Regeling vervallen per 01-06-2014

Regeling Melding Vermoeden Misstanden Bergen 2012

Geldend van 01-02-2012 t/m 31-05-2014

Intitulé

Regeling Melding Vermoeden Misstanden Bergen 2012

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen;

gelet op het bepaalde in artikel 15:2 van de Verordening Arbeidsvoorwaarden personeel gemeente Bergen;

gelet op het instemmende besluit van de Ondernemingsraad d.d. 19 december 2011;

besluit

vast te stellen de navolgende regeling:

Regeling Melding Vermoeden Misstanden Bergen 2012 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

- ambtenaar: de ambtenaar bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a en artikel 1:2, 

onderdeel c, d, e, g, h van de Verordening Arbeidsvoorwaarden personeel gemeente Bergen alsmede de persoon die anders dan op    basis van een aanstelling of een arbeidsovereenkomst bij de gemeente werkzaam is.

- melder: de ambtenaar die een vermoeden van een misstand meldt overeenkomstig hoofdstuk II van deze regeling.

- vertrouwenspersoon: de functionaris die als zodanig door het college is aangewezen.

- meldpunt: een externe commissie of persoon die als zodanig door het college is aangewezen.

- vermoeden van een misstand: een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden met betrekking tot de gemeentelijke organisatie waar de ambtenaar werkzaam is omtrent:

a. een strafbaar feit;

b. een schending van regelgeving of beleidsregels;

c. het misleiden van justitie;

d. een gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid of het milieu, of

e. het bewust achterhouden van informatie over deze feiten.

Hoofdstuk I Interne meldingsprocedure

Artikel 2 Melding

  • 1 De ambtenaar doet een melding bij zijn leidinggevende, bij de vertrouwenspersoon of, indien daartoe aanleiding bestaat, rechtstreeks bij het meldpunt.

  • 2 Een melding laat de wettelijke verplichting tot het doen van aangifte van een strafbaar feit onverlet.

Artikel 3 Melding door een gewezen ambtenaar

De gewezen ambtenaar die een vermoeden van een misstand wil melden doet dit binnen een periode van twaalf maanden na zijn ontslag of beëindiging van zijn werkzaamheden voor de gemeente. Hij kan alleen een melding van een vermoeden van een misstand doen als hij in de hoedanigheid van ambtenaar kennis heeft gekregen van het vermoeden.

Voor de in dit artikel bedoelde gewezen ambtenaar zijn de artikelen 4 tot en met 13 van deze regeling van toepassing.

Artikel 4 Identiteit ambtenaar

  • 1 De persoon of entiteit bij wie een melding wordt gedaan maakt de identiteit van de ambtenaar die de melding doet niet bekend zonder instemming van de ambtenaar.

  • 2 Diegenen die betrokken zijn bij de behandeling van een melding gaan op behoorlijke en zorgvuldige wijze met de identiteit van de melder om.

  • 3 De persoon of entiteit bij wie een melding wordt gedaan maakt de identiteit van de ambtenaar die de melding doet niet bekend zonder instemming van de ambtenaar.

  • 4 Diegenen die betrokken zijn bij de behandeling van een melding gaan op behoorlijke en zorgvuldige wijze met de identiteit van de melder om.

Artikel 5 Informeren van college

De persoon of entiteit bij wie een melding is gedaan draagt er zorg voor dat het college onverwijld op de hoogte wordt gesteld van de melding en van de datum waarop de melding ontvangen is.

Artikel 6 Onderzoek door college

  • 1 Het college stelt na ontvangst van de mededeling over de melding onverwijld een onderzoek in.

  • 2 Het college zendt aan de ambtenaar dan wel de vertrouwenspersoon die een vermoeden van een misstand heeft gemeld, een ontvangstbevestiging. De ontvangstbevestiging bevat het gemelde vermoeden van een misstand en het moment waarop de ambtenaar het vermoeden aan de leidinggevende of de vertrouwenspersoon heeft gemeld.

  • 3 Het college informeert de persoon of personen op wie een melding betrekking heeft over de melding, tenzij daardoor het onderzoeksbelang kan worden geschaad.

Artikel 7 Standpunt college

  • 1 Het college stelt de ambtenaar of de entiteit bij wie de ambtenaar melding heeft gedaan binnen twaalf weken schriftelijk op de hoogte van zijn standpunt omtrent het gemelde vermoeden van een misstand.

