Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Bergen 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Bergen 2015

De raad van de gemeente Bergen

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en werhouders van 18 november 2014 en van het presidium d.d.: 27 november 2014

gelet op artikel 95, op artikel 96, eerste en tweede lid, op artikel 97 en artikel 147 van de Gemeentewet.

Mede gelet op artikel 22, eerste lid, op artikel 23, eerste lid en arikel 27a, vijfde lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders

Alsmede gelet op arikel 4, op artikel 7a, vierde lid, op artikel 13, tweede lid en artikel 14, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

Besluit vastte stellen de navolgende

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Bergen 2015

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • ·

    commissie: een commissie ingesteld op grond van de artikelen 82, 83 of 84 van de Gemeentewet.

  • ·

    commissielid: een (plaatsvervangend) lid van een commissie, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • ·

    fractie: een onderdeel van de gemeenteraad zoals bedoeld in artikel 6 van het Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Bergen 2014.

  • ·

    presidium: de vergadering van de voorzitter en fractievoorzitters van de raad, zoals bedoeld in artikel 2 van het Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Bergen 2014.

  • ·

    raadsperiode: de periode vanaf de installatie van de gemeenteraad na raadsverkiezingen tot het ontslag van deze raad na de volgende verkiezingen.

Hoofdstuk 2 Voorzieningen voor raads- en commissieleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden

Van de vergoeding, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, kan 20% worden uitgekeerd op basis van het aantal bijgewoonde raadsvergaderingen afgezet tegen het aantal gehouden vergaderingen.

Artikel 3 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

  • 1. Aan commissieleden, niet zijnde raadslid, wordt een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie toegekend die gelijk is aan het voor de van toepassing zijnde inwonersklasse vastgestelde bedrag in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2. Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing op die commissieleden, die een vaste vergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen op grond van artikel 96, lid 2, van de Gemeentewet.

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten

  • 1. Raadsleden ontvangen op declaratiebasis een vergoeding voor de ten behoeve van de gemeente gemaakte reis- en verblijfkosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.

  • 2. Commissieleden ontvangen op declaratiebasis een vergoeding voor reis- en verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie.

  • 3. De vergoeding als bedoeld in het eerste en tweede lid is:

    • a.

      voor wat betreft de verblijfkosten gelijk aan het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders;

    • b.

      voor wat betreft de reiskosten gelijk aan het bepaalde in artikel 4, onderdeel a en b, van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 5 Buitenlandse excursie of reis

  • 1. De gemeenteraad kan een delegatie uit de gemeenteraad of een raadscommissie toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland als deze door of vanwege de gemeente wordt georganiseerd. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.

Artikel 6 Scholing

  • 1. Raads- of commissieleden die aan scholing als bedoeld in artikel 13, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden willen deelnemen, die niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dienen daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2. De aanvraag bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3. Kosten van scholing die wordt georganiseerd door de beroepsvereniging van raadsleden of door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten komen altijd voor vergoeding door de gemeente in aanmerking als voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in het eerste lid.

  • 4. Voor scholing is in een raadsperiode voor raads- en (plaatsvervangend) commissieleden van elke fractie per raadszetel een bedrag van maximaal € 800,-- beschikbaar.

  • 5. In voorkomende gevallen beslist het presidium.

Artikel 7 Tegemoetkoming in kosten ICT-middelen

  • 1. De fracties ontvangen per raadsperiode éénmalig een door de raad vastgesteld budget om raads- en commissieleden te voorzien van voor hun werkzaamheden noodzakelijke laptops of tablets, met bijbehorende apparatuur en software.

  • 2. Om digitaal alle voor het raadswerk van belang zijnde stukken te kunnen ontvangen ontvangt elk raadslid een vergoeding van € 10,-- per maand als tegemoetkoming in de kosten voor de aanleg- en abonnementskosten voor een internetverbinding.

  • 3. Ook (plaatsvervangend) commissieleden ontvangen een vergoeding van € 10,-- per maand als tegemoetkoming in de kosten voor de aanleg- en abonnementskosten voor een internetverbinding.

Artikel 8 Werkkostenregeling

De gemeente wijst op grond van artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 als eindheffingsbestanddeel aan vergoedingen en verstrekkingen zoals bedoeld in artikel 13a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen voor wethouders

Artikel 9 Reiskosten woon-werkverkeer

  • 1. Wethouders hebben recht op een vergoeding in de kosten voor woon-werkverkeer overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2. Er bestaat maximaal twee keer per dag recht op een enkele reis vergoeding woon-werkverkeer.

