Verordening Wet werk en bijstand inzake fraude, terugvordering en verhaal

Geldend van 01-04-2004 t/m heden

Intitulé

Verordening Wet werk en bijstand inzake fraude, terugvordering en verhaal

De raad van de gemeente Bergen;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 januari 2004;gelet op artikel 8a van de Wet werk en bijstand;

besluit: vast te stellen de volgende:

verordening Wet werk en bijstand inzake fraude, terugvordering en verhaal 

Artikel 1 Opstellen handhavingsplan

Burgemeester en wethouders dragen in het kader van het voorkomen van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet werk en bijstand zorg voor het opstellen van een handhavingsplan.

Artikel 2 Vereisten handhavingsplan

Het in artikel 1 genoemde handhavingsplan bevat tenminste:

  • a.

    een gemeentelijke visie op handhaving;

  • b.

    een plan van aanpak met beleidsdoelen / maatregelen om misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen;

  • c.

    een plan van aanpak met beleidsdoelen / maatregelen om niet-naleving van de wet of vermoedens van niet-naleving op te sporen en te bestraffen.

 

Artikel 3 Nadere regels opschorten, herzien en intrekken van bijstand

Burgemeester en wethouders stellen nadere regels voor het opschorten, het herzien en het intrekken van de bijstand als bedoeld in artikel 54 van de Wet werk en bijstand.Er worden tenminste regels gesteld op grond waarvan wordt afgezien van herziening en intrekking. 

Artikel 4 Nadere regels terugvorderen van bijstand

Burgemeester en wethouders stellen nadere regels voor het terugvorderen van bijstand als bedoeld in artikel 58 van de Wet werk en bijstand.Er worden tenminste regels gesteld op grond waarvan geheel of gedeeltelijk van verdere terugvordering kan worden afgezien. 

Artikel 5 Nadere regels verhaal van bijstand

Burgemeester en wethouders stellen nadere regels voor verhaal van bijstand als bedoeld in artikel 61 van de Wet werk en bijstand.Er worden tenminste regels gesteld op grond waarvan geheel of gedeeltelijk van verder verhaal kan worden afgezien. 

Artikel 6 Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als: de verordening Wwb inzake fraude, terugvordering en verhaal.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening Wet werk en bijstand inzake fraude, terugvordering en verhaal treedt in werking met ingang van 1 april 2004.

Ondertekening

Bergen, 10 februari 2004.
De griffier De voorzitter
W.P.G.M. Scheepens C.W.H.M. Klaverdijk 

Toelichting 1

Inleiding

De verplichting om in het kader van het financiële beheer bij verordening regels te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet is op het laatste moment, via amendering, alsnog in de Wet werk en bijstand opgenomen.

Afgezien van de korte bepaling van artikel 8a van de Wet werk en bijstand, zijn er geen nadere aanduidingen over wat nu precies in die verordening moet worden geregeld. In het kader van slagvaardig beleid is er voor gekozen om de verordening als kader te laten dienen en de nadere uitwerking van het beleid op te dragen aan het college van burgemeester en wethouders. De nadere uitwerking kan plaatsvinden in een handhavingsplan en door het stellen van nadere regels ten aanzien van herziening, terugvordering en verhaal van bijstand.

In het handhavingsplan moet worden weergegeven hoe de gemeente denkt zo goed mogelijk vorm te kunnen geven aan handhaving van de wet- en regelgeving.

Artikel 1. Opstellen handhavingsplan

Hoewel de wettelijke bepaling meer gericht lijkt op fraudebestrijding-sec is in deze toch gekozen voor het ruimere begrip handhaving. De term fraudebestrijding roept teveel het beeld op van repressie en genoegdoening, terwijl handhaving meer uit gaat van het bevorderen van de spontane naleving van de wet- en regelgeving. Naast repressie is in deze optiek preventie onontbeerlijk. Het is immers altijd beter om fraude te voorkomen.

