Financiële Verordening gemeente Bergen 2019

Geldend van 01-05-2019 t/m heden

Intitulé

Financiële Verordening gemeente Bergen 2019

De raad van de gemeente Bergen,

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 maart 2019.

Gelet op het bepaalde in artikel 212 van de Gemeentewet;

Besluit:

Onder intrekking van de Financiële verordening artikel 212 gemeente Bergen (L) 2015

Vast te stellen de

FINANCIELE VERORDENING GEMEENTE BERGEN 2019

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    Afdeling: Iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan de gemeentesecretaris.

  • -

    Inkomsten: Totaal van de baten voor onttrekking reserves.

  • -

    Netto schuld: Bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, debiteuren, liquide middelen en overlopende activa.

  • -

    Overheidsbedrijf: Onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • -

    Administratie: Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt, bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt, bij aanvang van iedere raadsperiode, de taakvelden per programma vast.

  • 3. In de programmabegroting en –rekening wordt een overzicht opgenomen van de toedeling van de thema’s aan de programma’s en het overzicht van algemene dekkingsmiddelen.

  • 4. Het college zorgt er voor dat in de begroting de verplichte paragrafen zijn opgenomen met minimaal de wettelijk voorgeschreven informatie.

  • 5. De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat tenminste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25 tweede lid onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 6. In de begroting wordt de hoogte van de post onvoorzien opgenomen.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij iedere begroting en jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de toedeling van de taakvelden aan de programma’s.

  • 2. De raad stelt per thema vast:

    • ·

      de beoogde maatschappelijke effecten (wat willen we bereiken?)

    • ·

      de te leveren goederen en diensten (wat gaan we hiervoor doen?)

    • ·

      de lasten en baten (wat mag het kosten?).

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven. Bij de jaarrekening wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 4. In de begroting wordt, in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 5. In de jaarrekening wordt van de investeringen aangegeven welke investeringen wel en niet worden afgesloten. Voor de nog niet afgesloten kredieten wordt een actuele raming aangegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

Het college biedt vóór 1 juli aan de raad een kaderbrief aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze kaderbrief uiterlijk 15 juli vast.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per thema en het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling door het vaststellen van de begroting geautoriseerd.

  • 3. Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat de lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft vervolgens aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 4. De raad stelt een grondexploitatiecomplex en grondexploitatiebegroting vast. De raad verleend het college mandaat tot het vaststellen van een grondexploitatieovereenkomst en grondexploitatiebegroting indien de grondexploitatie minimaal budgettair neutraal is (minimaal met een 0-resultaat of positief), het risico geen negatieve gevolgen heeft voor het weerstandsvermogen en past binnen het bestaande beleid en binnen het programma.

  • 5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vóór het aangaan van verplichtingen een voorstel aan de raad voor om hiervoor een investeringskrediet beschikbaar te stellen.

  • 6. Het college is in voorkomende gevallen bevoegd om te beschikken over de in de programmabegroting opgenomen post voor onvoorziene uitgaven. Het college legt verantwoording aan de raad af.

Artikel 6. Tussentijdse rapportages

    • .

      Het college informeert de raad op het niveau van programma’s door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting over de eerste 4 maanden en de eerste 9 maanden van het lopende boekjaar.

    • .

      De tussentijdse rapportages worden aan de raad aangeboden.

    • .

      Het college stelt de opzet vast van de inrichting van de tussentijdse rapportages.

    • .

      De rapportages gaan in op de financiële afwijkingen, de risico’s, de voortgang van de programma’s en eventueel de maatschappelijke effecten.

    • .

      De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

Artikel 7. Informatieplicht

Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voor zover het betreft niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 50.000.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad hierover. Als het college een aanpassing van de begroting nodig acht, legt het college hiervoor een voorstel voor aan de raad.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

Op voorstel van het college stelt de raad een nota activabeleid vast. In deze nota worden de uitgangspunten vastgelegd voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. Tenminste eenmaal per vier jaar wordt beoordeeld of deze nota moet worden geactualiseerd.

Artikel 10. Waardering debiteuren en voorziening voor oninbare vorderingen

Debiteuren en overige vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor te verwachten oninbare vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen ter vaststelling aan. Deze nota behandelt in ieder geval:

  • a.

    de vorming en besteding van reserves;

  • b.

    de vorming en besteding van voorzieningen; en

  • c.

    het rentebeleid ten aanzien van reserves en voorzieningen.

