Regeling vervallen per 02-01-2015

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2012

Geldend van 01-01-2013 t/m 01-01-2015

Intitulé

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2012

De raad van de gemeente Bergen op Zoom;

overwegende dat de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2009 aanpassing behoeft;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 november 2011, nummer RVB11-0102;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en artikel 8, lid 1, sub a, juncto artikel 7, lid 1, sub a, van de Wet werk en bijstand;

BESLUIT:

de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2012 vast te stellen.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte

    gewezen zelfstandigen (Ioaz) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom;

    • b.

      ondersteuning: het geheel van activiteiten, al dan niet onderdeel uitmakend van een volledig traject of plan van aanpak en opgenomen in een door de gemeente opgesteld trajectplan of plan van aanpak, dat bijdraagt aan de bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt dan wel aan het leveren van een tegenprestatie voor de uitkering, met activiteiten wordt in dit verband hetzelfde als instrumenten bedoeld;

    • c.

      tegenprestatie: onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, welke worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.

    • d.

      voorliggende voorziening: de voorziening als bedoeld in artikel 5, sub e, WWB;

    • e.

      aanvrager: de personen in de leeftijd van 18 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, genoemd in artikel 10,

      lid 1 en lid 2, WWB onderscheidenlijk artikel 5, lid 1, Ioaw en artikel 5, lid 1, Ioaz;

    • f.

      Nugger: niet uitkeringsgerechtigde, die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, zonder eigen inkomen dan wel met uitsluitend een inkomen uit de Algemene nabestaanden wet (Anw) of alimentatie;

    • g.

      sociaal minimum: voor gehuwden 100 % van het wettelijk minimumloon;

    • h.

      wettelijk minimumloon: het bruto minimumloon exclusief vakantiegeld zoals bedoeld in artikel 8 van de Wet op het minimumloon en minimumvakantiebijslag;

    • i.

      arbeidsovereenkomst: een overeenkomst conform artikel 7: 610 van het Burgerlijk Wetboek;

    • j.

      re-integratiebedrijf: een private onderneming die in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf de arbeidsinschakeling van personen bevordert;

    • k.

      met werkloosheid wordt gelijk gesteld: - I. periode van detentie; - II. periode van WWB-uitkering; - III. periode van volledig zorgdragen voor de opvang van de kinderen; - IV. werk in loondienst voor zover dat per kalenderjaar niet langer

      heeft geduurd dan 50 dagen of 400 uur.

    • l.

      bijstandsnorm: de norm als bedoeld in artikel 5, onder c, WWB;

    • m.

      grondslag: de bedragen als bedoeld in artikel 5, lid 3, Ioaw dan wel artikel 5, lid 5, Ioaz;

    • n.

      startkwalificatie: een afgeronde opleiding op MBO 2-niveau dan wel HAVO- of VWO-niveau;

    • o.

      de wet: de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers alsmede de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • p.

      participatieladder: instrument om eenvoudig en eenduidig de maatschappelijke participatie van een persoon in beeld te brengen;

    • q.

      participatietrede: trede van de participatieladder waarop de klant participeert, waarbij de hoogst haalbare trede 6 voor betaald werk staat, trede 5 voor betaald werk met ondersteuning, trede 4 voor

      onbetaald werk, trede 3 voor deelname aan georganiseerde activiteiten, trede 2 voor sociale contacten buitenshuis en trede 1 voor geïsoleerd levend.

Artikel 2.

Het toekennen van de ondersteuning geschiedt met inachtneming van de bepalingen van de wet en deze verordening.

Artikel 3.

  • 1. Het college bevordert dat met betrekking tot het aanbieden van ondersteuning, er sprake is van een gelijke aandacht voor de in artikel 7, lid 1, sub a, WWB genoemde groepen alsmede voor een evenwichtige verdeling binnen de te onderscheiden doelgroepen.

  • 2. Het college kan, met inachtneming van de Wet Participatiebudget, voorzieningen aanbieden aan personen die niet tot de doelgroep van deze verordening behoren.

  • 3. Personen aan wie met toepassing van lid 2 een voorziening wordt aangeboden, worden voor de toepassing van deze verordening gelijkgesteld met personen behorende tot de doelgroep.