Artikel 10 Zakelijke reiskosten

Wethouders hebben op declaratiebasis recht op een vergoeding voor reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 11 Buitenlandse dienstreis

  • 1. Als de wethouders in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maken worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2. Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist. De gemeenteraad kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

Artikel 12 Tegemoetkoming in kosten ICT-middelen

  • 1. Aan de wethouders wordt een desktop, laptop of tablet, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking, waarvoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente wordt getekend.

  • 2. De vergoeding voor de aanleg- en abonnementskosten voor een internetverbinding voor desktop, laptop of tablet bedraagt € 10,-- per maand.

  • 3. Een aanvraag als bedoeld in dit artikel wordt gedaan bij de gemeentesecretaris.

Artikel 13 Communicatieapparatuur

De wethouders aan wie communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking wordt gesteld tekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

Artikel 14 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten bij benoeming

De wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikken hebben ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de Regeling rechtspositie wethouders, en

  • b.

    verhuiskosten in verband met de benoeming als wethouder overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 15 Werkkostenregeling

De gemeente wijst op grond van artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 als eindheffingsbestanddeel aan vergoedingen en verstrekkingen zoals bedoeld in artikel 28a van het Rechtspositiebesluit wethouders.

Hoofdstuk 4 De procedure van declaratie

Artikel 16 Betaling vaste vergoedingen

De betaling van de vergoeding voor werkzaamheden, de bezoldiging voor wethouders op grond van het Rechtspositiebesluit wethouders, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van een vergoeding op jaarbasis tenzij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, het Rechtspositiebesluit wethouders of de Regeling rechtspositie wethouders anders bepalen.

Artikel 17 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1. Waar mogelijk dragen raads- en commissieleden en wethouders – ten behoeve van het vergoeden van gemaakte kosten – zorg voor rechtstreekse toezending van de, door de betrokkene ondertekende, factuur aan de gemeente.

  • 2. Facturen komen alleen voor vergoeding in aanmerking als voldaan wordt aan de bepalingen in deze verordening.

  • 3. Facturen worden binnen drie maanden ter goedkeuring ingediend bij de griffier, respectievelijk de gemeentesecretaris, of een daartoe aangewezen ambtenaar.

Artikel 18 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1. Indien raads- en commissieleden en wethouders kosten uit eigen middelen vooruit hebben betaald, inclusief de kosten van met de eigen auto gemaakte dienstreizen, vindt vergoeding plaats middels een volledig ingevuld en ondertekend declaratieformulier.

  • 2. Het declaratieformulier wordt binnen drie maanden ter goedkeuring ingediend bij de griffier, respectievelijk de gemeentesecretaris, of een daartoe aangewezen ambtenaar, onder bijvoeging van de bewijsstukken.

Hoofdstuk 5 Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 19 Intrekking oude regeling

De Verordening rechtpositie wethouders, raads- en commissieleden Bergen 2012 wordt ingetrokken.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze Verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 21 Citeertitel

Deze Verordening wordt aangehaald als Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Bergen 2015.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van de gemeente Bergen van 16 december 2014.
De griffier, I.C. van 't Hof
De voorzitter, M.H.E. Pelzer

Toelichting

ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, algemene maatregel van bestuur (AMvB), ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. De Gemeentewet geeft aan dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB en ministeriële regeling. Daartoe zijn tot stand gekomen de AMvB’ s Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Aanvullend zijn in de Regeling rechtspositie wethouders (ministeriële regeling) sommige vergoedingen nader uitgewerkt.

In deze nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingendrechtelijke bepalingen.

De vergoedingen en regelingen voor raads- en commissieleden en wethouders die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet, rechtspositiebesluit of regeling) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:

  • 1.

    De onkostenvergoedingen voor raadsleden en wethouders

  • 2.

    de toelage voor fractievoorzitters, leden van de vertrouwenscommissie, leden van de rekenkamerfunctie bedoeld in artikel 81oa Gemeentewet, dan wel van onderzoekscommissie zoals bedoeld in artikel 115a, derde lid Gemeentewet

  • 3.

    de compensatiemaatregelen voor raads- en commissieleden als zij een WW, BWOO of arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben

  • 4.

    de verstrekking van een computer

  • 5.

    de voorzieningen bij ziekte en dienstongeval

  • 6.

    de vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad

  • 7.

    de voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 8.

    de tegemoetkoming in de ziektekosten

  • 9.

    voorzieningen voor raads- en commissieleden en wethouders met een fysieke beperking

  • 10.

    de bezoldiging van de wethouders.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn bepalingen opgenomen over de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies, voor zover deze niet dwingend zijn geregeld in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten datgene wat hen bij of krachtens de wet is toegekend genieten wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.

