Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren gemeente Bergen

Geldend van 17-02-2011 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren gemeente Bergen

De raad van de gemeente Bergen;

gelezen het voorstel van het college van Bergen van 8 december 2010;

gezien het advies van de Algemene raadscommissie van 6 januari 2011;

gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 12, eerste lid, onderdeel a van de Wet investeren in jongeren;

overwegende dat het noodzakelijk is bij verordening regels te stellen aangaande de inhoud van het werkleeraanbod in het kader van de Wet investeren in jongeren;

B E S L U I T:

Tot het vast te stellen van de hierna volgende

Verordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongeren.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Verordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongeren

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN 2

Artikel 1. Begripsomschrijvingen 2

HOOFDSTUK 2. BELEID EN FINANCIËN 2

Artikel 2. Opdracht college 2

Artikel 3. Aanspraak op ondersteuning 3

Artikel 4. Beleidskader 3

Artikel 5. De voorzieningen 3

Artikel 6. Verplichtingen van de jongere 3

Artikel 7. Intrekking werkleeraanbod 3

HOOFDSTUK 3. SUBSIDIE EN VERGOEDINGEN 3

Artikel 8. Subsidies 3

Artikel 9. Vergoedingen 3

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN 4

Artikel 10. Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet 4

Artikel 11. Hardheidsclausule 4

Artikel 12. Citeertitel 4

Artikel 13. Inwerkingtreding 4

Artikel 11. Hardheidsclausule 9

Artikel 12. Citeertitel 9

Artikel 13. Inwerkingtreding 9

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: de Wet investeren in jongeren;

  • b.

    Algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden;

  • c.

    Startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • d.

    Jongeren; (niet) uitkeringsgerechtigde personen in de leeftijdscategorie van 16 tot 27 jaar

  • e.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen

HOOFDSTUK 2. BELEID EN FINANCIËN

Artikel 2. Opdracht college

  • 1. Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of een voorziening gericht op arbeidsinschakeling aan.

  • 2. Het college kan het werkleeraanbod ook invullen met een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling dan wel één of meerdere voorzieningen.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan een werkleeraanbod ook bestaan uit een voorbereidingsperiode op een zelfstandig beroep of bedrijf, als bedoeld in artikel 17, zesde lid van de wet.

  • 4. Het college stemt het werkleeraanbod af op de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van de jongere, wiens recht op een werkleeraanbod is vastgesteld. Bij de invulling van het werkleeraanbod onderzoekt het college de mogelijkheden en omstandigheden van de jongere. Zij beziet daarbij tevens in hoeverre de wensen van de jongere bij de invulling van het werkleeraanbod kunnen worden betrokken.

Artikel 3. Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod komen in aanmerking voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte en beschikbare voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college doet een werkleeraanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze

    Verordening en het in artikel 4 genoemde beleidskader.

Artikel 4. Beleidskader

  • 1. Het College stelt ter nadere uitvoering van deze verordening een beleidsplan vast.

  • 2. Dit beleidsplan omvat in elk geval

    • a.

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van de arbeidsinschakeling van jongeren en de wijze waarop aandacht wordt besteed aan verschillende doelgroepen:

    • b.

      een omschrijving van de beschikbare voorzieningen;

    • c.

      een omschrijving van de beschikbare instrumenten ter ondersteuning van de arbeidsinschakeling;

    • d.

      de wijze waarop de voorzieningen worden ingezet voor de verschillende doelgroepen;

    • e.

      een omschrijving van de maatregelen die worden genomen om het niet-gebruik van voorzieningen tegen te gaan.

  • 3. Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de effecten van het beleid.

  • 4. Op het beleidskader, bedoeld in het eerste lid, bevat het advies van de clientraad.

Artikel 5. De voorzieningen

Onverminderd artikel 4 kan het college één of meer van de voorzieningen, bedoeld in paragraaf 4 van de Re-integratieverordening aanbieden.

Artikel 6. Verplichtingen van de jongere

Een jongere die gebruik maakt van een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening

heeft verbonden.

Artikel 7. Intrekking werkleeraanbod

Het college kan het werkleeraanbod intrekken of herzien, indien wijziging optreedt in de omstandigheden, krachten of bekwaamheden van de jongere dan wel indien de jongere niet voldoet aan een of meer op hem rustende verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet en hem dit te verwijten valt.

HOOFDSTUK 3. SUBSIDIE EN VERGOEDINGEN

Artikel 8. Subsidies

Paragraaf 4 van de re-integratieverordening is overeenkomstig van toepassing.

