Beleidsregels Gebruikelijke Jeugdhulp gemeente Bergen (L) 2019

Geldend van 24-04-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Gebruikelijke Jeugdhulp gemeente Bergen (L) 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen (L);

gelet op:

  • -

    Titel 4:3 van de Algemene wet bestuursrecht

  • -

    Artikel 2.3 van de Jeugdwet

  • -

    de Verordening jeugdhulp gemeente Bergen (L) 2019

besluit

vast te stellen de Beleidsregels gebruikelijke jeugdhulp gemeente Bergen (L) 2019

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Beleidsregels ontlenen hun status aan artikel 4:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht: "Een bestuursorgaan kan Beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid."

Bij beleidsregels gaat het om een bij besluit vastgestelde algemene regel niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift. Feitelijk gaat het om een geschreven geldende gedragslijn met betrekking tot een bepaald beleid. Het gaat over de vaststelling van feiten, wetsinterpreterend beleid of over de toepassing van bepalingen in de verordening. Concreet betekent dit voor de uitvoeringspraktijk dat alle (min of meer) gelijke gevallen op een gelijke manier worden afgehandeld volgens het door het college vastgestelde beleid dat als zodanig ook is bekendgemaakt middels publicatie.

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet (hierna: de wet) en de daarop gebaseerde lagere regelgeving, de Verordening jeugdhulp gemeente Bergen (L) 2019, Besluit nadere regels Jeugdhulp gemeente Bergen (L) 2019 en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Hoofdstuk 2 Gebruikelijke hulp

2.1 Inleiding

Het begrip gebruikelijke hulp kent de wet niet. In de verordening is daarom invulling gegeven aan de wettelijke bepaling van de eigen mogelijkheden en oplossend vermogen van de ouder(s) en de jeugdige. Daarbij geldt het uitgangspunt dat ouders in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het verzorgen en naar eigen inzicht opvoeden van hun kinderen (zorgplicht). Het begrip gebruikelijke hulp sluit aan op het (voormalige) Besluit zorgaanspraken AWBZ en thans geldende Besluit langdurige zorg en is van belang voor de vormen van jeugdhulp: begeleiding, persoonlijke verzorging en verblijf als bedoeld in de wet. Het uitgangspunt is dat deze vormen van jeugdhulp niet hoeven te worden ingezet voor zover sprake is van gebruikelijke hulp.

2.2 Algemeen

Onder gebruikelijke hulp wordt de hulp of de zorg verstaan die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de ouder(s), rekening houdend met de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen. De zorgplicht van ouder(s) strekt zich uit over verzorging, begeleiding en opvoeding die de ouder(s), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de 'zorg' bij kortdurende ziekte. Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp voor de kinderen over. Gebruikelijke hulp voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een ouder. Dat betekent dat het college, in het geval van ouders die gescheiden zijn, ook rekening kan houden met de ouder waar de jeugdige niet woonachtig is. Is er sprake van co-ouderschap dan spreekt het voor zich dat voor beide ouders wordt beoordeeld of sprake is van gebruikelijke hulp.

2.3 Beoordeling

De beoordeling of sprake is van gebruikelijke hulp is gebaseerd op de volgende feiten en omstandigheden:

  • 1.

    De aard, frequentie en de omvang van de opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen van de jeugdige.

  • 2.

    De leeftijd en de ontwikkelingsfase van de jeugdige.

Het college kan pas na een onderzoek vaststellen of van de ouder(s) in het individuele geval verwacht mag worden dat gebruikelijke hulp wordt geboden.

Het is gebruikelijk dat ouders hun kind de dagelijkse hulp dan wel zorg bieden die past bij de leeftijd en ontwikkelingsfase van hun kind. Bij gebruikelijke hulp voor kinderen kan het ook gaan om activiteiten die niet standaard bij alle kinderen noodzakelijk zijn, maar die wel als gangbare hulp dan wel zorg van ouders aan kinderen kunnen worden aangemerkt. Zo is het bijvoorbeeld niet ongebruikelijk dat kinderen van 4 jaar nog stimulans, toezicht of hulp nodig hebben bij het naar het toilet gaan. Bij kinderen met een behoefte aan jeugdhulp is het gebruikelijk dat ouders zo nodig de dagelijkse hulp dan wel zorg leveren, die meer kan zijn dan gemiddeld noodzakelijk is bij kinderen zonder behoefte aan jeugdhulp van dezelfde leeftijd. Immers, ook bij die kinderen van dezelfde leeftijd verschilt de inzet van de dagelijkse hulp dan wel zorg van kind tot kind. Voor kinderen geldt dat er een bandbreedte is in het normale ontwikkelingsprofiel. Ook tussen kinderen van dezelfde leeftijd zonder behoefte aan jeugdhulp kan de omvang van de hulp dan wel zorg (per dag) verschillen. Het ene kind is nu eenmaal gemakkelijker dan het andere kind. Het college beoordeelt in dat kader of de tijd die nodig is voor de hulp dan wel zorg veel meer kost vanwege de aandoening van het kind. Denk aan het wassen en kleden van een kind met bijvoorbeeld spasticiteit. Uit het bepaalde onder punt 1. en 2. volgt dat het college de genoemde onderwerpen in samenhang zal moeten beoordelen.