De rechtspositionele aanspraken voor raads- en commissieleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden.

Deze verordening bevat bepalingen over:

  • o

    de beloning voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden (artikelen 2 en 3). Voor wethouders is niets opgenomen omdat hun bezoldiging uitputtend is geregeld in het Rechtspositiebesluit wethouders;

  • o

    reis- en verblijfkosten van wethouders, raads- en commissieleden. Voor wethouders is een onderscheid gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijke reizen (artikelen 4 en 5, 9 t/m 11);

  • o

    reis- en pensionkosten en verhuiskosten van de bij benoeming verhuisplichtige wethouder (artikel 14);

  • o

    beschikbaarstelling van computers (laptops of tablets) en communicatieapparatuur aan wethouders, laptops of tablets voor raads- en commissieleden (artikelen 7 en 12) en uitwerking van de bepaling over scholing voor raads- en commissieleden (artikel 6). Voor wethouders moet dit laatste door het college geregeld worden;

  • o

    de procedure van uitbetalen en declareren (hoofdstuk IV);

  • o

    artikelen in verband met de juiste fiscale behandeling (artikel 8en 15 en hoofdstuk V).

De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).

Wethouders zijn volgens de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. De uitkering na aftreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). De kosten hiervan zijn voor de eigen gemeente, waarvoor wij een voorziening hebben getroffen die jaarlijks wordt geactualiseerd.

De loon- en inkomstenbelasting

Opting-in-regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting-in-regeling’ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst, dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden.

De Belastingdienst accepteert intussen ook van commissieleden de toepassing van de opting-in-regeling.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling zullen dan ook over de netto-onkostenvergoeding inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden via een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek.

Eenmalige keuze per zittingsperiode

De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingensystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen – transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden over het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden over de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan over de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk IV is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven en declaratie van vooruitbetaalde kosten. Daarnaast moeten in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken worden vastgelegd over het gebruik van computers (laptops of tablets) en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse (wij vallen in gemeenteklasse 2: 8.0001 tot 14.000 inwoners), overeenkomstig het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Een deel van die raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld, zijnde (maximaal) 20%.

Er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus de presentievergoeding geldt voor alle raadsleden. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig.

Raadsleden die een WAO-uitkering ontvangen, kunnen verzoeken hun raadsvergoeding te verlagen. Daardoor kan het nadeel van indeling in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse worden voorkomen. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 12, lid 3, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Raadsleden die een WW- of een BWOO uitkering ontvangen kunnen verzoeken hun raadsvergoeding te verhogen als de korting als gevolg van hun raadslidmaatschap hoger is dan hun raadsvergoeding. Deze mogelijkheid is geregeld in artikel 12, leden 1 en 2, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 3 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld geregeld voor leden van gemeentelijke commissies die zijn ingesteld op basis van artikel 82 t/m 84 Gemeentewet. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren op grond van artikel 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en commissieleden die deel uitmaken van andere commissies (zoals de Commissie Bezwaarschriften Bergen). Vergoeding voor deze commissieleden wordt overeenkomstig artikel 96, lid 2, van de Gemeentewet vastgesteld.

De hoogte van het presentiegeld wordt bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse (wij vallen in de klasse 10.001 tot 20.000 inwoners) overeenkomstig het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties indexeert jaarlijks per 1 januari het bedrag zoals dat is herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid.

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente.

Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.

Aan commissieleden kan volgens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echter wel een vergoeding worden gegeven voor de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente.

De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld. Daarmee is dit een lokale aangelegenheid. Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is aansluiting gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Artikelen 5 en 11 Buitenlandse dienstreis

Gemeenteraden, delegaties daaruit of wethouders maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd.

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 6 Scholing

Op grond van artikel 13, lid 1, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden komt niet partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raads- of commissielid ten laste van de gemeente. In dit artikel is de procedure verder uitgewerkt. Gezien de aard en duur van het ambt liggen voor raads- en commissieleden opleidingen voor de hand die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt.

Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden.

