Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen 2013

Geldend van 03-04-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE BERGEN 2013

Het college van de gemeente Bergen;

gelezen het voorstel van de afdeling Ontwikkeling van 21 augustus 2013;

gelet op het bepaalde in artikel 20 lid3 en artikel 22 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen 2013;

Besluit:

Vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen 2013

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1.

    • Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst.

  • 2. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien op grond van aanwijzingen duidelijk is geworden dat het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager een persoonsgebonden budget niet besteedt aan datgene waarvoor het gegeven is. Als blijkt dat de aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget, dan wordt dit als een contra-indicatie opgevat.

  • 3. Een persoonsgebonden budget wordt niet verstrekt aan de persoon die naar het oordeel van het college niet in staat is het budget op een verantwoorde wijze te beheren. Een persoonsgebonden budget wordt in ieder geval niet verstrekt aan de persoon:

      • a.

        die verkeert in staat van faillissement als bedoeld in de Faillissementswet;

      • b.

        die twee of meer schulden heeft waarvoor geen betalingsregeling is getroffen;

      • c.

        die wegens schuldenproblematiek wordt begeleid door Maatschappelijk Werk, de Kredietbank of een hiermee vergelijkbare dienstverlenende instantie;

      • d.

        ten aanzien waarvan door de rechter een schuldsanering is vastgesteld op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;

      • e.

        die onder curatele is gesteld, tenzij de curator zich bereid verklaart het persoonsgebonden budget te beheren;

      • f.

        wiens goederen onder bewind zijn gesteld, tenzij de bewindvoerder zich bereid verklaart het persoonsgebonden budget te beheren;

      • g.

        ten aanzien van wie misbruik of oneigenlijk gebruik van het persoonsgebonden budget is vastgesteld;

      • h.

        die verslaafd is in combinatie met financiële problemen;

      • i.

        die naar het oordeel van het college, gelet op in de zijn / haar persoon gelegen factoren, naar verwachting niet in staat zal zijn het budget op een verantwoorde wijze te beheren.

  • 4. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt steekproefsgewijs plaats, waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 5% van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar. Het college zal de besteding van het persoonsgebonden budget door de budgethouder steekproefsgewijs controleren.

  • 5. Bij bestedingen uit het persoonsgebonden budget moeten, voor minimaal 75% van de uitgaven, de volgende bewijsstukken worden bewaard tot minimaal het einde van het jaar volgend op het jaar van besteding:

    • a.

      de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

    • b.

      een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening.

  • 6. Bij overlijden van de cliënt, wordt per direct, het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden stopgezet. Het reeds uitbetaalde persoonsgebonden budget over de periode (4 weken) waarin iemand is overleden wordt niet teruggevorderd.

  • 7. De aanvrager moet een aparte bankrekening gebruiken / openen voor het persoonsgebonden budget en een zorgovereenkomst overleggen. De zorgovereenkomst kan op de website van SVB worden gedownload.

  • 8. Voor een periode korter dan 3 maanden wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt voor Hulp bij het huishouden.

Hoofdstuk 2 Eigen bijdragen en eigen aandeel

Artikel 2 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1.

      • Een eigen bijdrage is verschuldigd voor:

        a. Voorzieningen verstrekt in natura;

        b. Voorzieningen verstrekt als persoonsgebonden budget;

  • 2. In afwijking van het in lid 1 onder sub a. en b. gestelde is geen eigen bijdrage verschuldigd voor rolstoelvoorzieningen, regiotaxi-passen en voorzieningen aan personen jonger dan 18 jaar (ook niet aan de ouders).

  • 3. De hoogte van de eigen bijdrage hangt onder andere af van de zorg, hulp en voorzieningen die worden ontvangen in de vorm van een persoonsgebonden budget of in natura.

  • 4. Een eigen aandeel is verschuldigd voor voorzieningen die verstrekt zijn als financiële tegemoetkoming.

  • 5. De bedragen en het percentage die gelden voor een eigen bijdrage of eigen aandeel zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in artikel 4.1, lid 1van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Bmo), zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 6. Het bedrag aan eigen bijdrage of het eigen aandeel kan nooit meer bedragen dan de huur – of kostprijs van de voorziening, de hoogte van het persoonsgebonden budget en verstrekte financiële tegemoetkoming.

  • 7. Voor voorzieningen die in eigendom en bruikleen worden verstrekt wordt de hoogte van de eigen bijdrage of het eigen aandeel berekend op de manier genoemd in artikel 4.1 Bmo.

  • 8a. De periode waarover de eigen bijdrage wordt opgelegd bedraagt:

    - maximaal 39 periodes van 4 weken (3 jaar) als de voorziening bestaat uit een in eigendom verschafte roerende zaak;

    - maximaal 39 periodes van 4 weken (3 jaar) als de voorziening bestaat uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die in eigendom is van de aanvrager;

    - bij het gebruik maken van een hulpmiddel die door de gemeente in bruikleen wordt verstrekt. Zolang de belanghebbende hiervan gebruik maakt;

    • -

      bij hulp bij het huishouden zolang van deze voorziening gebruik wordt gemaakt;

    • 8b.