Capaciteiten van de ouder(s)

Voor de beantwoording van de vraag of de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) toereikend zijn geldt het volgende. Het college beoordeelt dat aan de hand van de opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen van de jeugdige en welke problemen ouders ondervinden met betrekking tot de zogeheten zorgplicht. Het kan voor komen dat de ouder(s) zelf - al dan niet tijdelijk - onvoldoende opvoedcapaciteiten hebben om om te gaan met (kortgezegd) opgroeiproblemen van hun kinderen die daarmee verband houden. In die gevallen kan het college ondersteuning, hulp dan wel zorg bieden die er op gericht is om ouders instrumenten in handen te geven waardoor zij dit (weer) wel kunnen doen. Er bestaan echter ook (kortgezegd) opgroeiproblemen waarbij er een jeugdhulp in de vorm van een voorziening noodzakelijk kan zijn, zonder dat sprake is van onwil of onvermogen van de kant van de jeugdige of zijn ouders. Denk bijvoorbeeld aan een beperking (als bedoeld in de wet) van de kant van de jeugdige die het noodzakelijk maakt dat er een voorziening wordt getroffen (zie bijvoorbeeld uitspraak Rechtbank Overijssel: RBOVE:2016:1380).

Geen gebruikelijke hulp

Permanent toezicht gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen, valt niet onder gebruikelijke hulp. Indien de jeugdige van 12 jaar of ouder geen intieme persoonlijke verzorging wil ontvangen van de ouder(s) wordt geen bijdrage van de ouder(s) verwacht. Daarbij heeft het college oog voor een mogelijke aanspraak op intensieve kindzorg op grond van de Zorgverzekeringswet of toegang tot de Wet langdurige zorg.

2.4 Boven-gebruikelijke hulp

Het kan zijn dat de gebruikelijke hulp (substantieel) wordt overschreden. In voorkomende gevallen wordt gesproken van boven-gebruikelijke hulp gelet op de aard of omvang daarvan. Voor boven-gebruikelijke hulp kan door het college een indicatie worden afgegeven (Centrale Raad van Beroep: CRVB:2015:3576). Bij de beoordeling of sprake kan zijn van boven-gebruikelijke hulp wordt altijd een vergelijking gemaakt met kinderen zonder behoefte aan jeugdhulp met een normaal ontwikkelingsprofiel. Het is echter niet zo dat het college in beleidsregels kan vaststellen hoeveel hulp dan wel zorg precies gebruikelijk is te bieden. Het college moet daarvoor de omstandigheden van het individuele geval beoordelen. Onder substantiële overschrijding kan voor persoonlijke verzorging en begeleiding als uitgangspunt een omvang van gemiddeld meer dan een uur per etmaal worden gehanteerd. Zie verder onder uitgangspunten 'hulp/zorg ouders voor kinderen' bij deze Beleidsregels.

2.5 Dreigende overbelasting

Omvang planbare en/of onplanbare hulp/zorg

Soms is het duidelijk dat de ouder(s) overbelast is, maar soms ook niet. Niet alleen de omvang van de planbare hulp dan wel zorg, maar ook de mate van de noodzaak tot het continu aanwezig zijn om onplanbare hulp dan wel zorg te bieden kan van invloed zijn op de belastbaarheid van de ouder(s) die geacht wordt gebruikelijke hulp te verlenen. Met andere woorden: het uitvoeren van enkele taken op vooraf gezette (gebruikelijke) momenten is vaak minder belastend dan het uitvoeren van dezelfde taken waarbij continu aanwezigheid en alertheid wordt gevraagd van de ouder(s) die geacht wordt gebruikelijke hulp te verlenen.

Gebruikelijke zorg/hulp overig

Het college zal bij de beoordeling van (dreigende) overbelasting in voorkomende gevallen ook rekening moeten houden met de omstandigheid dat de ouder(s) gebruikelijke zorg/hulp bieden in het kader van andere regelgeving. Denk bijvoorbeeld aan verpleging en verzorging op grond van de Zorgverzekeringswet (ZvW) en/of het overnemen van huishoudelijke taken op grond van de Wmo 2015.

2.6 Uitgangspunten hulp/zorg van ouder(s) voor kinderen

Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • -

    hebben bij alle activiteiten zorg van een ouder nodig;

  • -

    ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • -

    zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • -

    hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • -

    hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • -

    kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);

  • -

    hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorsiche ontwikkeling;

  • -

    kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • -

    ontvangen zindelijkheidstraining van ouders/verzorgers;

  • -

    hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • -

    hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • -

    zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • -

    hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

  • -

    kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

  • -

    kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);

  • -

    hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging;

  • -

    hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • -

    zijn overdag zindelijk, en 's nachts merendeels ook; ontvangen zonodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • -

    hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan.

  • -

    hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • -

    hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • -

    kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • -

    kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden;

  • -

    kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • -

    hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • -

    hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • -

    hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen)

  • -

    hebben tot 18 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Deze beleidsrgels worden aangehaald als Beleidsregels Gebruikelijke Jeugdhulp gemeente Bergen (L) 2019.

Deze beleidsregels treden inwerking de dag na vaststelling door het college.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van Bergen,
De secretaris, de burgemeester
Drs. C.G.W. Jansen, M.H.E. Pelzer