Regeling vervallen per 01-11-2023

Beleidsregels leerlingenvervoer Bergen (L) 2019

Geldend van 01-08-2019 t/m 31-10-2023

Intitulé

Beleidsregels leerlingenvervoer Bergen (L) 2019

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Bergen (L) 2019

Inleiding

Ten behoeve van de uitvoering van het leerlingenvervoer is wenselijk om beleidsregels vast te stellen. Deze beleidsregels zijn erop gericht om, in aanvulling op de Verordening leerlingenvervoer Bergen 2014 en de 1e wijziging hiervan, regels te verschaffen voor de praktische uitvoering van het leerlingenvervoer en een goede belangenafweging te maken bij de beoordeling van aanvragen voor een vervoersvoorziening.

  • 1.

    Verantwoordelijkheid ouders

    • 1.1

      Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor het schoolbezoek van hun kind(eren): zij moeten in eerste instantie zelf zorgen voor het vervoer van en naar school.

    • 1.2

      De taak van de gemeente is uitsluitend een wettelijke zorgtaak om een passende regeling te verstrekken waarmee in de vervoerskosten (en zo nodig die van de begeleider) kan worden voorzien.

    • 1.3

      Ouders kunnen hun verantwoordelijkheid niet overdragen aan de gemeente.

  • 2.

    Inzet ouders

    2.1Van de ouder(s) wordt een redelijke inzet verwacht bij het begeleiden van de leerling van en naar school. De inzet van ouders voor het vervoeren van de leerling van en naar school is niet meer redelijk indien hierdoor sprake is van ernstige benadeling van het eigen gezin. Hiervan is sprake als:

    • 2.1.1

      de reistijd om de leerling van en naar school te brengen met het openbaar vervoer langer is dan 1,5 uur (enkele reis) bepaald volgens www.9292OV.nl. Deze tijdsduur geldt ongeacht of er daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van het openbaar vervoer, of

    • 2.1.2

      een gezin met één of meerdere kinderen heeft die nog niet zelfstandig naar school kunnen gaan (of nog niet naar school gaan) en begeleiding door anderen niet mogelijk is, of

    • 2.1.3

      de ouder(s) de leerling niet naar school kunnen begeleiden als gevolg van een chronische ziekte of handicap, of

    • 2.1.4

      vaste werktijden van de ouder(s) het niet toelaten om de leerling minimaal 3 dagen per week van en naar school te begeleiden. Anderen dan de ouders worden niet verplicht om de begeleiding van de leerling te verzorgen.

  • 3.

    Eigen vervoer per fiets of openbaar vervoer

    • 3.1

      Uitgangspunt is eigen vervoer per fiets of openbaar vervoer.

    • 3.2

      Daar waar mogelijk wordt het vervoer van de leerling per fiets gestimuleerd. Beoordeeld wordt of de leerling in staat is om zelfstandig of onder begeleiding met de (brom)fiets de school te bezoeken. Bij de beoordeling wordt uiteraard, ongeacht de leeftijd, altijd de individuele situatie bekeken om vast te stellen of de leerling voldoende zelfstandig is om met de fiets te kunnen reizen. Een structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap kan hiervoor een beperking vormen.

    • 3.3

      Van leerlingen van 10 jaar of ouder (peildatum 1 augustus van het schooljaar waarop de voorziening betrekking heeft) wordt verwacht dat zij zo zelfstandig mogelijk naar school kunnen reizen (per fiets op met het openbaar vervoer). Eventueel is begeleiding mogelijk waarbij van de ouders een redelijke inzet wordt verwacht in het begeleiden van de leerling van en naar school.

  • 4.

    Eigen vervoer per auto van kinderen uit andere gezinnen

    • 4.1

      Ouders nemen alleen een leerling uit een ander gezin mee in de eigen auto als de ouder(s) van de betreffende leerling hiervoor toestemming heeft gegeven.

    • 4.2

      Indien ouders twee of meer leerlingen vervoeren die aangepast vervoer nodig hebben, wordt uitgegaan van de afstand van de woning van het te vervoeren kind die het verst van de school woont.

  • 5.

    Hoogbegaafde leerlingen

    • 5.1

      De ouders van de leerling moeten middels een verklaring van het schoolbestuur van de dichterbij gelegen scholen aantonen dat de leerling op de dichtstbijzijnde scholen niet kan worden toegelaten.

    • 5.2

      Het enkel aanwezig zijn van hoogbegaafdheid van een leerling is geen reden om vervoer te verstrekken naar een verder weg gelegen school voor primair onderwijs.

  • 6.