      De termijn is ook gekoppeld aan de duur van verstrekking van de voorziening. Als er geen gebruik meer wordt gemaakt van de voorziening, wordt er geen eigen bijdrage meer worden geheven.

    • 8c.

      Bij verstrekking van een nieuwe individuele voorziening vangt ook een nieuwe periode aan. De oude voorziening wordt vervangen en het maakt niet uit of die in eigendom is verstrekt, want als er een vervangende voorziening wordt verstrekt, wordt geen ondersteuning meer geboden via die oude voorziening, ook al is die in eigendom verstrekt.

  • 9. Bij voorzieningen tot € 750,- wordt bij inning van de eigen bijdrage uitgegaan van de wettelijke minimale eigen bijdrage per periode van vier weken.

  • 10. De inning van de eigen bijdrage stopt bij het overlijden van belanghebbende of bij het niet meer afnemen of het gebruik van de voorziening.

  • 11. Vaststelling en inning van de eigen bijdrage en het eigen aandeel geschiedt krachtens mandaat van het college door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).

  • 12. Geen eigen bijdrage wordt gevraagd:

    - Aan personen jonger dan 18 jaar (ook niet aan de ouders).

    - Voor rolstoelen.

    - Als de aanvrager of zijn echtgenoot al op grond van artikel 4 of 14 van het Bijdragebesluit Zorg (verblijf in instelling of verzorgingshuis) een eigen bijdrage is verschuldigd.

    - Als het CAK niet binnen twee jaar na verzending van de Wmo-beschikking (waarin de voorziening wordt toegekend) een beschikking dan wel voorlopige beschikking heeft verstuurd over de te betalen eigen bijdrage.

  • 13. Géén eigen aandeel wordt gevraagd:

    - Aan personen jonger dan 18 jaar.

    - Als de aanvrager of zijn echtgenoot al op grond van artikel 4 of 14 van het Bijdragebesluit Zorg(verblijf in instelling of verzorgingshuis) een eigen bijdrage is verschuldigd.

Hoofdstuk 3 Beoordeling van de te bereiken resultaten

  • Resultaat A: Een schoon en leefbaar huis

Artikel 3. Vaststellen aantal uren Hulp bij het huishouden in uren

  • De omvang van de voorziening Hulp bij het huishouden wordt vastgesteld in aantal uren.

Artikel 4. Uurtarieven Hulp bij het huishouden

  • 1.

    • Tarief HH1: Huishoudelijke werkzaamheden in reguliere uren € 21,00 per uur;

    • Tarief HH2: Huishoudelijke werkzaamheden, aangevuld met organisatie van het huishouden in reguliere uren € 25,20 per uur.

  • 2. De uurtarieven HH1 en HH2 zijn conform het raadsbesluit 7 februari 2013 vastgesteld vanaf 1 januari 2013 voor 2 jaar zonder tussentijdse indexering.

Artikel 5. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget Hulp bij het huishouden

  • De vaststelling van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden is afgestemd op de geïndexeerde vergoedingen 2011. Dit wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van CPI ‘huishoudens’.

Artikel 6. Tijdelijke voorziening: respijtzorg

  • Respijtzorg kan worden verleend als eenmalige verstrekking voor een duur van enkele uren of een periode. Bij de verstrekking van respijtzorg gelden de regels voor Hulp bij het huishouden.

    Resultaat B: Wonen in een geschikt huis

    Als het gaat om uitbreiding van ruimten worden de volgende maxima aangehouden, tenzij medische noodzaak een ander maximum vergt. Uiteraard dient dat door een onafhankelijk adviserend arts (in principe de adviseur van de gemeente) aangegeven te worden.

    Soort vertrek

    Bij aanbouw (m²)

    Bij uitbreiding (m²)

    Woonkamer

    30

    6

    Keuken

    10

    4

    1 persoonsslaapkamer

    10

    4

    2 persoonsslaapkamer

    18

    4

    Toiletruimte

    2

    1

    Badkamer:

    Wastafelruimte

    Doucheruimte

    2

    3

    1

    2

    Entree/hal/gang

    5

    2

    Berging

    6

    4

Artikel 7. Financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget bij woonvoorzieningen

  • 1.

      • Indien de noodzaak tot een bouwkundige of woontechnische voorziening vaststaat en de kosten van de voorziening hoger zijn dan € 10.000,- dan zal het verhuisprimaat toegepast worden, zoals genoemd in artikel 12 lid 3 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen 2013.

  • 2. De financiële tegemoetkoming voor verhuiskosten als genoemd in artikel 12 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen 2013 is afhankelijk van de omvang van de te betrekken woning:

    € 1.185,- bij 1 of 2 kamers;

    € 1.420,- bij 3 kamers;

    € 1.595,- bij 4 kamers;

    € 1.860,- bij 5 kamers of meer.

