Regeling vervallen per 01-01-2009

Beleidsregel indicatie hulp bij het huishouden

Geldend van 01-01-2008 t/m 31-12-2008

Intitulé

Beleidsregel indicatie hulp bij het huishouden

Het college van de gemeente Bergen;

gelezen het voorstel van de afdeling Welzijn d.d. 20 november 2007;

gelet op het bepaalde in artikel 9, tweede lid van de Verordening Individuele maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen 2008;

besluit:

vast te stellen de volgende

Beleidsregel indicatie hulp bij het huishouden.

Inleiding

Hulp bij het huishouden is in meerdere opzichten een belangrijke voorziening binnen de Wmo. Bijzonder is dat het gaat om zorg die zich in de regel niet beperkt tot één persoon maar die een heel cliëntsysteem aangaat. Naar de inhoud is hulp bij het huishouden een cruciale voorziening functie omdat het zelfstandig kunnen wonen van mensen met beperkingen staat of valt bij deze ondersteuning. De toegang tot hulp bij het huishouden wordt sterk bepaald door de aan- of afwezigheid van huisgenoten en mantelzorgers. Het is dan ook vanzelfsprekend dat de functie steeds in nauwe samenhang bekeken wordt met de beleidsregel Gebruikelijke Zorg.

Net als de beleidsregel gebruikelijke zorg is ook deze beleidsregel overgenomen uit een protocol van het CIZ. Reden hiervoor is dat Bergen het eerste jaar de huidige praktijk wil voortzetten. Pas als de gemeente meer ervaring heeft bij het indiceren van hulp bij het huishouden is het verstandig aan de indicatieregels te gaan sleutelen.

Deze beleidsregel kent de volgende opbouw. Onder ‘Uitgangspunten’ staat een aantal kenmerkende aspecten van de indicatiestelling voor hulp bij het huishouden op een rij. Het ‘CVZ kader’ met de omschrijving vanuit het Besluit Zorgaanspraken AWBZ en ‘Functiegerichte aanspraken’ biedt een gids voor uitleg in de praktijk. Het ‘afwegingskader’ rondom hulp bij het huishouden kan worden gelezen als een eerste beslisboom om te komen tot een indicatie voor wat betreft de functie; de ‘normering in tijd’ geeft in klassen de omvang van de functie aan. Tot slot worden onder ‘Veelgestelde vragen’ een aantal veelvoorkomende dilemma’s behandeld.

Samenvatting

De voorziening hulp bij het huishouden betreft geen zorg aan een persoon maar aan een cliëntsysteem.

Doelstelling van de voorziening:

Hulp bij het huishouden is een voorziening om cliëntsystemen te compenseren als door een beperking van één of meer van de leden van dat cliëntsysteem het huishouden niet meer zelf gevoerd kan worden. Hulp bij het huishouden is gericht op ondersteunen bij, of overnemen van huishoudelijke verrichtingen, ofwel activiteiten op het gebied van verzorgen van het huishouden, in relatie tot (dreigend) disfunctioneren van het huishouden de veiligheid van en de regie over het huishouden.

Het omvat (in volgorde van belangrijkheid):

Het verzorgen van de aanwezige hulpbehoevende personen (kinderen).

Het zorgen voor eten en drinken: aanschaffen van voedingsmiddelen, bereiden en tot zich doen nemen van voeding en drinken, afvoeren van vuilnis.

De essentiële hygiëne van de huishouding: schone bedden, kleding, sanitair, vloeren stofzuigen en dweilen.

Verzorgen van dieren en planten.

Incidentele werkzaamheden als het schoonhouden van ramen, kasten enz.

Hulp bij het huishouden wordt als compensatie aangeboden als:

De cliënt ondervindt beperkingen in het huishouden die zijn gerelateerd aan beperkingen op twee andere terreinen: sociale redzaamheid en/of mobiliteit. Het cliëntsysteem draagt primair zelf de verantwoordelijkheid voor het bevorderen en in standhouden van gezondheid, levensstijl en de wijze waarop de huishouding wordt gevoerd. Aanspraak op Wmo-voorziening bestaat aanvullend op eigen mogelijkheden. Zie beleidsregel gebruikelijke zorg.

Twee vormen van Hulp bij het huishouden

De Hulp bij het huishouden is verdeeld in twee categorieën; Hh1 en Hh2. Het verschil tussen de twee is het vermogen van de cliënt de regie over het huishouden zelf te voeren. Als de cliënt dit zelf kan, en de werkzaamheden dus louter bestaan uit schoonmaakwerkzaamheden, is er sprake van Hh1. De taken kunnen zijn:

  • ·

    Lichte en zware huishoudelijke werkzaamheden;

  • ·

    Verzorging kleding en linnengoed (waaronder de was doen);

  • ·

    Boodschappen doen voor het dagelijks leven;

Als de cliënt de regie niet meer zelf kan voeren (bijvoorbeeld dementie , psychische beperkingen), richt een deel van de werkzaamheden zich ook op de cliënt en op het gezin van de cliënt. De cliënt kan ook begeleid worden bij het zo veel mogelijk zelf doen. De taken binnen Hh2 kunnen, naast de onder Hh1 genoemde taken, zijn:

  • ·

    Opvang en / of verzorging van kinderen / volwassen huisgenoten;

  • ·

    Helpen met de maaltijdbereiding;

  • ·

    Helpen in huis met de zelfverzorging;

  • ·

    Dagelijkse organisatie van het huishouden (bijv. lichte administratieve werkzaamheden);

  • ·

    Instructie, advies en voorlichting gericht op het huishouden;

  • ·

    Eenvoudige psychosociale hulp en observatie.

Zodra één van de taken geïndiceerd zijn die onder Hh2 vallen, wordt de hele functie Hulp bij het huishouden geïndiceerd als Hh2.

Aanvullend op deze regel gelden drie extra criteria geformuleerd op basis waarvan Hh2 wordt geïndiceerd:

  • 1.