  • 2 Indien niet binnen twaalf weken uitvoering kan worden gegeven aan het eerste lid wordt de ambtenaar of entiteit bij wie de ambtenaar melding heeft gedaan voordat deze termijn is verlopen daarvan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gesteld. Daarbij wordt de termijn aangegeven waarbinnen de ambtenaar of entiteit een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid ontvangt.

Artikel 8 Jaarverslag

De vertrouwenspersoon maakt jaarlijks een verslag van de aard en de omvang van het aantal interne meldingen. Dit verslag wordt aan het college en de Ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

Hoofdstuk II Procedure bij het meldpunt (externe procedure)

Artikel 9 Het meldpunt

  • 1 Het college wijst de Commissie Klokkenluiders Gemeentelijke Overheid (CKGO) aan als meldpunt.

  • 2 Het meldpunt heeft tot taak een door de ambtenaar gemeld vermoeden van een misstand te onderzoeken en het college daarover te adviseren.

Artikel 10 Melding bij het meldpunt

  • 1 De ambtenaar kan het vermoeden van een misstand binnen redelijke termijn melden bij het meldpunt, indien

    a. hij het niet eens is met het standpunt bedoeld in artikel 7;

    b. hij geen standpunt heeft ontvangen binnen de termijnen bedoeld in artikel 7.

  • 2 Het meldpunt maakt de identiteit van de ambtenaar niet bekend zonder instemming van de ambtenaar.

Artikel 10a Rechtstreekse melding bij het meldpunt

Indien zwaarwegende belangen de toepassing van de interne procedure in de weg staan, kan de ambtenaar het vermoeden van een misstand rechtstreeks melden bij het meldpunt.

Artikel 11 Ontvangstbevestiging en onderzoek

  • 1 Het meldpunt bevestigt de ontvangst van een melding van een vermoeden van een misstand aan de ambtenaar die het vermoeden heeft gemeld.

  • 2 Het meldpunt draagt er zorg voor dat het college op de hoogte wordt gesteld van de melding bij het meldpunt.

  • 3 Het college informeert de persoon of personen op wie een melding betrekking heeft over de melding bij het meldpunt, tenzij het onderzoeksbelang hierdoor kan worden geschaad.

  • 4 Indien het meldpunt dit voor de oefening van zijn taak noodzakelijk acht, stelt het een onderzoek in.

  • 5 Ten behoeve van het onderzoek genoemd in lid 4 van dit artikel is het meldpunt bevoegd bij het college alle inlichtingen in te winnen die het voor de vorming van zijn advies nodig acht. Het college verschaft het meldpunt alle inlichtingen.

  • 6 Het meldpunt kan het onderzoek of gedeelten daarvan opdragen aan een van de leden of aan een deskundige.

  • 7 Wanneer de inhoud van bepaalde door het college verstrekte informatie vanwege het vertrouwelijke karakter uitsluitend ter kennisneming van het meldpunt dient te blijven, wordt dit aan het meldpunt meegedeeld. Het meldpunt beveiligt informatie met een vertrouwelijk karakter tegen kennisneming door onbevoegden.

Artikel 12 Niet ontvankelijkheid

Het meldpunt verklaart de melding niet ontvankelijk indien:

a. de misstand niet van voldoende gewicht is;

b. de melder niet valt onder de definitie van ambtenaar op grond van deze regeling;

c. de ambtenaar de procedure bedoeld in artikel 2 niet heeft gevolgd en artikel 10a niet van toepassing is, of

d. de ambtenaar de procedure bedoeld in artikel 2 heeft gevolgd, maar de termijn bedoeld in artikel 7 nog niet is verstreken.

e. de melding niet binnen redelijke termijn is geschied.

Artikel 13 Advies van het meldpunt

  • 1 Indien de melding ontvankelijk is, legt het meldpunt binnen twaalf weken zijn bevindingen neer in een advies aan het college. Het meldpunt zendt een afschrift van het advies aan de ambtenaar met inachtneming van het eventueel vertrouwelijk karakter van de aan het meldpunt verstrekte informatie.

  • 2 Indien niet binnen twaalf weken een advies kan worden gegeven wordt de melder en/of de vertrouwenspersoon alsmede het college voordat deze termijn is verlopen daarvan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gesteld. Daarbij wordt de termijn aangegeven waarbinnen het advies als bedoeld in het eerste lid gereed is.

