Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting 2011

Geldend van 30-12-2010 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting 2011

De raad van de gemeente Bergen,

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 2 november 2010;gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting 2011.(Verordening watertoeristenbelasting 2011) 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:a. vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie- of andere recreatieve doeleinden;b. lengte: de lengte over alles;c. vaste ligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk gebruik, zulks ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders, is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter anker leggen van een zelfde vaartuig gedurende een periode van ten minste een maand;d. etmaal: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, aanvangend om 21.00 uur;e. maand: een aaneengesloten tijdvak van 30 etmalen;f. seizoen: het tijdvak van 16 april tot en met 16 oktober;g. kapitein: de gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze vervangt. 

Artikel 2 Belastbaar feit

Ter zake van het houden van verblijf binnen de gemeente op vaartuigen waarvoor wegens de aanwezigheid in het watergebied van de gemeente in welke vorm dan ook een vergoeding wordt betaald door personen, die niet in het persoonsregister van de gemeente zijn opgenomen, wordt onder de naam “watertoeristenbelasting” een directe belasting geheven.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1 Belastingplichtig is degene die tegen vergoeding gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 aan hem ter beschikking staande ligplaatsen dan wel op hem ter beschikking staande vaartuigen.

  • 2 De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

  • 3 Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig de kapitein, de eigenaar of de gebruiker van een vaartuig als in artikel 2 bedoeld dan wel een ander persoon die werkelijk verblijf houdt aan boord van een dergelijk vaartuig.

Artikel 4 Vrijstellingen

  • 1 De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1 Door degenen die verblijf houden aan boord van:a. een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van bejaarden;b. kano’s roei- en volgboten;c. motor- en zeilboten met een lengte van ten hoogste 4 meter;d. een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied bevindt.

  • 2 Waarvoor de gemeente belasting heft ingevolge de verordening op de heffing en invordering van landtoeristenbelasting.

  • 3 Van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal etmalen dat verblijf is gehouden. Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal voor een vol etmaal gerekend.

Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1 Ter zake van vaartuigen met een vaste ligplaats wordt, indien een belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is aangewezen:a het aantal personen dat gedurende het seizoen verblijf heeft gehouden, bepaald op: 3, bij een vaartuig met een lengte van meer dan 4 meter, doch ten hoogste 8 meter; 4, bij een vaartuig met een lengte van meer dan 8 meter, doch ten hoogste 12 meter; 5, bij een vaartuig met een lengte van meer dan 12 meter;b het aantal etmalen dat door de onder a bedoelde personen verblijf is gehouden, bepaald op 24.

Artikel 7 Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.

Artikel 8 Belastingtarief

Het tarief bedraagt € 0,96 per persoon per etmaal.

Artikel 9 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het seizoen.

Artikel 10 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 11 Aanslaggrens

Geen belastingaanslag wordt opgelegd indien het aantal etmalen dat gelegenheid tot verblijf is of wordt gegeven, gedurende het belastingtijdvak minder dan tien zal of heeft belopen.

Artikel 12 Termijnen van betaling

  • 1 De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2 In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten voorlopige aanslagen worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste twee bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de watertoeristenbelasting.

Artikel 14 Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d van de Gemeentewet.

Artikel 15 Accountantsverklaring

Jaarlijks dient vóór 31 maart volgend op het heffingsjaar door de belastingplichtige een accountantsverklaring te worden verstrekt met betrekking tot de ontvangen toeristenbelasting ter controle over de juistheid van de aanslag. In plaats van een accountantsverklaring kan ook worden volstaan met een afschrift van de boekhouding zoals deze voor de belastingdienst is opgesteld.

Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 De ‘Verordening watertoeristenbelasting 2010’ van 15 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan;

  • 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking;

  • 3 De datum van ingang van heffing is 1 januari 2011;

  • 4 Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening watertoeristenbelasting 2011’.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van de gemeente Bergen van21 december 2010.
 
De griffier De voorzitter W.P.G.M. Scheepens C.W.H.M. Klaverdijk