    De tegemoetkoming in de verhuiskosten als genoemd artikel 12 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen 2013 wordt uitbetaald aan de hoofdbewoner van de woonruimte.

  • 3. Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken van de woning bedraagt maximaal € 2.500,-.

  • 4. Financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget bij woonvoorzieningen

    De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college opgevraagde offertes.

  • 5. Woningsanering

    Voor normbedragen m.b.t. woningaanpassingen wordt verwezen naar de maximale bedragen van het NIBUD (prijzengids NIBUD).

    Resultaat C: Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Artikel 8. Vaststelling korting maaltijdvoorziening

  • De hoogte van de korting per maaltijd is zodanig dat de prijs die de aanvrager per maaltijd betaalt maximaal € 4,20 bedraagt.

    Resultaat D: Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

    De bedragen van dit resultaatgebied zijn geborgd in resultaat A.

    Resultaat E: Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Artikel 9. Vaststellen aantal uren hulp

  • De omvang van de voorziening wordt vastgesteld in een aantal uren. Het maximum is 40 uur per week Het gaat om een kortdurende indicatie voor maximaal 6 weken en kan 1 keer worden verlengt met 6 weken.

    Resultaat F: Zich verplaatsen in en rond de woning

Artikel 10. Persoonsgebonden budget rolstoel

  • 1.

      • Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van goedkoopst compenserende voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud /reparatie en verzekeringskosten zoals vermeld in de door het college opgevraagde offerte bij een gecontracteerde aanbieder.

  • 2. Indien een aanvraag wordt ingediend voor alleen onderhoud /reparatie en verzekeringskosten van een voorziening wordt de tegemoetkoming gebaseerd op een gemiddeld bedrag voor onderhoud, reparatie en verzekeringskosten gedurende de gemiddelde levensduur (3,5 of 7 jaar) afhankelijk van de voorziening.

  • 3. Voor een rolstoel is geen eigen bijdrage verschuldigd.

    Resultaat G:Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 11. Persoonsgebonden budget vervoersmiddel

  • 1.

      • Het persoonsgebonden budget voor een vervoersmiddel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud /reparatie en verzekeringskosten zoals vermeld in de door het college opgevraagde offerte bij een gecontracteerde aanbieder.

  • 2. Indien een aanvraag wordt ingediend voor alleen onderhoud /reparatie en verzekeringskosten van een voorziening wordt de tegemoetkoming gebaseerd op een gemiddeld bedrag voor onderhoud, reparatie en verzekeringskosten gedurende de gemiddelde levensduur (3,5 of 7 jaar) afhankelijk van de voorziening.

Artikel 12. Financiële tegemoetkoming vervoerskosten

  • Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto, een taxi of een rolstoeltaxi is gebaseerd op maximaal 2000 kilometer op jaarbasis. Bij een (eigen) auto gaat het om een kilometervergoeding en voor een taxi of rolstoeltaxi gaat het om de ritkosten. Deze regeling is van toepassing voor zowel bewoners van een intramurale AWBZ-instelling, als voor zelfstandig wonenden.

    De tarieven die gehanteerd worden, zijn de tarieven die door het Rijk zijn vastgesteld.

    Resultaat H:De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

Artikel 13. Sportvoorziening

  • 1.

      • Belanghebbende kan in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de kosten voor de aanschaf, onderhoud, reparatie en indien van toepassing, de verzekeringskosten gedurende de gemiddelde levensduur van een sportvoorziening,welke maximaal eens in de 3 jaar wordt verstrekt, als sportbeoefening uitsluitend mogelijk is met een sporthulpmiddel.

  • 2. Het bedrag van deze financiële tegemoetkoming wordt vastgesteld op basis van een aantal opgevraagde offertes. Compensatie vindt plaats op basis van de goedkoopste en meest adequate oplossing en een eigen bijdrage/eigen aandeel is verschuldigd.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 14. Overgangsbepaling

      • Overgangsbepalingen eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1. Degene aan wie reeds voor 1 april 2014 een wmo voorziening in eigendom is verstrekt, is geen eigen bijdrage/ eigen aandeel verschuldigd.

Artikel 15. Inwerkingtreding

  • 1.

    • Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen 2013 treedt in werking op de dag na de bekendmaking met terugwerkende kracht tot 27 juni 2013.

  • 2.

    • In afwijking van het bepaalde in het eerste lid treedt Hoofdstuk 2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen 2013 in werking op 1 april 2014, met uitzondering van de eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden;

  • 3. Het Besluit individuele maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen 2012 wordt ingetrokken op 27 juni 2013.

Artikel 16. Citeertitel

  • Dit besluit wordt aangehaald als ‘Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen 2013’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van de gemeente Bergen op 27 augustus 2013
De secretaris de burgermeester