ziekte-inzicht bij getroffene met gevaar op verergering problematiek, initiatiefprobleem: getroffene komt zelf niet tot daginvulling met gevaar op verergering problematiek

Bewustzijn

niet gestoord

matig gestoord in tijd en/of plaats

zwaar gestoord in begrip van tijd en plaats

intellectuele/cognitieve functies

licht gestoord (lichte geheugenproblemen, begrip gedeeltelijk gestoord)

matig gestoord (matige geheugenproblemen, begrip gedeeltelijk gestoord, etc.)

zwaar gestoord (korte termijngeheugen zwaar beschadigd, begripvorming zwaar gestoord, niet in staat zelf objectief oordeel te vormen etc. )

Regiefunctie dagelijks leven (administratie, agenda, structuur aanbrengen in dag, financiën etc.)

lichte ondersteuning bij regievoering in coachende zin. Kan grotendeels op afstand

matige ondersteuning nodig bij regievoering (hetzij coaching/aanleren, hetzij overname), inzet MBO+niveau voldoende)

Regievoering vraag intensieve ondersteuning dan wel coaching (HBO-niveau minimum)