    Door de beperkingen die de cliënt heeft is hij/zij niet in staat de hulp duidelijk te maken wat die moet doen.

  • 2.

    Er zijn bijzondere signalerende taken die kennis vereisen over de conditie van de cliënt en over symptomen van mogelijke complicaties. Het gaat daarbij om gevallen waarbij de cliënt of de directe omgeving niet in staat is zelf op tijd zorg in te schakelen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij psychiatrische stoornissen.

  • 3.

    Door de beperking van de cliënt of door bijzondere kenmerken van de huishouding, heeft de hulp expertise of vaardigheden nodig die het uitvoeren van huishoudelijk werk te boven gaat.

Aandachtspunten:

Onderscheid hulp bij het huishouden en AWBZ-functie begeleiding

Hulp bij het huishouden is begeleiding gericht op motiveren, aansturen, instrueren en zo nodig overnemen van het huishouden, het organiseren en structureren ervan. Ondersteunende Begeleiding (OB) is aan de orde wanneer de begeleiding meerdere gebieden van het dagelijks leven omvat, de sociale redzaamheid in het algemeen bevordert. Activerende Begeleiding (AB) is aangewezen wanneer min of meer duurzame verbetering van het functioneren wordt beoogd.

Overbelasting

Indien een volwassen huisgenoot claimt door overbelasting niet de gebruikelijke taken met betrekking tot het huishouden op zich te kunnen nemen, dient dit altijd medisch onderbouwd te worden.

Particuliere hulp

Dit is geen voorliggende voorziening. Wanneer iemand beperkingen heeft in het huishouden en daardoor aanspraak zou maken op een Wmo-voorziening, maar gebruik maakt van particuliere zorg, is dat een keuze van de cliënt. Dit heeft geen invloed op zijn indicatie, tenzij ervoor gekozen wordt deze hulp op eigen kosten te continueren.

1.Uitgangspunten voor hulp bij het huishouden

1.1. Als disfunctioneren dreigt

Hulp bij het huishouden komt in beeld als disfunctioneren dreigt. Dat kan zich uiten in vervuiling (van de woning of van kleding), verwaarlozing (gezondheidsrisico’s, persoonlijke verzorging, voeding en vocht) of ontreddering van zichzelf of van afhankelijke huisgenoten waardoor het functioneren in huis maar ook buitenshuis belemmerd wordt.

Het doel van hulp bij het huishoudenkan dan zijn het schoonhouden van het huis en/of het verrichten van de dagelijks voorkomende huishoudelijke activiteiten, maar ook het ondersteunen bij het organiseren van het huishouden.

1.2. Onderdelen van de functie

Hulp bij het huishouden als voorziening kan veelomvattend zijn. Het kan gaan van het motiveren tot of aansturen van, tot het instrueren en zonodig overnemen van, in volgorde van belangrijkheid:

De veiligheid van en de regie over het huishouden.

Het verzorgen van de aanwezige hulpbehoevende personen (volwassenen en kinderen).

Het zorgen voor eten en drinken: aanschaffen van voedingsmiddelen, bereiden en tot zich doen nemen van voeding en drinken, afvoeren van vuilnis.

De essentiële hygiëne van de huishouding: schone bedden, kleding, sanitair, vloeren stofzuigen en dweilen.

Verzorgen van dieren en planten.

Incidentele werkzaamheden als het schoonhouden van ramen, kasten et cetera.

1.3. Het cliëntsysteem is primair zelf verantwoordelijk

Het cliëntsysteem is primair zelf verantwoordelijk voor het eigen huishouden, met inbegrip van het bevorderen en in standhouden van gezondheid, levensstijl en de wijze waarop de huishouding wordt gevoerd. Aanspraak op een Wmo-voorziening is er als aanvulling op de eigen mogelijkheden. Onder een cliëntsysteem, oftewel een leefeenheid, verstaan we ‘een eenheid bestaande uit gehuwde verzekerden die al dan niet tezamen met een of meer ongehuwde minderjarige verzekerden duurzaam een huishouden voeren, dan wel uit een meerderjarige ongehuwde verzekerde die met een of meer ongehuwde minderjarige verzekerden duurzaam een huishouden voert’, waarbij onder gehuwde verzekerden ook de ongehuwd samenwonenden en andere volwassenen die met elkaar en/of met kinderen samenwonen worden opgevat. Met deze definitie sluiten wij alle bewoners van één adres in het begrip leefeenheid (=cliëntsysteem).

Als er sprake is van kamerverhuur, rekenen we de huurder van de betreffende ruimte niet tot het huishouden. Als mensen zelfstandig samenwonen op een adres en gemeenschappelijke ruimten delen, veronderstellen we dat het aandeel in het schoonmaken van die ruimten bij uitval van een van de leden wordt overgenomen door de andere leden van het cliëntsysteem.

De eventuele indicatie voor hulp bij het huishouden betreft dan alleen de eigen woonruimte (kamers) van de zorgvrager en, indien alle bewoners zorgbehoevend zijn, een evenredig deel van het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimten. Als voorbeeld: in een woonvorm voor mensen met een verstandelijke beperking die een gemeenschappelijke woonruimte delen en niet in staat zijn geheel zelfstandig huishoudelijke klussen te doen, worden alle bewoners naar behoefte geïndiceerd voor hulp bij het huishouden. Als één van de medebewoners wel in staat is de huishoudelijke taken uit te voeren, hoeft deze persoon niet de huishoudelijke taken over te nemen van zijn huisgeno(o)ten die dat niet kan/kunnen. Dezen worden immers ieder voor hun aandeel geïndiceerd voor hulp bij het huishouden.