Onder scholingskosten worden verstaan cursus- en lesgelden, kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten en aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal, evenals reis- en verblijfkosten in het kader van de opleiding.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

De raad kan bij verordening nadere regels stellen over het maximale bedrag voor de scholing die voor vergoeding in aanmerking komt. Wij hebben er voor gekozen om in een raadsperiode voor raads- en (plaatsvervangend) commissieleden van elke fractie per raadszetel een bedrag van maximaal € 800,-- beschikbaar te stellen.

Artikelen 7 en 12 Tegemoetkoming in kosten ICT-middelen

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit wethouders is geregeld dat het raads- of commissielid, respectievelijk de wethouder van de gemeente een computer in bruikleen krijgt verstrekt of een vergoeding ontvangt voor de aanschaf of het gebruik van zijn eigen computer. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening.

Deze verordening gaat ervan uit dat voor wethouders een desktop, laptop of tablet (met randapparatuur) in bruikleen wordt verstrekt. Voor raads- en commissieleden beperkt de verstrekking zich tot een geldbedrag één maal per raadsperiode ter aanschaffing van laptops of tablets. Inzet hierbij is dat papierloos wordt vergaderd.

Randapparatuur is bijvoorbeeld een docking station. De randapparatuur moet voor het werk functioneel zijn en kan niet zelfstandig gebruikt worden.

Om digitaal alle raads- en commissiestukken beschikbaar te hebben is ook een internetaansluiting noodzakelijk. De kosten hiervan bedragen gemiddeld € 20,-- per maand. Omdat deze aansluiting ook privé wordt gebruikt is er voor gekozen om “slechts” de helft maandelijks te vergoeden, zijnde € 10,--. Voor de raadsleden wordt dit bedrag maandelijks uitbetaald. Voor de (plaatsvervangend) commissieleden is dit bedrag opgenomen in de fractievergoeding, zoals staat vermeld in artikel 6 van de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning Bergen 2012.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 8 en 15 Werkkostenregeling

In verband met de werkkostenregeling moeten een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen door de gemeente aangewezen worden als eindheffingsbestanddeel. Anders worden deze door de belastingdienst als loon gezien en moet hierover belasting worden ingehouden. Ook de vergoedingen en verstrekkingen, die door de belastingdienst gezien worden als gerichte vrijstelling of voor nihil waardering in aanmerking komen, moeten in eerste instantie wel aangewezen worden. In een later stadium wordt dan (in de financiële administratie) aangegeven, dat dit gerichte vrijstellingen of nihil waarderingen betreft.

Artikel 9 en 10 Reiskosten woon-werk en zakelijke reiskosten

Voor wethouders is in de artikelen 9 en 10 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer en voor zakelijke dienstreizen geregeld volgens de bepalingen van het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders.

Bij gebruik van de eigen auto voor dienstreizen ontvangen wethouders een bedrag van € 0,28 netto per kilometer (zie artikel 4, onderdeel b, en artikel 5a, onder 1, van de Regeling rechtspositie wethouders). De hoogte van deze vergoeding is geënt op de ‘hoge’ kilometervergoeding die geldt voor het rijkspersoneel op grond van het Reisbesluit en Reisregeling binnenland. Op grond van artikel 5, tweede lid, van deze Reisregeling wordt onder openbaar vervoer voor dienstreizen ook verstaan een veerpont of een veerboot, zodat kostenvergoeding mag plaatsvinden. Tol- en parkeerkosten worden niet genoemd in de Reisregeling en mogen daarom op grond van artikel 44, lid 3, van de Gemeentewet niet vergoed worden.

Verblijfkosten zijn zakelijk gebruikte maaltijden en kosten voor overnachting en geen parkeerkosten.

Artikel 13 Communicatieapparatuur

Vergoedingen of verstrekkingen van een mobiele telefoon (dit zal de meest gebruikte communicatieapparatuur zijn) zijn geheel onbelast, omdat het noodzakelijkheidscriterium van toepassing is.

Artikel 14 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

Ook personen van buiten de gemeenteraad kunnen tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 17 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing volgens de bepalingen in artikel 1 en 2 van de Regeling Rechtspositie Wethouders. De vergoedingen zijn onbelast.

Artikelen 16 t/m 18 De procedure van declaratie

In de verordening zijn twee wijzen van betaling aangegeven. Ook is aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente, en daarna declaratie van vooruitbetaalde kosten.

De artikelen 19 t/m 21 spreken voor zich.