Regeling vervallen per 01-09-2010

Procedureverordening schadevergoeding ex artikel 49 Wet op de Ruimtelijke Ordening gemeente Bergen 2005

Geldend van 01-09-2005 t/m 31-08-2010

Intitulé

Procedureverordening schadevergoeding ex artikel 49 Wet op de Ruimtelijke Ordening gemeente Bergen 2005

Het college van Bergen ;

gelet op de artikelen 49 en 49a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening,

besluit vast te stellen de:

Procedureverordening schadevergoeding ex artikel 49 Wet op de Ruimtelijke Ordening gemeente Bergen 2005

Artikel 1: Begripsbepalingen

De verordening verstaat onder:

  • a.

    planschade: schade als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO);

  • b.

    planologische maatregel: de bepalingen van een bestemmingsplan, dan wel het besluit omtrent vrijstelling als bedoeld in de artikelen 17 of 19 WRO, dan wel een van de andere in artikel 49 WRO genoemde schadeoorzaken;

  • c.

    aanvrager, degene die een aanvraag om vergoeding van planschade indient;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    derde-belanghebbende: degene als bedoeld in artikel 49a WRO die heeft verzocht om ten behoeve van de verwezenlijking van een project een bestemmingsplan te herzien ofte wijzigen dan wel om vrijstelling te verlenen, anders dan bedoeld in artikel 31a of 31b WRO, en die met de gemeente een overeenkomst heeft gesloten inhoudende dat geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening komt de schade die rechtstreeks haar grondslag vindt in het besluit op dit verzoek en waarvan aanvrager vergoeding vraagt;

  • f.

    schadebeoordelingscommissie: een persoon of commissie belast met het adviseren inzake de door het college te nemen beschikking op een aanvraag om vergoeding van planschade en niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van dat bestuursorgaan;

  • g.

    drempelbedrag: recht als bedoeld in artikel 49, derde lid WRO.

Artikel 2: Indiening van de aanvraag en mededeling van ontvangst

  • 1. Een aanvraag om vergoeding van planschade wordt bij het college ingediend met gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Het college tekent de datum van ontvangst van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid onverwijld aan op het formulier waarbij de aanvraag is ingediend. De ontvangst wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk medegedeeld aan aanvrager. Van de aanvraag wordt een afschrift toegezonden aan de derde-belanghebbende.

  • 3. In de mededeling van ontvangst wijst het college de aanvrager erop dat voor het behandelen van de aanvraag een drempelbedrag verschuldigd is en deelt hem mede dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling op de rekening van de gemeente dan wel op een aangegeven plaats moet zijn gestort.

Artikel 3: Besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvrager

Indien het drempelbedrag niet binnen de in artikel 2, derde lid genoemde termijn is bijgeschreven of gestort, verklaart het college de aanvrager niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat aanvrager in verzuim is geweest.

Artikel 4: Besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid

  • 1. Het college wijst de aanvraag binnen acht weken na de dag van verzending van de mededeling van ontvangst af, indien sprake is van kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid van de aanvraag.

  • 2. De termijn van acht weken kan een keer met ten hoogste vier weken worden verlengd.

Artikel 5: Besluit tot opdrachtverstrekking

Indien geen toepassing wordt gegeven aan artikel 3 of artikel 4 wijst het college uiterlijk bij het verstrijken van de in artikel 4 bedoelde termijn een schadebeoordelingscommissie aan en verstrekt een opdracht om ter zake van de aanvraag advies uit te brengen.

Artikel 6: Werkwijze van de schadebeoordelingscommissie

  • 1. De schadebeoordelingscommissie stelt de aanvrager, een derde-belanghebbende en het college in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling hun visie te geven over de aanvraag om vergoeding van planschade.

  • 2. Van een mondelinge uiteenzetting door de aanvrager, de derde-belanghebbende of de vertegenwoordiger van het college wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt opgenomen in het advies.

  • 3. De commissie neemt de situatie ter plaatse op. De commissie beraadt zich, zo nodig in overleg met partijen, omtrent de mogelijkheden, welke de bepalingen van het bestemmingsplan of andere toepasselijke maatregelen zouden kunnen bieden ter voorkoming of beperking van de schade.

  • 4. De commissie gaat allereerst na of naar haar mening de aanvrager ten gevolge van een besluit als bedoeld in artikel 49 schade lijdt, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven.