1.4. Begeleiding richt zich op motiveren en instrueren

huishouden. Er is daarbij sprake van een gebrek in het organisatievermogen van de leefeenheid dat is ingegeven door het fysiek uitvallen van degene die dat normaalgesproken op zich neemt. Ondersteunende Begeleiding (OB) is aan de orde wanneer er structurele regieproblemen zijn die zich uiten op meerdere gebieden van het dagelijks leven en de sociale redzaamheid in het algemeen in het geding is. Activerende Begeleiding (AB) is aangewezen als min of meer duurzame verbetering van het functioneren in het algemeen wordt beoogd.Het verschil tussen begeleiding die onder de AWBZ-functies Ondersteunende Begeleiding (OB) en/of Activerende Begeleiding (AB) valt en begeleiding bij hulp bij het huishouden is niet altijd geheel helder. De stelregel is dat begeleiding bij hulp bij het huishouden is gericht op motiveren, aansturen, instrueren en zo nodig het overnemen van het

Doorslaggevend is de doelstelling: verbetering of handhaven van het niveau van functioneren valt onder een van de begeleidingsfuncties (ook enige sturing in het wonen en woningonderhoud valt daaronder). Als de nadruk ligt op organisatie van het onderhoud van de woning en het overnemen van enige activiteiten op het gebied van het huishouden moet hulp bij het huishouden worden geïndiceerd. In het algemeen kan gesteld worden dat problemen in de sociale redzaamheid voorsorteren op ondersteunende begeleiding en activerende begeleiding, problemen op met name het fysieke vlak en psycho-sociale problemen van voorbijgaande aard op hulp bij het huishouden. De verhouding tussen de omvang van de verschillende AWBZ-functies en de Wmo-voorziening is afhankelijk van de dominantie van doelstelling en de activiteiten. Leeftijd of het niet gewend zijn aan huishoudelijk werk kunnen invloed hebben op het vermogen van andere leden uit het cliëntsysteem om huishoudelijke taken over te nemen. Als dit noodzakelijk is door uitval van een van de leden kan aan de gezonde anderen een instructie worden gegeven voor het aanleren van vaardigheden op huishoudelijk gebied. Ook het trainen van huisgenoten om bepaalde huishoudelijke handelingen te verrichten of om te gaan met huishoudelijke hulpmiddelen valt als activiteit onder de voorziening hulp bij het huishouden: instructie. Het gaat dan om een kortdurende indicatie voor beperkte tijd, waarin de noodzakelijke huishoudelijke vaardigheden worden aangeleerd. Een andere situatie treedt op, wanneer iemand doelgerichte training nodig heeft in ondermeer huishoudelijke vaardigheden met als doel het dagelijkse functioneren te verbeteren op meer gebieden dan alleen het huishouden. Een methodische aanpak is daarbij noodzakelijk. In dat geval geldt activerende begeleiding (activiteit 3.0) als dominante functie.

1.5. Gebruiken voorliggende voorzieningen

De wetgever beschouwt een aantal voorzieningen als voorliggend; dat wil zeggen dat wanneer een adequate oplossing wordt geboden door het gebruik maken van deze voorzieningen, deze optie voorgaat boven een aanspraak op een Wmo-voorziening. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar wettelijke en algemeen gebruikelijke voorzieningen. Wettelijke, anders bekostigde voorzieningen maken conform artikel 2 van de Wmo een Wmo-aanspraak onmogelijk. Denk daarbij aan de AWBZ en de verzekerbare ziektekosten. Van niet wettelijk geregelde, maar wel algemeen gebruikelijke voorzieningen dient gebruik te worden gemaakt voorzover zich (in redelijkheid) geen ernstige beletselen voordoen. Tot de algemeen gebruikelijke voorzieningen behoren (niet limitatieve lijst):

kinderopvang (crèche, overblijfmogelijkheden op school);

voor- en naschoolse opvang;

oppascentrale;

maaltijddienst;

hondenuitlaatservice;

boodschappendienst.

Vrijwillige hulpverlening is geen voorliggende voorziening. Bij een zorgvraag waarvoor vrijwilligers een adequate oplossing zouden kunnen bieden, moet deze mogelijkheid wel worden onderzocht. De wens geen gebruik te maken van voorliggende voorzieningen, terwijl die wel wettelijk verankerd òf feitelijk aanwezig zijn, kan niet tot een indicatie leiden. Of de cliënt dan daadwerkelijk de betreffende voorziening zal gaan gebruiken ligt buiten het zicht en de zeggenschap van het CIZ en behoort tot de verantwoordelijkheid van de cliënt en zijn systeem. Van cliënten die bij de aanvraag om hulp al gebruik maken van dergelijke voorzieningen wordt verwacht dat zij dit blijven doen. Aanspraak op een Wmo-voorziening bestaat aanvullend op de eigen mogelijkheden van het cliëntsysteem. Afwijking van deze norm is geoorloofd als het verrichten van een taak geschiedt vanuit intenties als ‘aanleren’, ‘observeren’ dan wel stimulering van de zelfredzaamheid.

Bij cliënten die geen gebruik maken van voorliggende voorzieningen dient bekeken te worden in hoeverre mogelijkheden aanwezig zijn om hiervan gebruik te maken. Van een cliënt verwachten we dat hij/zij alles in het werk stelt om zo snel mogelijk in aanmerking te komen voor adequate voorzieningen. In crisissituaties kan voor een termijn van 3 maanden een indicatie worden afgegeven om de eigen oplossing te regelen. Financiële omstandigheden zijn geen reden om een Wmo-indicatie af te geven, maar ook niet om daarvan af te zien. Tijdelijke oplossingen zoals een gastgezin, buren, oppas aan huis kunnen als overbrugging fungeren van de wachttijd voor een voorliggende voorziening. De indicatiesteller moet de sociale kaart goed in beeld hebben, zodat hij/zij kan beoordelen of een niet-wettelijke voorliggende voorziening daadwerkelijk beschikbaar is.

1.6. Gebruikelijke Zorg normeert de toegang tot hulp bij het huishouden

In de beleidsregel Gebruikelijke Zorg staat omschreven welke taken behoren tot de normale taken binnen een cliëntsysteem. Daarvan wordt verondersteld dat die bij uitval van een van de leden overgenomen worden door de andere. Deze beleidsregel normeert de toegang tot de hulp bij het huishouden in belangrijke mate.