  • 3 Het advies wordt in geanonimiseerde vorm en met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van de aan het meldpunt verstrekte informatie en de ter zake geldende wettelijke bepalingen openbaar gemaakt op een wijze die het meldpunt geëigend acht, tenzij zwaarwegende belangen zich hiertegen verzetten.

Artikel 14 Standpunt college naar aanleiding van het advies van het meldpunt

  • 1 Het college stelt binnen twee weken na ontvangst van het advies van het meldpunt de melder alsmede het meldpunt schriftelijk op de hoogte van zijn standpunt.

  • 2 De melder van wie de identiteit niet bekend is gemaakt ontvangt via het meldpunt het standpunt van het college.

  • 3 Een van het advies afwijkend standpunt wordt gemotiveerd.

Artikel 15 Jaarverslag

  • 1 Jaarlijks wordt door het meldpunt een verslag opgemaakt.

  • 2 In dat verslag wordt in geanonimiseerde zin en met inachtneming van de ter zake wettelijke bepalingen gemeld:

    a. het aantal en de aard van de meldingen van een vermoeden van een misstand;

    b. het aantal meldingen dat niet heeft geleid tot een onderzoek;

    c. het aantal onderzoeken dat het meldpunt heeft verricht;

    d. het aantal adviezen en de aard van de adviezen dat het meldpunt heeft uitgebracht.

  • 3 Dit jaarverslag wordt aan het college en de Ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

Hoofdstuk III Bescherming tegen gevolgen van de melding

Artikel 16 Bescherming van de ambtenaar

  • 1 De ambtenaar zal als gevolg van de melding van een vermoeden van een misstand geen nadelige gevolgen ondervinden voor zijn rechtspositie. Onder nadelige gevolgen worden in ieder geval verstaan besluiten tot:

    a. het verlenen van ongevraagd ontslag;

    b. het niet verlengen van een aanstelling voor bepaalde tijd;

    c. het niet omzetten van een aanstelling voor bepaalde tijd in een vaste aanstelling;

    d. de opgelegde benoeming in een andere functie;

    e. het treffen van disciplinaire maatregelen;

    f. het onthouden van salarisverhoging, incidentele beloning of toekenning van vergoedingen;

    g. het onthouden van promotiekansen en

    h. het afwijzen van een verlofaanvraag,

    voor zover deze besluiten worden genomen vanwege de door de ambtenaar gedane melding van een vermoeden van een misstand.

  • 2 Het college draagt er zorg voor dat de melder ook anderszins bij de uitoefening van zijn functie geen nadelige gevolgen van de melding ondervindt.

  • 3 Het bepaalde in lid 1 en 2 van dit artikel geldt ook voor de ambtenaar die te goeder trouw een vermoeden van een misstand meldt in een andere organisatie dan die van de gemeente, volgens een bij die organisatie geldende regeling. De bescherming geldt alleen als de ambtenaar:

    - uit hoofde van zijn functie met die andere organisatie samenwerkt of heeft

    samengewerkt;

    - uit hoofde van zijn functie kennis heeft verkregen van de vermoede misstand;

    - het vermoeden van misstand tijdig bij zijn leidinggevende heeft gemeld;

    zich heeft gehouden aan de afspraken die ter zake van deze melding met hem zijn gemaakt door het college.

Artikel 17 Bescherming van de vertrouwenspersoon

De vertrouwenspersoon geniet bescherming overeenkomstig het bepaalde in artikel 16, lid 1 en 2 tegen benadeling als gevolg van de hem bij deze regeling toebedeelde taken.

Hoofdstuk IV Intrekking en inwerkingtreding

Artikel 18 Intrekking en inwerkingtreding

  • 1 De Regeling klokkenluiders gemeente Bergen wordt ingetrokken.

  • 2 Deze regeling treedt in werking op 1 februari 2012.

Ondertekening

Bergen, 3 januari 2012
Burgemeester en wethouders van Bergen,
de secretaris de burgemeester
G.B. Kuipers drs. C.J.J.S. Majoor

Toelichting 1

Inleiding

Artikel 15:2 van de CAR-UWO verplicht de werkgever om procedurevoorschriften vast te stellen voor het melden van vermoedens van misstanden binnen de organisatie waar de melder werkzaam is.

Met ingang van 1 januari 2004 is in Bergen de Regeling Klokkenluiders in werking getreden.

In 2008 zijn de klokkenluiderregelingen landelijk geëvalueerd. Geconcludeerd werd dat lang niet alle vermoedens en misstanden worden gemeld. De VNG heeft daarop een nieuwe modelregeling melding vermoeden misstanden geformuleerd. Dit model is als uitgangspunt gehanteerd voor Bergen.