  • 4. Geen ondersteuning wordt verleend indien:

    a. de betrokkene jonger is dan 27 jaar en uit ’s rijkskas bekostigd onderwijs volgt, dan wel nog kan volgen;

    b. gedurende de vier weken na melding waarbij de betrokkene zelf alles in het werk dient te stellen om algemeen geaccepteerde arbeid te vinden;

    c. de betrokkene een uitkering van het UWV ontvangt.

Artikel 4.

  • 1. Het college kan bij beleidsregels een of meerdere subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende

    voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de

    aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2. Het college kan bij beleidsregels een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor

    een specifieke voorziening.

Artikel 5.

Bij de re-integratie van niet uitkeringsgerechtigden gelden de volgende eisen:

a.de aanvrager dient zich voor minimaal 12 uur per week beschikbaar te stellen voor algemeen geaccepteerde

a. arbeid;

b. de noodzaak voor ondersteuning dient aanwezig te zijn en wordt door het college vastgesteld;

c. de ondersteuning dient te allen tijde gericht te zijn op uitstroom;

d. de aanvrager is verplicht ingeschreven te staan als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf.

Artikel 6.

Geen recht op ondersteuning bestaat voor de persoon als bedoeld in artikel 5, indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar de mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van de aanvrager.

Hoofdstuk 2. De vorm van de ondersteuning

Artikel 7.

  • 1. Het traject of plan van aanpak is afgestemd op de mogelijkheden van de aanvrager genoemd in artikel 1, lid 2, sub e, en kan bestaan uit verschillende vormen van ondersteuning.

  • 2. Het traject of plan van aanpak moet leiden tot het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, dan wel tot een tegenprestatie in de uitkering.

  • 3. Bij een niet uitkeringsontvanger moet het traject of plan van aanpak altijd leiden tot het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 4. De vorm van de ondersteuning dient bij te dragen aan deelname aan dan wel terugkeer naar de arbeidsmarkt en gericht te zijn op uitstroom, dan wel bijdragen aan een tegenprestatie in de uitkering en kan bestaan uit alle beschikbare activiteiten die hierop zijn gericht.

  • 5. Uitkeringsgerechtigden waarvan is vastgesteld, dat zij door medische, sociale of psychische belemmeringen geen dan wel voorlopig geen realistisch perspectief hebben om arbeid in welke vorm dan ook te verrichten, dienen naar vermogen een tegenprestatie te leveren.

Artikel 8.

  • 1. Indien vrijwilligerswerk is opgenomen als onderdeel van het traject of plan van aanpak, kan voor dit vrijwilligerswerk een vergoeding verstrekt worden tot het maximum van hetgeen in de fiscale wetgeving is opgenomen. Met uitzondering van jongeren onder de 27 jaar.

  • 2. Het college kan hiertoe beleidsregels vaststellen.

Artikel 9.

  • 1. Aan personen die in aanmerking komen voor ondersteuning en buiten de gemeente moeten reizen dan wel meer dan 10 kilometer moeten reizen kan een reiskostenvergoeding worden verstrekt.

  • 2. In de overige kosten kan een vergoeding worden verstrekt gedurende de looptijd van het traject of plan van aanpak, voor zover die direct gerelateerd zijn aan het gebruik maken van de voorzieningen en voor zover er geen aanspraak is op een voorliggende voorziening.

  • 3. Het college kan hiertoe beleidsegels vaststellen.

Artikel 10.

Ten aanzien van het aanbieden van scholing en/of opleiding als vorm van ondersteuning bedoeld in artikel 7 gelden de volgende regels:

a.de scholing / opleiding moet noodzakelijk zijn voor het slagen van het traject of plan van aanpak;

b. de scholing / opleiding kan alleen ingezet worden als dit de kortste weg is naar algemeen geaccepteerde arbeid;

c. de scholing / opleiding dient bij voorkeur te worden ingezet voor het alsnog behalen van een startkwalificatie;

Hoofdstuk 3. Subsidies

Artikel 11.