1.7. Particuliere huishoudelijke hulp

Volgens artikel 6 van het ZIB is de indicatiesteller verplicht onderzoek te doen naar al aanwezige formele en informele zorg. Al wordt door de indicatiestellers meegenomen in die beoordeling. Wanneer de cliënt niet bereid of in staat is de al aanwezige particuliere hulp (op eigen kosten) te continueren, is er een aanspraak op Wmo/voorziening, voorzover en in de mate waarin hij daarop is aangewezen. Particuliere zorg is geen voorliggende voorziening. Niemand wordt nu gedwongen zelf te voorzien in een voorheen verzekerde voorziening. Het is een keuze van verzekerde zelf.

Een indicatie is altijd de beoordeling van de zorg waarop een cliënt in redelijkheid is aangewezen. Indien een cliënt (meer) hulp bij het huishouden wenst, omdat zijn/haar standaarden met betrekking tot het huishouden hoger liggen dan de algemeen gebruikelijke normeringen (zie onder 4) toelaten, is er voor deze activiteiten geen indicatie voor Wmo-diensten.

1.8. Revalideren

Wanneer de aandoening die de oorzaak vormt voor de huishoudelijke beperkingen naar de mening van de arts nog behandelmogelijkheden biedt, kan in de regel geen hulp bij het huishouden alleen worden geïndiceerd. Hulp bij het huishouden kan in zo’n situatie immers antirevaliderend werken. Wel kan hulp bij het huishouden naast een te volgen behandeling of revalidatie worden geïndiceerd. Hierover is afstemming met de behandelaar nodig. Zo’n indicatie heeft dan in principe een korte geldigheidsduur, afgeleid van de duur van het behandel of revalidatietraject.

1.9. Technische hulpmiddelen

Er is geen indicatie voor hulp bij het huishouden als de problemen van de cliënt afdoende kunnen worden opgelost met technische hulpmiddelen. Hulpmiddelen kunnen bestaan uit algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur, zoals een wasmachine of stofzuiger. Deze hulpmiddelen dienen uit oogpunt van verantwoorde werkomstandigheden ook voor een helpende aanwezig te zijn. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van al aanwezige hulpmiddelen, zoals een droogtrommel of een afwasmachine. Als dergelijke apparaten niet aanwezig zijn maar wel een adequate oplossing zouden bieden voor het probleem, hebben deze hulpmiddelen de voorkeur boven het inzetten van hulp. Hulpmiddelen kunnen ook gefinancierd zijn uit een andere betalingsregeling, gericht op of aangepast aan de handicap van de cliënt (AWBZ, Regeling hulpmiddelen of Wvg). Zonodig kan de cliënt gewezen worden op de mogelijkheid van de eerstelijns ergotherapie voor ergonomische consultatie bij het leren omgaan met hulpmiddelen/het reorganiseren van het huishouden. De cliënt kan voor de tijd dat de hulpmiddelen er niet zijn in aanmerking komen voor een Wmo-voorziening (er is dus een vorm van overbruggingszorg).

2. Afwegingskader

2.1. Is een grondslag aanwezig die leidt tot disfunctioneren van het huishouden?

Nee > geen indicatie.

Ja > door naar 2.2.

2.2. Is het behandelenof gedeeltelijk behandelen van de ziekte of aandoening mogelijk?

Ja > behandeling is mogelijk: verwijs of indiceer.

Is het probleem (tijdelijk) nog niet volledig opgelost? > ga door naar 2.3.

Ja > gedeeltelijk behandelen is mogelijk of de cliënt is uitbehandeld, ga door naar 2.3

Nee > door naar 2.3

2.3. Is training of revalidatie mogelijk? Ja > overweeg verwijzing naar ergotherapie, fysiotherapie of indicatie activerende begeleiding (AWBZ).

Is het probleem nog niet opgelost? > ga door

naar 2.4.

Nee > ga door naar 2.4.

2.4 Zijn er (blijvende) beperkingen op het gebied van:

2.4.1. Sociale redzaamheid:

1.problemen oplossen;

2.eenvoudige taken uitvoeren;

3.complexere taken uitvoeren;

4.dagelijkse routine regelen;

5.lezen, schrijven rekenen;

6.administratieve werkzaamheden;

7.zich redden in openbaar vervoer, winkels;

8.communicatie.

2.4.2. Bewegen, verplaatsen en mobiliteit:

1.opstaan en (gaan) zitten;

2.tillen, dragen;

3.beweging en kracht in benen en voeten;

4.fijne handbewegingen;

5.lopen binnenshuis en buitenshuis;

6.traplopen.

2.4.3. Beperking in huishouden:

1.dagelijkse organisatie van het huishouden;

2.anderen in zelfverzorging helpen;

3.anderen helpen bij bereiden maaltijden;

4.boodschappen doen;

5.maaltijden bereiden;

6.schoonmaken;

7.kleding reinigen;

8.licht poetswerk in huis;

9.dieren verzorgen.

Ja > ga door naar 2.5

Nee > geen indicatie.

Let op: beperkingen in het huishouden die relevant zijn voor de Wmo zijn gerelateerd aan beperkingen op twee terreinen. Geef daarom altijd aan welke combinatie van beperkingen van toepassing is:

-sociale redzaamheid en huishouden;

-mobiliteit en huishouden, of;

-zowel sociale redzaamheid als mobiliteit en huishouden.

NB: wanneer de sociale redzaamheid in het algemeen in het geding is zal naast hulp bij het huishouden ondersteunende begeleiding uit de AWBZ aangewezen zijn; wanneer de sociale redzaamheid door gerichte training kan worden vergroot is (ook) activerende begeleiding aangewezen.