De volgende zaken zijn aangepast:

- de kring van melders is uitgebreid; ook voormalige ambtenaren kunnen tot een jaar na hun ontslagdatum nog een melding van een misstand doen;

- De regeling gaat uit van vertrouwelijkheid. De melding is altijd vertrouwelijk, tenzij de melder geen bezwaar heeft tegen bekendmaking van zijn identiteit.

- De termijn voor het bepalen van een standpunt door het college is verruimd tot twaalf weken.

- De vertrouwenspersoon dient voortaan – net als het meldpunt - een jaarverslag op te stellen van het aantal gedane meldingen.

- De bescherming van de melder en de vertrouwenspersoon is concreet ingevuld.

Een melding wordt in principe eerst intern gedaan. Hierbij kan de melder kiezen tussen melden bij zijn leidinggevende of, als hij de melding vertrouwelijk wil doen, bij de vertrouwenspersoon. Zijn identiteit wordt alleen bekendgemaakt als hij daar desgevraagd geen bezwaar tegen heeft.

Als de afdoening van de melding niet naar tevredenheid verloopt – bijvoorbeeld te lang op zich laat wachten – kan de melding worden gedaan bij het externe meldpunt. De melder kan daar ook in eerste instantie heen, als wegens zwaarwegende redenen niet eerst de interne procedure kan worden doorlopen.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

De definitie van ambtenaar is uitgebreid. Beroep op de regeling staat hiermee ook open voor personen die op andere basis dan aanstelling of arbeidsovereenkomst werkzaam zijn bij de gemeente, zoals inleenkrachten.

Van belang is dat het meldpunt voldoende afstand heeft tot de gemeentelijke organisatie. Het kan immers voorkomen dat een melding wordt gedaan over gedrag van college of management. Het meldpunt moet zich vrij voelen ongehinderd over de melding te beslissen.

Het gaat om een vermoede misstand in de gemeentelijke organisatie. Die kan zich ook uitstrekken tot andere organisaties, maar dan moet er wel aantoonbaar een band zijn met de gemeente. Een strafbaar feit moet uiteraard altijd worden gemeld bij de politie.

Interne meldingsprocedure

Artikel 2 Melding

Het is aan de ambtenaar te bepalen waar hij zijn melding in eerste instantie wil doen. Het zal aan de omstandigheden liggen of dat zijn leidinggevende dan wel de vertrouwenspersoon is. Een directe melding bij het meldpunt is mogelijk. Artikel 10a gaat hier verder op in.

Artikel 3 Melding door een gewezen ambtenaar

Ook ex-ambtenaren – waarbij de definitie van ambtenaar van artikel 1 geldt - kunnen een vermoeden van een misstand melden. Dat kan gedurende een jaar na de ontslagdatum. De procedurevoorschriften zijn hetzelfde als voor de ambtenaar die nog werkzaam is voor de gemeente.

Artikel 4 Identiteit melder

Uitgangspunt is anonimiteit. Deze wordt pas doorbroken als de melder hiervoor toestemming geeft. In lid 2 wordt de verplichting om zorgvuldig met de identiteit van de melder om te gaan versterkt.

Artikel 5 Informeren van het college

Het college moet een oordeel geven over de melding. Het is daarom logisch dat het college zo snel mogelijk op de hoogte wordt gesteld van een melding. Ook als een melding wordt gedaan zonder dat de identiteit van de melder wordt bekendgemaakt kan een onderzoek plaatsvinden.

Artikel 6 Onderzoek van het college

Het college doet zo snel mogelijk onderzoek. Daarover worden alle betrokkenen geïnformeerd. Het is van belang daarbij de datum van ontvangst van de melding te noemen gezien de termijnen in artikel 7 en het gevolg van het overschrijden daarvan (artikel 10).

Bij een melding van een vermoeden van een misstand kan de integriteit van andere personen werkzaam bij de gemeente in het geding zijn en onderwerp van onderzoek. Daarom is de bepaling opgenomen dat het college deze betrokkenen informeert. Daarbij geldt wel als beperking dat het onderzoeksbelang niet wordt geschaad.