    Handicap

    • 6.1

      Voor de bepaling of de leerling een handicap heeft, wordt uitgegaan van de in de Verordening leerlingenvoer Bergen 2014 opgenomen kenmerken. Dat wil zeggen dat de leerling door een structurele lichamelijk, verstandelijke of zintuiglijke handicap geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, ook niet onder begeleiding. Er bestaat enkel verantwoordelijkheid van de gemeente voor vervoer van de leerling met een voornoemde handicap welke structureel is. Er wordt géén vervoer verzorgd om tijdelijke medische redenen, bijvoorbeeld als de leerling een gebroken been heeft.

    • 6.2

      Het kan voorkomen dat de leerling een deel van het schooljaar geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer vanwege herstel of revalidatie. In dat geval kan de leerling (indien noodzakelijk) wel een beroep doen op het leerlingenvervoer. Hiervoor worden de volgende richtlijnen gehanteerd:

      • 6.2.1

        Bij een tijdelijke handicap tot 3 maanden bestaat géén aanspraak op leerlingenvervoer.

      • 6.2.2

        Bij een tijdelijke handicap die langer duurt dan 3 maanden kan de gemeente een beschikking afgeven voor de duur van het herstel en/of revalidatie met dien verstande dat als de noodzaak voor het leerlingenvervoer verdwijnt, de leerling geen recht meer heeft op leerlingenvervoer.

  • 7.

    Tweede opstap- of afzetadres

    7.1Alleen de bekostiging van het vervoer naar een tweede opstap of tweede afzetadres wordt bekostigd als dit een structureel adres betreft. Hiervoor geldt dat:

    • -

      sprake moet zijn van een vast, wekelijks terugkerend patroon én

    • -

      het vervoer naar het tweede opstap- of afzetadres niet leidt tot meerkosten voor de gemeente.

  • 8.

    Stage vervoer

    • 8.1

      Een stage kan deel uitmaken van het onderwijsprogramma van scholen voor voortgezet (speciaal) onderwijs.

    • 8.2

      Wanneer de stage is opgenomen in het schoolplan en de stage beroepsgericht is (dus geen dagbesteding), is het stageadres aan te merken als “school”.

    • 8.3

      Komt de leerling in aanmerking voor een vervoersvoorziening, dan bestaat in beginsel ook aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres.

    • 8.4

      De stageplek dient zich zoveel mogelijk dichtbij huis of op de route van het leerlingenvervoer te bevinden.

    • 8.5

      Vervoer naar de stage vindt niet plaats in het weekend en gedurende schoolvakanties.

    • 8.6

      Is er sprake van een aanvraag voor stage vervoer, dan dient de aanvraag vergezeld te gaan van een ondertekende stage overeenkomst waaruit blijkt dat de stage is gericht op arbeidstoeleiding.

  • 9.

    Overstap VSO leerlingen van aangepast naar openbaar vervoer

    • 9.1

      Uitgangspunt is dat een leerling van het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) gelijk is gesteld aan een leerling van het voorgezet onderwijs.

    • 9.2

      De reistijd van een leerling die is aangewezen op het VSO is doorgaans langer dan die van een leerling van het regulier VO. Om (ouders van) een leerling die een voorziening voor aangepast vervoer heeft gekregen te stimuleren om de overstap naar het openbaar vervoer te maken om zo de zelfredzaamheid van de leerling te vergroten, wordt een vergoeding voor het openbaar vervoer verstrekt gedurende de periode dat de leerling het VSO bezoekt.

  • 10.

    Pleegouders

    Aan pleegouders wordt geen drempelbedrag in rekening gebracht.

  • 11.

    Hardheidsclausule

    11.1In de hardheidsclausule is bepaald dat in bijzondere gevallen voor het vervoer naar het onderwijs ten gunste van de ouders kan worden afgeweken van de bepalingen in de Verordening leerlingenvervoer Bergen 2014. Voorbeelden hiervan zijn:

  • -

    er is sprake van groepsvervoer georganiseerd door ouders en de gemeente wil een daarop geënte bekostiging betalen;

  • -

    er is sprake van een voor de leerling onaanvaardbare onderwijsinhoudelijke danwel onhoudbare praktische situatie op de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Indien daarvan sprake is (de bewijslast ligt bij de ouders) kan bekostiging volgen van de kosten van vervoer naar een verder gelegen toegankelijke school.

  • 12

    Slotbepalingen

    12.1Deze beleidsregels treden in werking op 1 augustus 2019.

    12.2 Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels leerlingenvervoer Bergen (L) 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 9 juli 2019
Burgemeester en wethouders van Bergen (L),
De wnd secretaris burgemeester
W.P.G.M. Scheepens M.H.E. Pelzer