2.5. Is de woning adequaat in relatie tot de beperkingen. Is aanpassing van een hulpmiddel noodzakelijk?

NB. Vooral bij combinatie 2.4.2+2.4.3 Biedt woningaanpassing of een woonvoorziening een oplossing? > ja, verwijs naar de Wvg.

Biedt een hulpmiddel een oplossing? > verwijs naar de Regeling Hulpmiddelen 1996.

Biedt een gebruikelijke voorziening (droogtrommel etc) een oplossing?

Ja > er is geen grondslag voor een indicatie hulp bij het huishouden

Nee, gedeeltelijk > ga door naar 2.6.

2.6. Is de doelstelling het voorkomen of compenseren van het disfunctioneren van de verzorging van het huishouden.

Ja > ga door naar 2.7.

Nee > er is geen indicatie.

2.7. Gezinssamenstelling

Alleenstaand? > ga door naar 2.9.

Alleenstaand ouder met kinderen < 12? > ga door naar 2.9.

Alleenstaand ouder met kinderen tussen 12-18?

> ga door naar 2.8.1.

Volwassen huisgenoten, met/zonder kinderen?

> ga door naar 2.8.2.

2.8 Gebruikelijke Zorg

2.8.1 kan er sprake zijn van gebruikelijke zorg van kinderen 12-18?

2.8.2. kan er sprake zijn van gebruikelijke zorg door volwassen huisgenoten?

2.8.3 is er sprake van gebruikelijke zorg door de ouders voor hun kinderen?

Zie protocol Gebruikelijke Zorg.

2.8.1. Ja > inventariseer de huishoudelijke taken die door kinderen van 12-18 jaar worden uitgevoerd. Voor die taken is geen indicatie. Ga door naar 2.9.

2.8.2. Ja > ga door naar 2.10.

2.8.3. Ja: de zorg en opvang van kinderen, ga door naar 2.10.

2.8. Nee > ga door naar 2.9.

2.9. Is er sprake van bereidheid, beschikbaarheid en vrijwilligheid van de mantelzorg buiten cliëntsysteem?

Ja > ga door naar 2.10.

Nee > ga door naar 2.11.

2.10 Is er sprake van overbelasting en dreigende uitval?

Bij gebruikelijke zorg > medische onderbouwing.

Bij mantelzorg > uitspraak mantelzorger/cliënt.

Nee > geen indicatie voor dat deel dat vrijwillig wordt voortgezet.

Ja > ga door naar 2.11.

2.11. Oplossingsrichtingen:

2.11.1. Er bestaat een noodzaak aan training, instructie.

2.11.2 Er bestaat een noodzaak aan toezicht en/of sturing.

2.11.3. De noodzaak bestaat tot het overnemen van taken.

2.11.1 > hulp bij het huishouden evt in combinatie met activerende begeleiding, of alleen activerende begeleiding

2.11.2 > hulp bij het huishouden evt. in combinatie met ondersteunende begeleiding, of alleen ondersteunende begeleiding

2.11.3. > (deels) overnemen.

2.12. Bepaling Hh1 of Hh2

2.12.1. Moet één van de volgende taken worden overgenomen:

·Opvang en / of verzorging van kinderen / volwassen huisgenoten;

·Helpen met de maaltijdbereiding;

·Helpen in huis met de zelfverzorging;

·Dagelijkse organisatie van het huishouden (bijv. lichte administratieve werkzaamheden);

·Instructie, advies en voorlichting gericht op het huishouden;

·Eenvoudige psychosociale hulp en observatie.

2.12.2. Is er sprake van één van de volgende situaties:

1Door de beperkingen die de cliënt ondervindt is hij niet in staat de hulp duidelijk te maken wat die moet doen.

2Er zijn bijzondere signalerende taken die kennis vereisen over de conditie van de cliënt en over symptomen van mogelijke complicaties. Het gaat daarbij om gevallen waarbij de cliënt of de directe omgeving niet in staat is zelf op tijd zorg in te schakelen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij psychiatrische stoornissen.

3Door de beperking van de cliënt of door bijzondere kenmerken van de huishouding, heeft de hulp expertise of vaardigheden nodig die het uitvoeren van huishoudelijk

Ja > Hh2 wordt geïndiceerd

beide Nee > Hh1 wordt geïndiceerd.

  • 3.

    Normering huishoudelijke taken in minuten.

    3.1. Huishoudelijke werkzaamheden

    Voor de hulp bij het huishoudenzijn standaardindicaties ontwikkeld die zijn opgenomen in bijlage 1. In deze paragraaf wordt per activiteit een normtijd aangegeven.

    3.1.1. Boodschappen voor het dagelijkse leven doen

    TOTAAL

    1 maal per week

    60 min p/w

    Boodschappenlijst samenstellen

    Boodschappen inkopen en opslaan - wekelijks

    Factoren meer/minder hulp: Indien het cliëntsysteem bestaat uit meer dan 4 personen, of er zijn kinderen < 12 jaar, kan er 2x per week boodschappen worden geïndiceerd; +30 min, wanneer afstand tot de winkels groot is,

    3.1.2. Maaltijdverzorging: broodmaaltijd

    (bereiding broodmaaltijd/warme maaltijd)

    TOTAAL warm TOTAAL brood

    30 min p.k

    15 min p.k

    Broodmaaltijd klaarzetten

    Tafel dekken en afruimen

    Koffie/thee zetten

    Afwassen (machine-handmatig)

    Eten bereiden

    voorbereiden

    koken

    Opslaan en beheer levensmiddelenvoorraad Afwassen en opruimen

    Factoren meer/minder hulp

    Aanwezigheid kinderen < 12 jaar: + 20 min per keer.