  • 5. Leidt dit onderzoek tot een bevestigende beantwoording, dan berekent de commissie de ten laste van de aanvrager blijvende schade en de billijke schadevergoeding.

Artikel 7: Advisering

  • 1. De schadebeoordelingscommissie brengt binnen zestien weken na ontvangst van de opdracht een schriftelijk en gemotiveerd conceptadvies aan het college uit omtrent de gegrondheid van de aanvraag en de hoogte van de te vergoeden planschade.

  • 2. Van een overschrijding van de in het eerste lid genoemde termijn stelt de schadebeoordelingscommissie het college schriftelijk in kennis, met vermelding van de nieuwe termijn waarbinnen zij het conceptadvies zal uitbrengen.

  • 3. De schadebeoordelingscommissie zendt een afschrift van het conceptadvies aan de aanvrager en een derde-belanghebbende, en stelt de aanvrager en de derdebelanghebbende in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van het conceptadvies schriftelijk een reactie daarop ter kennis van de schadebeoordelingscommissie te brengen.

  • 4. Bij tijdige ontvangst van eventuele reacties brengt de schadebeoordelingscommissie binnen vier weken na verloop van de in het derde lid bedoelde termijn een definitief advies uit aan het college. Zij kan de termijn van vier weken eenmalig met vier weken verlengen, van welke verlenging zij mededeling doet aan het college.

  • 5. Indien niet binnen de in het derde lid bedoelde termijn een reactie is ingebracht, brengt de schadebeoordelingscommissie binnen twee weken na verloop van deze termijn een definitief advies uit aan het college.

  • 6. De schadebeoordelingscommissie zendt een afschrift van het definitieve advies aan de aanvrager en de derde-belanghebbende.

Artikel 8: Beschikking van het college

  • 1. Binnen zes weken na ontvangst van het advies beslist het college op de aanvraag om vergoeding van planschade.

  • 2. Het college kan deze termijn een keer met ten hoogste vier weken verlengen.

Artikel 9: Uitbetaling

Indien het college een vergoeding van planschade vaststelt, vindt uitbetaling plaats op een door aanvrager aangegeven rekening direct na het onherroepelijk worden van deze beschikking.

Artikel 10: Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 september 2005.

  • 2. De aanvragen om schadevergoeding, welke voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend, worden op grond van de "Procedureverordening Schadevergoeding ex artikel 49 Wet op de Ruimtelijke Ordening 2001" afgehandeld.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als 'Procedureverordening Schadevergoeding ex artikel 49 Wet op de Ruimtelijke Ordening gemeente Bergen 2005'.

Ondertekening

Aldus, vastgesteld op 9 augustus 2005 in de openbare vergadering van het college vanBergen;
Secretaris, burgermeester,
L.A.M. Aarden P.H. de Winter

Nota-toelichting

Toelichting bij de Procedureverordening schadevergoeding ex artikel 49 Wet op de Ruimtelijke Ordening gemeente Bergen 2005

Algemene toelichting

Op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) heeft een belanghebbende de mogelijkheid om van de gemeente een vergoeding te krijgen voorde schade die hij ondervindt als gevolg van een bestemmingsplan of een daarmee gelijk te stellen planologische maatregel, zoals bijvoorbeeld een vrijstelling als bedoeld in de artikelen 17 en 19 WRO, die redelijkerwijs niet voor zijn rekening dient te komen.

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de WRO geven voorschriften over de wijze waarop een vergoeding, als bedoeld in artikel 49 WRO, in de praktijk 'planschade' genoemd, moet worden aangevraagd en hoe een aanvraag door het college moet worden behandeld. Het college heeft de mogelijkheid een verordening vast te stellen met aanvullende procedureregels voor die gevallen waarin om toepassing van artikel 49 WRO wordt gevraagd. Van deze mogelijkheid wordt hier gebruikgemaakt.

De procedureverordening sluit aan bij de Wijzigingswet planschade, Wet van 8 juni 2005, Staatsblad 2005, 305 die voorziet in verbetering van de planschadewetgeving door wijziging van artikel 49 WRO en invoering van een nieuw artikel 49a.