Artikel 9. Vergoedingen

Het college kan aan een jongere die ten behoeve van de uitvoering van een werkleeraanbod noodzakelijke kosten maakt, een vergoeding voor die kosten verstrekken.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 10. Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin deze verordening niet beslist het college.

Artikel 11. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jongeren afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 12. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongeren gemeente Bergen

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking na de achtste dag na die van bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de
raad van de gemeente Bergen op 27 januari 2011,
de griffier, de voorzitter,

Nota-toelichting

Toelichting behorende bij de Verordening Werkleeraanbod Wet Investeren in Jongeren

De Wet investeren in jongeren en het werkleeraanbod

Op 1 oktober 2009 treedt de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking. Doelstelling van deze wet is de duurzame arbeidsparticipatie in regulier werk van jongeren tot 27 jaar. Om dit te bereiken is in de wet een recht op een zogenaamd werkleeraanbod vastgelegd. Het werkleerrecht berust op het uitgangspunt dat jongeren die goed geschoold zijn en over voldoende kwalificaties beschikken gemakkelijker aan het werk zullen komen en daardoor zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien.

De WIJ verplicht gemeenten om te investeren in de arbeidsinschakeling van alle jongeren, ook bij een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Daartoe moeten gemeenten jongeren in beginsel een werkleeraanbod doen. Afgeleide van het werkleeraanbod is een inkomensvoorziening voor jongeren vanaf 18 jaar als de jongere onvoldoende inkomsten heeft. Deze inkomensvoorziening is alleen beschikbaar als het werkleeraanbod wegens in de persoon van de jongere gelegen of niet verwijtbare omstandigheden zijnerzijds geen optie is, dit aanbod onvoldoende inkomsten genereert of er nog geen werkleeraanbod kan worden gedaan. De samenhang tussen het werkleeraanbod enerzijds en de inkomensvoorziening anderzijds is een bepalend element in de WIJ.

De relatie tussen werken/leren en een uitkering is fundamenteel anders dan de WWB, waarbij het recht op bijstand vooropstaat met als afgeleide de plicht tot arbeidsparticipatie. Met de WIJ wordt een ander kader beoogd: is het uitgangspunt in de WWB ‘een uitkering, mits’ in de WIJ is dit omgedraaid en geldt als uitgangpunt ‘geen uitkering, tenzij’. Evenals in de WWB geldt binnen de WIJ een stelsel van rechten en plichten. De gemeente is onder bepaalde voorwaarden verplicht een werkleeraanbod en eventueel een inkomensvoorziening aan te bieden. De jongere is verplicht zich te houden aan diverse verplichtingen. Worden deze verplichtingen geschonden, dan kan het werkleeraanbod worden ingetrokken en dient de inkomensvoorziening verlaagd te worden (artikel 41, eerste lid WIJ). Die verlaging geschiedt conform de regels die in een gemeentelijke verordening moeten zijn vastgelegd (artikel 12, eerste lid onderdeel b WIJ). Dat is de Afstemmingsverordening WIJ.

Maatwerk

Uitgangspunt is dat maatwerk wordt geleverd: dat het werkleeraanbod wordt afgestemd op de omstandigheden, krachten en capaciteiten van de jongere (artikel 18, eerste lid WIJ). De wensen van jongeren worden betrokken bij het vormgeven van het werkleeraanbod (artikel 14, eerste lid WIJ). Het college is verplicht die wensen vast te leggen in de rapportage die ten grondslag ligt aan het werkleeraanbod en dient daarbij tevens aan te geven op welke wijze die wensen bij het werkleeraanbod betrokken zijn.

Alleenstaande ouders

Bij de vormgeving van het werkleeraanbod in de WIJ is speciale aandacht besteed aan alleenstaande ouders, vanwege hun zorgtaken en mogelijke medische en/of fysieke beperkingen. Daarom geldt voor alleenstaande ouders met een ten laste komend kind jonger dan vijf jaar, dat het werkleeraanbod desgevraagd wordt ingevuld door middel van scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij een dergelijke scholing de krachten of bekwaamheden van de jongere te boven gaat (artikel 17, vierde lid, WIJ). Daarmee loopt deze regeling parallel met de WWB (artikel 9a WWB). Anders dan in de WWB echter is uit oogpunt van deregulering afgezien van een maximale termijn van zes jaar. Dit omdat gezien de maximale duur van het werkleerrecht (van 18 tot 27 jaar) deze maximale termijn in de meeste gevallen reeds in de werkleerperiode zal zijn geïncorporeerd.