    3.1.3. Licht poetswerk in huis: kamers opruimen

    TOTAAL

    60-90 min p.w

    Activiteiten

    Afwassen, indien geen maaltijdvoorbereiding is geïndiceerd

    §Handmatig: 15 – 30 minuten per keer

    §Machine in- en uitruimen: 10 minuten per keer

    Hand en spandiensten

    Opruimen Totaal dagelijkse beurt interieur is afhankelijk van de grootte van de woning en de specifieke kenmerken van het cliëntsysteem: 15 tot 40 minuten per keer

    Stof afnemen/ragen

    Bedden opmaken

    Factoren meer/minder hulp

    PG problematiek/communicatieproblemen.

    Aantal kinderen onder de 12.

    Huisdieren: bij allergie: eerst sanering.

    Allergie voor huisstofmijt, COPD: in gesaneerde woning.

    Ernstige beperkingen in gebruik van armen en handen.

    Alleen de kamers die in gebruik zijn, worden schoongehouden. Voor een cliëntsysteem zonder kinderen max. 20 min per keer, voor een cliëntsysteem met kinderen < 12 max. 30 min per keer.

    Frequentie: In principe max. 3 maal per week 20-30 min.

    Dit betekent dat iemand die naast overname zwaar huishoudelijk werk 1.5 ook overname van licht huishoudelijk werk 1.4 nodig heeft, in de praktijk één klasse boven de klasse voor 1.5 uitkomt. Dus klasse 2 (klein huis, tot 3 kamers/seniorenwoning/ 1 persoon) of 3 (groot huis/3 kamers of meer/ tweepersoons huishouden)

    3.1.4. Huishoudelijke werkzaamheden: stofzuigen, wc/badkamer schoonmaken

    TOTAAL

    TOTAAL Zwaar huishoudelijk werk: de omvang van de benodigde ondersteuning is meer afhankelijk van de grootte en inrichting van de woning dan van de aanwezigheid van een extra persoon.

    1 persoonshuishouden/

    < 2 kmrs klasse 1 1x per 3

    uur in de 14 dgn,

    2 persoonshuishouden/

    > 3 kmrs klasse 2 XX uur

    Stofzuigen

    Schrobben dweilen soppen: sanitair en keuken

    Bedden opmaken/verschonen

    Opruimen huishoudelijk afval

    Factoren meer /minder hulp: zie ook onder 4.1.3.

    In grote woningen met hoge bezettingsgraad, vervuilingsgraad, COPD problematiek of aanwezigheid van jonge kinderen is een hogere klasse reëel. Verzorgen van huisdieren valt in de marge van de klasse.

    Frequentie:

    Met de genoemde verrichtingen worden de wekelijkse activiteiten bedoeld.

    3.1.5. Verzorging kleding/linnengoed

    TOTAAL

    1 pers. 60 min

    2 pers. 90 min per week

    Kleding en linnengoed sorteren en wassen in wasmachine

    Centrifugeren, ophangen, afhalen,

    Was drogen in droogmachine Vouwen, strijken, opbergen

    Ophangen/afhalen wasgoed

    Factoren meer minder werk

    Aantal kinderen < 16 jaar + 30 min per kind per week.

    Bedlegerige patiënten + 30 min.

    Extra bewassing i.v.m. overmatige transpiratie, incontinentie, speekselverlies enz.: + 30 min.

    Frequentie:

    eenmaal per week, huishoudens met kleine kinderen maximaal 3x per week.

    3.2. Organisatie van het huishouden

    3.2.1. Opvang en/of verzorging van kinderen/volwassen huisgenoten (anderen helpen met zelfverzorging)en Anderen helpen bij het bereiden van maaltijden

    De grondslag ligt bij de ouder. Deze is tijdelijk niet in staat om de ouderrol op zich te nemen.

    TOTAAL

    Tot max. van 40 uur aanvullend op eigen mogelijkheden

    Wassen en aankleden

    Hulp bij eten en/of drinken

    Maaltijd voorbereiden

    Sfeer scheppen, spelen

    Opvoedingsactiviteiten

    Factoren meer/minder werk

    Aantal kinderen -/+.

    Leeftijd kinderen -/+.

    Gezondheidssituatie/functioneren kinderen/huisgenoten.

    Aanwezigheid gedragsproblematiek +.

    Samenvallende activiteiten -.

    Klasse: afhankelijk van de situatie, indien kinderen < 6 jaar gecombineerd met hulp bij het huishouden activiteiten tot een max. omvang van 40 uur per week.

    3.2.2 Dagelijkse organisatie van het huishouden

    TOTAAL

    30 min p.w.

    administratieve werkzaamheden t.b.v. klant

    organisatie huishoudelijke activiteiten

    plannen en beheren van middelen m.b.t. het huishouden

    Factoren meer/minder werk:

    Communicatieproblemen.

    Aantal huisgenoten, vooral kinderen < 16.

    (psychosociale) problematiek bij meerdere gezinsleden.

    Frequentie

    1 x per week klasse 1-2.

    3.3 Hulp bij ontregelde huishouding, in verband met psychische stoornissen

    3.3.1. Psychosociale begeleiding, tevens observeren

    TOTAAL

    In combinatie met activiteiten onder 1 en 2

    30 min p.w.

    Formuleren doelen/bijstellen doelen met betrekking tot het huishouden

    Helpen handhaven/verkrijgen/herkrijgen structuur in het huishouden

    Helpen handhaven vergroten van zelfredzaamheid m.b.t. budget

    Begeleiden ouders bij opvoeding kinderen

    Begeleiden kinderen

    3.3.2. Advies, instructie, voorlichting, gericht op het huishouden

    TOTAAL

    instructie omgaan met hulpmiddelen

    Instructie licht huishoudelijk werk

    Instructie textielverzorging

    §boodschappen doen

    §koken

    30 min per keer

    Factoren meer/minder werk:

    Communicatieproblemen +.

    Frequentie:

    3 x per week max. 6 weken

  • 4.