In het voetspoor van de wijzigingswet bevat de gemeentelijke procedureregeling met name de volgende nieuwe elementen:

  • -

    het college - en niet meer de raad - is bevoegd gezag voor het afdoen van aanvragen om vergoeding van planschade;

  • -

    de aanvrager wordt niet-ontvankelijk verklaard als het drempelbedrag niet bijtijds is voldaan;

  • -

    de initiatiefnemer van de planwijziging met wie de gemeente in een verhaalscontract heeft afgesproken dat hij de planschadekosten voor zijn rekening neemt, krijgt in de procedureregeling een positie als derde-belanghebbende: hij krijgt gelegenheid tot inspraak voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1: Begripsbepalingen

- Schadebeoordelingscommissie

De Awb bevat in afdeling 3.3 regels inzake advisering. Artikel 3:7 Awb bevat bijvoorbeeld het voorschrift dat het bestuursorgaan aan de adviseur de gegevens ter beschikking stelt die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak. Bij onze opdrachten zullen wij de schadebeoordelingscommissie, de adviseur in de zin van afdeling 3.3 van de Awb de nodige informatie verstrekken.

-Derde-belanghebbende

Het kan zijn dat de gemeente met de verzoeker van een planherziening of planvrijstelling een overeenkomst heeft gesloten ter compensatie van de door de gemeente eventueel toe te kennen vergoeding van planschade als gevolg van de gevraagde planologische maatregel. Deze verzoeker wordt in artikel 49a WRO aangemerkt als belanghebbende bij een besluit op een aanvraag om vergoeding van planschade ter zake van deze planologische maatregel. In aansluiting op deze bepaling krijgt de verzoeker in de procedureregeling gelegenheid tot inspraak bij de voorbereiding van het gemeentelijk besluit ter zake van de planschadeclaim.

Artikel 2: Indiening van de aanvraag en mededeling van ontvangst

-Eerste lid

Vast moet staan dat het binnengekomen schrijven een aanvraag bevat om vergoeding van schade als bedoeld in artikel 49 WRO en dat daarbij tevens wordt voldaan aan de vereisten van artikel 4:2 Awb: de aanvraag moet worden ondertekend en ten minste bevatten: naam en adres van de aanvrager, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.

Aanvrager moet gebruikmaken van een door het college vastgesteld formulier. Daarin moet aanvrager onder meer ook aangeven welke van de in artikel 49 WRO genoemde planologische maatregelen volgens hem oorzaak zijn van schade. Volgens artikel 4:2, tweede lid en artikel 4:5 Awb heeft het bestuursorgaan de mogelijkheid om later aanvulling van de aanvraag te verlangen. De wet noemt daarvoor geen termijn. Dit betekent dat het college op elk moment tijdens de behandeling van de aanvraag alsnog kan besluiten tot het laten aanvullen van de aanvraag, indien blijkt dat bepaalde belangrijke gegevens ontbreken.

-Tweede lid

Registratie van de datum van ontvangst van de aanvraag is van belang voor de bepaling van de wettelijke rente over de uit te keren schadevergoeding en voorts in verband met de verjaringsregeling in het nieuwe artikel 49 WRO: een aanvraag om vergoeding van schade als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onder a, b, c of f, moet worden ingediend binnen vijfjaar nadat de desbetreffende bepaling van het bestemmingsplan of het desbetreffende besluit

onherroepelijk is geworden. Het is aan te bevelen de envelop met postzegel of poststempel te bewaren.

-Derde lid

Ter zake van een aanvraag om vergoeding van planschade is een drempelbedrag verschuldigd. De wet bepaalt dat teruggaaf wordt verleend indien op de aanvraag geheel of gedeeltelijk positief wordt beslist.

Artikel 3: Besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvrager

Deze bepaling is direct ontleend aan artikel 49, derde lid WRO. In uitzonderlijke gevallen kan worden geoordeeld dat aanvrager inderdaad niet in verzuim is geweest, bijvoorbeeld als het college de mededeling van ontvangst per abuis verkeerd heeft geadresseerd. Als dit blijkt, kan het college zijn besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvrager herzien.

Artikel 4: Besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid

Volgens vaste rechtspraak moet de gemeente bij de behandeling van aanvragen om planschadevergoeding een objectief en deskundig advies inwinnen, behoudens de uitzonderingsgevallen dat de aanvraag wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid of ongegrondheid direct moet worden afgewezen. Overeenkomstig deze rechtspraak geeft artikel 4 aan dat het college in dergelijke gevallen een aanvraag kan afwijzen zonder advies in te winnen. Zo'n afwijzing zal slechts in bijzonder duidelijk liggende gevallen verantwoord zijn; daardoor worden onnodig werk en onnodige kosten voorkomen.