Zelfstandigen

Besloten is om zelfstandigen uit te zonderen van het recht op een werkleeraanbod en van het recht op inkomensvoorziening (artikel 23, eerste lid, onderdeel e jo. artikel 42, eerste lid, onderdeel m, WIJ). Zij kunnen een beroep doen op algemene bijstand of bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal op grond van artikel 78f van de WWB, zodat de (jongere) zelfstandige zich geheel kan richten op zijn bestaan als zelfstandige. In het zesde lid van artikel 17 WIJ wordt evenwel bepaald dat het college de mogelijkheid (niet de verplichting) heeft om aan de jongere die als zelfstandige wil beginnen een werkleeraanbod te doen dat bestaat uit een voorbereidingsperiode op het bestaan als zelfstandige. Dit werkleeraanbod duurt maximaal twaalf maanden en wordt aangeboden op verzoek van de jongere.

Gehandicapten

De jongeren die op de WSW wachtlijst staan in afwachting van een WSW -arbeidsplaats komen in aanmerking voor een werkleeraanbod dat hen voorbereidt op de WSW - arbeidsplaats. Ook voor deze doelgroep geldt dat recht op inkomensvoorziening bestaat als dat werkleeraanbod onvoldoende inkomsten genereert, dan wel als van de jongere om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet kan worden gevergd dat deze uitvoering geeft aan een werkleeraanbod.

Relatie met re-integratieverordening WWB

Het instrumentarium dat reeds beschikbaar is voor de re-integratie in het kader van de WWB kan, voor het grootste deel, worden ingezet voor de vormgeving van het werkleeraanbod. Om die reden is in deze verordening in enkele bepalingen verwezen naar de Re-integratieverordening WWB.

Relatie met Afstemmingsverordening

De verordening Werkleeraanbod en de Afstemmingsverordening vormen twee kanten van dezelfde medaille. Immers, de WIJ legt het college de plicht op om jongeren een werkleeraanbod te doen. Het werkleeraanbod wordt door deze verordening gefaciliteerd. Anderzijds staat daar wel wat tegenover. De jongere is verplicht het aanbod te aanvaarden en verplichtingen die aan het werkleeraanbod zijn gekoppeld na te leven. Komt de jongere die verplichtingen niet na, dan vormt dat een grond voor verlaging van de inkomensvoorziening. Beide verordeningen sluiten dus op elkaar aan. In verband daarmee is in de verordening Werkleeraanbod herhaald dat onder de voorwaarden, genoemd in artikel 21 WIJ, het werkleeraanbod ingetrokken kan worden.

Omdat met deze intrekking tevens het recht op inkomensvoorziening vervalt, is het van belang dat wordt afgebakend wanneer de inkomensvoorziening verlaagd en wanneer deze ingetrokken wordt. Uitgangspunt van de wetgever is daarbij geweest dat bij schending van verplichtingen primair een maatregel aangewezen is en pas in tweede instantie intrekking van het werkleeraanbod en daarmee tevens van de inkomensvoorziening aan de orde komt. Het opleggen van een maatregel is derhalve regel, het intrekken van het werkleeraanbod uitzondering.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Begripsbepalingen

Begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de WIJ. Daarom worden bepaalde begrippen, zoals ‘werkleeraanbod’, ‘arbeidsinschakeling’ en ‘jongere’, niet opnieuw gedefinieerd. Wel gedefinieerd zijn de begrippen ‘startkwalificatie’ en ‘algemeen geaccepteerde arbeid’, omdat deze in de WIJ niet nader zijn omschreven.

Artikel 2. Opdracht college

In het eerste lid is de opdracht aan het college verwoord, zoals deze voortvloeit uit de artikelen 11, eerste lid en 13, eerste lid, WIJ. Hoewel deze opdracht ook uit het samenstel van deze bepalingen en artikel 5, eerste lid, WIJ kan worden afgeleid, is er uit een oogpunt van duidelijkheid voor gekozen de opdracht aan het college nader te omschrijven.

In het tweede lid is tevens verduidelijkt dat het werkleeraanbod ook samengesteld kan zijn uit een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij arbeidsinschakeling en één of meerdere voorzieningen. Onder voorziening wordt verstaan een instrument dat wordt ingezet om de jongere dichterbij de arbeidsmarkt te brengen. Dit kan, zoals gezegd, allerlei vormen hebben, variërend van schuldhulpverlening tot training van werknemersvaardigheden.