    Veelgestelde vragen

    4.1. Maaltijdverzorging en boodschappen doen in de Wmo

    Maaltijdbereiding en boodschappen doen vindt niet structureel plaats binnen de Wmo voorziening hulp bij het huishouden. Cliënten moeten voor de maaltijdbereiding en boodschappen in eerste instantie een beroep doen op de eventueel aanwezige –volwassen, gezonde huisgenoten (gebruikelijke zorg). Als dezen door beperkingen in het zelfzorgvermogen de warme maaltijd niet kunnen verzorgen, moet worden nagegaan welke mogelijkheden mantelzorg, vrijwilligers en voorliggende of algemeen gebruikelijke voorzieningen bieden. Te denken valt aan kant en klaarmaaltijden, gemeentelijke maaltijdvoorziening, boodschappendiensten of bezorging aan huis. Indien voorliggende voorzieningen niet tegemoet kunnen komen aan de eisen van een, door een arts voorgeschreven, dieet, kan deze taak in de thuissituatie worden geïndiceerd. In leefeenheden met jonge (<12 jr. ) kinderen kan in een crisissituatie voor een beperkte periode, in combinatie met activiteit 2.1. een indicatie gesteld worden. Als de huisgenoten door onvoldoende kennis of vaardigheden niet in staat zijn om te koken, wordt hen aangeboden om het koken te leren.

    Keuze is dan:

    • 1.

      Voorliggende voorzieningen en mantelzorg zijn niet adequaat.

    • 2.

      Het gaat om het voorbereiden van de warme maaltijd.

    • 3.

      In principe beperkt tot max. 3 keer per week.

    • 4.

      Max. drie maanden in tijd van crisis.

    • 5.

      Aanleren gaat voor overnemen.

    • 4.

      2. Zorg in een gezin met een gehandicapt kind

    Bij ondersteuning van de verzorgende ouder(s) van een gezin met een gehandicapt kind geldt, dat geïnventariseerd wordt wat gezien de leeftijd van het kind tot de gebruikelijke ouderlijke zorgplicht behoort en waarin de ouder(s) dus extra zorg leveren. Van deze extra zorg wordt van de ouders gevraagd welke zorg ze bereid zijn vrijwillig te blijven leveren, zonder dat er overbelasting dreigt. Voor dat deel wordt dan geen indicatie gegeven. Daarnaast wordt onderzocht op welke gebieden zij ondersteuning vanuit de Wmo nodig hebben. Deze extra zorg valt dan onder de functie persoonlijke verzorging of ondersteunende begeleiding uit de AWBZ.

    4.3. Kinderverzorging en –opvang bij gehandicapte, chronisch zieke ouder

    Als de ouder in een éénoudergezin uitvalt, gehandicapt is of raakt en er op basis van grondslag en beperkingen een noodzaak bestaat tot kinderverzorging en -opvang wordt deze geïndiceerd volgens de normering. De opvang voor kinderen behoort in principe tot gebruikelijke zorg. De verzorging kan leiden tot een aanspraak. Van de ouder(-s) mag verwacht worden maximaal te zoeken naar mogelijkheden de opvang zelf te regelen, bijvoorbeeld: kinderopvang, van en naar school brengen etc.

    Wanneer –voor het deel dat niet anders kan worden geregeld/gefinancierd- een Wmo-voorziening is geïndiceerd, kan dat langdurig noodzakelijk zijn. Herindiceren is aan de orde in relatie tot leeftijd kinderen en verandering van omstandigheden. Een chronisch ziek, gehandicapt gezinslid kan een grote belasting betekenen voor een gezin. Ook bij twee ouders is het risico op overbelasting van de gezonde verzorgende ouder groot; dit kan leiden tot een indicatie voor hulp bij het huishouden ter ontlasting ook al is er in principe geen sprake van activiteiten in de sfeer van persoonlijke verzorging (uitruil). Onderzoek altijd de dreiging van overbelasting.

    4.4. Ouderlijke zorgplicht bij echtscheiding

    Bij echtscheiding vervalt het samenwonen en daarmee dus ook de gebruikelijke zorg voor het huishouden en de onderlinge persoonlijke verzorging van partners. De zorgplicht voor de kinderen verdwijnt niet. Bij uitval van de verzorgende ouder moet wel onderzoek gedaan worden naar de mogelijkheid van opvang van de kinderen door de niet thuiswonende ouder door te kijken naar de voor de rechtbank vastgelegde afspraken tussen de ex-echtgenoten. Voor die perioden dat de kinderen bij de verzorgende -uitgevallen- ouder zijn kan er dan een indicatie voor opvang zijn. Als de zorgplicht door de niet-verzorgende ouder kennelijk niet wordt nagekomen, beschouwen we de situatie als een éénoudergezin.

    4.5. Verzorging kleding en linnengoed

    Huisgenoten worden geacht de was te doen (gebruikelijke zorg). Indien er geen huisgenoten aanwezig zijn, dient te worden onderzocht of in redelijkheid geen beroep mogelijk is op andere mantelzorgers. Kan op bovenstaande voorzieningen geen beroep worden gedaan dan kan er een indicatie voor een Wmo-voorziening zijn, uitsluitend in combinatie met andere activiteiten onder de voorziening hulp bij het huishouden, activiteit 1.0.

    4.6. Hulp bij het huishouden in relatie tot begeleid wonen

    Hulp bij het huishouden in het RIBW en gezinsvervangend tehuis (GVT): voor het ondersteunen van een cliënt in het uitvoeren van huishoudelijke taken in de setting van een RIBW zal naar de aard van de problematiek vooral ondersteunende begeleiding worden geïndiceerd. Indien overname van taken aan de orde is, gaat het om hulp bij het huishouden. Zie ook 1.4.

    4.7. Hulp bij het huishouden in terminale situaties.

    In terminale of andere chronische situaties waarin mantelzorgers zwaar belast worden met zorgtaken kunnen de normeringen betreffende gebruikelijke zorg soepeler worden gehanteerd. Daarbij is de uitruil-optie van toepassing. Het overnemen van huishoudelijke taken indien een partner terminaal is, is in grote mate ontlastend voor de andere partner. Deze vorm van hulp maakt het inzetten van begeleidingsuren (ondersteunende begeleiding) overbodig of minder noodzakelijk.