Tegen de achtergrond van de bestaande jurisprudentie en voorts de in artikel 49 WRO opgenomen nieuwe verjaringsregeling kunnen de volgende voorbeelden worden genoemd van situaties waarbij directe afwijzing van de aanvraag voor de hand ligt:

  • -

    De gestelde schade, indien en voorzover al aanwezig, vloeit niet voort uit de door de aanvrager vermelde planologische maatregel, en evenmin uit een andere in artikel 49 WRO genoemde planologische maatregel, maar kan slechts het gevolg zijn van een andere oorzaak dan de in artikel 49 WRO genoemde, zoals een gemeentelijk structuurplan, een gemeentelijke structuurvisie, een gemeentelijk verkeersplan of een niet-gemeentelijke planologische maatregel.

  • -

    De gestelde schade kan, indien en voorzover al aanwezig, weliswaar het gevolg zijn van de door de aanvrager vermelde planologische maatregel of een andere in artikel 49 WRO genoemde planologische maatregel, maar deze oorzakelijke planologische maatregel is nog niet van kracht geworden.

  • -

    De gestelde schade kan weliswaar het gevolg zijn van de door de aanvrager vermelde planologische maatregel of een andere in artikel 49 WRO, eerste lid onder a, b, c of f genoemde planologische maatregel, maar deze oorzakelijke planologische maatregel is vijfjaar of langer geleden, gerekend vanaf de indiening van de aanvraag, onherroepelijk geworden.

In deze voorbeelden wordt ervan uitgegaan dat het college een eventuele vermelding door de aanvrager van de verkeerde planologische oorzaak ambtshalve converteert in de vermelding van de juiste planologische oorzaak, vermeld in artikel 49 WRO, indien zodanige oorzaak tenminste aan de orde is. Een eventueel verkeerde oorzaakvermelding kan in deze situatie derhalve niet direct leiden tot afwijzing van de claim. Stel bijvoorbeeld dat iemand een schadeclaim indient op grond van een bestemmingsplan, terwijl de gestelde schade in werkelijkheid slechts het gevolg kan zijn van een projectbesluit ex artikel 19 WRO, dan zal het college de claim als zodanig ook beschouwen en behandelen.

Artikel 5: Besluit tot opdrachtverstrekking

Het college schakelt een schadebeoordelingscommissie in om een zo goed mogelijk en zo objectief mogelijk advies te krijgen over de vraag of er inderdaad sprake is van schade ex artikel 49 WRO en vervolgens over de omvang van de schadevergoeding. Op grond van het bepaalde in artikel 5 kan het college per geval een schadebeoordelingscommissie aanwijzen. Door per aanvraag te bezien welke schadebeoordelingscommissie moet worden ingeschakeld, bestaat de mogelijkheid om de keuze afhankelijk te maken van de complexiteit en de aard van het verzoek. Uiteraard is het mogelijk over het algemeen te werken met dezelfde schadebeoordelingscommissie of met een specifieke schadebeoordelingscommissie voor bijzondere onderwerpen.

Artikel 6: Werkwijze van de schadebeoordelingscommissie

Het horen van de aanvrager, de eventuele derde-belanghebbende en het college kan naar keuze gescheiden of gezamenlijk plaatsvinden. Voorts zal de schadebeoordelingscommissie zo nodig de situatie ter plaatse opnemen.

Artikel

7: Advisering

In dit artikel wordt met name geregeld dat de schadebeoordelingscommissie aan de aanvrager en een derde-belanghebbende inzage geeft in het conceptadvies met mogelijkheid tot reageren. Opbouw en volgorde van het advies kunnen aan de schadebeoordelingscommissie worden overgelaten.

Artikel 8: Beschikking van het college

Het college dat voornemens is een aanvraag geheel of gedeeltelijk af te wijzen, behoeft de aanvrager, naar mag worden aangenomen, niette horen: zie artikel 4:12 Awb op grond waarvan geen hoorplicht geldt bij beschikkingen van financiële aard. In het tweede lid is een verlengingsmogelijkheid opgenomen, indien de termijn in het eerste lid onverhoopt niet gehaald kan worden. Bij ingewikkelde aanvragen of verschillende zienswijzen kan verlenging noodzakelijk zijn.