In het derde lid is vastgelegd dat een werkleeraanbod ook kan bestaan uit ondersteuning bij een traject gericht op werk in zelfstandig beroep of bedrijf. Dit volgt reeds uit artikel 17, zesde lid, WIJ. Uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, alsmede gelet op het belang dat gehecht wordt aan het begeleiden van jongeren naar zelfstandig werk, is deze bepaling opgenomen. Aangetekend moet daarbij worden dat het een zgn. ‘kan’-bepaling is: het college bepaalt of het zinvol is de jongere een aanbod te doen gericht op ondersteuning richting zelfstandig bedrijf of beroep. Ter zake kan beleid worden geformuleerd.

Het vierde lid vormt een herhaling van artikel 17, eerste lid, WIJ. Wederom uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, alsmede gelet op het belang van maatwerk bij het vaststellen van het werkleeraanbod, is dit artikel opgenomen. Toegevoegd is de gemeentelijke onderzoeksplicht en de plicht om de wensen van de jongere bij de invulling te betrekken. Met het oog op motivering en kansbenutting zal het college daarmee rekening dienen te houden. Daarmee is niet gezegd dat de jongere recht heeft op een bepaalde specifieke voorziening en deze kan opeisen. De uiteindelijke invulling van de aard en de samenstelling van het aanbod is voorbehouden aan het college.

Artikel 3. Aanspraak op ondersteuning

Als spiegelbeeld van de opdracht van het college, zoals verwoord in artikel 2, eerste lid, komen jongeren, die recht hebben op een werkleeraanbod, in aanmerking voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voorzieningen. Dit vloeit reeds voort uit artikel 13, eerste lid, WIJ maar is omwille van de herkenbaarheid en eenduidigheid hier nader geconcretiseerd. Wat de vorm van de ondersteuning is, bepaalt het college zelf.

Voor de duidelijkheid is verder nog bepaald dat het om jongeren moet gaan die recht op een werkleeraanbod hebben. Dat is niet iedere ‘jongere’ in de zin van de WIJ (zie artikel 2, eerste lid, WIJ), want daaronder wordt verstaan de jongere in de leeftijd van 16 tot 27 jaar. Artikel 13, eerste lid, WIJ kadert de doelgroep af.

In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de jongere en de criteria die gesteld zijn voor het aanbieden van een werkleeraanbod. Daarbij wordt verwezen naar de verordening en het beleidskader waarin die criteria zijn uitgewerkt.

Artikel 4. Beleidskader

De WIJ vraagt aan de gemeenteraad om het beleid over het werkleeraanbod in een verordening vast te leggen. Het college heeft gekozen voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar daarvoor ook gebruik te maken van de bestaande re-integratieverordening met toelichting en bijlagen. Dit biedt de mogelijkheid flexibeler in te spelen op ontwikkelingen en bijv. aanpassingen op basis van evaluaties sneller door te voeren. Het beleidskader WIJ wordt vastgesteld door het college en daarmee wordt de kenbaarheid en rechtszekerheid van jongeren gewaarborgd. Het bevat in ieder geval een omschrijving van de voorzieningen die beschikbaar zijn voor jongeren en de wijze waarop het college het werkleeraanbod invulling geeft. Het college is niet verplicht een bepaalde voorziening aan te bieden. De aanspraak van de jongere kan niet gericht zijn op een specifieke voorziening. Het staat het college in beginsel vrij om het werkleeraanbod zelf invulling te geven.

De in de bestaande re-integratieverordening WWB opgenomen voorzieningen volstaan vooralsnog om een sluitende aanpak in het werkleeraanbod voor de doelgroep jongeren te kunnen garanderen. Daar waar de instrumenten aanpassing behoeven c.q. daar waar een uitbreiding noodzakelijk is, worden voorstellen gedaan ter wijziging van dit bestaande beleidskader, welke dan separaat ter besluitvorming aan het college worden voorgelegd.

Het beleidskader WIJ kan jaarlijks worden vastgesteld, maar een andere periodiciteit is ook denkbaar. Indien de bestaande werkelijkheid of wettelijke wijzigingen daartoe aanleiding geven is dan niet bij voorbaat al uitgesloten dat op andere noodzakelijke momenten ook een voorstel tot wijziging mogelijk is.

Het derde lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. De beleidscyclus mondt uit in verantwoording en beoordeling door de raad over de effecten van het gevoerde beleid. De resultaten van het beleid zullen via de huidige P&C cyclus worden vermeld.

Het vierde lid maakt het beleidskader tot onderwerp van advisering door de cliëntenraad. In artikel 12, eerste lid, onderdeel d WIJ is vastgelegd dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen over de wijze waarop jongeren, of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van de wet. Deze verordening is op 9 juli 2009 al door de raad vastgesteld bij het instellen van de WMO Adviesraad die alle doelgroepen uit Bergen vertegenwoordigd.