Artikel 2. Vereisten handhavingsplan

Om het belang van een goede handhaving te onderstrepen, is in dit artikel aangegeven welke onderwerpen in een gemeentelijk handhavingsplan op zijn minst aan bod moeten komen.

Artikel 3. Nadere regels opschorten, herzien en intrekken van bijstand

In artikel 54 van de Wet werk en bijstand is de bevoegdheid neergelegd om het recht op bijstand op te schorten, indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien anderszins onvoldoende medewerking is verleend. Ook regelt dit artikel de bevoegdheid tot herzien en intrekken van de bijstand. Deze regeling is analoog aan de regeling in artikel 69 van de Algemene bijstandswet, zij het dat de verplichting tot opschorting, herziening en intrekking is veranderd in een bevoegdheid. Ter bevordering van de rechtszekerheid, is het wenselijk de bevoegdheid in regels nader uit te werken. Daarbij zal onder meer moeten worden aangegeven wanneer het recht op bijstand wordt opgeschort. De bevoegdheid tot het stellen van nadere regels wordt om redenen van efficiëntie gedelegeerd aan burgemeester en wethouders.

Artikel 4. Nadere regels terugvorderen van bijstand

In artikel 58 is de bevoegdheid neergelegd om kosten van bijstand terug te vorderen voor zover de bijstand:a. ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleendb. in de vorm van geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomenc. voortvloeit uit borgtochtd. ingevolge artikel 52 bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaate. anderszins onverschuldigd is betaald.

In het kader van de verplichte terugvordering in de Algemene bijstandswet was in een beleidsplan uitgewerkt hoe deze taak werd uitgevoerd. Het ligt voor de hand om ook onder de Wet werk en bijstand door het stellen van nadere regels, al dan niet vormgegeven middels een beleidsplan, aan te geven in welke gevallen bijstand wordt teruggevorderd en onder welke voorwaarden van terugvordering of verdere terugvordering wordt afgezien.Met de invoering van de Wet werk en bijstand is de Regeling administratieve uitkeringsvoorschriften 1996 afgeschaft. In deze regeling was onder meer de heronderzoekfrequentie bepaald. Met het vervallen van deze regeling moet de gemeente zelf bepalen hoe zij tot een adequate invordering komt. In dit verband blijft het noodzakelijk dat periodiek onderzoek wordt gedaan naar de concrete invorderingsmogelijkheden. Bij de te stellen nadere regels zullen hiervoor dan ook nadere criteria moeten worden opgenomen.

Artikel 5. Nadere regels verhaal van bijstand

Artikel 61 van de wet bepaalt dat kosten van bijstand kunnen worden verhaald op:

  • a.

    degene die zijn onderhoudsplicht op grond van het Burgerlijk Wetboek niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend;

  • b.

    degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan;

  • c.

    de nalatenschap van de persoon, indien aan die persoon ten onrechte bijstand is verleend of bijstand in de vorm van geldlening of borgtocht is verleend.

Ook deze bevoegdheid dient in beleidsregels nader te worden uitgewerkt. Hierbij ligt het – gelet op het voortduren van de verplichting tot verhaal – voor de hand het beleidsplan 2003 als uitgangspunt te nemen en te onderzoeken of qua (her)onderzoekstermijnen efficiency behaald kan worden.

Omdat de gemeente gebruik maakt van de bevoegdheid tot verhaal, blijft tot de invoering van een nieuw alimentatiestelsel de Abw-verhaalswetgeving inzake minderjarige kinderen en ex-partners, zoals neergelegd in de artikelen 92 tot en met 98 en 101 tot en met 105 van de Algemene bijstandswet (Abw), gelden. Dit is geregeld in artikel 13 van de invoeringswet Wet werk en bijstand.

Artikel 6. Citeerartike

lDit artikel betreft de titulatuur van de verordening.

Artikel 7. Inwerkingtreding

In dit artikel is aangegeven wanneer de verordening in werking treedt.