  • 1. Als onderdeel van een traject of plan van aanpak als bedoeld in artikel 7 van deze verordening kan aan de werkgever een loonkostensubsidie worden verstrekt, indien de belanghebbende een arbeidsovereenkomst wordt aangeboden.

  • 2. De loonkostensubsidie kan alleen worden verstrekt indien de concurrentie verhoudingen niet worden aangetast, er geen verdringing van arbeid plaatsvindt en er geen onderscheid wordt gemaakt naar sector of onderneming.

  • 3. Het college stelt in beleidsregels de voorwaarden voor het recht op loonkostensubsidie alsmede de hoogte hiervan vast.

Artikel 12.

  • 1. Op verzoek van de werkgever kan loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10 in de vorm van een voorschot worden verstrekt, waarna de subsidie na afloop van het kwartaal definitief wordt vastgesteld.

  • 2. Indien het voorschot hoger uitvalt dan de definitief vastgestelde subsidie, vindt verrekening plaats en zal de werkgever het te verrekenen subsidiebedrag dienen terug te betalen.

Hoofdstuk 4. Verplichtingen aan het recht op ondersteuning

Artikel 13.

Indien naar het oordeel van het college recht op ondersteuning bestaat, verbindt het college hieraan nadere verplichtingen.

Hoofdstuk 5. Terugvordering

Artikel 14.

Indien blijkt dat de aanvrager als bedoeld in artikel 1, lid 2, sub f, de ondersteuning onderscheidenlijk het traject of plan van aanpak verwijtbaar voortijdig doet beëindigen, kunnen de ondersteuningskosten geheel of gedeeltelijk van hem worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 6. Premies

Artikel 15.

  • 1.

    Voor zover dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan de arbeidsinschakeling kan aan de uitkeringsgerechtigde een premie worden verstrekt van maximaal het bedrag als bedoeld in artikel 31, lid 2, sub j, WWB.

  • 2.

    Het college stelt in beleidsregels de voorwaarden voor het recht op een dergelijke premie vast alsmede de hoogte hiervan.

  • 3.

    a. De premie als bedoeld in artikel 10a, lid 6, van de Wet werk en bijstand bedraagt de helft van het laagste jaarbedrag, genoemd in artikel 7, onder h, van de regeling WWB;

    b.De laatste door de belanghebbende ontvangen activeringspremie wordt verhoogd tot € 1.000,00, indien het college heeft vastgesteld dat de participatieplaats voor de klant heeft geresulteerd in een opwaartse doorstroming op de participatieladder.

Hoofdstuk 7. Overgangsbepalingen

Artikel 16.

De subsidie voor de ex-banenpoolers aangesteld destijds in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden, wordt voor onbepaalde tijd gecontinueerd.

Hoofdstuk 8. Staatssteunbepaling

Artikel 17.

1.Als en voor zover de verstrekking van de voorzieningen aan de werkgever staatssteun oplevert in de zin van artikel 87 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, geschiedt de verstrekking op grond van:

a.   de Verordening nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun, zoals gepubliceerd op 28 december 2006 in het Publicatieblad van de Europese Unie L 379; of

b.   de artikelen 39, 40, 41 of 42 van de Verordening nr. 800/2008 van de Europese Commissie van 6 augustus 2008, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard, zoals gepubliceerd op 9 augustus 2008 in het Publicatieblad van de Europese Unie L 214.

2.   Als en voor zover de verstrekking van de voorzieningen aan de werkgever staatssteun oplevert in de zin van artikel 87 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, wordt de voorziening verstrekt onder de voorwaarde dat de begunstigde onderneming een dossier bijhoudt aan de hand waarvan kan worden geverifieerd of de verleende steun voldoet aan de voorwaarden van in lid 1 genoemde toegepaste verordening.

Hoofdstuk 9. Overige bepalingen

Artikel 18.

Door of namens burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de persoon genoemd in artikel 1, onder e, worden afgeweken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 19.

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 20.

Deze verordening kan worden aangehaald als ”Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2012”.

Artikel 21.

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Artikel 22.

De “Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2009“, vastgesteld in de openbare vergadering van 17 december 2008, en de “Verordening tot 1e wijziging van de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2009”, vastgesteld in de openbare vergadering van 25 november 2010, vervallen op 1 januari 2012.