Verordening Tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Bergen 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m heden

Intitulé

Verordening Tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ Bergen 2019

De raad van de gemeente Bergen;

gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 november 2018 2018;

gelezen het advies van de commissie Samenleving van 27 november 2018;

overwegende dat bij verordening de inzet van het instrument tegenprestatie moet worden geregeld;

besluit vast te stellen de

Verordening Tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZBergen 2019

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen;

  • b.

    IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • c.

    IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • d.

    mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

  • e.

    Tegenprestatie: naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden verrichten, die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt

Hoofdstuk 2 Beleid

Artikel 2. Verslag over beleid

Het college zendt minimaal een maal per raadsperiode aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid van het beleid.

Hoofdstuk 3 De tegenprestatie naar vermogen

Artikel 3. Inhoud van een tegenprestatie

  • 1. Het college kan onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die additioneel van aard zijn, inzetten als tegenprestatie voor zover die werkzaamheden:

    • a.

      naar zijn aard niet zijn gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt;

    • b.

      niet zijn bedoeld als re-integratie-instrument;

    • c.

      niet leiden tot verdringing.

  • 2. Het maatschappelijk nut van de activiteiten, genoemd onder 1, kan ook betrekking hebben op verhoging van het participeren in de samenleving of eigen ontwikkeling door het individu.

Artikel 4. Het stimuleren en opdragen van een tegenprestatie

  • 1. Het college stimuleert dat hiervoor in aanmerking komende belanghebbenden zelf met ideeën en voorstellen komen ten aanzien van een mogelijke tegenprestatie. De persoonlijke ideeën, wensen en kwaliteiten van een belanghebbende worden als vertrekpunt genomen bij het maken van afspraken over een tegenprestatie.

  • 2. Het college kan in voorkomende gevallen een belanghebbende een tegenprestatie opdragen, nadat de met voorrang te volgen procedure zoals vermeld in lid 1 is doorlopen en naar het oordeel van het college deze zonder acceptabel resultaat is beëindigd.

  • 3. Bij het opdragen van een tegenprestatie houdt het college rekening met de volgende factoren:

    • a.

      de tegenprestatie moet naar vermogen kunnen worden verricht door een belanghebbende;

    • b.

      de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van een belanghebbende moeten in aanmerking worden genomen;

    • c.

      als een belanghebbende al maatschappelijke activiteiten of vrijwilligerswerk verricht, moet daarmee rekening worden gehouden.

Artikel 5. Duur en omvang van een tegenprestatie

  • 1. De tegenprestatie wordt opgelegd voor de maximale duur van 6 maanden. Echter, wanneer de activiteit bijdraagt aan sociale activering en/of verkorten van de afstand tot de arbeidsmarkt, dan kan de activiteit als zodanig worden voortgezet. Dit kan plaatsvinden na instemming van de belanghebbende en het college.

  • 2. De tegenprestatie wordt opgedragen voor maximaal 16 uren per week, tenzij de belanghebbende en het college instemmen met een hoger aantal uren per week.

  • 3. De tegenprestatie kan eenmaal per 12 maanden worden opgelegd.

Artikel 6. Mantelzorg

Het college draagt geen tegenprestatie op indien een belanghebbende mantelzorg verricht voor zover het verrichten van mantelzorg naar het oordeel van het college redelijkerwijs noodzakelijk is en voor een voldoende aantal uren per week wordt verricht.

Artikel 7. Geen werkzaamheden voorhanden

  • 1. Het college draagt geen tegenprestatie op indien geen werkzaamheden voorhanden zijn die kunnen worden ingezet als tegenprestatie.

  • 2. Indien het college geen tegenprestatie opdraagt omdat geen werkzaamheden voorhanden zijn, beoordeelt het college binnen 12 maanden of op dat moment wel werkzaamheden voorhanden zijn die kunnen worden ingezet als tegenprestatie.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 8. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 01 januari 2019.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tegenprestatie Participatiewet Bergen 2019.

Artikel 9 Intrekken oude verordening

De Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Bergen 2015 wordt ingetrokken per datum inwerkingtreding van deze verordening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2018,
De griffier, De voorzitter
I.C. van ‘t Hof, M.H.E. Pelzer