Artikel 7 Standpunt college

Het college krijgt twaalf weken de tijd om onderzoek te doen en een standpunt te bepalen. Is de periode van twaalf weken niet voldoende, dan kan worden verlengd. Het is echter geen verlenging met een open einde. Het college moet aangeven hoeveel tijd nodig is om een standpunt te kunnen bepalen en ook waarom de langere periode nodig is. Als een melding anoniem wordt gedaan kan dit een reden zijn voor een langere termijn omdat het college hierdoor meer tijd nodig kan hebben om alle relevante feiten boven tafel te krijgen.

Artikel 8 Jaarverslag

In lijn met de plicht die ligt bij het externe meldpunt om jaarlijks verslag uit te brengen aan college en Ondernemingsraad van het aantal en de aard van de gedane meldingen (zie artikel 15), is ten aanzien van de interne meldingen bij de vertrouwenspersoon de verplichting neergelegd deze te monitoren en daarvan jaarlijks een verslag op te maken. Dat wordt naar het college en de Ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

Procedure bij het meldpunt (externe procedure)

Artikel 9 Het meldpunt

De Commissie Klokkenluiders Gemeentelijke Overheid (CKGO) is aangewezen als meldpunt.

Artikel 10 Melding bij het meldpunt

Er is geen harde termijn gegeven voor de melding bij het meldpunt. “Redelijk” zal per geval ingevuld moeten worden: het oordeel daarover is aan het meldpunt. Als het meldpunt tot de conclusie komt dat de melding te laat wordt gedaan volgt niet ontvankelijkheid (artikel 12). De bescherming van de identiteit van de melder is vergelijkbaar met de interne procedure.

Artikel 10a Rechtstreekse melding bij het meldpunt

Een rechtstreekse melding bij het meldpunt kan geëigend zijn als het bijvoorbeeld gaat om vermoeden van een misstand begaan door (leden van) het college of de gemeentesecretaris.

Artikel 11 Bevestiging en onderzoek

Het meldpunt moet zorgvuldig zijn in de procedure. Alle betrokkenen moeten worden geïnformeerd. Vertrouwelijke gegevens worden adequaat behandeld en zonodig beveiligd.

Artikel 12 Ontvankelijkheid

Als de misstand naar het oordeel van het meldpunt van onvoldoende gewicht is, is de melding niet ontvankelijk. Uiteraard moet er sprake zijn van een vermoeden zoals omschreven in artikel 1.

De misstand waarover wordt gemeld is niet ontvankelijk als het gaat om de melding van een misstand die niet valt onder de definitie van artikel 1.

Artikel 13 Advies

Net als het college heeft ook het meldpunt maximaal 12 weken ter beschikking om tot een advies te komen. Ook dit kan – gemotiveerd – worden verlengd.

Voor het eventuele noodzakelijke onderzoek van het meldpunt zal voldoende tijd moeten zijn om zorgvuldig en afgewogen tot een advies te komen.

Artikel 14 Standpunt college naar aanleiding van advies

Het college moet binnen twee weken een besluit nemen op het advies van het meldpunt. De belangen van de melder en de eventuele andere betrokkenen binnen de gemeente wegen hierbij zwaar: onzekerheid moet niet langer duren dan noodzakelijk.

Artikel 15 Jaarverslag

Het meldpunt maakt jaarlijks een verslag van het aantal en de aard van de meldingen en de onderzoeken en adviezen van het meldpunt. Dit verslag gaat naar het college en de Onder-nemingsraad en wordt openbaar gemaakt.

Bescherming tegen gevolgen van de melding

Artikel 16 Bescherming van de ambtenaar.

Veel ambtenaren melden vermoedens van een misstand niet omdat ze vrezen voor negatieve gevolgen voor zichzelf. De Ambtenarenwet biedt kennelijk te weinig bescherming. En de norm

“goed werkgeverschap” geeft geen concrete invulling. Daarom is in artikel 16 een uitwerking van artikel 125 qq, derde lid, van de Ambtenarenwet opgenomen.

Het betreft niet alleen de bescherming van de in artikel 1 genoemde ambtenaar. De bescherming heeft ook betrekking op de ambtenaar die een misstand heeft gemeld in een andere organisatie dan zijn eigen gemeente. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren als een medewerker tijdelijk samenwerkt met collega’s van een andere gemeente. Noodzakelijk is wel dat de ambtenaar uit hoofde van zijn functie van de misstand kennis neemt. Aan de bescherming zijn voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden dienen om te voorkomen dat een onzorgvuldige en/of onjuiste melding bij een andere organisatie leidt tot verstoorde verhoudingen.

Artikelen 17 en 18

Deze artikelen spreken voor zich.