Artikel 5. De voorzieningen

Het instrumentarium dat gemeenten bij het uitvoeren van de re-integratietaak in het kader van de WWB ter beschikking staat, kan in beginsel ook ingezet worden voor de uitvoering van de WIJ. Daarom wordt verwezen naar de betreffende instrumenten uit de Re-integratieverordening, eventueel nader uitgewerkt in het beleidskader re-integratie WWB.

Artikel 6. Verplichtingen van de jongere

In de WIJ is vastgelegd welke verplichtingen verbonden zijn aan het recht op een werkleeraanbod (zie de artikelen 44 en 45 WIJ). Daaraan is toegevoegd dat de jongere de verplichtingen dient na te komen die voortvloeien uit de verordening of die in concreto aan een voorziening zijn verbonden. Dit kunnen verplichtingen van uiteenlopende aard zijn, die een concretisering vormen van de in de WIJ opgenomen verplichtingen. Zo kan bepaald worden dat een jongere gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.

Artikel 7. Intrekking werkleeraanbod

Dit artikel vormt een herhaling van artikel 21 WIJ. De meerwaarde van opname van deze bepaling in de verordening werkleeraanbod is gelegen in de overweging dat intrekking van het werkleeraanbod complementair is aan het voeren van beleid m.b.t. de invulling het werkleeraanbod.

Daar waar het recht op werkleeraanbod wordt toegekend en ingevuld, kan dit ook worden ingetrokken, onder de voorwaarden, genoemd in artikel 21 WIJ. Met betrekking tot intrekking van het werkleeraanbod in verband met schending van de verplichtingen verbonden aan het werkleeraanbod, wordt het aan het college overgelaten om te bepalen onder welke voorwaarden daartoe kan worden besloten. Het intrekken van het werkleeraanbod dient met terughoudendheid plaats te vinden, zoals reeds in de Algemene toelichting is opgemerkt. Intrekking is in wezen slechts aan de orde als er een situatie is ontstaan dat niet langer kan worden gevergd dat het werkleeraanbod wordt voortgezet en een andere invulling (via gedeeltelijke herziening) evenmin soelaas biedt. Gedacht kan worden aan herhaalde misdragingen jegens andere jongeren of begeleiders op de werk/leerplek of veelvuldig verzuim. Daarbij kunnen bijv. ook een rol spelen de positie van gemotiveerde jongeren die wachten op een werk/leerplek, de staat van de arbeidsmarkt en de kosten van de voorziening. Het verdient aanbeveling als het college bij de invulling van het gemeentelijk beleid met deze kaders rekening houdt en slechts tot intrekking besluit nadat de individuele situatie zorgvuldig afgewogen is.

Artikel 8. Subsidies

Het werkleeraanbod kan worden ingevuld met gesubsidieerde arbeid. Dit wordt ook als voorziening aangemerkt. De hoogte van de subsidies en de voorwaarden waaronder subsidie wordt verleend, dienen afzonderlijk te worden geregeld. Dit artikel sluit aan op het overeenkomstige artikel uit de Re-integratieverordening.

Artikel 9. Vergoedingen

Kosten die voor de jongere verbonden zijn aan het uitvoeren van het werkleeraanbod kunnen worden vergoed op grond van dit artikel. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan kosten van kinderopvang, voor zover de voorliggende voorziening (Wet Kinderopvang) daarin onvoldoende voorziet.

Ook noodzakelijke reiskosten en andere kosten, bijvoorbeeld voor verplichte kleding of schoeisel, kunnen voor vergoeding in aanmerking komen, mits de kosten aantoonbaar en noodzakelijk zijn en er geen andere voorzieningen zijn. De kosten kunnen ten laste worden gebracht van het participatiebudget of van ten laste komen van de bijzondere bijstand.

Artikel 10. Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In de bevoegdheidsverdeling tussen gemeenteraad en college past het dat het college beleidskaders vaststelt. Dat is in deze verordening uitgewerkt. Het college is tevens belast met de uitvoering van dat beleid. Doen zich situaties voor waarin niet is voorzien of waarin onverkorte toepassing van de gestelde bepalingen onverhoopt tot onbillijkheden van overwegende aard leiden, dan is het aan het college om besluiten te nemen waarin recht wordt gedaan aan enerzijds het belang van handhaving van het gemeentelijk beleid en anderzijds het individuele belang van de jongere. Dat kan onder omstandigheden betekenen dat besluiten worden genomen die afwijken van deze verordening.

Artikel 11. Hardheidsclausule

Dit artikel spreek voor zich.

Artikel 12. Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Datum inwerkingtreding van de Verordening Werkleeraanbod Wet Investeren in Jongeren.