Tenminste eens per vier jaar wordt beoordeeld of deze nota moet worden aangepast.

Artikel 12. Grondexploitatie

Bij de jaarrekening wordt tussentijds winst genomen uit grondexploitaties waarvan het resultaat betrouwbaar kan worden ingeschat, de grond is verkocht en de kosten zijn gerealiseerd. Het verwachte eindresultaat van elke grondexploitatie wordt gecorrigeerd door op dit project betrekking hebbende risico’s/onzekerheden en vermenigvuldigd met het percentage of completion (POC) volgens de formules:

  • ·

    bedrag tussentijdse winstneming=(geraamd eindsaldo-risicoreservering) x POC minus eerder tussentijdsgenomen winst;

  • ·

    POC= (gerealiseerde kosten/totale kosten) x (gerealiseerde opbrengsten kosten/totale opbrengsten)

  • ·

    Risiscoreservering = voorzien risicobedrag x kans van optreden.

De risico’s/onzekerheden betreffen project specifieke risico’s die te relateren zijn aan de nog te realiseren kosten en de nog te verwachten opbrengsten van de individuele grondexploitaties.

Artikel 13. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extra comptabel systeem van kostentoerekening gehanteerd.

  • 2. Bij deze kostenrekening worden naast de directe kosten ook overheadkosten en management betrokken.

  • 3. Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW).

  • 4. De door te belasten kosten worden op basis van de geraamde uren verdeeld.

Artikel 14. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de extra comptabel geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de extra comptabel geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de extra comptabel geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 15. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen en heffingen in het opvolgend jaar.

Artikel 16. Financieringsfunctie

Het college stelt een treasurystatuut vast waarin de doelstellingen, uitgangspunten en richtlijnen van de financieringsfunctie worden opgenomen. De raad ontvangt hiervan een exemplaar. Tenminste eens per vier jaar wordt beoordeeld of het statuut moet worden geactualiseerd.

Artikel 17. Inkoop en aanbesteding.

De bij inkoop en aanbesteding in acht te nemen regels worden door het college vastgelegd in een nota inkoop- en aanbestedingsbeleid. Tenminste eens per vier jaar wordt beoordeeld of de nota moet worden geactualiseerd.

Artikel 18. Risicomanagement en weerstandsvermogen

De uitgangspunten voor risicomanagement en weerstandsvermogen worden vastgelegd in een door de raad vast te stellen nota risicomanagement en weerstandsvermogen. Tenminste eens per vier jaar wordt beoordeeld of de nota moeten worden geactualiseerd.

Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen

Het onderhoud van kapitaalgoederen vindt plaats aan de hand van actuele en integrale onderhoudsprogramma’s. Tenminste eenmaal per vier jaar wordt beoordeeld of de onderhoudsprogramma’s moeten worden geactualiseerd.

Dit geldt in ieder geval voor de volgende kapitaalgoederen:

  • ·

    wegen;

  • ·

    openbare verlichting;

  • ·

    riolering;

  • ·

    gebouwen;

  • ·

    speelvoorzieningen.

De geactualiseerde onderhoudsplannen worden door het college aan de raad aangeboden ter vaststelling.

Artikel 20. Grondbeleid

Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast.

Hoofdstuk 4. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 21. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en per afdeling;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen en schulden;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 22. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten. Het college stelt hiervoor een regeling budgetbeheer vast. Tenminste eens per vier jaar wordt beoordeeld of deze regeling moet worden geactualiseerd;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie;

  • g.

    de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 23. Interne controle

Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de rechtmatige verantwoording van de financiële beheers handelingen. Het college legt de kaders en de reikwijdte van de interne controle vast in een intern controleplan. De uitkomsten van de interne controle worden periodiek gerapporteerd aan het management en het college. Bij geconstateerde afwijkingen neemt het management maatregelen tot herstel.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 24. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening artikel 212 gemeente bergen wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de begroting en de jaarstukken van het begrotingsjaar 2018.

Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2019. Deze verordening wordt aangehaald als:Financiële verordening gemeente Bergen 2019.

Ondertekening

Bergen, 23 april 2019
De griffier, de voorzitter
I.C. van 't hof, M.H.E. Pelzer