    4.8. Hulp bij het huishouden boven de 75 jaar

    In d beleidsregel Gebruikelijke Zorg wordt coulance betracht met betrekking tot ouderen. Als binnen een leefeenheid degene die de huishouding voert, uitvalt en de andere partner is weliswaar gezond, maar ouder dan 75, en niet meer leerbaar, dan wordt toch hulp bij het huishouden geïndiceerd. Wanneer de hulpbehoevende partner overlijdt, treedt een heel nieuwe situatie in. Na een periode waarin de overblijvende partner heeft kunnen wennen aan de nieuwe situatie, ervan uitgaande dat deze nog steeds gezond is, wordt een nieuwe indicatie gesteld. Daarbij geldt dat er wel kan worden geïndiceerd voor het aanleren van de huishoudelijke activiteiten, maar niet meer voor het volledig overnemen ervan.

    4.9 Hulp bij het huishouden bij huisstofmijtallergie

    Bij allergie voor huisstofmijt zal er advisering rond het saneren van de woning plaatsvinden door de daartoe bevoegde instanties, i.c. de CARA/COPD verpleegkundige (VP AIV). Een vraag naar hulp bij het huishouden zal dus pas aan de orde zijn wanneer sanering van de woning reeds heeft plaatsgevonden. Voor het stofvrij houden van de woning kan één klasse extra worden geïndiceerd.

    Aldus vastgesteld in de vergadering van 20 december 2007

    het college van Bergen op

    de secretaris, de burgemeester,

Bijlage 1 Op weg naar standaardisatie hulp bij het huishouden

Tijdnormering hulp bij het huishouden.

Nr

activiteiten

klasse

1.1

boodschappen doen voor het dagelijks leven

60 p week

1u

K1

1.2

broodmaaltijd bereiden

15 p keer

1u45

K1

1.3

warme maaltijd bereiden

30 p keer

3u30

K2

1.4

licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc)

60 p week

1u

K1

1.5

zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc)

90 p week

1u30

K1

1.6

de was doen (kleding/linnengoed wassen)

60 p week

1u

K1

1.7

huishoudelijke spullen in orde houden

Veel voorkomende combinaties

minuten

uren

klasse

1.4 + 1.5

licht + zwaar

150

2u30

K2

1.4 + 1.6

licht + was

120

2u

K2

1.5 + 1.6

zwaar + was

150

2u30

K2

1.4 + 1.5 + 1.6

licht + zwaar + was

210

3u30

K2

1.2 + 1.4 + 1.5 + 1.6

brood (7x) + licht + zwaar + was

315

5u15

K3

Hulp bij het huishouden alleenstaande (eengezinswoning)

Nr

activiteiten

minuten

uren

klasse

1.1

boodschappen doen voor het dagelijks leven

60 p week

1u

K1

1.2

broodmaaltijd bereiden

15 p keer

1u45

K1

1.3

warme maaltijd bereiden

30 p keer

3u30

K2

1.4

licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc)

60 p week

1u

K1

1.5

zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc)

180 p week

3u

K2

1.6

de was doen (kleding/linnengoed wassen)

60 p week

1u

K1

1.7

huishoudelijke spullen in orde houden –

Veel voorkomende combinaties

minuten

uren

klasse

1.4 + 1.5 licht + zwaar

240

4u

K3

1.4 + 1.6 licht + was

180

3u

K2

1.5 + 1.6 zwaar + was

240

4u

K3

1.4 + 1.5 + 1.6 licht + zwaar + was

300

5u

K3

1.2 + 1.4 + 1.5 + 1.6 brood (7x) + licht + zwaar + was

405

6u45

K3

Hulp bij het huishouden twee-/meerpersoonshuishouden (woonsituatie niet van belang)

Nr

Activiteiten

Minuten

Uren

Klasse

1.1

Boodschappen doen voor het dagelijks leven

60 p week (evt +)

1u

K1

1.2

Broodmaaltijd bereiden

15 p keer (evt +)

1u45

K1

1.3

Warme maaltijd bereiden

30 p keer (evt +)

3u30

K2

1.4

Licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc)

90 p week (evt +)

1u30

K1

1.5

Zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc)

180 p week (evt +)

3u

K2

1.6

De was doen (kleding/linnengoed wassen)

90 p week (evt +)

1u30

K1

1.7

Huishoudelijke spullen in orde houden –

Veel voorkomende combinaties

Minuten

Uren

Klasse

1.4 + 1.5

Licht + zwaar

270

4u30

K3

1.4 + 1.6

Licht + was

180

3u

K2

1.5 + 1.6

Zwaar + was

270

4u30

K3

1.4 + 1.5 + 1.6

Licht + zwaar + was

360

6u

K3

1.2 + 1.4 + 1.5 + 1.6

Brood (7x) + licht + zwaar + was

465

7u45

K4

‘evt +’ houdt in, dat extra tijd geïndiceerd kan worden bij grotere leefeenheden, aanwezigheid kleine kinderen, extra bewassing etc

Hulp bij het huishouden overige activiteiten alleenstaanden/twee- of meerpersoonsleefeenheden

Nr

Activiteiten

Minuten

Uren

Klasse

2.1

Anderen helpen in huis met zelfverzorging

2.2

Anderen helpen in huis bij bereiden maaltijd

tot max 40 uur p week

2.3

Dagelijkse organisatie van het huishouden

30 p week

0u30

K1

3.1

Psychologische begeleiding

30 p week

0u30

K1

3.2

Advies, instructie, voorlichting *

30 p keer (max 3 keer p week, 6 weken)

1u30

K1

* als AIV om huishouden aan te leren; dan geen tijd voor AIV indiceren, maar aan te leren activiteiten indiceren in tijd en AIV aanklikken om aan te geven dat het om aanleren van die activiteiten gaat.